'Vrouwen bewonder ik het meest'
Jc-a.
De kliekjes van
het schrijfproces
Soep van de Unie
Een schone dienaar
I wf
a* jjA
&-C V
Snotneuzen en vuile handen
Boeken
Rollebollen in het gras
Met en zonder
DONDERDAG 4 NOVEMBER 1993
944
22
Meindert Inderwisch over het onbegrip tussen man en vrouw in bed:
Meindert Inderwisch is ervan overtuigd dat zijn nieuwe
boek Ellendige Sex opvalt tussen het grote aanbod aan
Nederlandse romans. ,,Na Ik Jan Cremer krijgen de Ne
derlandse lezers eindelijk weer een boek onder ogen
waarin de hoofdpersoon geen moeite heeft met het ver
sieren van vrouwen. Het is geen kneuterig boek over on
zekere studentjes met puistjes. Nee, de jongen over wie
het gaat, is juist op jonge leeftijd al een ladykiller. Hij is
absoluut geen loser; daar komt de titel Ellendige Sex niet
uit voort."
van zichzelf weg. Ze schamen
zich als dat zich niet omzet in
iets duurzaams. In tegenstelling
tot de primitieve geilheid die de
man drijft. Dat zorgt voor heel
wat verdriet en misplaatste ver
wachtingen."
Schuttingtaai
Hoewel seks in elk verhaal een
grote rol speelt, vindt Inder
wisch het boek niet platvloers.
Bewust heeft hij in de erotische
beschrijvingen geen schutting-
taal gebruikt. Toch is de hoofd
persoon in zijn benadering van
vrouwen vaak hard en grof. Me
nig feministe zal gruwelen bij
een observatie als 'een lekker
snollig smoeltje, volle lippen'.
„Dat zijn dan de feministes
die geen gevoel voor humor
hebben", reageert de schrijver.
„Daaraan heb ik maling. Ik heb
mijn uitgever juist gevraagd dit
boek naar Opzij te sturen, want
Ellendige Sex brengt in kaart
hoe een heleboel mannen den
ken als ze eerlijk zijn. Daarom is
het voor het feminisme geen
gevaarlijk boek. Ik heb het al
aan heel wat vrouwen te lezen
gegeven en die moesten er erg
om lachen. Het is toch duidelijk
dat het juist vrouwen zijn die ik
het meest bewonder?"
Inderwisch is geen bewonde
raar van de hedendaagse litera
tuur. „Ik schrijf om iets te ver
tellen en die schrijvers van de
Met Inderwischs vierde boek
krijgt de lezer in vijftien hoofd
stukken evenveel episoden uit
het leven van de naamloze
hoofdpersoon voorgeschoteld.
In het eerste hoofdstuk, 'Kapsa
lon', zit hij op de kleuterschool;
het laatste, 'Turkije', speelt der
tig jaar later, als hij getrouwd is
en een vijf maanden oude
dochter heeft. Van meet af aan
draait het boek om de verhou
ding tussen man en vrouw,
meer in het bijzonder die tussen
Rond de eerste vertelling
hangt nog louter de sfeer van
hoopvolle verwachting, als de
jonge hoofdpersoon merkt hoe
hij in de smaak valt bij de vrou
wen in de kapsalon van zijn
moeder. Naarmate het boek
vordert, wordt de spannende
belofte rond de erotiek telkens
gefrustreerd door de werkelijk
heid. Inderwisch belicht de
schaduwkanten van de seksua
liteit. Steeds duidelijker krijgt de
hoofdpersoon de rekening ge
presenteerd van zijn zucht naar
genot.
Uiteindelijk valt het hem
moeilijk zich er nog geweten
loos aan over te geven. Hij reali
seert zich dat hij vrouwen
kwetst. „Dit denkt niet alleen de
hoofdpersoon, zo is het ook in
mijn beleving. De meeste vrou
wen geven in de seksualiteit iets
RECENSIE BERT KUIPERS
Canetti, Vliegenpijn. Vertaald door
>dor Duquesnoy. Uitgeverij Athenaeum-
Polak Van Gennep, 29,90.
I loewel sommige grote geesten
het aforisme beschouwen als
een harde kernachtige uitspraak
waarop de tand des tijds zich
stukbijt (Nietzsche), blijft die
per definitie een dooddoener,
een losse flodder zonder sys
teem, de dood in de pot tijdens
een discussie en een ai te vrij
blijvend genre voor een literair
procédé. Een verzameling van
dergelijke spreuken is nagenoeg
onleesbaar, zeker als de boel zo
maar op een hoop geveegd is
als in Vliegenpijn, een bundel
van de Oostenrijkse schrijver
Elias Canetti.
