Het schrijven
als uitdaging
'Ik ben op de dood voorbereid'
P
T
ZATERDAG 6 NOVEMriER 1993
stralen en verder niet. Ik zoek een nieuwe
uitdaging en die vind ik in het schrijven. Het
heeft ook iets van een Griekse tragedie. De
held zoekt steeds een nieuwe uitdaging, wil
zichzelf overtreffen. Een heldendaad is een
malig."
In de roman onderzoekt Roest wat er is ge
beurd met het geld dat hij als illusionist en ca
baretier heeft ingezameld voor Equador. Het
geld wordt niet gebruikt voor het doel waar
eoor het is bestemd. Lever je daarmee impli
ciet kritiek op al die humanitaire acties?
„Zowel de Mexico-actie als die voor Argen
tinië hebben me duidelijk gemaakt dat er een
grens zit aan dat soort dingen. Als ik dan op
de voorpagina's van de kranten Mandela zie
met al die champagneglazen om zich heen...
Ik heb de man hoog. hoor. maar ook al win je
dan de Nobelprijs, dat kun je toch niet ma
ken voor de mensen die in de krotten van So-
weto wonen. Ik ben met dit soort dingen
voorlopig opgehouden. Mijn persoonlijke
welstand en de absolute onmogelijkheid die
over te hevelen, zitten me in de weg. Maar
mijn engagement was een diepgemeend en
gagement. En ik heb nog altijd de neiging op
de bres te springen voor de minder bedeel
den."
Waarom eigenlijk? Waarom denk je niet: 'lui
ten ze allemaal de ziekte krijgen
„Die hebben ze al. Nee. even serieus, ik
weet het niet. Ik schoot gisteren voor het
eerst weer vol. Het was bij een documentaire
over een jeugdgevangenis in Engeland. Aan
net zo'n grote tafel als deze zat een jongetje
met een groot bord eten voor zich. Een jong
delinquentje. Hij wilde niet eten. maar hij
móést. Opeens schoof hij zijn bord weg en
viel hij huilend voorover, lag hij te huilen op
zijn armen. Vreselijk. Dat is mijn engage
ment. Ik kan mij verplaatsen in dat jongetje.
Ik heb de fantasie om te denken: dat ben ik.
Eigenlijk is dat zelfmedelijden."
„Dat sommige mensen zo hard zijn. komt
gewoon doordat ze zich.niet kunnen ver
plaatsen in een ander. Het feit dat je iemand
kunt doodschieten, betekent dat je niet de
fantasie hebt dat jezelf een kogel in je bast
kan krijgen. Ik heb eens een Engelse suppor
ter over het hek heen zien gaan naar 600
PSV-supporters. In zijn eentje. Ik zeg: 'lon
gen. wat wil je?' Hij zegt: 'Doden'. 'Maar je
bent helemaal alleen', zeg ik. Die mensen
kunnen niet incalculeren: jongens, als dit mis
gaat, zijn we er zelf ook op een gruwelijke
manier geweest. Moed is, denk ik. vaak ge
brek aan fantasie. Dan kun je zeggen: dat is
nu precies de houding die de vooruitstreven
de mens nodig heeft. Want anders zou je er
toch nooit met een klein bootje opuit gaan
om te kijken of de aarde niet plat maar rond
is?"
Je nieuwe roman zit hecht in elkaar. Het ver-
haal heeft iets cyclisch. Net als je shows trou
wens. Hoe komt dat toch?
„Ja, ik heb de neiging de dingen rond te
breien. Dat heb ik van mijn vader, die preken
maakte. De tekst moest een soort cirkel vor
men, eindigen waar hij was begonnen. Ik ben
in het theater veel sneller doorgestoten naar
mijn eigen vorm. In de literatuur zit je na
tuurlijk toch altijd met een grote erfenis."
„Maar ik wil nieuw tegen de dingen aankij
ken. Ik heb eens gezegd: 'Alles is al gezegd
maar niemand heeft geluisterd.' Ik vind tij
dens het schrijven het wiel opnieuw uit. Et)
dan kan iedereen wel zeggen: het is geen
wiel, het is een ellips. Maar dan zeg ik alleen
maar: dat doet er niet toe, het rolt."
