DALMATIE:
een toeristisch dal
l y
Icarische
spelen
M
I
ZATERDAG 6 NOVEMBER 1993
Onze Taal
In hotel Admiral logeren voorlopig geen gasten meer. De
luxe hotelkamers met uitzicht op de Adriatische Zee zijn
uitgewoond, verwoest, dan wel omgebouwd tot
schuttersnest. De WC's in de ontvangsthal worden extra
geventileerd door een gapend gat van een granaatinslag
in de tegelmuur. De receptie bestaat zelfs in het geheel
niet meer, na een fikse brand op de begane grond.
Hetzelfde lot trof de kleedhokjes bij het verlaten
tenniscomplex, waar nog twee voetbalgoals als stille
getuigen op het rode gravel staan. De Servische en
Montenegrijnse soldaten hadden er zin in. Tussen de
partijtjes voetbal door hebben ze flink huisgehouden in
Slano, een piepklein Kroatisch toeristendorpje aan de
Dalmatische kust. Voormalig toeristendorpje, want de
meestehuizen en pensions zijn uitgebrand of met de
grond gelijk gemaakt. De Dubrovacka Banka - waar
menig Duitser zijn marken voor dinars wisselde-is
leeggeroofd, beschoten en in brand gestoken. Op de
muren hebben de daders hun namen gekalkt. Vooral
Marko had de smaak te pakken, zijn handtekening prijkt
op bijna ieder vernield gebouw.
Een bezoek aan een toeristisch dal.
Vernieling in een klein kerkje in Cilipi: de oor
log op de Balkan slaat niets over.
MAARTEN KUIPER»
De oorlog in het voormalige Joe
goslavië heeft forse littekens
achtergelaten in het bij Neder
landers, Italianen, Britten, Oostenrijkers en
vooral Duitsers zo geliefde Dalmatië. Bijna
geen badplaats is ongeschonden uit de bur
geroorlog tevoorschijn gekomen. Niet langer
bepalen knusse, bijna idyllische dorpjes het
landschap, maar bergen uitgebrande en weg-
roestende autowrakken, koelkasten en was
machines, en - opvallend vaak - huizen zon
der daken. Veel gehuchten zijn verlaten of
voor maar de helft bewoond.
Weg zijn ook de toeristen. In 1989, een jaar
voordat de strijd losbarstte, mocht de Kroati
sche kust meer dan vijf miljoen toeristen ver
welkomen, dit jaar slechts een kwart daarvan.
Van de 150.000 Nederlanders zijn er maar
tienduizend teruggekomen. Waren het vóór
de oorlog vooral welgestelde Westeuropea
nen, nu moeten de hoteliers en pensionhou
ders het met armlastige Kroaten, Tsjechen en
Slovenendoen.
Voor Dalmatië, waar aan de kust het felst is
gevochten en dat nu het dichtst bij brand
haard Bosnië-Hercegovina ligt, is de terug
gang nog dramatischer. De aantrekkelijkheid
van deze kuststreek wordt niet afgemeten
aan de helderheid van het zeewater of de
kwaliteit van de hotels, maar aan het aantal
kilometers dat dit gebied scheidt van het oor
logsgeweld. En dat zijn er slechts vijftig. Dit
jaar kwamen nog geen honderduizend toe
risten opdagen, slechts drie procent van het
vooroorlogse aantal.
Veilig
De meeste Dalmatiërs kunnen er maar niet
bij. Immers, al bijna twee jaar wordt er niet
meer gevochten langs de kust. De Serviërs en
Montenegrijnen zijn terug in hun hok en blij
ven daar ook. ,,We willen iedereen vertellen
dat het hier veilig is", benadrukt minister van
toerisme Bulic. „Er is een machtsevenwicht
tussen Kroaten en Serviërs", vult minister
president Valentie aan. „Ik weet zeker dat er
geen gevaar is dat er opnieuw oorlog uit
breekt."
Overal klinkt hetzelfde verhaal. Maar de
doorsnee-toerist luistert niet. Die blijft weg.
Want Dalmatië, dat is toch Kroatië, dat is
toch ex-Joegoslavië, dat is toch oorlog....?! En
wie kan de toeristen die gedachtengang kwa
lijk nemen. Weten zij veel waar Bosnië, Kroa
tië en Servië precies liggen, laat staan waar
wel en waar niet gevochten wórdt. Dan kun
je hemel en aarde bewegen, zeggen wat je
wilt, ze komen toch niet.