Een deel van het gebodene in
Vliegenpijn is wel heel cryptisch
uitgevallen en kan dus terzijde
worden geschoven. Op wat er
dan nog aan diepe zinledigheid
over blijft, is echter evenmin ge
makkelijk vat te krijgen. Dat
komt vooral omdat het materi
aal los van zijn context (het
oeuvre) is komen te staan, niet
toegankelijk is gemaakt via een
register en niet voorzien is van
een behoorlijke inleiding. Als
naslagwerk voor mensen die
Meindert Inderwisch: „Mijn hoofdpersoon is
geen onzeker studentje met jeugdpuistjes r
jaren tachtig en negentig, dat
zijn van die taaiknutselaars en
taailaboranten. Die schrijven
cryptogrammen voor hun klas
genoten. Heb je zo'n boek ein
delijk ontcijferd, dan blijkt dat
ze niks te vertellen hebben. Met
alleen rr
weg v
denken jaag je r
de literatuur. Daar 2
gen af."
„Een uitzondering is Adriaan
Morriën aan wie ik Ellendige Sex
heb opgedragen. Een heel groot
schrijver en iemand die mij
voor een groot deel mijn angst
om ouder te worden heeft ont
nomen. Door zijn helderheid
van geest, zijn warsheid van co
des, zijn volkomen oorspronke
lijkheid. Onbeschadigd en voor
bij de tachtig. Ik kijk naar hem
op. Hij heeft me min of meer
ontdekt en altijd heeft hij mij
gesteund en geloofd in wat ik
schreef. Fantastisch om zo'n
man aan je kant te hebben."
Meindert Inderwisch, Ellen
dige Sex, Uitgeverij Contact,
34,90.
De aforismen van Elias Canetti
iets pakkends voor een speech
of opstel zoeken is dit boek dus
niet te gebruiken.
Aforismen lezen heeft wel iets
weg van een zak kersen eten.
Eerst zoek je de besten of groot-
sten eruit, om vervolgens het
hele pond op te peuzelen. Ie
krijgt er niet eens buikpijn van,
wat overdrachtelijk ook voor
Canetti's wetenswaardigheden
geldt. Hoe knap geformuleerd
en diepzinnig zijn aforismen
soms ook zijn, er blijft niks van
hangen.
Wat je wel lang heugt is de
opmerking dat Vliegenpijn 'als
een som van het levenslange
denkproces van Elias Canetti'
kan worden gelezen, zoals de
schrijver van de tekst op het
achterplat ons wil doen geloven.
Die onzinnige opmerking doet
de grote geest die Canetti was
tekort. De som van zijn denk
proces wordt eerder gevormd
door zijn oeuvre met onder
meer schitterende boeken als
De fakkel in het oor en De be
houden tong.
Zeker niet door Vliegenpijn of
wat er verder nog in of naast
zijn prullemand terecht is geko
men. Maar ach, is een achter
plattekst niet een nog afgetrap-
ter genre dan het aforisme?
RECENSIE SOPHIE VERBURGH
De Man met de Kroezende Baard. Chinese verhalen uit de Tang-dynastie, ver
taald door W.L. ldema Meulenhoff, 39,50
„Tijdens de laatste jaren van de regeringsperiode Zhenguan
(785-804) was Zhang Feng uit Nanyang eenvoudig op reis in
het diepe zuiden. Opeens kwam hij bij een grasveld, ruim
honderd passen lang en breed, van het lieflijkste groen! Daar
naast groeide een boompje. Vervolgens trok hij zijn kleren uit
en hing die op de boom, zette zijn staf ertegen en wierp zich
in het gras om er zich linksom en rechtsom in rond te wente
len. Hij raakte daarvan in zo'n roes dat hij dolde als een beest
- toen hij bevredigd weer opstond was zijn lichaam veranderd
in dat van een tijger! Vervolgens sprong hij vooruit en over
bergen en ravijnen spoedde hij zich, sneller dan de bliksem."
Zo eenvoudig leidt het begin van een van de verhalen uit de
Tang-dynastie (618-906) de lezer binnen in de vreemde we
reld van de Chinese wonderverhalen. Mensen veranderen in
dieren; dieren, geesten en drakengoden nemen menselijke
gestalten aan en de avonturen en morele lessen van al deze
figuren vormen de stof waarvan de Chinese schrijvers hun
wonderlijke vertellingen weefden. Dat lijkt er op te duiden dat
het 'slechts' sprookjes waren. Niets is echter minder waar.
