Lesbiennes in
de sport: een
strijd apart
Jy
Zo zijn onze
manieren
ZATERDAG 27 NOVEMBER 1993
Onze<_ Taal
Het sociologisch instituut van de Universiteit van
Amsterdam nam, in opdracht van het ministerie van
WVC, het afgelopen jaar de discriminatie in de
sportwereld onder de loep. En kwam erachter dat de
taboes nog welig tieren.
Zodanig - bijvoorbeeld - dat lesbiennes en homo's
huiverig zijn om naar buiten te treden, onder meer uit
angst voor de reactie van sponsors waardoor contracten
in gevaar kunnen komen. Maar liefst 90 procent - zo
i* bleek uit het onderzoek - van de niet hetero-sporters
houdt die seksuele geaardheid voor zich. De kleine groep
ie die er openlijk wél over durft te spreken, bestaat
13 voornamelijk uit lesbiennes.
j
PAULINE BLOM
De oude Grieken wisten het al:
sport is niets voor vrouwen.
Want: sport is je kracht meten
aan de hand van prestaties van anderen. Af
zien, doorgaan als je lichaam eigenlijk niet
meer wil. Typisch iets voor mannen dus....
Tijdens de Olympische Spelen in de oudheid
was Athene verboden gebied voor het zwak
ke geslacht. Ze zouden er eens opgewonden
van worden.... Want sport is ook erotiek. Het
lichaam in beweging, de spieren gespannen,
de emotie van de winnaar. Bewegen werd
daarnaast lang beschouwd als therapie voor
andere seksuele geaardheid. Afgeleid van de
visie van de gezonde geest in het getrainde li
chaam. Homoseksualiteit werd als ziekte tot
in de jaren zeventig bestreden met hardlo
pen, kogelstoten, boksen. Zweten. In de hoop
dat daarmee het virus uit het lijf verdween....
Vrouwensport is inmiddels allang geen vies
woord meer. Al blijft de benadering vaak
dubbelzinnig. Beelden van de Duitse atlete
Katrin Krabbe zijn met de uitstraling die ze
heeft als fotomodel, altijd welkom. En sinds
wielrenster Leontien van Moorsel haar dikke
kont eraf trainde is de Tour de Femme groot
nieuws geworden. Maar over de judomat rol
lende vrouwen en afgematte marathonloop
sters worden minder warm ontvangen: als
een vreemd verschijnsel. Want echte vrou
wen, die vechten toch niet?!
Manwijf, pot.... Woorden die de wereld in
zijn geholpen om te schelden, om aan te ge
ven dat er iets niet klopt. Ze duiken snel op
zodra het over vrouwensport gaat. Van
Moorsel doet daar net zo hard aan mee. Eer
der dit jaar in Elsevier gaf de wereldkampioe
ne aan hoe diep de weerstand en de vooroor
delen zelfs bij vrouwelijke hetero-sporters
zitten: „Ik kan geen namen noemen, maar er
rijden nogal wat potten in het peloton. Ik ga
ze zoveel mogelijk uit de weg. Hoe sommige
meiden naar je kijken als je onder de douche
staat, dat is niet normaal meer. Ik krijg daar
een raar gevoel bij. Verschrikkelijk."
Realiteit
Jan Janssens, voormalig medewerker van
NOC*NSF, was nauw betrokken bij het door
de Universiteit van Amsterdam verrichte on
derzoek naar discriminatie in de sport. In het
kort luidde een van de conclusies van het
(concept-)rapport dat Lesbiennes vaak man
nelijke types zijn en dus beter presteren in de
sport. Janssens kent de feiten die het verhaal
ondersteunen. „Er zijn procentueel gezien,
afgezet tegenover de maatschappij als ge
heel, veel lesbische vrouwen die in de sport
aan de top presteren", heeft de Leidenaar
ontdekt. „Topsporters zijn heel prestatiege
richt bezig en dat vraagt om mannelijke ei
genschappen: hard zijn voor jezelf, kunnen
afzien. Bij lesbische vrouwen komt dat meer
naar boven dan bij hetero vrouwen. Het mag^
een vooroordeel zijn, maar in de kem is het
wel de realiteit."
