Sportprestaties via de microscoop
>ri
Lopers
ZATERDAG 4 DECEMBER 1993
Onze Taal
Vraag eens aan kinderen van een
jaar of tien wat een traploper is.
Grote kans dat je als antwoord
krijgt: iemand die op een trap loopt.
Verder niks? De hele klas zwijgt, tot
dat er één na diep nadenken zegt:
een soort kleed zoals mijn opa en
oma op de trap hebben.
Dopingejfect zal overtrojfen worden
Het woord traploper is hard op weg ver
geten te worden. Geen wonder, want er
zijn haast geen traplopers meer. Zou men
30 jaar geleden een schoolklas gevraagd
hebben wat een traploper is, dan zouden
waarschijnlijk de meeste kinderen prompt
het lange kleed genoemd hebben. En pas
bij doorvragen was een slimmerd op het
idee gekomen dat het ook iemand kan zijn
die op een trap loopt.
Er zijn trouwens meer lopers verdwenen, of
bezig te verdwijnen. De kwitantieloper bij
voorbeeld lijkt me ook een bijna uitgestor
ven loper. Het is niet zo vreselijk lang gele
den dat allerlei kwitantielopers aan de deur
kwamen om geld te innen voor gas en elek
triciteit, water, het abonnement op de krant
of het lidmaatschap van verenigingen. En
altijd hadden ze van die typische brede lage
kwitantieportemonnees, die je nu nooit
meer ziet want alles gaat per giro.
De klaploper is gebleven, maar die had
dan ook al heel lang geleden een andere
betekenis gekregen. Oorspronkelijk was het
een melaatse of leproos die met een klap of
klep liep te klepperen om zijn komst aan te
kondigen, zodat men uit de weg kon gaan.
Zielige mensen, die het moesten hebben
van wat hun toegeworpen werd. Van bede
laar naar klaploper is maar een kleine stap.
De letterlijke klaplopers komen bij ons al
heel lang niet meer voor, maar de figuurlij
ke klaplopers, de profiteurs, zijn van alle tij
den. De klaplopers hebben de traplopers en
de kwitantielopers overleefd.
Ik heb trouwens de indruk dat ook het
woord 'loper' in de betekenis van 'sleutel
die op veel sloten past', steeds minder ge
bruikt wordt. Waar ik werk gaan alle kamers
en lokalen 's avonds op slot, met evenzove-
le verschillende sleutels. De portiers hebben
een sleutel die overal past en die ik dus een
loper noem. Als enige, want iedereen bij
ons heeft het over een moedersleutel.
Ingewikkelder is de geschiedenis van de
loper uit het schaakspel. Aan het begin
van deze eeuw werd de loper meestal
'raadsheer' genoemd, al kwam de bena
ming 'loper' ook voor. Maar dat was toen
verwarrend omdat destijds de pionnen ook
wel 'lopers' werden genoemd. Wie de Fran
se (en verder terug: de Latijnse) herkomst
van het woord 'pion' kent, zal zich daarover
niet verbazen. Pion betekende eerst: 'voet- i
volk dat vooruitgezonden wordt om alles in J
gereedheid te brengen voor de strijd'. On- j
geveer hetzelfde dus als 'pionier'. Voetvolk
zijn de nederige soldaten die lopen; het is
dus niet zo raar dat pionnen ook wel lopers
genoemd werden. En er was geen verwar
ring aangezien de huidige lopers raadshe
ren heetten. Maar gaandeweg kreeg toch de
Franse benaming 'pion' ook bij ons de
overhand. Waardoor de naam 'loper' als het
ware vrijkwam voor de raadsheer.
Een tijdlang werd de pion trouwens ook wel
'boer' genoemd, wat aansloot bij de Duitse
terminologie. In het kaartspel kennen we de
boer nog steeds, als de laagste in rang, on
der vrouw en heer. Het is eigenlijk opmer
kelijk dat de tegenwoordige loper aansluit
bij de Duitse benaming (Duits: Laufer;
Frans: fou), terwijl de pion aan de Franse
benaming ontleend is, waar het Duits
'Bauer' heeft. Het Engels doet het nog an
ders en noemt de loper/raadsheer een 'bi
shop'.