„In al mijn romans zit het idee dat de
mens iets moet volbrengen. Dat is iets bij
bels: 'Het is volbracht'. In mijn boeken zit na
tuurlijk humor. Die kan ik niet verstoppen.
Maar mijn tragiek is dat de mensen als ze mij
zien altijd denken: daar is Freek de longe, we
moeten lachen. Een deel van de tragiek is
mijn succes. Het toneel is wat dat betreft een
grotere valkuil dan de roman."
Freek de Jonge:
Bij uitgeverij 'De Harmonie'
verscheen deze week de nieuwe
roman van Freek de Jonge:
'Opa's wijsvinger'. Een boek
waarin het komische duo Roest
en Huls centraal staat. Huls
lijkt erg veel op Bram
Vermeulen. Hij wordt door
Freek afgeschilderd als een
psychotische entertainer die
eindigt in de goot. Dweilt De
Jonge hier de vloer aan met zijn
vroegere collega? „Dat zou
kunnen", zegt De Jonge
diplomatiek, „maar Roest komt
er ook niet best vanaf.
Vooropgesteld dat ik Roest ben,
dan kleineer ik mezelf hier
behoorlijk. Maar ik ben óók een
beetje die 'lege' Huls. Vaak heb
ik het idee dat ik door het
publiek ben ingevuld. Dat het
publiek mij alles heeft
gedicteerd.
Geen gemakkelijk boek.
„Nee, maar is het mijn bedoeling ook niet
om makkelijke boeken te schrijven. Je moet
niet bewust gaan mystificeren in een roman.
Maar als iemand in deze tijd een boek pakt,
doet hij dat heel bewust en mag je er dus van
uitgaan dat hij wil dat er met zijn intellect
wordt gespeeld."
Je boek gaat over een komisch duo: Huls en
Roest. Roest voert duidelijk de boventoon,
Huls is de aangever, de underdog. Alleen door
Roest heeft Huls kunnen bestaan. Is die Huls
nu Bram Vermeulen of niet?
„Nogmaals, dat zou best kunnen. Maar je
moet die figuur ook in een wat groter ver
band zien. Vijfennegentig procent van de
mensen laten hun leven invullen of .bepalen
door hun partner of door de omstandighe
den. En daarbij komt dat we het allemaal
prachtig vinden om met een idool in aanra
king te komen. Op het moment dat je je va
der hebt verlaten, wil je onmiddellijk iemand
in zijn plaats hebben die even groot en sterk
is en die je meeneemt naar de finish. Sommi
ge mensen die dit boek hebben gelezen, zeg
gen dat Bram er niet best vanaf komt. Maar
ook Roest wordt vernederd. Hij eindigt in een
gekkenhuis. Even vooropgesteld dat ik Roest
zou zijn, dan is zoiets natuurlijk het toppunt
van hovaardij. lezelf voor een publiek verne
deren, dat is de ijdelheid ten top. Dat is de
macht die de romanschrijver heeft en die ik
dan ook schaamteloos heb benut."
Het toeval speelt in jouw romans altijd een
gi ote rol. Ik heb soms de indruk dat dat toeval
bij jou God is.
„Ik weet het niet. Wel weet ik dat er buiten
de mensen om soms dingen gebeuren waar
op ze geen greep hebben. Neem de laatste
wedstrijd Nederland-Engeland. Tweemaal
een spetter van een schot op de paal, voor de
Engelsen. Geluk voor Nederland, ongeluk
voor de Engelsen. Toeval? Herman van Veen
heeft eens gezegd: 'Als God bestaat dan doet-
ie wel erg zijn best om dat te verhullen'. Een
deel van de mensheid zoekt God. Die men
sen denken dus dat God zich verstopt. Maar
God kan nooit iets anders dan een projectie
van de mens zijn. Dat is iets wat de EO maar
niet begrijpt. Als er iets boven ons is, dan
kunnen wij het niet bedenken. Zo eenvoudig
ligt dat. Dat halen onze hersenen niet."