Irene de Kok. drievoudig Europees- en
tweevoudig wereldkampioene, twijfelt na het
aanhoren van het betoog van Janssens. De
lesbische judoka peinst, rimpel boven haar
neus: „Ik vraag me af of er werkelijk zoveel
lesbiennes rondlopen in de sportwereld. Mis
schien wordt die indruk gewekt omdat ze op
vallen door de publiciteit. Iemand die wat
presteert in de sport komt in de belangstel
ling. Dan valt het homo of lesbisch zijn meer
op dan bij de gemiddelde man of vrouw in de
straat."
De Tilburgse heeft zich nooit zo druk ge
maakt om haar anders-zijn. Schrok wel de
eerste keer dat de verliefdheid een meisje be
trof, maar heeft die fase 'op rolletjes' door
staan. „Ik ben van mening dat je in een groep
wordt geaccepteerd wanneer je goed functio-
Irene de Kok: „Van het gros van de lesbiennes in de sport zie je soms niet eens of het een man of een vrouw is. Ik kan me de reactie
van de buitenwereld wel een beetje voorstellen." foto persburo van eijndhoven
neert", omzeilt De Kok indirect de kwestie.
„Als je een leuke, toffe meid bent, valt nie
mand over je lesbische geaardheid. Alleen
misschien die ene kortzichtige op de club."
De ervaringen van Jan Janssens spreken
die theorie deels tegen. Op de voetbalclub
waar de Leidenaar zijn weekeinden slijt, is de
weerstand tegen homoseksualiteit nog steeds
groot. „Je komt ouders tegen die daarom niet
weten of ze hun dochter wel op voetbal zul
len laten gaan. De vraag van: 'Zou het be
smettelijk zijn...?' Mensen zien homoseksua
liteit vaak nog als een vreemd soort virus
waar hun dochter vooral niet mee in aanra
king moet komen."
Machogedrag
Irene de Kok (die na de Olympische Spelen
vorig jaar in Barcelona een punt achter haar
carrière zette) legt een niet onbelangrijk deel
van het negatieve imago dat lesbiennes in de
sport opbouwden, bij de vrouwen zelf. „Ze
vertonen", zegt ze, „nogal eens een soort
machogedrag. Ik zie wel eens hetero-sport
vrouwen en dan denk ik: 'Oh, die zijn zo lief,
die hebben dat macho helemaal niet in zich.'
Misschien zit het wel een beetje in de ge
nen."
Hoewel de lesbiennes in de sport de laatste
jaren steeds meer werk maakten van hun ui
terlijk en hun totale presentatie, werkt voor
de grote massa het beeld van de macho's on
der die vrouwen nog steeds als hét model van
dé lesbienne: stevig gebouwd, kort haar,
tuinbroek aan en - dat vooral - dominant
aanwezig. „Eng", vindt Irene de Kok. Vooral
die dominantie. En weer komt ze terug op de
invloed die de lesbiennes daar zelf op uitoe
fenen. „Van het gros van die lesbiennes zie je
soms niet eens of het een man of een vrouw
is. Ik kan me de reactie van de buitenwereld
wel een beetje voorstellen. Zo'n groepje van
die overheersende macho-vrouwen bij el
kaar... Ik denk wel eens: blijf toch normaal als
lesbienne. Ik vind dat ze nogal eens provoce
ren en daarmee verleg je geen grenzen. Dat
roept juist weerstanden op bij de mensen.
Het heeft iets agressiefs."
Storend
De sportwereld wordt door lesbiennes ook
gebruikt als 'schuilkelder'. Waar homo's - die
meestal kiezen voor individuele sporten -
zich uit kunnen leven in het nachtleven (al
leen al in Amsterdam zijn er veertig roze gele
genheden), voelen weinig lesbische vrouwen
- meer teamsport-gericht - zich thuis in de
jachtige omgeving van het vrouwencafé. Zo
ook Renee van de Berg, yoormalig softbalin-
ternational. „Ik heb, toen ik eenmaal wist dat
ik lesbisch was, een paar jaar rondgedoold in
dat wereldje. De café's, disco's... Maar de
broeierige sfeer stond me helemaal niet aan.
