Het geel-zwarte bloed van Flip Massaar (75) Paul Bahlmann als psycholoog Sport Alpheuse Boys zoekt naar de vorm chterlijn ZATERDAG 30 OKTOBER 1993 CHEF AD VAN KAAM 071 -356464. PIV -CHEF ROB ONDERWATER. 071-3564E Wie LFC zegt, zegt Flip Massaar. En andersom geldt hetzelfde: wie Flip zegt, noemt in èèn adem door ook LFC. Die twee - de 'enige' echte Leidse voetbal club van de Boshuizer- kade en de kleine, grij zende en bebrilde man die aan de overkant van het veld in de Boshof woont - zijn al 63 jaar onverbrekelijk met elkaar verbonden. Dat was zo, dat is zo en dat zal zo zijn. Tot de dood hen scheidt, luidt deze ijzeren wet en dan nóg is het maar de vraag of ze uit elkan der gaan. Want gek scherend heeft hij in deze al eens gezegd dat hij straks begraven wil worden onder de mid denstip van zijn gelief de cluppie. Deze week werd Flip Massaar 75 jaar. Ter gelegenheid daarvan kreeg hij een gister avond een receptie aangeboden waarop burgemeester Goe- koop hem de ereme daille in zilver beho rend bij de Orde van Oranje Nassau uitreik te. Een portret van een man door wiens ade ren geen rood maar geel bloed vloeit. Een tje van een uitstervend ras; dat van de echte clubman. Een verhaal over zijn werk, zijn Gré en - uiteraard - zijn LFC. AIs ik wakker word, denk ik aan LFC' „Als ik 's ochtends wakker word, denk ik al aan LFC." Hij zegt het schijnbaar gedachtenloos, maar dat het bij Flip Massaar zo gaat, staat voor wie hem maar een beetje kent als een paal boven water. Voetbal in het algemeen en de Leidsche Football Club in het bijzonder beheersen, her stel: domineren, het leven van deze kleine grote man. Op een manier zoals dat nog maar zel den voorkomt. En dat al gedu rende 63 van de 75 jaren die de ze ras-Leidenaar telt. Net als eten en drinken is LFC, van 1907, een noodzakelijke levens behoefte voor hem. Het is nog maar de vraag waar hij - zou hij onverhoopt voor die keuze wor den gesteld - eerder voor zou bedanken. Een schilderachtig en uniek Figuur, deze Flip Massaar. Be kend in Leiden, maar ook ver daarbuiten. Van Katwijk tot Den Haag tot Zeist; in het voetbal- wereldje kennen ze Flip overal. Of dat nü KNVB-voorzitter Jo van Marle, oud-bondscoach Ri- nus Michels, oud-staatssecreta ris Joop van der Reijden of de praeses van een eliteclub als Houdt Braef Stant (HBS) betreft, Leidse Flip doet het overal goed. Omdat ze weten dat hij het gro te voetbalhart op de juiste plaats heeft zitten, dat-ie zijn mening niet onder stoelen of banken steekt en dat hij van een uitstervend soort is. De echte clubman. Zijn ongebreidelde passie voor LFC dateert al van 63 jaar geleden. Twaalf jaar was het ventje toen hij aan de hand van oom Freek de eerste stappen zette op het veld aan de Haag- weg. Hij zou er nooit meer weg gaan. Sterker nog, een aantal ja ren later woonde hij 'gemaks halve' recht tegenover het veld op de Boshuizerkade. Kon hij de zaak tenminste dag en nacht in de gaten houden. Zijn voetbalcarrière was geen doorslaand succes. Hij speelde ooit één wedstrijd in het eerste elftal van de Kanaries (Massaar: „Dat was tegen SCO"), maar had al snel in de gaten dat hij zijn beste wedstrijden niet op het veld maar in de be stuurskamer afwerkte. En dan wel in de rol van regel- neef. „Want een klein f 11 beetje een halve jood ben ik wel", zegt hij in zijn ei- HTT gen onvervalste variant van het Algemeen Beschaafd L Leids. Henk Nieuwenburg. de huidige voorzitter van LFC, C J kent Massaar al bijna een halve eeuw. Weet dus waarover hij praat als hij zegt: „Flip is een echte doener. Geen denker. Staat dag en nacht klaar voor de vereniging. Hondstrouw. Heel loyaal. Zo'n smoel, maar een heel klein hartje. Een gouwe kracht voor LFC." Maar ook eentje met ge bruiksaanwijzing. Flip is een 'flap-uit', kan behoorlijk emo