h Onbekend stukje Oranj egeschiedenis komt tot leven GROTE MANNEN, KLEINE JONGENS ZATERDAG 30 OKTOBER 1993 Denkwijzer „Vraag je haar wel eens om hulp? Zeg je wel eens: „ik kan het op 't ogenblik allemaal niet zo goed aan, of ik zit hier of daar mee, zou je me willen helpen?" Hij kijkt me aan met een blik alsof-ie echt niet weet wat hij met de vraag aan moet, waarop zij degene is die het eerst spreekt. „Dat heeft hij mij nog nooit gevraagd", zegt ze. Als hij beves tigt dat het best eens zo zou kunnen zijn, vraag ik hem: „Leg eens uit, waarom doe je dat nooit?" Hij reageert schouderophalend, zo van: dat weet ik niet en zegt dan ten slotte: „dat past zeker niet zo bij mij." Mijn ervaring is inmiddels dat het vragen om hulp en emo tionele steun blijkbaar bij heel veel mannen 'niet past' en dat dit een oud, vaak al een heel oud patroon bij hen is. Volgens som mige psychologen liggen de wor tels ervan in wat wel het separa- tie-lndividuatie proces wordt ge noemd. In dat proces gaat het er om dat jongens zich psycholo gisch van hun moeder losmaken en zich gaan identificeren met en binden aan hun vader, leder kind begint het leven in een soort van eenheid met de moeder. Dat eer ste levensstadium is een soort van strijd tussen vertrouwen en wantrouwen. Vertrouwen ver wijst naar het gevoel van het kind dat de wereld een veilige, stabiele, betrouwbare plaats is. Dat gevoel van veiligheid van de wereld wordt aan het kind over gebracht door de moeder. Het is de boodschap die als het ware aan moeder's borst wordt opge steld. In onze vroege kinderjaren ervaren we de wereld als 'moe der': zacht, warm, behulpzaam. Lange tijd is er heel weinig on derscheid tussen ons zelf en moeder. Toch betekent voor jongens het ontwikkelen van een manne lijke (seksuele) identiteit, dat ze zich van moeder moeten losma ken, haar moeten opgeven en zich met vader moeten identifi ceren. Dat is ongeveer wat Freud en zijn volgelingen bedoelden met 'de oplossing van het Oedi- pus-complex': de zoon accep teert dat hij zich niet aan zijn moeder kan blijven vastklampen en begint zich naar zijn vader te richten. Maar moeder 'opgeven' is voor jongens in een aantal opzichten moeilijk. Op de eerste plaats zijn gezin en opvoeding in onze sa menleving zo georganiseerd dat verzorging in de vroege kinderja ren een vrouwelijke activiteit is: als we het hebben over degenen die ons koesteren of voor ons zorgen, dan denken we meestal op de allereerste plaats aan vrou wen. Zelfs als degenen die ons verzorgen mannen zijn - zoals bijvoorbeeld verpleegkundigen wanneer we in een ziekenhuis liggen - dan krijgen ze voor ons gevoel al gauw een vrouwelijk tintje. 'Moederen' staat voor in tiem, lichamelijk omgaan en zor gen, terwijl 'vaderen' veel ondui delijker, veel ongedefinieerdqr is. We kennen onze vaders van een afstand: ze kunnen warm zijn, maar ze zijn gewoonlijk meer 'gedistantieerd'. Het jongetje kan een intens ge voel van verlies en van angst voor verlating, voor alleen zijn, ervaren als hij ontdekt dat hij als man verschillend is van vrou wen. Vaak worstelt hij dan met het zich wel of niet (verder) aan moeder hechten: „Kan ik zonder moeder bestaan, of als verschil lend van haar?" Al in de vroegere kinderjaren is er een wederzijds proces van losmaking en terug trekking tussen moeder en zoon: moeders verwachten dat hun zoons meer onafhankelijk en minder 'aanklamperig' worden, terwijl tegelijkertijd het jongetje heftig zijn primitieve idee van wat het wil zeggen een man te zijn, wil uitdragen. Voor veel jongens en mannen is de