Dageraad der Gouden Eeuw
begon eigenlijk in Haarlem
Dageraad der Gouden Eeuw
jjONDERDAG 16 DECEMBER 1993
_21
I Man unoe t expos it ie in het Rijksmuseum ontraadselt kunsthistorisch mysterie
Er zijn meer mysterieuze geboortes
dan van het kerstkind alleen. Zo is het
een betrekkelijk raadsel hoe zo'n
ongekend cultureel verschijnsel als de
Gouden Eeuw in ons land kon
ontstaan. Een periode waarin een
continue stroom aan kunsten
kunstnijverheid met de hoogste
kwaliteit werd geproduceerd. En
schilders als Frans Hals, Vermeer en
Rembrandt voortdurend topprestaties
leverden. Het mysterie wordt
ontraadseld op de
megatentoonstelling 'Dageraad der
Gouden Eeuw' in het Rijksmuseum in
Amsterdam. De duurste en grootste
tentoonstelling in de geschiedenis van
het Rijks, waarvoor twintig zalen
werden ontruimd.
Antwerpen die naar het noor
den verhuisden door de politie
ke en sociale verschuivingen als
gevolg van de Tachtigjarige
Oorlog met Spanje.
Een voorbeeld is de komst
van de Antwerpenaar Francois
Spierings naar Delft waardoor
de Nederlandse tapijtweverij
kon opbloeien. Dat leverde veel
bestellingen uit het buitenland
op, zoals van de Zweedse ko
ning Gustaf II Adolf die in 1617
opdracht gaf voor vier 'scha
brakken' (paardetooien) waar
van één nu vorstelijk staat op
gesteld in een vitrine in het cen
trum van een donkerblauw
vormgegeven zaal van het Rijks
museum.
In Haarlem vestigden zich da
mastwevers uit Kortrijk en in
1583 vestigde zich in Haarlem
ook de Antwerpse schilder Karei
van Mander die niet alleen een
vermaard geworden boek over
schilderkunst en tijdgenoten-
kunstenaars schreef, maar voor
al een belangrijke verbinding
legde tussen Haarlemse kunste
naars als Hendrick Goltzius en
Cornelis Cornelisz van Haarlem
en Praagse kunstenaars als
Bartholomeus Spranger die aan
het hof van de Duitse keizer
Rudolf II grote successen boek
te. Via Van Mander werden de
laatste nieuwtjes op kunstge
bied van het Praagse hof naar
Nederland doorgezonden,
waardoor er in Nederland een
nieuwe, elegante hofstijl groei
de.
Maniërisme
Spranger introduceerde in
ons land ook het maniërisme,
een stijl die we vooral terugzien
in de kolossale mythologische
en Bijbelse voorstellingen die de
entree van de tentoonstelling
markeren. Het Praagse manië
risme was echter een overgang
naar de verinnerlijkte stijl van
de Nederlandse barok in later
jaren. Direct na 1600 raakte het
al uit de mode. De kunstenaars
zochten naar nieuwe stijlen en
vooral onderwerpen.
In korte tijd ontstonden er
nieuwe genres in de schilder
kunst. De Vlaamse kunstenaars
waren gewend zich te speciali
seren in een deelaspect. De één
maakte voor een groot kerkstuk
het stilleven, de ander de figu
ren, een derde de stadsgezich
ten. De Vlaamse en Hollandse
voorlopers van de grote mees
ters als Ruisdael, Vermeer, Jan
Steen, Rembrandt en de Haar
lemmer Frans Hals, die in
Utrecht, maar vooral in Haar
lem furore maakten zodat
van een echte Haarlemmer ze
getocht kan worden gesproken
ontwikkelden deze specialis
men tot zelfstandige genres
waar de meesters vervolgens in
zouden uitblinken.