tioneel zijn en neemt wis en ze ker nooit een blad voor de mond. „Dat heeft hem in de loop der jaren, naast al die vrienden, best wel wat vijanden opgeleverd", vervolgt Nieuwen burg. „Want hij kan mensen tot op het bot beledigen. Zonder dat hij dat overigens in de gaten heeft of dat ook daadwerkelijk zo bedoelt. En verder heeft hij over een ander snel wat te zeg gen." Flip zelf schudt het hoofd. „Ik ben niet makkelijk, dat weet ik. Vooral als.ik denk dat ik gelijk heb. Maar ja, je karakter kan je op latere leeftijd maar moeilijk veranderen. Ik denk overigens dat ik de laatste tijd wel wat milder ben geworden. Soms." Botsen deed hij zo af en toe niet alleen met de buitenwacht. Ook met Nieuwenburg zelf, in casu het bestuur van LFC. Dat in '81 besloot om mister LFC himself na tientallen jaren van trouwe dienst uit dat presidium te verwijderen. „Ik zou de club in diskrediet hebben gebracht vanwege uitlatingen in de pers. Het was op dat moment de grootste teleurstelling van mijn leven. Dat ze dat deden. Maar zie, het is veertien jaar later en ik zit nog altijd bij LFC. En ik doe meer als een bestuurslid", zegt hij nog altijd strijdvaardig. Wat-ie doet, behalve zeven dagen per week bezig zijn met, bij en voor zijn cluppie? „De pr, de ontvangst in de bestuurskamer, het Zilveren Molentoemooi, het jaarlijkse zaalvoetbaltoernooi en nog wat voorkomende dingen," licht hij toe. Maar vooral: geld en goederen ophalen voor LFC. Want zo verlegen als hij vroeger schijnt te zijn geweest, zo hondsbrutaal stapt hij tegenwoordig op potentiële sponsors af. En niemand in Leiden en omstre ken („Laatst kreeg ik in Katwijk zonder te vragen zomaar hon derd haringen aangeboden voor LFC. Dacht ik nog. heb ik dan zo'n armoedig gezichie") haalt het in zijn hoofd om 'nee' te zeggen. Niet tegen Flip Mass aar. Die verlegenheid speelde hem in vroeger dagen vooral parten waar het de meisjes be trof, zo moet hij eerlijk beken nen. „Vandaar ook dat ik pas op latere leeftijd trouwde. Ik was al 42." Maar René Vos, oud-sport redacteur van deze krant, heeft een iets andere lezing. „Wij dachten in die tijd dat Flip met LFC was getrouwd. Keken er toch wel van op dat hij opeens met Gré aan kwam zetten." Gré. Naast LFC zijn belang rijkste drijfveer in dit leven. Op de kop af tien jaar jonger dan hij en ook niet afkomstig uit het voetbalmilieu. Korfballen deed ze bij het toenmalige Vicus Ori- entis. Maar het geelzwarte virus onder de naam LFC kreeg ze prompt van Flip mee. Sindsdien is Greetje, zoals hij haar noemt, alweer 32 jaar zijn steun en toe verlaat. Niet alleen in de Boshof, maar ook aan de 'overkant'. In hun tweede huis. „Want de drie kinderen wisten van jongsaf waar ze wezen moesten als we niet thuis waren", zegt ze la chend. „Bij LFC dus. Van iemand op zijn gevorder de leeftijd mag je verwachten dat hij het onderhand eens wat rustiger aan gaat doen. Zo niet Flip. Doe voelt er niks voor om vanachter de begonia's' naar buiten te staren. Hij heeft altijd gewerkt. En doet dat nog. Een paar ochtenden per week in de Groenoordhallen. Lekker onder de mensen zijn. „We waren thuis in de Lijsbethsteeg (achter de Haarlemmerstraat, red.) met z'n elven. Dat was armoe troef. Bonen doppen voor Tieleman en Dros. Die tijd. Ik moest al jong aan de slag. Bij de HCW. Toentertijd een begrip in Lei den. Daar hebben we in 1950 trouwens nog de eerste licht masten voor LFC aan over ge houden. Op de kop getikt bij de trammaatschappij en door con structiewerkers van de HCW ge plaatst. De eerste lichtwedstrijd was tegen UVS. Voor 8000 man. Mooi, hè." Het moge duidelijk zijn; hoe je het met Flip ook wendt of keert, vroeger of later komt het gesprek v3112^ weer op het voetbal en op LFC. Zijn club, die hij karakteriseert als een echte arbeidersvereniging met een