Prof. W.L ldema, docent Chinese letterkunde aan de Rijks
universiteit Leiden, die deze verhalen in het Nederlands ver
taalde en bundelde, legt in het voorwoord uit hoezeer deze
bovennatuurlijke verschijnselen door de Chinezen als deel
van de werkelijkheid werden ervaren. De schrijvers tekenden
deze verhalen op, juist om vast te leggen wat ze voor waar
aannamen - zodat de lezers er kennis van konden nemen en
er lering uit konden trekken.
Dit geloof in de waarheid van de wonderverhalen èn de
prachtige, soms haast lyrische vertalingen van ldema maken
deze bundel tot rijk leesvoer. Ik denk zelfs dat Idema's eigen
vertaalkunde en vertelkunst de zaak af en toe nog wat mooier
maakt dan in het Chinees. De 45 verhalen die hier zijn ge
bundeld lopen als treinen en alleen de typisch Chinese ge
woonte van zelfvernedering in het spraakgebruik van perso
nages en het beklemmende sociale normen- en waardenstel
sel konden mij bij het lezen soms ergeren.
Over het geheel genomen mag deze bundel dus een pretti
ge kennismaking met de Chinese vertelkunst uit de Tang-pe
riode heten.
LJ. Veen, 24,90
Soms is het omslagontwerp van
een boek buitengewoon geluk
kig gekozen. Dat geldt bijvoor
beeld voor het debuut van Aat
Ceelen: een perspectivisch ver
tekend schilderij in smoezelige,
sombere oker- en bruintinten
voornamelijk, waarop een man
te zien is die rechtop in zijn bed
zit. Aan het voeteneind staan
een koffer en een schildersezel
met daarnaast een stoel waar
over een opgevouwen pantalon
hangt. Het doet denken aan een
hotelkamer van het goedkoop
ste soort. Het bed staat in een
hoek geschoven, rechts aan het
hoofdeind bevindt zich een
smal hoog kastje, een wit kleed
je bovenop met een in 'n inkt
potje staande pen, en een brief.
De man kijkt over z'n schouder
naar rechts, de kamerdeur staat
open: wellicht is er gerucht in
de gang, staat iemand op het
punt binnen te lopen. Er hangt
een naargeestige spanning.
Wat Niklaus Stoecklin met
het penseel heeft gedaan, heeft
Ceelen met de pen willen op
roepen. De eenzaten die hij in
zijn verhalen opvoert staan
overal buiten, ze zijn niet thuis
en ze voelen zich ook nergens
thuis. Hun door iemand gecor
rigeerde kijk op het leven komt
treffend naar voren uit de be
schrijving die een hunner geeft
van een pik: „dat ding van Cy-
bulski is, hoe zal ik het zeggen,
dat is net een een pasgebo
ren diertje, een beestje dat nog
geen haartjes heeft en met blin
kende oogjes, zo onschuldig, zo
fris, zo nog helemaal niet stin
kend naar het leven. Nee, dat
ding van Cybulski zou iedereen
rustig in zijn mond kunnen ne
men, als een delicatesse; men
■t bang hoeven te
oude pantoffel te
een doodgekookte
11 n t
i dat ii
r Roddy Doyle: Ha Ha Ha.
FOTO STEFAN ROUSSEAU/AP
RECENSIE LETTY STAM
Roddy Doyle, Paddy Clarke Ha Ha Ha.
Uitgevenj Minerva. Londen, 22,70
Je haat je kleine broertje. Dat
hoort. Het is gemeen dat Liam
en Aidan minder straf krijgen
van de meester alleen omdat ze
een dooie moeder hebben. En
de buurvrouw heeft haar man
vermoord door een fijngemalen
wijnglas in zijn omelet te roe
ren. In Roddy Doyle's Patldy
Clarke Ha Ha Ha, barst het van
dit soort 'onwrikbare' waarhe
den. De Ier .won er vorige week
de Booker Prize mee.
Paddy, officieel Patrick, is een
bijna tienjarige jongen. Hij
woont met zijn vader Paddy,
moeder Mary, broertje Francis
(Paddy noemt hem Sinbad) en
zusjes Catherine en Deirdre in
een piepklein dorp. Zijn moeder
voelt haarfijn aan wanneer
zoonlief na een valpartij een
zalfje en knuffels nodig heeft en
geen preek. Zijn vader lacht
hem niet uit als Paddy denkt
dat de Amerikanen in Vietnam
tegen gorilla's vechten maar
vertelt hem wat 'guerrilla' bete
kent.