Er wordt geforceerd jacht gemaakt op men
sen en dat kwam op mij heel erg nep over. In
de heterowereld wordt ook gejaagd, natuur
lijk, maar daar is de keus veel groter. De les
bische gemeenschap is veel kleiner, dus
wordt de spanning in dat soort tenten hoog
opgevoerd. Die sfeer kwam ik ook tegen in
het Nederlands softbalteam. Maar daar heb
ik me altijd zoveel mogelijk buiten proberen
te houden."
De ex-speelster van het Santpoortse Ter
rasvogels kwam de jachtinstelling van les
biennes ook tegen op internationale toer
nooien: wereldkampioenschappen, Europese
titelgevechten. Softbal staat bekend als een
sport die opvallend veel lesbiennes trekt. Bin
nen die groep - signaleert Van de Berg - kan
de spanning hoog oplopen. „Op internatio
nale toernooien was het jagen nog veel erger
dan in het Nederlandse wereldje. Ik moest
vrouwen letterlijk afwijzen. Vooral Ameri
kaanse en Australische lesbiennes. Die gooi
den zich vol met drank en stapten op je af.
Heel direct, heel eerlijk. Wat me tegen stond
was dat het altijd meteen weer om het licha
melijke contact ging."
„Maar ik begreep het wel: die meiden wer
den thuis zó beknot, die moesten zich voor
de buitenwereld zó anders voor doen.... Op
de toernooien gooiden ze dan alle remmen
los en lieten zich totaal gaan. Vergelijk het
maar met Scandinaviërs voor wie in eigen
land alcohol moeilijk bereikbaar is door de
extreem hoge prijzen. Over de grens drinken
die mensen zich prompt een alcoholvergifti-
ging"
De eerstehonkvrouw vergelijkt, wikt,
weegt, brengt dan een nuanceverschil aan.
„Lesbiennes in het softbal zijn, vergeleken
met een aantal jaren geleden, veel vrouwelij
ker geworden. Met uitzondering van de Ame
rikaanse speelsters; die lopen behoorlijk ach
ter. Kijk maar naar Diane Schumacher (ex-
bondscoach Nederlands softbalteam, red.).
Die had zogenaamd geen vriendin, maar een
roommate. Alles heel keurig. Wel samen een
huis, maar twee aparte slaapkamers. Voor
het geval pappie en mammie langskwamen."
Ideaalbeeld
Het sociale vangnet van sporten die als 'les
bisch' bekend staan (volleybal, judo, softbal,
basketbal) wordt door homo-organisaties als
ideaalbeeld gezien. Vorige week pleitte de Gi-
sah, de belangenorganisatie voor lesbische
en homo-sporters, tijdens een forumdiscus
sie over homo-sport voor het oprichten van
speciale clubs. Al was het alleen maar om de
homo's en lesbiennes 'die nu nog thuis ach
ter de begonia's zitten' aan het sporten te
krijgen. „Wanneer ze daar eenmaal geaccep
teerd zijn, zal de integratie makkelijker verlo
pen", meent Gisah-voorzitter Ben Baks.
Irene de Kok schrikt op van het idee. Ze
ziet het absoluut niet zitten. „liet is net als de
Gay Games", zet de lesbische judoka zich af
tegen de apartheid-politiek. „Verschrikkelijk.
Op die manier zonderen ze zich juist af. Je
verlegt er absoluut de tolerantiegrens niet
mee. Bovendien: het wedstrijdniveau ligt be
neden peil. Ik ben in de eerste plaats sport
vrouw, ook daarom verzet ik -me tegen de
Gay Games."