zeker niveau. „Mijn mooi ste tijd", laat hij die ruim zestig jaar nog eens de revue passe ren, „had ik met LFC in de jaren '50 en '60. De geweldige Van Waveren was toen voorzitter. We speelden tweede klasse. Trokken veel volk, vooral bij de Zilveren Molen. Echt duizenden mensen." En dan met enige spijt in zijn stem: „Nee, dat komt nooit meer terug." Het gaat de laatste tijd, na een wat mindere periode, weer wat beter met zijn cluppie. Dat stemt hem uiteraard tevreden. „Maar als het op een fusie was aangekomen, bijvoorbeeld met de hele Boshuizerkade en des noods ten koste van de naam LFC, dan had ik dat niet tegen gehouden. Ik ben wel van deze tijd, hoor. Alleen, momenteel zitten we weer in de lift. Ook met de jeugd. Die fusie is niet nodig." Dat-ie onmisbaar zou zijn voor LFC, zoals velen binnen en buiten de vereniging menen, bestrijdt de man in kwestie. „Ach, dat is betrekkelijk. Vroe ger had je hier ene Brokaar. Die verzette bergen werk voor LFC. Nou, hij is al een hele tijd dood. Maar LFC leeft, begrijp je. Zo gaat dat nu eenmaal in het le ven. Het enige verschil met Bro kaar is dat ik nog lang niet van plan ben om dood te gaan." Flip en Gré Massaar in de dug-out van LFC. Een dubbel één-tweetje. foto loek zuyderdu. Paul Bahlmann als psycholoog. Nu de oefenmeester met Alphense Boys in de rode zone van de hoofdklasse is beland, hult de 38-jarige leraar lichamelijke opvoe ding zich in allerlei gedaantes om de voetbalploeg uit het slop te krijgen. Praatsessies zijn op De Bijlen aan de orde van de dag, extra trainingen zijn meer regel dan uitzondering. Tussen de bedrijven door probeert de en tertainer Bahlmann de sfeer binnen de spelersgroep optimaal te houden. Voor Alphense Boys-trainer Paul Bahlmann is het wachten op betere tij den. foto'archief door: Gert-Jan Onvlee ALPHEN AAN DEN RIJN ROB ONDERWATER Alphen is nog niet in last, maar Paul Bahlmann heeft zich de af gelopen weken een machteloos mens gevoeld. Alphense Boys zou het het komend seizoen wel even gaan maken in de hoogste zondagsklasse, maar dan blij ken de voetballers hopeloos uit vorm. Spelers die de bal vorig seizoen 'aan een touwtje had den', zitten nu op de reserve bank. Omdat ze nog geen 'Nive- a-bal' kunnen raken. Bahlmann wordt er gek van. Iedereen van van de selectie is inmiddels al op audiëntie ge weest bij de trainer. Om uit te leggen waar het aan schort en wat er moet gebeuren om het beter te laten draaien. „Het is allemaal niet te doorgronden. Vorig jaar zijn we derde gewor den en hebben geconcludeerd dat die plek eigenlijk te laag was. Er gingen sommige wed strijden lullig verloren. Vandaar dat we hoge verwachtingen hadden." Vreemd En dan krijg je dit. Voor Bahl mann en zijn spelers een geheel vreemde situatie. „Want het is hier de laatste seizoenen alleen maar hosanna geweest. Natuur lijk liep het wel eens tegen, maar dat kon binnen de groep worden opgelost. Dan konden we altijd nog terugvallen op de kwaliteiten van een Frank Bak ker en Peter Gerse. Die kregen de boel dan weer op de rails." Gerse is inmiddels om studiere denen afgehaakt. Bakker ver toeft nog in de lappenmand. De kruisbanden van de knie knie van de begaafde functioneren niet naar behoren. Bakker dubt of hij het gewricht van een kunststof band zal laten voor zien. „Dat Bakker er niet bij is, is een vette streep door de reke ning. Op hem had ik gerekend, hij is de man die bij ons de lij nen moet uitzetten." De waarheid is dat zelfs Frank Bakker het dolende Alphense Boys niet in het gareel had kun nen krijgen. Te veel spelers zijn uit vorm. Soms lijkt de ploeg te rug - zoals uit bij Holland - en vervolgens geeft roodwit twee weken niet thuis. Of zit het ver schrikkelijk tegen, zoals thuis tegen AFC. „Wat je daar als trai ner aan kunt doen? Ik ben een periode