Na school bouwt hij met zijn
vrienden hutten, stookt fikkies
of haalt wat anders uit. Bij voor
beeld de wat sukkelige Aidan
met zijn hoofd in de slipjes van
de jonge buurvrouw duwen die
te drogen hangen. Doyle lijkt
een zorgeloze wereld te be
schrijven van jochies met snot
neuzen en vuile handen tijdens
eindeloos durende zonnige zo
mers. Zijn humor en vakman
schap behoeden hem voor een
sentimenteel vroeger-was-alles-
beter-boek.
De nieuwbouw slokt lang
zaam maar zeker het speelter
rein van de jongens op. Bin
nenshuis brokkelt Paddy's we
reld op een andere manier af.
Zijn vader en moeder hebben
steeds vaker ruzie. Paddy ge
looft dat hij met wakker blijven
de zaak kan bezweren. Na een
Vieze vent
RECENSIE WILFRED SIMONS
J M H Berckmans, Het zomert in Barê
stad Uitg Nijgh en Van Ditmar, Amst<
dam/Antwerpen 1993 Prijs 24,90
De gaskamerman had Jean-Luc
een colbertjasje gegeven. Dan
kon hij ook eens fijn uitgaan,
wantJean-Luc dopt. Vijfentwin
tig zakken netto per maand
heeft hij. En jawel hoor, Jean-
Luc kwam thuis met een Veerle,
een bloedmooie meid. Gingen
al meteen samenwonen. Maar
ja, na een paar dagen was er al
Logisch natuurlijk. Jean-Luc
is ook een bijzonder vieze vent. j
Zuipt, snuift briesend kwakken
snot z'n neusgaten weer in. Z'n I
haar hangt in lange vuile klitten
tot in z'n nek en de gulp van z'n
jeans staan altijd wagenwijd
open. Daar was Veerle gauw ge
noeg achter gekomen. Zij draagt
altijd schone, frisse bloemetjes
jurken.
Dat gebeurt allemaal in Ba-
rakstad, waar het vocht uit de
muren slaat en alle kamers
smerig stinken. Zo somber
wordt de gaskamerman daar
van, en dan heeft hij ook nog
eens Jean-Luc dat jasje gegeven.
Gij kunt daar wel mee lachen,
hè, nou daar valt helemaal niet
mee te lachen. Het is niks dan
somberheid. De gaskamerman
zet 't op 'n zuipen. Dat bevalt de
gaskamervrouw helemaal niet.
Haar ogen brullen van misprij
zen. Zwijn, denkt de gaskamer
vrouw. Teringwijf, denkt de gas
kamerman, rotwijf. Er is niks
dan eenzaamheid. Hij zet het
op 'n zuipen, hij zuipt zich nog
eens kapot. Jaja.
zou echt
zijn in eer
happen, of
spitskool."
Die pik van Cybulski is het
enige onbezoedelde voorwerp
dat in Ceelens bundel voorkomt
(maar vrolijk stemt het niet).
Het leven stinkt, niets biedt soe
laas, niets lafenis, nergens in
deze desolate schetsen gloort
hoop.
Ik kan me daar wel iets bij
voorstellen.
Wat er jammer genoeg aan
Ceelens cartoons ontbreekt, in
de meeste gevallen, is humor,
de mogelijkheid mee te leven;
daarvoor zijn zijn schepsels net
te bizar en is het plot te weinig
uitgewerkt. Echt gelachen heb
ik alleen om de brief van ie
mand die de hoofdprijs is een
slagzinwedstrijd heeft gewon
nen (Ik trek soep van de Unie! U
nie?). Het verblijf levert hem na
tuurlijk niet op wat hij ervan
verwachtte - of bevestigde juist
Over leven en weric van P C Boutens.
Schrijversprentenboek 34 Redactie Jan
Nap, Ben Peperkamp, Murk Salverda.
Joost van der Vleuten Uitgave: Atheneum
- Polak Van Gennep, Amsterdam, Let
terkundig Museum en Documentatiecen
trum, Den Haag, 39,90
'Uit den ban van duur en tijd'. Bloemle
zing uit de lyriek van P C. Boutens Sa
menstelling: Jan Nap, Ben Peperkamp,
Murk Salverda, Joost van der Vleuten. Uit
gave: Atheneum - Polak Van Gennep,
Amsterdam, 25,00
Ter gelegenheid van het vijftig
ste sterfjaar van de dichter P.C.
Boutens (1870-1943) verscheen
in de reeks Schrijversprenten
boeken een- aan hem gewijd
deel. Die uitgave is zeker ook
een poging de wat gedoofde be
langstelling voor zijn werk
nieuw leven in te blazen. De
bloemlezing uit zijn lyriek, Uit
den ban van duur en tijd sluit
daarbij logisch aan.