enige manier om zich te ontdoen van wat vrouwelijk lijkt: denigrerend doen ofbelachelijk maken. Hieruit komt de manne lijke neiging voort om denigre rend over vrouwen te doen, of over zulke 'vrouwelijke' kanten van henzelf of andere mannen als hun behoefte aan afhankelijk heid en steun. Denk bijvoorbeeld aan het spottende man-tegen- man: „Och, kan je dat zelf niet kereltje, moeten we mammie even voor je roepen? Mammie- Mammie...". Ze moeten hun wensen om langer verzorgd, ge koesterd te worden of heel dicht bij hun moeder te kunnen zijn, verdringen en verbergen (zelfs voor zichzelf). Toch worstelt de jongen ook met het probleem om te gaan met die behoeften van hemzelf waarin hij op zijn moeder lijkt of waarin hij van haar afhankelijk is. Die behoeften zijn onder andere de behoefte vastgehouden te wor den, getroost en verzorgd te wor den, maar het gaat ook vaak om meer speelse, fantasierijke din gen. Veel mannen die ik in de loop der tijd gesproken heb, her inneren zich hun moeder als de gene die het leuk vond om voor verrassingen in huis te zorgen (bijvoorbeeld een cadeau voor een van de gezinsleden) of din gen mooi te maken en te versie ren of om je apart of uitdagend aan te kleden. Waar ik naar toe wil is dat veel mannen niet echt de gelegenheid hebben als jongetjes het verdriet over het verlies van moeder te verwerken, hun wensen om vrouw of vrouwelijk te zijn een goede plaats te leren geven, en met hun moeder en andere vrou wen openlijk te communiceren over hun behoefte aan verdere zorg en steun. Terwijl alleen op die manier het proces van zich losmaken en onderscheiden van vrouwen 'slaagt'. Alleen op die manier wordt losmaken geen distantiëren en onderscheiden, geen afzetten of afsluiten voor. Van vroeg af aan ervaren man nen vrouwen als degenen die hen bevredigen, koesteren en verzorgen, zonder de gelegen heid te hebben om al opgroeien de te leren hoe zichzelf te 'bevre digen', zichzelf te koesteren en 'compleet' te voelen ongeacht de aanwezigheid van vrouwen. De meeste jongens ervaren het ouderlijk huis als leeg en ra ken uit hun 'gewone doen' wan neer moeder er een of meer da gen niet is, terwijl datzelfde ge voel er niet of nauwelijks is bij af wezigheid van vader. De meeste mannen leren, helaas, niet om verzorgd en gekoesterd te wor den en intimiteit en nabijheid te krijgen van mannen - beginnend met de eerste man in hun leven, hun vader, en eindigend met hen zelf. Het eindresultaat van de worste ling van het jongetje met separa- tie-individuatieis dat hij als man rondloopt met een diep wegge stopt maar daarom niet minder belastend gevoel van kwetsbaar heid, afhankelijkheid en leeg heid. In zekere zin zitten veel mannen nog steeds vast aan, of mokken ze over, de tijd dat naar moeder gaan voor de gewenste koestering, genegenheid of hulp niet (meer) ging, maar ze ook niet naar vader wilden of konden gaan met de verwarring, de boosheid of het verdriet dat ze voelden. Het is nog steeds zo dat als ik mannen, ook jonge man nen, in de collegezaal vraag of ze zich hun vader herinneren als ie mand waar ze voor emotionele steun en koestering naar toe konden en eventueel nog kun nen, vrijwel niemand zijn hand opsteekt. Als je probeert om mannen in contact te brengen met die 'ou de' pijn, dan reageren ze twee slachtig: met boosheid en schaamte, vaak zoiets zeggend als dat het nou ook niet meer hoeft, dat ze zichzelf wel kunnen redden. Maar ook met nieuws gierigheid en een zeker verlan gen om de oude 'emotionele' wond te genezen. Daarvoor is noodzakelijk dat ze ophouden met van