't Leven is geven en nemen'
'Niet slijmen, maar eerlijk zijn'
DIGROS en
l^Se^oeJ(0^
Ute\*
'Toen het geluk nog om de hoek lag'
Het Gesprek van de Dag
v
Burenruzie voor de
rechter uitgevochten
DixsEm SLUTERUEN
chef willem spierdijk. 071-35643'
plv -chef meindert van der kaaij. 071-35644
|35®g£S
PROEFNOTITIES
Waardoor
ontstaat
burenruzie
De meeste burenruzies'ont-
staan over de volgende
kwesties:
- Erfafscheidingen. Ze zijn
te hoog, te laag of staan te
veel op het erf van het
'slachtoffer'. Soms kibbelen
buren zolang over de vorm,
dat een van de 'gewoon'
iets plaatst en de poppen
prompt aan het dansen
zijn.
- Geluidsoverlast. Slaande
deuren, harde muziek en
visite die zó luidruchtig af
scheid neemt, dat de buren
wakker schieten. En wat te
denken van het dag in dag
uit oefenen van toonlad
ders?
- Het 'verkeerd parkeren
van auto's'. Dan staat de
auto van de buren voor hun
huis en zeggen mensen dat
hij op hun plek staat. Ter
wijl het allemaal openbare
weg is.
- Overhangende takken of
bomen en bouwsels die
schaduw geven.
- Kinderen. Dat het ene
kind bedreigd of geslagen
zou zijn door het andere.
Met een opgeklopt verhaal
gaal de lieve jeugd naar
mama, die haalt verhaal bij
de andere moeder en je
hebt een burenprobleem.
- Stank. Van een walmende
open haard tot die eeuwige
barbecue.
En natuurlijk is alles in de
zomer erger dan in de win
ter: want dan leven we "bui
ten (om de buren te erge
ren).
°Sf
ój, ®ln
V Loopt
ie ,-Ah van \9A5
jt.thuis kwam inrekenen. „Ik
liet niet. want ik h3d een vt
dering in hét café", verk'
families hij gisteren nóg een.s. t
tse Ko- had wel verhaal willen ft
gurenrux
p uc: Nooravvijkerhoul;
iigi'jinevveg de laatste
tr h'eeli afgespeeld, kan
n!S^&33
door voor een aflevering van do ruitjes van hun voordeur
VPRO TV-serie Buren. Het aantal snijwonden en J
hoofd van éua«an de gezinnon. ken verplichte cuztgM
Ruzies tussen buren blijken een bijna dagelijks onderwerp voor kranten en agenten van politie.
'Burenruzie-specialist' van Noordwijksepolitie
„Sommige buren hebben al ja
ren ruzie. Maar als je ze vraagt
waar het nu eigenlijk om be
gonnen is, weten ze het niet
meer. Ergens is iets fout gegaan
en dan kan het nooit meer goed
komen", zegt de Noordwijkse
politie-agent L.R. Magré, dè bu
renruzie-specialistbij uitstek.
Zeker in de zomer wordt hij er
dagelijks mee geconfronteerd:
slepende burenruzies, maar ook
buren met een nieuw 'relatie'-
probleem. Als de buurman zijn
muziekinstallatie hard zet, bel
len ze direct de politie: „Terwijl
ze eigenlijk eerst met elkaar
zouden moeten praten", meldt
voorlichter F. Mesker.
Vooral in nieuwbouwwijken
herkent hij dat patroon: „Men
werkt de hele dag voor de hypo
theek en is alleen 's avonds
thuis. En dan wil de een stilte,
terwijl de ander dan juist wat le
ven in de brouwerij wenst. En
als je dan je buren niet kent, is
er snel irritatie."
„In oude buurten kent men el
kaar beter, houdt men ook meer
rekening met elkaar", vult Ma
gré aan. „De mensen hebben er
vaak iets van: Oh, dat is Jan, die
gaat even uit zijn dak. De vol
gende keer ga ik uit mijn dak en
hoeft ook niemand te klagen."
,,'t Leven is geven en nemen",
meldt deze agent, die vooral in
Noordwijk actiefis. „Leven en
laten leven", geeft collega C.P.
van der Meer, die meestal in
Hillegom werkt, de boze buren
van Nederland dè tip van het
jaar. „En als je het écht niet uit
houdt, verhuis dan naar een vil
lawijk of het platteland. Daar zit
je niet zo op eikaars lip".
Doorzieken
Alleen,-'veel mensen zitten vast
aan hun koophuis of vinden dat
juist de buren moeten verhui
zen. Want die ander doet naar
of is juist zo'n zeur. Veel buren
laten hun ruzie daarom door
zieken. En dat is nu juist fnui
kend, zegt Magré: „Je kunt wel
zeggen: ik zeg niks meer tegen
ze, maar dat legt toch een druk
op je. Voor je het weet leg je op
alle slakken zout en fok je jezelf
op. Zit je de hele dag te kijken
wat die buurman nou weer
doet".