Boutens was op het hoogte
punt van zijn roem een natio
nale dichter. Bijzonder interes
sant is dan ook de geschiedenis
van de waardering van zijn poë
zie. In honderd jaar kritiek
staan bewondering en verering
naast ernstige bedenldngen en
scherpe afwijzing.
De uitspraak van Nijhoff, 'le
der komend Nederlands ge
slacht zal zich zijn eigen Bou
tens voor ogen stellen', is wel
bewaarheid, maar deze blijven
de aandacht heeft geen onver
deeld gunstig oordeel opgele
verd. Lofprijzingen als 'tech
nisch meesterschap' en wat Ter
Braak noemt 'aan de ruige alle-
daagschheid ontheven schoon
heid' staan tegenover verwijten
van duisterheid en onnatuurlij
ke gezochtheid.
Het blijft een merkwaardige
paradox: Boutens, populair ais
een bekende Nederlander, en
zijn poëzie, nauwelijks toegan
kelijk voor een breed publiek,
'slechts voor zeer weinigen'.
Werd hij een nationale dichter-
profeet door het soort lof dat de
nieuwe kleren van de keizer ten
deel viel, uit vrees van velen dat
hun onbegrip hen zou ontmas
keren? Had men behoefte aan
een cultureel idool, als levend
geweten voor het Hogere?
Hoewel er ook na 1945 uitga
ven beschikbaar bleven, bete
kende de Tweede Wereldoorlog
juist een breuk in de waarde
ring. Was er na de Holocaust
nog plaats voor een dienaar van
de Schoonheid, voor een dich
ter die de verscheurde wereld
de eeuwige waarheden van bij
bel en Plato bood? Maar hoe ge
makkelijk kan ook zo'n afwij
zing zijn, hoe oppervlakkig zo'n
diagnose van een gebrek aan
engagement.
Daar is weer die paradox: ook
nu weer vindt Boutens lezers en
pleiters. Voor hen is hij de dich
ter die juist de moderne mens,
die van het instant nihilisme,
veel te zeggen heeft. Omdat die
mens, niets minder dan vroe
ger, misschien iets wanhopiger,
op zoek blijft naar zingeving. In
elk geval op weg geholpen door
de muzikaliteit van deze poëzie,
kun je je inlezen, met op z'n
minst een kans op ontsnapping
aan de dictatuur van de actuali
teit, uit de ban van duur en tijd.
leiding tot een kolderieke litanie
aan de fabrikant. Ze deed me
denken aan de brief van Hen
drik Sadee (uit Brakmans 'Co
me-back').
Y
jf; :U--
aantal doorwaakte nachten, be
grijpt Paddy dat hij niet kan ver
hinderen dat ze steeds weer be
ginnen.
Aan zijn vriendjes of klasge
nootjes heeft hij niets. Integen
deel. Doyle beschrijft de pikorde
op school pijnlijk realistisch. De
snottebellende klasgenootjes
blijken opportunistische, wrede
etterbakken en Paddys 'onwrik
bare' waarheden zijn zo wankel
als een muurtje zonder cement.
Doyle heeft de gedachten, wen
sen, dromen net zo springerig
als de denkwereld van zijn held
gemaakt. En Paddys redenerin
gen zijn zo 'logisch' dat je zowel
met als om het joch moet grijn
zen. Paddy Clarke Ha Ha Ha-.
goed voor een plaats op Sinter
klaas- of Santa Claus-verlang
lijst.
De Engelse uitgave is wellicht
moeilijk verkrijgbaar want het
boek wordt herdrukt. Nijgh
Van Ditmar komt in december
met de Nederlandse vertaling.
Wat wilt ge oplossen? Wat verklaren? Konde er
Leven bestaan buiten dit hachlijk wonder,
Dit steeds vernieuwd en nooit vervuld gemis
Van dan met God te zijn en dan weer zonder?
Nummer 12 uit de Honderd Hollandse kwatrijnen van P.C.
Boutens. Op 'God is dood' na een van de kleinste theologietjes
die ik ken. De toegepaste theologie van weelde en gemis. Waar
mee misschien niet de zin van het leven verklaard is, maar wel
de voorwaarde waaronder. Ik leg het even naast een nog kleine
re, van Leo Vroman: „Er is God genoeg voor allen, wie God
wordt genoemd wordt God. Genoemd is genoeg."
Geen speeltjes voor wie alles al heeft.
Uit: Uit den ban van duur en tijd, Bloemlezing uit de lyriek van
P.C. Boutens. Samenstelling Jan Nap, Ben Peperkamp. Murk
Salverda en Joost van der Vleuten. Uitgave Atheneum - Polak
Van Gennep, Amsterdam.