Overigens wordt de Dageraad
op de tentoonstelling verbeeld
door een klein schilderijtje, een
panorama van de stad Amster
dam van Hans Bol uit 1589, ge
zien vanaf de linkeroever van de
Amstel die in de verte de stad
binnenstroomt. De hemel bo
ven de stad staat in een rose
gloed: de dageraad. Maar in
werkelijkheid verschijnt de da
geraad in Amsterdam aan de te-'
genoverliggende hemel, achter
de beschouwer dus. Op het
schilderijtje is dus de zonson
dergang afgebeeld. Maar we za
gen het al, de zogenaamde wer
kelijkheid op de schilderijen van
de Hollandse Gouden Eeuw was
minder realistisch dan het lijkt
De makers van de tentoonstel
ling hebben er vast mee be
doeld dat de dageraad der Gou
den Eeuw toch eigenlijk in
Haarlem begon.
Jln deze tijd wordt Nederland in het buitenland
'verkocht als kaas, tulpen en klompenland,
imaar nog tot in de jaren vijftig werd, als het
ging om nationale identiteit en trots, verwezen
naar de Gouden Eeuw. Voor de restanten van
die periode, ruwweg van 1600 tot 1700, komen
I jaarlijks horden toeristen naar de hoofdstad
om zich vanuit rondvaartbootjes aan de barok
ke grachtengordel te vergapen. Of in Amster
dam in het Rijksmuseum, het Haagse Maurits-
huis of het Frans Halsmuseum in Haarlem de
i overige kunst te bewonderen die in de hele we
reld vermaard is, van onbetwiste meesters als
s Rembrandt, Vermeer en Frans Hals.
RECENSIE ERIC BOS/GPD
De Dageraad der Gouden Eeuw - Noord
nederlandse kunst 1580-1620 Te zien in
het Rijksmuseum. Amsterdam Tot 6
[maart 1994. Open: di tm za. 10-17, zo.
13-17 uur.
Combikaarten NS-Rondvaart/Rijksmuse-
um bij de VW's en de NS verkrijgbaar
Catalogus (Uitgeverij Waanders), 718 pp
f95,00 (ingenaaid), f150,00 (gebonden)
Menigeen heeft zich in de
loop van de tijd afgevraagd: hoe
1 kon het? Hoe kon uitgerekend
op dat kleine onmonumentale
plekje in een zompig deltage
bied dat Nederland heet, zo'n
rijke cultuur ontstaan en zulke
hoogstaande kunst? Een protes-
tantse republiek, notabene, een
landje waar katholieke kerk en
I monarchie (vanouds de grote
opdrachtgevers en beschermers
I van de kunsten) sinds de beel-
denstorm geen invloed konden
('uitoefenen. Als het geen toeval
'is, geen samenloop der omstan-
'digheden, moet er dus iets heel
bijzonders aan de hand zijn ge-'
j weest met die Nederlanders.
In de loop der tijden is naar-
j stig gezocht naar een verklaring,
i In ons land is vooral gewezen
op de politieke constellatie in
die tijd, met Van Oldebarne-
j veldt als geniale regelneef, of op
het humanisme dat vóór 1600 al
vaste voet in onze maatschappij
kreeg. Dat verklaart veel, maar
lang niet alles, zeker niet als het
om de kunsten gaat.
Uiterlijke schijn
Katholiekfilosofisch ingestel-
de intellectuelen als de Erans-
',man Paul Claudel zochten het
ïond 1900 (in zijn l'Oeil écoute
I in de 'staat van organische be
weging' waarin de Nederlanders
altijd verkeerden, 'een ononder-
broken cyclus van opbouw en
verval en wederopbouw' dat al-
I leen maar kon in een land
waarin zelfs geen duidelijke
grens tussen de elementen land
en water leek te bestaan, en
waar de immense hemelruimte
I eeuwig leek te veranderen. Het
I land van de Nederlanders,
schreef Claudel, 'was een soort
voorbereiding op de zee, het
golven van het gras een aan
kondiging van het water, alsof
in de Nederlandse kunst de
Ah
-
Lot en zijn dochters Hendrick Goltzius
Liefst twintig traditionele za
len werden ontruimd voor een
opzet waarbinnen de ontwikke
lingen zijn uitgestald, verant
woordelijk voor het ontstaan
van de Gouden Eeuw in de kun
sten. Alles is af te lezen aan een
unieke, uit de hele wereld bij el
kaar gebrachte verzameling
opgebouwd rond een kern van
Rijksmuseumbezit met schil
derijen, tekeningen, meubels,
tapijten, kant, damast en edel
smeedkunst.