Praten is dus de oplossing, met
een onafhankelijke derde erbij:
„Want anders loopt de confron
tatie gegarandeerd uit de
hand". Zo'n derde kan een
agent zijn, maar zelfheeft Ma
gré nog nooit die rol vertolkt.
„We verwijzen mensen meestal
door naar maatschappelijk
werk, maar die werken op basis
van vrijwilligheid. En als een
van de twee buren dan niet wil
praten, houdt alles op". Ook
een derde buurtbewoner of ie
mand van de woningbouwvere
niging kan als gespreksleider
annex vredestichter fungeren.
Hij moet het probleem wel goed
kennen en beide partijen die
nen hem te vertrouwen.
Agenten proberen in burenru
zies zo neutraal mogelijk te blij
ven, maar de politievoorlichter
geeft toe dat dat soms moeilijk
is. „Dan zie je dat mensen zich
op een bepaalde manier gedra
gen, bijvoorbeeld met het smij
ten van deuren, en vinden dat
dat moet kunnen. Als een ander
daar toch wat van zegt, heb je
direct een strijd. Want zij laten
zich niet vertellen wat ze mogen
doen". Anderzijds zijn er men
sen die overal een probleem
van maken.
Treiteren
En als ze dan ook nog eens snel
de politie bellen, is dat niet best
voor de relatie met de buren.
Magré: „Zo'n witte politie-auto
werkt alleen maar escalerend.
Bovendien krijg je vaak zoiets
van: 'Joh, die pipo haalde de
politie erbij. Kon-ie het niet
zelf? Hij woont toch naast me?
En dan gaat men soms treite
ren: net als de politie is geweest,
de geluidsinstallatie weer kei
hard aanzetten. Zulke dingen".
Ook agenten hebben het vaak
moeilijk met burenruzies, bij
voorbeeld omdat het probleem
buiten hun boekje vallen. Neem
nu de erfafscheiding. Als buren
kibbelen over hoogte en plek,
kan een agent ze op bepalingen
in het Burgerlijk Wetboek wij
zen. Meer ook niet. Ze kunnen
pas in actie komen wanneer een
met zijn bijl de schutting te lijf
gaan. Dan is het geen civiel
recht meer, maar strafrecht.
Gelukkig lopen niet alle ruzies
zo uit de hand, al kennen de
agenten genoeg voorbeelden
van buren die bedolven werden
onder de lastige telefoontjes en
artikelen van postorderbedrij
ven. Mesker: „Soms ontstaan er
dan ook hele kampen in een
straat, maar straatgevechten
maken we niet zo vaak mee.
Dan zegt men toch: 'Dat is jouw
probleem'
Gezwijmel bij Mantovani, gou
den kaarslicht en Chianti. Dat
is toch nog steeds zo'n beetje
het beeld dat velen van ons
hebben van romantiek. Maar
net als alles is ook dat begrip
aan verandering onderhevig.
Hoe ziet de romantiek er anno
1993 uit? Waarvan wordt he
den ten dage ons hart nog
warm? In deze rubriek probe
ren wij daar in een aantal afle
veringen een antwoord op te
krijgen.
„Romantiek is meestal een zaak
voor twee mensen", zegt de
Oegstgeestse Nadia, die in de
Gele Gids staat als dame die een
buikdansact opvoert voor wie
daarin is geïnteresseerd.
„Meestal voel je je sneller ro
mantisch als je verliefd bent.
Later, als je eenmaal bent ge
trouwd, ga je al die dingen met
een korreltje zout nemen. Dan
heb je het samen gewoon gezel
lig. Vrouwen zijn, denk ik, ro
mantischer dan mannen. Ze
kunnen de presteerdwang snel
ler van zich af zetten en hun ge
dachten de vrije loop laten."
„Wat ik romantisch vind, is
dansen. Met mijn partner, maar
ook alleen. Dansen geeft me
een blij en gelukkig gevoel. Ik
krijg zo'n zelfde gevoel als vroe
ger, wanneer ik keek naar die
films met Fred Astaire en Gin
ger Rogers. Toch een beetje een
droomwereld waarin alles ver
rassend en mooi was. Waarin
het geluk om de hoek lag."
„Ik heb eerst klassiek gedanst,
maar dan ben je net een machi
ne. Buikdansen is veel en veel
vrouwelijker, geheimzinniger,
lokkender. Je roept voor de toe
schouwer een droomwereld op,
maar maakt daar tegelijkertijd
zelf ook deel van uit. Soms
vraag ik wel eens mannen uit
het publiek om mee te dansen.