Amsterdam sleepte deze maand - onder
veel tromgeroffel in de media - de Gay Ga
mes voor 1998 in de wacht. Het COC juicht
over 'de mogelijkheid om elkaar in een
vriendschappelijk sfeer te ontmoeten' en be
nadrukt dat het toernooi ook open staat voor
hetero's. De lesbische sportsters zijn over het
algemeen minder enthousiast. Ze zien het
vierjaarlijkse evenement meer als 'gezellig',
'cultureel verantwoord', dan - wat hun stoort
- als een belangrijke sportontmoeting. Irene
de Kok gaat nog verder „Ik zou het minder
waardig vinden als ik me alleen met lesbien
nes moest meten. Als lesbiennes getolereerd
willen worden, moet het anders: binnen de
maatschappij en niet door daarbuiten te
gaan staan met Gay Games. Natuurlijk, het
zal best leuk zijn. Maar organiseer dan een
conventie en ga daarna met z'n allen een
pintje pakken.
Jan Janssens, die namens NOC'NSF een
adhesiebetuiging voor de organisatie in het
bidbook schreef: „Die weerstand tegen de
Gay Games vind je vooral bij lesbiennes en
homo's die binnen hun sport goed geaccep
teerd worden. Die hebben een bepaalde po
sitie verworven. Ze stellen: 'Wat nou integra
tie? Wij gaan onze eigen gang wel."
Steun
Voor zowel Irene de Kok als Renee van de
Berg geldt dat de sportwereld ze geholpen
heeft hun homoseksualiteit te accepteren. „Ik
heb het er in het begin heel moeilijk mee ge
had", zegt Van de Berg. „Het kon niet, het
mocht niet, was slecht. Dat beeld heb ik heel
lang bij me gehad. Softbal heeft het voor mij
makkelijker gemaakt het te accepteren.
Teamgenoten namen me gewoon zoals ik
ben. Terwijl er niet eens zoveel lesbiennes bij
mij in het team zaten. Doordat ik via de sport
voor mezeif accepteerde dat ik lesbisch was,
durfde ik veel meer tegenover de buitenwe
reld. Ik heb er steeds meer schijt aan gekre
gen."
En Irene de Kok: „Ik heb niet bewust naar
buiten gebracht dat ik lesbisch ben. Men zag
het, mijn vriendin zat altijd op de tribune en
die feliciteerde me na afloop. Men vroeg het
en toen heb ik 'ja' gezegd. 'Men', dat zijn
vooral journalisten, die waren daar altijd heel
nieuwsgierig naar. De eerste keer vond ik het
best moeilijk om 'ja' te zeggen, maar ik heb
er in de judowereld nog nooit een onverto
gen woord over gehoord. Dat is een voordeel,
dat besef ik. Mede daardoor ga ik er makke
lijk mee om. Ik heb nooit echt hoeven strij
den. het ging vanzelf. Dat is best uniek, dat
realiseer ik me."
Een enquete onder de Nederlandse bon
den, onderdeel van het onderzoek naar dis
criminatie in de sport, leverde een bedroe
vend lage respons op. De federaties die wel
de moeite namen te reageren, stelden stuk
voor stuk dat homo's en lesbiennes bij hun in
ieder geval 'volledig geïntegreerd' zijn. Bij
doorvragen werd daar echter altijd aan toe
gevoegd 'zolang ze maar niet provoceren'.
En dat betekent: andermaal terug naar Af
voor deze groep. Want die heeft in de praktijk
geleerd dat wat aan hetero-gedrag moeite
loos getolereerd wordt, van lesbiennes en ho
mo's als provocerend wordt ervaren. Sporters
met een hand op eikaars schouder, daar heb
ben de Bobo's geen moeite mee. Zolang er
tenminste geen twee vrouwen of twee man
nen aan die armen vastzitten....
In een van zijn strips zit Sjef van
Oekel in een treincoupé voor niet-
rokers. Hij rookt een dikke sigaar.
Dan komt er een conducteur en die
zegt boos: „Hier wordt niet gerookt!
Waarop Van Oekel, nog bozer ant
woordt: „O nee? En wat zit ik hier
dan te doen?"
Van Oekel overtreedt twee regels. In de
eerste plaats zit hij te roken in een niet
rokers-coupé. De grap is dat hij een regel
van het taalgebruik overtreedt. De conduc
teur die zegt „Hier wordt niet gerookt!" ver
telt namelijk niet iets maar hij verbiedt iets.