In de middeleeuwen (het schaakspel is al
heel oud!) waren er heel andere benamin
gen: de torens heetten toen 'rocken', van
daar nog steeds:.rokeren; de paarden heet
ten toen: 'ridders', de raadsheren/lopers:
'ouden' en pionnen waren: 'venden'. En
vende was naar alle waarschijnlijkheid een
oud woord voor voetganger, voetknecht, of
tewel: loper.
Ben Johnson (links) wint de 100 meter op de Olympische Spelen van Seoul. De prestatie werd gevolgd door een spectaculaire dopingaffaire. De Amerikaanse wetenschapper John Hoberman: „Johnson deelde nog nooit zoveel handtekeningen uit
als daarna.... Publiek heeft namelijk zo z'n eigen manier van reageren." Wat dat betreft verwacht Hoberman geen grote omslag als straks de genetische manipulatie doorwerkt in de sport en het effect van doping overtroffen zal zijn. foto archief
Een beeld dat binnen
een jaar of tien zal
opdoemen: witte
bloedlichaampjes
onder de microscoop.
Wetenschappers, die in
degenen zoeken naar
de menselijke
eigenschappen en
ermee aan de slag
gaan.
De biotechnologie als
selectiemiddel. Daar
kan de sportwereld
mee vooruit....
f je het leuk vindt of niet, es-
U thetisch of onesthetisch, ze-
ker is dat in de nabije toe
komst vroeg valt vast te stellen of een kind in
de sport een goede marathonloper of een
goede sprinter kan worden. Of een goede wa-
terpoloër. Zoals men nu kan typeren waar
het gen voor taaislijmziekte zit, zal het moge
lijk worden om datzelfde te doen met betrek
king tot sportieve voorwaarden. Geloof me:
dit is geen wetenschappelijke wartaal.
Een schets van het toekomstbeeld voor de
topsport anno 2000, en misschien nog wat
jaartjes. Waarschijnlijk niet zo gek veel jaar
tjes na die eeuwwisseling, want de man ach
ter deze voorspelling voorziet dat 't hard
gaat. Het is de prognose van een in de sport,
in de wetenschap en in de cardiologie beken
de persoonlijkheid: Wim Mosterd, professor,
dokter en hoogleraar sportgeneeskunde - de
eerste in Nederland - aan de Rijksuniversiteit
van Utrecht.
Selectiemiddel
Geen vrolijk beeld, dat Mosterd onlangs op
riep tijdens een sportmedisch congres op
Sportcentrum Papendal. Hij kan zich niet
voorstellen dat men in de sport die selectie
kans, aangereikt door de biotechnologie, zal
laten liggen. De keiharde praktijk van dat we
reldje ondersteunt die verwachting. Daar
waar (financiële) belangen zo enorm groot
zijn, zal gegrepen worden naar uiterste mid
delen" die de effectiviteit van de doping verre
in doeltreffendheid kunnen. Maar: wie weet
blijft doping ook bij de 'biotechnische spor
ter' van belang als nog een stukje extra.