vrouwen te verlangen dat die hen geven wat ze willen zonder dat zij, de mannen, de verantwoordelijkheid hoeven ne men om er openlijk om te vrager en openlijk te erkennen wat het voor hen betekent. Nog al te vaak proberen mannen hun vrouwen op een manipulatieve of bedekte manier voor het karretje van hun eigen emotioneleof zorg-behoef te te spannen. Kortom: veel grote mannen blijven waarlijk kleine jongens. RENE DIEKSTRA hoogleraar klinische en gezond heidspsychologie Prinses Juliana wandelend naast haar grootmoeder, koningin Emma. Bas Romeyn: „Dit boek wordt iets speciaals." FOTO LOEK ZUYDERDUIN boek vollediger, maar zorgt er tevens voor dat het later uitkomt dan de bedoeling was. iRö- meyn: „Dit jaar niet meer, maar zeker in 1994.." Om de vele brieven in een goed kader te kunnen plaatsen, heeft Romeyn een histori cus in de arm genomen die gespecialiseerds in de monarchie. Die legt uit wie genoenide neef Frits is, of de prinses Von Wied. Ook diept hij zaken uit die in de brieven worden aange stipt. Zo komt iedereen aan zijn trekken: de lezer die uit is op populaire ditjes en datjes, en de liefhebber van een gedegen historisch werk. Contracten met uitgevers heeft Romeyn nog niet gesloten, maar volgens hem staan ze in de rij. „Ieder boek over de Oranjes, trekt een vaste schare lezers. Dit boek wordt Iets speciaals: hèt roept een onbekend stuk Oran jegeschiedenis tot leven. Daar komt nog bij dat Juliana, van wie ik de meeste brieven heb, bijzonder populair is. Zo herkenbaar ook. Hij gaat echter pas naar de uitgevers als zijn project 'panklaar' is en hij het kan over handigen met de woorden: „Zö moet het ge drukt worden." Bas Romeyn wil er een 'pronkjuweel' van maken. „Over beknibbelen op de kosten valt met mij niet te praten. Alfc je iets moois wilt, moet je niet op een dubbeltje letten." te worden omdat-ie er zo uitzonderlijk veel voor had betaald." Romeyn wilde het pakket uiteraard in zijn bezit krijgen, maar de zakenman in hem liet zijn gretigheid zo weinig mogelijk blijken. Dus klaagde hij dat Mister X de prijs zo had opgedreven tijdens de veiling, en meldde hij eveneens dat hij al zover was met zijn boek dat de brieven misschien niet eens nodig wa ren. Kon hij ze anders misschien alleen even afdrukken, tegen betaling van pakweg 20.000 gulden? Romeyn: „Die man antwoordde met dreigementen. Hij zei dat hij met die brieven kon doen wat hij wilde. In de sloot gooien, bijvoorbeeld." Zo sleepten de onderhandelin gen zich maanden voort, met flinke tussenpo zen. Historicus Uiteindelijk ging de Lissenaar door de knieën. Hij bood wat hij ook tijdens de veiling had ge boden: 55.000 gulden. Een dagje later liep - zoals Romeyn omschrijft - een 'echte hèèr' met een veilingordner zijn kantoor aan de Heereweg in Lisse binnen. Romeyn keek grondig na of geen briefje of foto ontbrak. „Want voor de zekerheid had ik de veiling meester nog even om de oorspronkelijke ca talogus gevraagd." De aankoop maakt zijn schreven aan nichten en tantes in Duitsland, onder de veilinghamer kwamen. Volgens de makelaar staan er 'zeer interessante dingen' in en bood het Koninklijk Huis-archief niet voor niets driftig mee tijdens de veiling. Met een bod van 15.000 gulden overtrof hij echter dat van de hofdienaren en zette hij een trend: Oranjebrieven zijn tegenwoordig goud waard, zeker als Romeyn meebiedt. Wat er zo interessant is aan de brieven van Wilhelmina en Emma, wil hij nog even in het midden laten. Tot het boek verschijnt moeten we het doen met de mededeling dat de brie ven van Wilhelmina duidelijk maken