heel negatief geweest. Maar daar bereik je ook niks mee. Alleen met positivisme kun je uit het dal komen. Dus het niet meer hebben over die slechte tweede helft en de na druk leggen op die goede eerste helft." Praten als Brugman dus. „Ik voel me best een beetje psycho loog. Ik heb dit nooit hoeven doen, omdat er nooit aanleiding voor geweest is. Daarom is het best leerzaam. Of het werkt? Bij de ene speler dring ik door, bij de ander niet. Iedereen ver werkt het op zijn eigen manier. De een bij z'n vrouw thuis, de ander met een biertje in de kan tine. Wat belangrijk is dat er rust in de tent blijft. Want bij slechte resulaten beginnen spe lers te morren en wordt de sfeer minder. Ook bij Alphense Boys." Kritiek Verdediger Marcel de Jong spui de afgelopen zondag na de te leurstellende nederlaag tegen ADO kritiek richting trainer. De Jong verweet zijn trainer be paalde spelers de hand boven het hoofd te hebben gehouden. „Kritiek hebben mag," zegt Bahlmann, „maar dan binnens kamers. Ik val mijn spelers ook niet af in de krant." Die wijs heid heeft hij van Arie Lagen dijk, zijn grote voorbeeld als trainer. Bahlmann en Lagendijk hadden bij Rijnsburgse Boys als jeugd- en hoofdtrainer met el kaar te maken. „Met Rijnsburg ging het toen ook een periode slecht, maar Arie slaagde er in om de rust te bewaren." Op De Bijlen heerst er er nog 'relatieve' rust. De achterban mort een beetje, maar daar houdt het wel mee op. Een pa leisrevolutie lijkt onmogelijk. „Er heerst hier geen echt pres tatieklimaat, z -als bij Katwijk en Quick Boys. Daar staat de hele club achter het eerste. Dat tref ik bij Alphense Boys niet aan. Je moet niet vergeten dat dit clup pie nog niet eens zo lang gele den in de afdeling speelde. Die ongedwongen sfeer hangt hier nog een beetje. Een stelletje gekken in en om het eerste heb ben de aanzet gegeven, niet een ambitieus bestuur. Je hebt hier een aantal leden dat het niet in teresseert of we nu hoofdklasse of derde klasse spelen." Supportersbus Dan, een tikkeltje geïrriteerd: „Al drie jaar lang rijdt er een supportersbus, maar nu het minder loopt, is er ineens spra ke van dat er geen bus naar Hollandia zou gaan. Dat valt me tegen. Juist nu het minder gaat, heb je de steun van de suppor ters nodig. Ik begrijp het wel. De mensen willen graag bij een club horen die succes heeft." En zoals dat zo vaak gaat, krijgt de trainer de narigheid op zijn bordje. Dan wordt er al snel geroepen dat acht seizoenen bij dezelfde club, veel te lang is. De verzadiging maakt zich meester van spelers en trainer. Paul Bahlmann veegt die stelling met een ferme zwaai van tafel. „Ik heb hier vorig seizoen een tweejarig contract getekend. Dus daar spreek vertrouwen uit van de kant van het bestuur. En als ik het idee zou hebben dat mijn aanpak geen succes ople vert, had ik geen contract gete kend. Ik let er juist op dat ik trainingen aanpas. Gebruik nieuwe oefenstof, doe voorbe reidingen op een wedstrijd an ders." Het lijkt onbestaanbaar, maar Paul Bahlmann ziet zichzelf ooit bij een andere club werken. De man die als pupilletje bij Al phense Boys begon, doordrong tot het eerste en toen hij daar mee stopte trainer werd van de hoofdmacht, die man lonkt naar een club uit de Bollen streek. De beleving daar spreekt hem zeer aan. „En het voetbal wordt steeds beter. Van Katwijk heb ik vorig seizoen genoten. Dan sta ik daar heerlijk ont spannen aan het lijntje, heer lijk." Vooralsnog wacht het karwei Al phense Boys. Een club met veel plussen, maar ook een aantal minnen. Dat de club zich op het Financiële vlak ten aanzien van de selectie niet wil aanpassen, stelt de trainer teleur. „Vorig heeft de club dan eindelijk toe gestemd in een hele kleine on kostenvergoeding, maar je moet niet vragen hoe dat allemaal ge gaan is. Dat