Landschappen
Bij het betreden van de ten
toonstelling worden we meteen
geconfronteerd met de uiterlijk
heid waar Simon Schama het
over had: gezwollen mythologi
sche voorstellingen vol vallende
lichamen, stapels naakten, het
theater van de schreeuw en de
omvallende rekwisieten. Zoals
de superrealistische kinder
moord (met uit een kinderkeel
tje spuitend bloed!) in Bethle
hem van Cornelis Cornelisz van
Haarlem uit 1590.
Gaandeweg de tentoonstel
ling komen we in rustiger vaar
water: vredige landschappen
rond welvarende Hollandse ste
den zoals van Hans Bol en Esai-
as van de Velde, interieurs van
Willem Buytewech met elegant
geklede mensen die weinig an
ders te doen lijken te hebben
dan elkaar in prachtige kleren
en dure kanten kragen het hof
maken alsof ons land ineens
een vorstendom was geworden
waar een verfijnde hofcultuur
was ontstaan. Of de rijkgedekte
banketten en ontbijttafels met
kleedjes van damast, fijn glas
werk en chinees aardewerk
zoals van van Floris van Dijck.
Van oorverdovende heroïek
naar verstilde huiselijkheid, dat
is eigenlijk de grote verandering
die de Dageraad vanaf 1580
heeft gebracht. En het mooie
van deze tentoonstelling is, dat
veel uit de interieurs (kasten,
stoelen, zilverwerk, beeldjes, ta
pijten) of van wat de afgebeelde
personages aan hebben: hand
schoenen, kanten kragen, op de
tentoonstelling aanwezig is. En
dat geldt ook voor het glaswerk
en het damast uft zo'n stilleven.
De zilver- en goudsmeden
zoals de gebroeders Vianen, of
de prentkunstenaar Hendrick
Goltzius die met adembene
mende reproducties van schil
derijen de nieuwerwetsigheden
in de kunst snel verspreidde
krijgen evenveel aandacht als
de schilders en beeldhouwers
op deze tentoonstelling, zodat
er in ieder geval een evenwich
tiger beeld van (het begin van)
de Gouden Eeuw is ontstaan,
dan op de manier waarop an
ders de schilderijen, meubels en
gebruiksvoorwerpen over het
Rijksmuseum zijn verdeeld.
Het grootste verschil tussen,
laten we zeggen het begin van
de Dageraad en het einde er
van, is misschien wel af te lezen
aan de portretkunst. Het top
stuk daarin sluit meteen ook de
expositie af, het portret van Cat-
harina Hooft en haar min van
Frans Hals uit 1620. Het is in die
portretkunst in de Gouden
Eeuw vooral een ontwikkeling
geweest van lawaai naar stilte,
van opgeblazen uiterlijkheid
naar een verinnerlijkte uitbeel
ding van mensen in hun dage
lijkse doen en laten. Zo tijdloos,
dat het lijkt of we bijna een
praatje met ze kunnen maken.
Bordeelscène
Maar hier bedriegt de schijn.
Er is iets anders aan de hand
met het 'Hollandse realisme',
waar de kunst uit de Gouden
Eeuw niet alleen door beroemd
is geworden, maar ook abusie
velijk voor versleten wordt. Net
zo min als een landschap van
Ruisdael een werkelijk land
schap representeert, zo is zo'n
hofmakend gezelschap van
Buytewech niet wat het lijkt,
hoe vorstelijk het ook oogt.