Alles in het voormalige Joegoslavië lijkt be
smet. Ook de eilanden voor de Dalmatisch
kust, waar het geluid van ontploffende grana
ten zelfs nooit heeft weerklonken. In tegen
stelling tot het vasteland, waar met enige re
gelmaat soldaten te zien zijn, is op de eilan
den geen camouflagepak te bekennen. De
bekende symbolen van de oorlog - opgebla
zen huizen, blauwhelmen, controleposten,
voedselkonvooien - zijn hier volledig afwezig.
Het ongeloof en onbegrip over het wegblij
ven van de toeristen des te prominenter aan
wezig.
Het eiland Hvar met twaalfduizend inwo
ners heeft in deze oorlog welgeteld één zoon
verloren. Op het vasteland. Waarmee wel on
geveer de betrokkendheid van de eilanders is
aangegeven bij een oorlog die de hunne niet
is. De Dalmatiërs op de schitterende rotsach
tige eilanden moeten weinig hebben van wat
ze aan wal bekonkelen. Het zijn Dalmatiërs
van een heel ander slag dan die op het vaste
land. Het liefst, zo fluisteren sommigen, zou
den ze onafhankelijk zijn van Kroatië, of toch
tenminste autonoom. Ze zijn wars van die
vervloekte oorlog, die ze niet hebben gewild,
die hun eiland niet eens heeft beroerd, maar
die ze wel van hun toeristen heeft beroofd.
Toerisme
Om de ramp in cijfers uit të drukken: Brac -
het grootste eiland - telde voor de oorlog
jaarlijks bijna vierhonderdduizend overnach
tingen, dit jaar slechts tachtigduizend. Op
Hvar, een uurtje varen verderop, gaat het nog
slechter: twintigduizend overnachtingen te
gen normaal tienmaal zoveel. Het nog eens
twee uur verder gelegen Korcula verwelkom
de drieduizend toeristen, tegen ruim hon
derdduizend irt betere tijden. Normaal duurt
het toeristische seizoen van april tot oktober
(wanneer het zeewater nog altijd twintig gra
den is), dit jaar waren er alleen toeristen in
juli en augustus.
Voor de bewoners is sprake van een regel
rechte financiële strop. Meer dan de helft
leefde - direct of indirect - van de toeristen
industrie. Het gemiddelde inkomen op de ei
landen is gedaald van 650 naar 100 gulden
per maand. Honger lijden de bewoners nog
niet, maar ze moeten wel alle zeilen bijzetten
om brood op tafel te krijgen. Veel jongeren
zijn deze zomer naar het buitenland gegaan
om daar wat geld te verdienen, anderen heb
ben zich op de landbouw, wijnbouw en vis
serij geworpen.
In de heuvels rond de verlaten toeris
tenoorden worden voor het eerst sinds jaren
weer gewassen verbouwd. De'afgelopen de
cennia verruilden de eilanders massaal de
sinds mensenheugnis bewerkte veldjes met
de karakteristieke stenen muurtjes voor de
veel lucratievere toeristensector. Maar nu de
vakantiegangers niet meer komen, keren de
hoteleigenaars, obers en café-uitbaters nood
gedwongen naar de heuvels terug om nijver
tomaatjes en aardappelen te telen. Het is een
schrale troost dat men op het vasteland nog
meer lijdt.
Op dat vasteland ligt Dubrovnik. Hotel Ar
gentina is een van de weinige hotels dat al
weer open ging. Het geeft een raar gevoel op
het balkon te staan. Ruim een jaar geleden
was dit nog verboden terrein. Ieder moment
kon een sluipschutter vanuit de bergen een
kogel door je lichaam jagen. Hoewel de bele
geraars van de stad zich allang hebben terug
getrokken, is het hotel nog steeds verlaten.
De enige gasten zijn blauwhelmen en mede
werkers van de vluchtelingenorganisatie Un-
hcr.
Op een kwartiertje lopen ligt de oude stad
van Dubrovnik, een door dikke stadswallen
ommuurd openluchtmuseum met prachtig
bewaard gebleven huizen in Renaissance- en
Barokstijl. In 1991 werd deze Parel van de
Adria vanaf zee bestookt door de Servische
en Montenegrijnse marine, een aktie die bij
uitstek de zinloosheid van de oorlog aan
toonde.
De beelden van kapotgeschoten en bran
dende zestiende-eeuwse patriciërshuizen
maakten in het Westen gevoelens van ontzet
ting en afschuw los, misschien wel meer nog
dan de beelden van door granaten en sluip
schutters gedode inwoners van Vukovar,
Zadar of Sibenik. Het bracht de westerse pu
blieke opinie defintief op de hand van de
Kroaten. De erkenning van de jonge repu
bliek Hrvatska (Kroatië) door de Europese
Gemeenschap volgde enkele maanden later.