De biotechnologie als selectiemiddel. Daar
gaat het dus naar toe. Wim Mosterd: „Selec
tie is nu nog in grote mate in handen van de
trainer-coach. Diens deskundigheid, ervaring
en vooral ook Fingerspitzengefühl zijn bepa
lend. We weten inmiddels wat er allemaal in
de DDR is gebeurd. Daar kun je kritiek op
hebben, maar hun wetenschappelijk doorge
voerde selectiesysteem heeft grote invloed
uitgeoefend op de prestaties en op de oplei
ding van coaches. Die prestaties zie je nu in
eens ook in China. Doping roept iedereen
meteen. Dat zou best kunnen. Maar besef dat
China gigantische selectiemogelijkheden
heeft. Er zijn ruim één miljard Chinezen te
gen 15 miljoen Nederlanders. Daar waar wij
één keer in de twintig jaar een Anton Geesink
hebben, zijn er in'China zeven in één jaar. Ik
had er een lang gesprek over met Hans Gal-
jaard, hoogleraar genetiek. Daarin kwamen
we uit op een verwachting voor pakweg het
jaar 2010", aldus Mosterd, daarbij doelend
op de biotechnische selectie. „En daarvoor
heb je helemaal geen massale groepen spor
ters nodig."
Meetbaar
Mosterds visie en ook die van Galjaard is te
rug te vinden bij buitenlandse wetenschap
pers. Een sterk voorbeeld daarvan: het boek
Doping, de atleet als machine, geschreven
door de Amerikaan John Hoberman. Het
boek werd voorzien van een voorwoord van
Emile Vrijman, expert van het op Papendal
gevestigde Nederlands Centrum voor Do-
pingvraagstukken. Hij schrijft: „Is Hober-
mans toekomstvisie nog science fiction of is
de mens reeds een machine geworden?." En
Hoberman zelf op de achterzijde van de om
slag: „De verstrengeling van wetenschappe
lijke, technische, politieke en commerciële
Prof. dr. Wim Mosterd: „Of je het nou leuk vindt of niet: straks is in een vroeg stadium vast te
stellen of een kind in de sport een goede marathonloper kan worden, of een goede sprinter, of
waterpoloër...." foto bell
belangen met die van de atleten zelf, heeft de
prestatiedrang in de topsport tot ongekende
hoogten opgezweept. Met huiveringwekken
de consequenties voor de individuele sporter
als gevolg."
Hoberman citeert in zijn boek de Canade
se fysioloog Claude Brouchard die opmerkte
dat technisch hoog ontwikkelde samenlevin
gen die een premie zetten op competitie en
succes, genetische manipulatie zullen willen
toepassen op een heel scala van wetenschap
pers zoals schrijvers, musici en wetenschap
pers. Brouchard vindt het waarschijnlijk dat
sporters de meest geschikte proefpersonen
zullen blijken, omdat het gemakkelijk zal zijn
verbanden te leggen tussen de gedragingen
van speciale genen en prestatie-gerelateerde
kenmerken. Verschillen in prestaties van
schrijvers of musici vallen moeilijk exact te
benoemen. Die van sporters wel, omdat ze
tot op een duizendste van een seconde ge
meten kunnen worden.
Ideologisch gevecht
Bouchard ziet de tijd van genetische mani
pulatie snel naderen. „Tegen het jaar 2005
zal het internationale Human Genome Pro
ject, een wetenschappelijke onderneming,
één voor één alle drie miljard basisparen van
het DNA dat het menselijk genoom vormt,
geïdentificeerd hebben." De Amerikaan gaat
heel ver: „Daarna zouden wetenschappers in
staat zijn om de DNA-reeksen, en daardoor
de genen, van mensen die bijzondere presta
ties leveren met die van minder begaafden te
vergelijken. Daf kan waarschijnlijk leiden tot
de identificatie van de genen die met presta
ties verband houden, en zelfs tot inbrenging
in het genoom van een ongeboren foetus."
En nog futuristischer: het klonen van gene
tisch identieke personen uit het genoom van
een groot atleet. Iets wat dichterbij is dan het
lijkt. Ruim een maand geleden haalde de
Amerikaan dr. Jerry Hall het wereldnieuws.
Hij spleet in een laboratorium-experiment
een enkele dagen oud embryo dat bij rea
geerbuisbevruchting was ontwikkeld, in
tweeën en drieën.