„De strijd tussen goed en kwaad is een
soort luxe spel geworden. Je ziet het bij het
wegvallen van het communisme: we hebben
gewoon een vijand nodig. Het kwaad als de
cor voor het goede. Maar als er een buiten
aardse vijand zou zijn, zouden we ons met
z'n allen verdedigen en alle oorlogen verge
ten. Hopelijk leidt dit macabere spel, dit oor
log voeren, tot de ondergang van de mens.
Als ik denk wat mensen elkaar aandoen en
wat ze de aarde aandoen... Het zou een ze
gen voor de aarde zijn als de mens daar eens
enkele miljoenen jaren van weg zou blijven."
Je bent wel erg ernstig.
„Nee, ik ben in wezen helemaal niet zo se
rieus. Maar ik zie zo'n enorme vloed van
desinteresse, kolder en goedkope lafheid, dat
ik daar iets tegenover wil stellen. In het thea
ter zal ik nooit iets serieus meer kunnen zeg
gen. Ze denken: ha, Freek de Jonge, leuk en
tertainment. Zelfs nu, bij Shakespeare, is dat
al zo. Als ik iets serieus wil beweren, moet ik
het dan ook doen in een boek. En het enige
wat ik wil beweren, is dit: mensen, blijf tot
het diepst nadenken over waarmee je bezig
bent."
„Ik wil niet het slachtoffer worden van
mijn theatersucces. Die bewieroking werkt
bij mij niet creatief. Een ster wordt geacht te
reek de Jonge schittert deze maan-
I den als nar in 'King Lear'. Regisseur
Franz Marijnen heeft gekozen voor
de integrale versie, dus het is een lange zit.
Maar de schele hoofdpijn slaat deze keer niet
toe, omdat er voor het eerst ook valt te la
chen bij Shakespeare. De longe heeft de tekst
van de nar op geheel eigen wijze vertaald en
dat is goed te merken. Óaarmee trekt hij de
voorstelling naar zich toe.
We spreken elkaar in 'Cascades', een Ja
pans restaurant in donker Den Haag, gesitu
eerd in een wijk waar vroeger een gevangenis
stond maar waar nu een betonnen ministerie
werk biedt aan honderden ambtenaren. De
Jonge, die met zijn eetstokjes geroutineerd
wat rauwe plakjes ossehaas wurgt en naar
zijn mond goochelt, ziet er ontspannen uit.
De rol van de nar kost hem maar weinig
moeite. Te weinig, vindt hij zelf.
„Ik probeer natuurlijk wél wat van die rol
te maken, ja. De tekst van Shakespeare heb ik
in mijn eigen idioom vertaald. Zoals Claus
dingen vertaalt met een Vlaamse tongval,
heb ik mij die tekst van Shakespeare eigen
gemaakt. Hij is min of meer van mezelf ge
worden. Ómdat ik die rol speel, denken de
mensen dat ze overal om moeten lachen. Dat
is dus niet zo. Ik wil het stuk helemaal niet
naar me toe trekken en doe mijn best me zo
bescheiden mogelijk op te stellen. Maar ja, ik
heb nu eenmaal een gigantische power, daar
kan ik ook niks aan doen. Met de andere ac
teurs heb ik het daar nooit over gehad. Je
hebt niet echt veel contact met elkaar. Iede-
rereen 'doet zijn ding' en daarmee af. In De
Groene schreven z'e dat je toneel en cabaret
niet kunt mengen. Maar ik meng niks, ik ben
gewoon ingehuurd als acteur. Maar goed, we
zouden het toch hebben over 'Opa's wijsvin
ger', mijn nieuwe roman?"