Inmiddels is dat positieve beeld wel wat
bijgesteld. Na recente berichten over slacht
partijen onder moslim-burgers door soldaten
van de Kroatische HVO-militie in de repu
bliek Herceg-Bosna - niet te verwarren overi
gens met de Kroaten in Kroatië, maar dat we
ten slechts weinigen - ziet niet langer ieder
een de Kroaten als alleen maar 'slachtoffers'
van deze oorlog.
Wie rondloopt in Dubrovnik en omgeving
kan de gevoelens van sympathie voor de
Kroaten echter niet onderdrukken. In de ou
de stad zijn honderden granaatinslagen te
zien in de unieke monumenten, de gaten in
de straat werden provisorisch met cement
gedicht. Veel belangrijke gebouwen worden
door houten beschermende schuttingen aan
het oog onttrokken. Overal liggen hopen
puin. Een zwerftocht door het volledig ver
woeste (want: in de eerste verdedigingslinie
gelegen) luxe hotel Belvédère maakt diepe
indruk, evenals de aanblik van enkele zwaar
verminkte beelden in een klein kerkje in Cili
pi, op dertig kilometer van Dubrovnik.
In de oude stad staat Ivo Gribc een beetje
verloren tussen de puinhopen van zijn uitge
brande huis en atelier. Alleen de muren ble
ven overeind. De 63-jarige kunstenaar heeft
ze volgehangen met zijn werk, bedekt met
doorzichtig plastic tegen de regen die onge
hinderd valt. Op 6 december 1991 werd zijn
woning door zeven granaten getroffen. Ivo en
zijn familie konden het vege lijf redden, maar
al zijn werk ging verloren. Haat en verdriet
vormen nu zijn nieuwe inspiratie.
Hoop
Voor de oorlog had Ivo Servische vrienden.
Met de nadruk op had. „Het zijn niet langer
mijn vrienden. Dat kan niet meer, na wal de
Serviërs ons hebben aangedaan. Iedere keer
komen ze vanuit de bergen naar beneden om
hier alles te vernielen. Al tweehonderd jaar
geleden wilden ze deze mooie kust hebben."
Naast vrienden is Ivo ook de inkomsten uit
de verkoop van zijn werk aan toeristen kwijt:
geld om huis en atelier te herbouwen heeft
hij niet. Hij hoopt op steun van de Verenigde
Naties. „Zonder hoop kunnen we niet leven."
Wat graag willen de Dalmatiërs terug naar
oude tijden. Niet naar Joegoslavië, dat is een
gepasseerd station, maar naar de rust en de
welvaart van weleer. Inclusief de drommen
toeristen. Werden ze vroeger nog wel eens
verfoeid, nu is iedere vakantievierder een ze
gening, een Godsgeschenk dat met open ar
men wordt ontvangen.
De vraag is of die toerist zich even geze
gend voelt, de rust, de lage prijzen, de zon,
het culturele erfgoed, het natuurschoon en
de culinaire verademingen ten spijt. Het zal
in ieder geval niet eenvoudig zijn je op je ge
mak te voelen in dit voormalig oorlogsge
bied, waar je bij het zien van platgebrande
dorpen, aan flarden geschoten hotels en bad
plaatsen vol vluchtelingen voortdurend
wordt herinnerd aan de gebeurtenissen van
anderhalf jaar geleden. Ongewenst zal je het
gevoel bekruipen een ramptoerist te zijn, een
onbeschaamde voyeur.
De Kroatische autoriteiten doen er alles
aan dit 'ongemak' weg te nemen. „Wij zullen
niet toestaan dat toeristen met vluchtelingen
in hetzelfde hotel moeten zitten, of zelfs
maar in dezelfde plaats", zegt burgemeester
Ivanda van het vissersdorpje Makarska, waar
veertienduizend ontheemden zijn onderge
bracht. „Als er moslims rondlopen, met hun
speciale kleding en hoofddoeken, dan zijn de
toeristen niet tevreden." Ivanda verzekert dat
de vluchtelingen het niet slechter krijgen:
voor allemaal een klein huisje, en dat is toch
een stuk beter dan zo'n onpersoonlijke hotel-
kamer.
Het herstel van de oorlogsschade wil aan
zienlijk minder vlotten. Anderhalf jaar na da
to is er nog maar bitter weinig bouwnijver
heid te bespeuren. Direkteur Toncinic van de
Kroatische Toeristencentrale: „Het ontbreekt
ons gewoon aan het geld om de huizen weer
op te bouwen. Alleen de opvang van de half
miljoen Bosnische vluchtelingen kost ons al
zestig miljoen dollar per maand. Voor de op
bouw hebben we hard de inkomsten uit het
toerisme nodig".
En daarmee is voor de Dalmatiërs de
vicieuze cirkel rond. Want zonder herstel ko
men er geen toeristen, en zonder toeristen
geen herstel.