Daar zijn ze meestal bang voor.
Over het algemeen kan de Ne
derlandse man aardig dansen,
maar bij de buikdans gaat het
toch vaak niet echt goed. Dan
krijgen ze maar geen beweging
in hun heupen en staan ze een
beetje met hun knieën te wap
peren."
„Ik moet wel eens optreden op
een bruiloft en dan vraagt de
bruid me of ik een cadeau aan
haar man wil aanbieden. Dan
krijgt zo'n man dus via-via een
cadeau van haar. Dat vind ik
wel iets spannends hebben. En
die mannen zijn dan vaak erg
ontroerd."
„Romantiek moet vanuit jezelf
komen. Ik kan de mensen wel
in een romantische sfeer probe
ren te brengen, maar ze moeten
zelf ook willen. Sommige men
sen reageren totaal anders dan
anderen op situaties. De een
ziet de blaadjes van de bomen
vallen en mijmert: ach, wat
Nadia: „Buikdansen is veel en veel vrouwelijker, geheimzinniger, lokkender. Je roept voor de toeschouwer
een droomwereld op, maar maakt daar tegelijkertijd zelf ook deel van uit. foto
mooi, wat een mooie kleuren.
De ander denkt: wat een vies
rotweer en rept zich snel naar
huis. Ik vind het erg romantisch
om te wandelen in een onbe
kende omgeving. Op vakantie
bijvoorbeeld, wanneer je hele
maal op elkaar bent aangewe
zen. Dat je dan het onbekende
tegemoet gaat. Dan zie je er
gens zo'n oud treinhuisje staan,
waar jaren lang treinen zijn ver
trokken, waar mensen afscheid
van elkaar hebben genomen en
elkaar hebben uitgezwaaid met
vochtige zakdoeken. Waar men
sen verliefd naar elkaar toe zijn
gerend. Ik heb dan altijd de nei
ging om daar even te gaan kij
ken. Ik hou van oude gebouwen
in een stad, gebouwen waar
verhalen aan vastzitten."
„Ik wist voor het eerst dat ik
danseres wilde worden toen ik
zes jaar was. Het was op een
bruiloftsfeest van mijn grootou
ders. De accordeonist speelde
muziek waarop het erg moeilijk
dansen was en op een gegeven
stond ik als zesjarig
meisje helemaal alleen op die
grote dansvloer. Het ritme, de
manier waarop ik moest dan
sen, kwam van binnenuit. Auto
matisch. En vanaf die tijd heb ik
eigenlijk maar een ding gewild
en dat is dansen. Nu dus buik
dansen. Langzame buikdansen,
maar ook hele snelle. Ik werk
veel met vuur. Dat geeft het iets
geheimzinnigs, iets hartstochte
lijks."
„Ik treed vaak op in de weeken
den. Mijn man, die muzikant is,
heb ik ontmoet in de bus naar
huis. We reden door de donkere
nacht en hij zat in de bus gitaar
te spelen. Hij speelt nu contra
bas in een zigeunerorkest. Dat
romantische bezigheid,
or hij beschouwt het nu
neer als een vak."
„Ik vind het romantisch als eer
man 'n keer een bloemetje
meeneemt of zoiets. Wij, vrou
wen, hebben, denk ik, toch
meer de neiging om eens een
keer iets ongewoons te doen.
Zonder dat hij het weet gezellij
de tafel dekken, met kaarslicht
en zo en dan heerlijk dineren.
Lekker eens even uit de sleur.
Voor mezelf en hem een mo
ment creëren waarop de wereli
even stil staat."
Verkopen leer je in de praktijk
U kent die enge winkels wel.
Waar je op kousevoeten tussen
de schappen door dient te slui
pen. En ook nog eens gebukt.
Omdat die opdringerige verko
per ons anders in de gaten
krijgt, ons bij de kladden grijpt,
ons vlammend aankijkt en ons
vraagt: „Wat kan ik voor u
doen?" Een vraag die niet als
een vraag klinkt. Het is meer
een aankondiging in de trant
van 'ik zal pas van uw zijde wij
ken als u iets heeft gekocht'.
Dat zijn vast verkopers die geen
enkele opleiding in hun vak
hebben genoten. Of die zo'n
opleiding wel hebben genoten,
maar niet goed hebben geluis
terd. Zo glad als een zwetende
paling. Gisteren was het voor de
vijfde achtereenvolgende keer
de 'Dag van de Verkoper', een
initiatief van de Stichting Ver-
koopbevorderingDetailhandel.