Want als we goed kijken, blijken
we in een bordeelscène te zijn
beland. Een oudere dame houdt
haar hand op, want liefde dient
te worden gekocht en een
prachtig geklede jongedame
heeft een tikkeltje ordinair haar
hand in haar heup geplant. Dat
doen prinsessen en hofdames
niet.
Maar zelfs het levensechte
portret van de rijke kooplieden-
dochter Catharina met haar ver
zorgster van Frans Hals is geen
realiteit. Ze zal zeker precies lij
ken op de echte Catharina in
dertijd, maar de voorstelling zelf
is niet aan de werkelijkheid ont
leent, maar aan een oeroude
beeldtraditie die tijdens de Da
geraad in een nieuw jasje kwam
te zitten. Het portret is namelijk
geschilderd als al die eeuwen
oude Madonna-met-kind-af
beeldingen, compleet met appel
als symbool van liefde. Zelfs de
piramidevorm van de composi
tie is gehandhaafd.
Dat is wat we kunnen leren
van de Dageraad der Gouden
Eeuw en dat is één van de
grote geheimen van de 17de
eeuwse kunst in de Nederlan
den dat manieren van schil
deren zoals die traditie waren
aan de hoven van keizers en ko
ningen of thuishoorden in de
manier waarop in de kerk de
hemel en zijn bewoners werden
geschilderd, in ons land waar
dus geen koning of kerk de
kunst bepaalden, werden toege
past in burgerlijke onderwer
pen.
Het waren niet de keizers,
prinsen, Maria's en Christussen,
maar de gewone burgers, koop
lieden, boeren en hoeren die
gekleed en afgebeeld werden als
vorstelijke of goddelijke perso
nages. En al die zogenaamde
realistische uitbeeldingen van
mensen en situaties herbergden
meer vermaningen en moralise
ringen, dan werkelijkheid.
Maar hoe kwam zo'n in de
wereld unieke traditievernieu
wing nou ineens van de grond?
Antwerpen
De nieuwe tijd die in de kun
sten in de Noordelijke Neder
landen aan de horizon gloorde
was toch vooral te danken aan
de immigratie van grote groe
pen buitenlanders in 1580,
voornamelijk uit de Zuidelijke
Nederlanden (dus uit wat nu
ongeveer België heet). Onder
hen bevonden zich veel kunste
naars en ambachtslieden uit
werkelijkheid als het ware vloei
baar wordt gemaakt.'
Het kenmerkende van de Ne
derlandse kunst in de periode
van de Gouden Eeuw is, volgens
de Amerikaanse culturele antro
poloog Simon Schama (in zijn
onvolprezen Overvloed en On
behagen, de Nederlandse cul
tuur in de Gouden Eeuw) dat
men gedwongen wordt 'om on
der de oppervlakte van de
schijn te kijken. Doordat die
kunst niet alleen een uiterlijke
wereld illustreert maar ook een
innerlijke wereld belicht, balan
ceert ze tussen moraal en mate
rie, tussen het blijvende en het
vergankelijke, het concrete en
het denkbeeldige.'
De grote tentoonstelling Da
geraad der Gouden Eeuw in het
Rijksmuseum in Amsterdam
geeft antwoord op de vraag hoe
het is gekomen dat Nederland
vanaf circa 1600 zulke superieu
re kunst is gaan maken en voor
al ook waardoor dat zo snel is
gegaan, in amper veertig jaar
tijd. Die veertig jaar een 'da
geraad' die duurde van 1580 tot
1620 is voor de tentoonstel
ling inventief vormgegeven
door ex-museumdirecteur Wim
Crouwel die er een volstrekt ei
gen expositiewereld heeft ge
schapen, waardoor je vergeet in
het Rijksmuseum te rond te lo
pen.