„De strijd rond de biotechnologie zal een
van de grootste conflicten worden in de ge
schiedenis van de mens; een ideologisch ge
vecht tussen de 'pro-wetenschappelijke' en
de 'anti-wetenschappelijke' partij", lezen we
in 'Doping, de atleet als machine'. Bouchard
(en ook Wim Mosterd) is realistisch genoeg
om te beseffen dat die ontwikkelingen niet
tegen te houden zijn. Natuurlijk is er de soci
ale weerstand, „maar in Amerika gebeurde
het al dat ambitieuze ouders kinderartsen
vroegen anabole steroïden te verstrekken
omdat zoon of dochter zo veelbelovend
Pijn lijden
Genetische manipulatie grijpt beduidend
verder in dan doping, maar waarom zouden
landen wetenschappers trainers topsporters
die manipulatie niet als prestatieverhogend
middel accepteren? Ze hebben er nu immers
al geen moeite mee om sporters van geheel
nieuw bloed te voorzien....
John Hobermans scenario is keihard. Ver
bijsterend zelfs. Hij laat ook de andere kant
zien. Die van een nu nog moeilijk voor te
stellen tijdperk waarin alle dopinggebruik
opgespoord kan worden. Hobermans: „Spor
ters zullen dan samen met hun trainers veel
harder gaan trainen en dus meer pijn lijden.
Meer pijn móeten lijden. Het is zelfs voorstel
baar dat er dan 'martelcontracten' afgesloten
worden tussen atleten en verzorgers om te
voorkomen dat de trainer/martelaar in wet
telijk opzicht vervolgd wordt.
Onvoorstelbaar? Hoberman vindt van niet.
Hij verwijst naar de paardesport. „Waarin
geen enkel paard hoger gaat springen als ge
volg van een drug. Binnen trainingen vinden
martelingen plaats. In Zwitserland hebben
trainers voor de wedstrijd scherpe flessedop-
pen om de benen van de paarden gebonden,
of paardebenen ingesmeerd met terpentijn
olie. Andere Europese trainers gebruikten
punaises en mierezuur. Of ze ontvelden de
huid om hetzelfde doel te bereiken.
Het doel van die pijn is om een grotere
spierspanning te veroorzaken waaraan het
paard gewend zal raken... Vanuit de dieren
bescherming werd er al vaker fel gereageerd
op praktijken die zich voordoen in de top van
de paardesport. Hoberman vraagt zich echter
af of moderne samenlevingen ook zullen pro
testeren ingeval een atleet een 'martelcon
tract' met de trainer afgesloten heeft. „Het
kan zijn dat het publiek verwacht dat atleten
pijn lijden voor hun roem en geluk." Publiek
heeft namelijk zo z'n eigen manier van rea
geren. Wielrenner Pedro Delgado werd on
danks dopinggebruik in '88 - na zijn Tourze
ge - in Spanje toegejuicht. En Ben Johnson
heeft nog nooit zoveel handtekeningen uitge
reikt als na zijn eerste dopingaffaire.
Terug naar professor Wim Mosterd die, los
van de biotechniek, op vrij korte termijn
meer veranderingen ziet. In de training zelf
bijvoorbeeld. Hij schildert het volgende
beeld: ergens op een Nederlandse sportac
commodatie roept de trainer tegen zijn atleet
dat het genoeg is geweest voor vandaag. Ter
wijl de sporter begint aan zijn cooling-down
rept de trainer zich naar de controlekamer in
de moderne trainingsaccommodatie. Na één
simpele druk op de knop krijgt hij exact in
beeld wat zich tijdens de training in het li
chaam van de atleet afspeelde. De hartfre-
quentie bij elke mate van inspanning, de
bloeddruk van de atleet, de zuurgraad, de
drukbelasting binnen knie- en enkelgewricht
van de atleet. Die gegevens komen uit een
soort pacemaker die bij de aüeet is inge
bracht. „Niet meer het kanon van vroeger,
maar de pacemaker die nu niet groter meer
is dan een rijksdaalder en waarmee je tal van
gegevens kunt verzamelen."