Freek de Jonge: „Een deel van de tragiek is mijn succes. Het toneel is wat dat betreft een grotere valkuil dan de roman."
foto leo van velzen
Een opname van Guus Reitsma, kort voor zijn arrestatie. foto archief
Het Guus Reitsmahof. Het is
een van de straten in de nieuwe
villawijk de Overveerpolder die
worden vernoemd naar
verzetsstrijders uit de Tweede
Wereldoorlog. De Guus
Reitsmahof herinnert aan de
20-jarige Oegstgeestenaar die
betrokken was bij de overval op
het Amsterdamse
bevolkingsregister in 1943. Zijn
zuster Lijs ziet de vernoeming
van de straat als een eerbetoon
aan haar broer, die in de
vergetelheid dreigde weg te
zinken.
Oegstgeest eert verzetswerk
wintig jaar oud is de Oegstgeester
I bankemployé en rechtenstudent
Guus Reitsma als hij op 27 maan
1943 meedoet aan de overval op het Amster
damse bevolkingsregister. Samen met acht
anderen, onder wie Gerrit van der Veen. Wil
lem Arondeus en Guus' zwager Cees Honig,
verschaft hij zich toegang tot het gebouw bij
Artis. Doel van de mannen is de persoons
kaarten en archieven vernietigen. De gede
tailleerde gegevens worden door de Duitse
bezetters gebruikt voor de opsporing van jo
den. Vernietiging van de papieren, denkt de
groep, zal duizenden Joden redden van de
tocht naar een concentratiekamp.
De negen brengen explosieven aan en ha
len in hoog tempo alle paperassen uit zes
honderd ladenkasten. Alle persoonskaarten
en familiekaarten worden op vijfgrote hopen
gegooid. Met hulp van benzol moeten die in
vlammen opgaan. De laatste man die het
pand na anderhalf uur verlaat, wekt de explo
sie op. „Een dreunende knal. De ramen
sprongen, de brand kreeg voldoende zuurstof
en in korte tijd was het hele gebouw één
vuurzee, de wolken weerkaatsten het rode
licht van de vlammen. Triomf] Het was ge
lukt!", omschrijft dr. Lou de Jong in Het ille
gale werk.
De brandweer neemt de tijd om de brand
in het bevolkingsregister te blussen. De pa
pieren die niet zijn verbrand, willen de spuit
gasten zo 'verzuipen'. Ondanks de explosie,
de vlammen en het bluswater weten de Duit
sers uiteindelijk echter 85 procent van de
persoonskaarten te redden. En binnen drie
weken rolt de bezetter de hele groep overval
lers op.
Naast de overvallers waren veel anderen
op de hoogte van de plannen. Lou de Jong
schat dat zeker 27 mensen wisten dat er een
overval op komst was. Een week vóór de aan
slag had een vriend van Arondeus al verkon
digd dat het bevolkingsregister de lucht in
zou gaan en die boodschap komt snel terecht
bij een NSB'er. De week na de overval wordt
de man gearresteerd. Hij geeft al snel het on
derduikadres van Arondeus prijs.
De naam van Guus Reitsma valt als de
Duitsers Arondeus verhoren. De bezetters
denken echter dat hij doelt op de vriendin
van Gerrit van der Veen, die Guusje heet. Het
zet de Duitsers op een dwaalspoor'en houdt
Guus Reitsma bijna buiten schot. Die doet
inmiddels een poging om te ontsnappen
naar Engeland. Hij is in contact gekomen
met een joodse man, bijgenaamd De Vos, die
zijn vertrouwen wint en belooft hem met een
vliegtuig te laten ontsnappen. „Guus was vei
lig geweest als hij niet in contact was geko
men met die man. Hij bleek een verrader
zegt de nu 74-jarige Lijs Honig-Reitsma.
„Guus is meegegaan. Ze zijn zogenaamd
overvallen in een café bij station Voorburg,
waar ze koffie zaten te drinken. Een auto
stopte er met gillende remmen, er sprongen
een hoop Duitsers uit en Guus en 'De Vos'
werden geboeid weggevoerd. 'De Vos' is later
vrijgelaten -om zijn lugubere werk voort te
zetten. Hij kwam uit het verzet, was in Duitse
handen gevallen en een verrader geworden
uit lijfsbehoud. Hij heeft tientallen mensen
verlinkt."