Een aardige aanleiding om eens
te vragen hoe het wel hoort. H.
van der Starre, docent commer
ciële vorming aan het Holtlant
College in Leiden. „Een verko
per moet beschikken over goe
de contactuele eigenschappen
en hij moet absoluut klantge
richt werken."
Dat behoeft nadere uitleg. „Het
uiterlijk moet in orde zijn. De
verkoper of verkoopster moet
over luistervaardigheid beschik
ken, proberen te beluisteren
wat de wensen van de klanten
zijn. Wil men een stereotoren?
Hoe groot? Wat mag het kosten?
Wil men er eentje met afstands
bediening? Welke kwaliteits
eisen stelt men aan de appara
tuur? Verder is spreekvaardig
heid belangrijk. En houding.
Hoe vaak maak je niet mee dat
iemand je niet in de ogen kijkt?
Een verkoper hoort niet met
zijn handen in de zakken te
staan. Of piet de billen te leu
nen tegen de toonbank. De ver
koper straalt dan desinteresse
Vrijblijvendheid
En de overval op de klant, ofte
wel 'wat kan ik voor u doen?'
„In kleinere winkels werkt dat
niet. De klant gaat niet zo snel
Henriëtte Oosterlee: „Leuk met klanten omgaan is het allerbelangrijkst." foto ben de bru
meer nog een keertje neuzen.
Vrijblijvendheid werkt veel be
ter. In de heel grote winkels ligt
dat anders. Daar is zo veel pu
bliek. Dan kan het juist prettig
zijn om te worden aangepro-
ken."
Omdat men dan niet het idee
heeft in de massa te verzuipen.
Zeker als de verkoper ook nog
eens heel 'klantgericht' tewerk
gaat, om in de woorden van
Van der Starre te spreken. „Ga
steeds uit van de wensen van je
doelgroep. Ga niet uit van je ei
gen smaak. Al is een beetje en
thousiasme nooit weg. Een op
leiding is geen absolute voor
waarde om een goede verkoper
te worden, maar het helpt wel.
Het merendeel heeft ook wel
een opleiding genoten of een
cursus gevolgd."
Gewapend met die kennis, be
naderen we maar eens wat ver
kopers en verkoopsters. In de
kledingbranchebijvoorbeeld.
Heeft men een opleiding ge
volgd? Waaraan herkent men
een goede verkoper?
Linda, van Benetton in Leiden:
„Een opleiding? Nee, ik heb wel
een paar cursussen gevolgd via
een parfumeriezaak waar ik nog
steeds werk op zaterdagen.
Schriftelijke cursussen. Het gaat
om klantvriendelijkheid. Niet
slijmen, maar eerlijk zijn. Goed
advies geven. Zeggen of iets
staat, of juist niet. In elk geval
spring ik nooit iemand gelijk op
zijn nek. Dat vinden de mensen
niet prettig. Ikzelf trouwens ook
niet als ik ergens een winkel
binnenkom. Ik laat de klant
eerst rustig rond kijken."
Intern
Judith, 'eerste verantwoordelij
ke van de verkopers' van C&A
in Lisse: „Iedereen krijgt hier
een interne Qpleiding. Een stuk
je theorie en een groot deel
praktijk. Daarbij gaat het om
kennis van het vak: maten, ty
pen kleding, merkonderschei-
ding...En natuurlijk omgaan
met klanten. Weten wie er wel
meteen geholpen wil worden,
diegene er uit pikken van wie je
denkt dat hij het niet kan vin
den. Dat leer je zien aan de
soms weifelende houding van
de klanten."
Henriëtte Oosterlee, assistent
verkoopster van Somebody in
AJphen: „Ik heb de opleiding
Mode en Kleding gedaan, hier
in Alphen. Een drie jarige oplei
ding. Met de bedrijfsleidster
volg ik dan af en toe nog een
cursus. Wat je daar leert, geef je
weer door aan de anderen in de
zaak. Leuk met klanten omgaan
is het allerbelangrijkst. Ze goede
adviezen geven en geen onzin
vertellen. En ze niet onmiddcl
lijk benaderen als ze de winkel
binnenkomen. De meeste met
sen houden daar niet van. Ik
ook niet."
G. van der Helm, van Van Uff
len in Leiden: „De meesten hi<
hebben de modevakschool ge
daan, maar dat is niet noodza
kelijk. Iemand die theoretisch
goed is onderlegd, hoeft nog
geen goede verkoper te wordei
De praktijk is veel belangrijker
Verder? Een representatief ui
terlijk, een gezellige babbel.
Men moet niet bang zijn om
mensen aan te spreken. Men
moet de klant op een positieve
manier benaderen."
CASTILLO DON SOLIS 1990
VALDEPENAS MEDAILLE D'OR