De strekking van zijn woorden is een ver
bod, of zelfs een reprimande aan het adres
van Van Oekel. Uit zijn woorden is dat niet
op te maken. Maar iedereen in Nederland
weet het. Zo zijn nu eenmaal de gewoontes
in ons taalgebruik. Van Oekel gedraagt zich
als een buitenstaander, die wel de woorden
begrijpt, maar niet de conventies van het
taalgebruik.
Dat zijn dan ook twee heel verschillende
zaken: enerzijds de taal met z'n woor
den, anderzijds de conventies van het taal
gebruik, ook al leer je ze allebei al heel jong.
We vragen: „Kunt u mij zeggen hoe laat het
is?", maar we bedoelen dan: „Hoe laat is
het?" De woorden zeggen iets anders dan
we bedoelen. De woorden vragen of ie
mand iets kan. Maar we zouden raar opkij
ken als iemand alleen maar zou antwoor
den: „Jazeker, dat kan ik best" en dan weer
doorlopen. Voor een buitenlander zijn vaak
die conventies van het taalgebruik nog
moeilijker te leren dan de taal zelf.
Om te weten wat er bedoeld wordt, is het
niet genoeg de woorden te begrijpen; ook
de situatie telt mee. Op de vraag: „Rookt u?
moet u in de behandelkamer van een arts
een ander soort antwoord geven dan op een
receptie. In 't eerste geval is „Ja graag!" een
Van-Oekelantwoord, en op een receptie is:
„Ja, een pakje per dag" evenmin een pas
send antwoord.
Conventies van taalgebruik zijn in de hele
wereld net zo verschillend als de talen zelf.
Er zijn culturen waarin je erg onbeleefd
bent als je in een gesprek niet eerst infor
meert naar de gezondheid van de grootva
der, vader, broers, zusters, echtgenote en
kippen van de gesprekspartner. In andere
culturen zou dat juist indiscreet zijn. Wij
plegen te beginnen met een vraag naar het
welzijn ('Hallo, hoe gaat 't ermee?' .Goede
morgen, hoe is het met u?') maar het is lou
ter conventie want we wachten zelden op
het antwoord. Conventies veranderen trou
wens ook wel eens. Het valt me op dat win
kelpersoneel tegenwoordig, als de klant ver
trekt, wel eens zegt: „Nog een prettige dag".
Aardig zijn ook de telefoonconventies. In
Nederland pleegt men de telefoon op te ne
men met: „Met Egberts", „Egberts", „Met
mevrouw Jalink". Nooit: „Met meneer Eg
berts"!. Maar over de grens heersen andere
gewoontes«n zegt men bijvoorbeeld alleen
„Hallo", of men noemt het eigen telefoon
nummer: „Met 73 16 420".
De meest omslachtige conventies bij ons
zien we als mensen afscheid nemen. Ik
heb jaren in een galerijflat gewoond, twee
hoog, precies boven de hoofdingang. Vooral
in de weekends, 's avonds tussen elfen
twee, werd er veel afscheid genomen. En
bijna altijd ongeveer zo: Nou dèèèg, tot vol
gende week; Ja oké, we gaan; Tot ziens hè;
Nou, we gaan nu echt. dag moe; Dag jon
gen, echt niks vergeten?; Nee, alles zit ach
terin; volgende week zijn we er weer!; Nou,
goeie reis hoor!; Het beste d'rmee!; Dat zal
wel gaan, ga nou maar!; Hou je taai! Dag!;
Tot ziens hè, ik bel nog wel; Daar gaan we,
daa-aag!; Daa-aa-aag! Dag Henk!; Dag moe,
tot kijk, tot volgende week.
Ondertussen worden autoportieren
dichtgeslagen, maar kennelijk raampjes
weer omlaag gedaan, want deze litanie
duurt al maar voort. Zo zijn onze conven
ties. Want wie alleen maar „Dag moeder"
zou zeggen en vertrekken, is ziek of heeft de
smoor in."
van de Berg: „Door de sport ging ik
iKKenjKer accepteren dat ik lesbisch ben."
foto archief united photos de boer