Ik ben een liefhebber van de boeken
van Jules Verne. Het zal wel jeugd
sentiment zijn maar ik kan nog
steeds ademloos naar de prentjes
kijken van onderzeeboten, luchtbal
lonnen, maanraketten en gruwelijke
monsters. Ik heb ze bijna allemaal
meerdere malen gelezen en ze blij
ven even spannend.
Michael Strogoff. de koerier van den
czaar; Twintigduizend mijlen onder
zee; De Reis om de wereld in 80 da
gen; Hector Servadac Alleen al
de titels zijn om te watertanden.
Ik besef dat mijn smaak tamelijk primitief
is. De boeken van Jules Verne zijn hope
loos ouderwets, tamelijk langdradig en
meestal slecht vertaald. In de vorige eeuw
was het misschien knappe science fiction,
maar deze fictie is totaal door de science
achterhaald. In de meeste bibliotheken zijn
deze boeken al lang verwijderd: terecht.
Maar op rommelmarkten en in tweede-
hands-boekwinkeltjes kom je ze nog wel te
gen. En ik koop ze dan meteen want ik kan
er niet van afblijven.
Jules Veme moet destijds erg populair ge
weest zijn want er bestaan talloze herdruk
ken van zijn boeken. De uitgever heeft hier
en daar de tekst wel eens een beetje aange
past en gemoderniseerd, maar 't bleef lap
werk. Ook de herdrukken uit de jaren zestig
geven ons nog steeds de vertalingen uit het
begin van deze eeuw. Laatst heb ik De kin
deren van kapitein Grant weer eens gele
zen. Prachtig!
Maar niet alles is te snappen. Op bladzij
88 lezen we over enkele avonturiers die
zich een weg banen door een Zuidameri
kaans gebergte. En dan staat er: 'de onver-
schrokkenen geleken op een troep paljas
sen. die zich aan al de dwaasheden der Ica
rische Spelen overgaven.'
Van Icarische Spelen heb ik nog nooit ge
hoord en ik probeer op te zoeken wat dat
zijn. Overal vang ik bot. Iu woordenboeken
en encyclopedieën wordt niets vermeld
over Icarische Spelen. Het zal wel te maken
hebben met Ikaros, de zoon van Daidalos,
uit die oude Griekse mythe. Vader en zoon
maken zich vleugels van vogelveren en was,
en vliegen daarmee van Kreta weg: zoon
Ikaros vliegt te hoog, komt te dicht bij de
zon zodat de was smelt en zijn vleugels uit
eenvallen; Ikaros stort dan neer in zee en
verdrinkt. Sindsdien noemt men die zee de
Ikarische zee. Maar nergens iets over Ica
rische Spelen.
Totdat ik in een oud woordenboek uit 1899
(van Taco de Beer en E.Laurillard) ineens
wat vind: 'Icarische Spelen: spelen in de
lucht, in den circus van Oscar Carré te Am
sterdam gehouden'. Verder niets, en dat
maakt het nog raadselachtiger. Was meneer
Carré te Amsterdam de bedenker van dit
soort acrobatiek? Dat zou nog kunnen,
maar was zijn voorstelling zo beroemd dat
ze er zelfs in Frankrijk over spraken en dat
de schrijver Jules Veme ervan uitging dat
zijn Franse lezers die Amsterdamse circus
voorstelling kenden?
Ik ga op zoek in Franse woordenboeken.
Daar kent men inderdaad 'jeux icariens',
verklaard als 'exercises de vojtige acrobati-
que', wat zoiets is als koorddansen, acroba
tiek op het slappe koord. In één Frans
woordenboek wordt zelfs een citaat gege
ven, maar het is precies de zin uit 'Les en-
fants de capitain Grant', zodat ik daar niets
wijzer van word. En in Franse woordenboe
ken geen verwijzing naar Oscar Carré in
Amsterdam.
Jules Veme schreef dit boek in 1868. Oscar
Carré stichtte in 1887 zijn Amsterdamse
Carré. Dat is dus te laat om de Icarische
Spelen tot in Frankrijk bij Jules Veme be
roemd te maken/Was vader Wilhelm Carré,
die eveneens in Amsterdam circusvoorstel
lingen gaf. misschien de bedenker van de
Icarische Spelen? Of hebben de Carré's in
Amsterdam iets gebracht wat in het buiten
land al lang bekend was? Wie het weet mag
het zeggen.
JOOP VAN DER HORST
universitair docent Nederlands
Kunstenaar Ivo Gribc in zijn door Servische granaten verwoeste woning annex atelier: 'Iedere keer komen ze vanuit de bergen naar beneden
om hier alles te vernielen'. foto's maarten kuiper