Guus Reitsma wordt afgevoerd naar het
Oranjehotel in Scheveningen, waar hij de cel
deelt met zwarthandelaren en een huisschil
der. Wanneer de Duitsers achterhalen dat hij
de Guus is die Arondeus noemde, wordt hij
naar het Huis van Bewaring aan de Amster
damse Weteringschans overgebracht. Daar
zitten ook alle andere overvallers.
Guus is één van de laatsten die wordt op
gepakt. Anderen zijn door de Duitsers ge
marteld en liggen in afwachting van het pro
ces in Einzelhaft aan handen en voeten op
hun brits gebonden. Slechts eens per dag
wordt een hand losgemaakt om wat te eten.
Guus blijft dat lot bespaard. De Duitsers heb
ben alle informatie die ze willen hebben en
stoppen Guus daarom bij wat zwarthandela
ren in de cel. De ergste ontbering is honger,
want het eten is slecht en karig.
De Du iters hebben 21 mensen opgepakt
die direct of indirect bij de overval waren be
trokken. Negen krijgen gevangenisstraffen
opgelegd, onder wie Guus' zwager G.ees Ho
nig. Tegen twaalf mannen wordt het dood
vonnis uitgesproken. Ook Guus Reitsma zal
voor het vuurpeloton sterven. Even ziet het
ernaar uit dat een oom gratie voor hem kan
regelen. Het familielid is NSB-burgemeester
van Den Haag en probeert zijn neef via de
Duitse bevelhebbers Rauter en Himmler te
redden, maar slaagt daar niet in. ,,Voor Guus
kan ik niets meer doen", laat hij Lijs na enige
tijd weten.
worden in twee cellen opge
sloten, waar ze eindeloos discussiëren, veel
lachen en elkaar om beurten voorlezen uit de
Bijbel, die een bewaker hen heeft toegestopt.
„Je hebt geen idee hoe wij in alles één zijn en
vol vertrouwen ons vonnis tegemoet gaan.
Wij hebben gedaan wat wij doen moesten en
zijn volkomen verzoend met de dood", zo
geeft Lou de Jong een briefje weer dat door
een van de veroordeelden naar buiten is ge
smokkeld.
Lijs en haar moeder mogen Guus de dag
voor zijn dood bezoeken. „Hij was erg rustig,
blijmoedig zelfs", vertelt ze ruim vijftig jaar
later. „We zeiden dat er een kans bestond dat
we hen allemaal met ruwe diamanten kon
den vrijkopen. Maar hij zei: 'Geen schijn van
kans. Koester geen valse hoop. Ik ben op de
dood voorbereid.' Maar hij vond het beter
om zijn vriendin Carla niet zien. Dat zou hen
beiden te zwaar zijn gevallen." In de vroege
ochtend van 1 juli 1943 worden de twaalf
mannen overgebracht naar de duinen bij
Overveen en bij zonsopgang gefusilleerd. Ze
liggen begraven op de ereplaats voor verzets
strijders.
Daags na de dood van Guus Reitsma, gaat
Lijs naar het Huis van Bewaring aan de Am
sterdamse Weteringschans. Daar komt ze
oog in oog met de Duitse officier Viermann.
die het commando gaf voor de executie van
de twaalf mannen. Viermann overhandigt
haar een gouden medaillon dat is ingelegd
met pareltjes, dat haar moeder bij het laatste'
bezoek aan Guus had gegeven. Het sieraad is
met kracht dubbelgevouwen. Guus kneep het
in de palm van zijn hand samen toen het sal
vo weerklonk. De mannen zongen het Wil
helmus toen ze zonder blinddoek hun dood
afwachtten.
Ruim een halve eeuw na de executie krijgt
Guus Reitsma een laan naar zich vernoemd
in het villaparkje de Overveerpolder in Oegst -
geest. Naast het Guus Reitsmahof komen
daar het Arie Bijlhof. de Reinier van Kampen
houtlaan. de Jacob Keylaan en de Theo Tal-
boolaan. De Oranjevereniging drong aan op
de vernoeming, om zo de mensen te herden
ken die voor het verzet hebben gekozen.