dat ze, „anders dan vaak gedacht, heel verliefd ge weest is op Hendrik." Hoe meer de Lissenaar van de Oranje's kocht, hoe vaker hij moest denken aan een waarschuwing die een des kundige ongevraagd gaf. „U kunt er geen boek van maken", zei deze, nadat Romeyn in. 1991 de kinderbrieven van Juliana had ge kocht. „Dat wil ik ook helemaal niet", ant woordde hij toen. „En echt^ daar was in die tijd geen sprake van." Alleen: tijden en plan nen veranderden. Boek Bij de veiling van de brieven die Juliana tus sen 1930 en 1940 aan haar Haagse vioollera res schreef, bood Romeyn dan ook met in zijn achterhoofd het uitgeven van een boek. Hij kreeg echter steeds sterker de indruk dat hij tegen het hof opbood. En dat hof wilde hij niet ontrieven. Hij moest een weekje later langskomen op Paleis Noordeinde en wilde daar in 'uitstekende verstandhouding' verder praten over zijn boek. Tijdens dit gesprek bleek dat niet het hof maar een onbekende derde èr met de verza meling vandoor was gegaan. Doodzonde, vonden makelaar èn hofdienaar. Zeker toen duidelijk werd dat de koper, die vanuit zijn auto naast het Hilversumse veilinggebouw had geboden, de brieven en foto's 'voorgoed' naar het buitenland had meegenomen. Wie schetste dan ook Romeyns verbazing toen hij rond de zomer een anoniem telefoontje kreeg van de man in kwestie. „Hij vertelde dat hij de brieven in een op welling had gekocht, niet beseffend dat er ook nog 26 procent veilingkosten bij kwamen", zegt Romeyn. „Hij durfde ze ook niet aan zijn vrienden te laten zien, bang om uitgelachen PAUL VAN DER KOPIJ' lleen al de aanwezigheid van de t M Lissese makelaar Bas Romeyn *1. JaLdrijft op veilingen de prijzen van Oranje-brieven op. Romeyn stak inmiddels vele tienduizenden guldens in zijn verzame ling. Aanvankelijk zei de Lissenaar de brieven van de vorstinnen Emma, Wilhelmina en Juli ana^'alleen voor zichzelf te hebben gekocht. Inmiddels komt er toch een brievenboek en is Romeyn een bekende Nederlander geworden. „Ik had op een gegeven moment zoveel ma teriaal, dat het zonde was om er gèèn boek van te maken en het volk de brieven te ont houden." Romeyn wil zo een onbekend stuk Oranjegeschiedenis tot leven roepen. Hij streeft ernaar om van het boek een echt 'pronkjuweel' te maken; Romeyn ziet het als e'en vorm van 'projectontwikkeling'. Want in derdaad, daar verdient de beleggingsmake laar het geld mee dat hij zo graag in zijn ver zamelingen steekt. Kunst en boeken kwamen eerst, de Oranjes pas eind 1991. Op een van de vele boekenveilingen liep hij toen 'geheel toevallig' tegen een stel brieven van de jonge Juliana aan. De verzamelaar was direct 'ge charmeerd', zoals hij dat noemt. „Goh, wat aandoenlijk", dacht hij bij het zien van de zeven kinderbriefjes, 24 brieven, 29 ansichtkaarten, foto's en gedrukte exem plaren van theatervoorstellingen waarin de jonge prinses een rolletje had. „Wat uniek ook", dacht hij. „Want van welk boek heb je nou het enige exemplaar...?!" Hij had het pakket nog niet voor 18.000 gul den bij het Haarlemse veilinghuis Bubb Kuy- per gekocht, of de aanbiedingen stroomden binnen bij de makelaar uit Lisse. Oianjelepel- tjes, bustes van koningin Juliana, kinderteke ningen van Willem-Alexander, plakboeken en noem maar op: „Als ik overal op in was ge gaan, had ik een pakhuis kunnen vullen." Bas Romeyn sloeg pas weer toe toen tien tallen brieven van Wilhelmina en Emma, ge- Zomer 1938. Prinses Juliana met Beatrix, een half jaar oud. Juliana (10 jaar) rent voor haar hofdame uit.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 33