leek wel een paleis revolutie." (En kostte de 'kop' van penningmeester Rien Tim mer, red.) „Je moet als club maar zien hoe je je dan handhaaft. Bij ARC zijn ze ook 'om'. Daar hebben ze nu ook een premiestelsel in gevoerd. Dan is de kans groot dat de betere voetballers uit Al phen voor ARC kiezen. Joh, wij hebben twee jeugdvoetballers die voor een OV-jaarkaart bij Quick Boys zijn gaan spelen. De concurrentie wordt steeds gro ter voor Alphense Boys." De club gaf hem vreugde, maar nu verdriet. Bahlmann staat met Alphense Boys op en gaat ermee naar bed. Hij is niet alleen hoofdtrainer, maar ook coördinator van de jeugdafde ling. Het werk in het basison derwijs is de enige afleidijig, want Bahlmann is vrijgezel. „Door die kinderen vergeet ik de zorgen bij de club. Weet je dat ik blij was dat de herfstva kantie was afgelopen? Ik heb de narigheid de hele weck niet uit m'n kop kunnen zetten." De competitie is nog pril. Er moet om nog heel wat centi- mers gras worden gestreden in het voetbalseizoen 1993-1994. Maar voorlopig staan ze er toch maar, die 'jonkies' van UVS. Met tien punten uit zeven wed strijden voeren ze de ranglijst van de eerste klasse B aan. Ak koord, DHC heeft dezelfde sco re bereikt. En Nieuwenhoom (negen uit zes) en VCS (zeven uit vijf) staan er relatief nog een puntje beter voor. Maar toch. Gerard Désar en Fred Filippo lijken op weg hun gelijk te be wijzen. Toen de conrector van het ste delijk Gymnasium vorig jaar weer als hoofdtrainer van UVS aan het werk ging bij de weer eens uit de hoofdklasse geku kelde blauwwitten, liet Désar er geen onduidelijkheid over be staan. Met oefenmeester Ruud de Groot was het merendeel der 'buitenlanders' uit de Kikker polder vertrokken en dat wenste hij zo te houden ook. Sterker nog: de man die vroeger al jaren als hoofdtrainer had gefungeerd en zich daarna in de organisatie van UVS op allerlei fronten ver dienstelijk had gemaakt, stelde dat indertijd als voorwaarde voor zijn rentree. UVS had de toekomst in eigen huis en moest die toekomst maar eens de kans geven, leugd die jaren lang heeft bewezenpp het hoogste (jeugd)niveau mee te kunnen, ruoet in staat worden geacht ook op het hoogste ama teurniveau van Nederland een rol te kunnen spelen, zo luidde de gedachtengang van Désar. Een filosofie waarachter direct een meerjarenplan verscholen ging. Want van een combinatie van jeugd, hoe talentvol ook, en wat routiniers mag je niet oi> tniddellijk een terugkeer op het hoogste plan venvachten. Daar voor presteert, wist Désar al op voorhand, een dergelijk team nu eenmaal te wisselvallig. Wat vorig jaar ook werd bewezen. Ondanks het uitvallen van de nodige ervaren krachten, startte UVS boven verwachting. Maar het slot was aanzienlijk minder. Uiteindelijk dienden alle aan wezige zeilen te worden bijgezet om de plek in de eerste klasse (een vereiste, volgens Désar, want in die klasse kan op ni veau worden gebouwd en erva ring worden opgedaan) te be houden. De start is nu opnieuw uitste kend, beter nog dan vorig jaar. Maar in de Kikkerpoldcr weet men dat voorzichtigheid gebo den is. Zeker in een klasse waar in de krachtsverschillen vaak miniem zijn is een duikeling op de ranglijst snel een feit. Deson danks lijkt UVS inderdaad een stapje verder. Oogt de ploeg sta bieler dan vorig seizoen. En is een terugkeer van UVS op het hoogste niveau binnen afzien bare tijd opeens veel minder een utopie dan het menigeen vorig seizoen nog dacht. Natuurlijk: lang niet alle spelers in het keurkorps van UVS zijn hun carrière ook daadwerkelijk bij blauw wit begonnen. En het is UVS ook als geen ander be kend wat binnen de reglemen ten van de KNVB financieel wel en niet is toegestaan. Dat is in voorgaande periodes van de club (de Motorhuis-auto's, de Haagse gastspclers) wel duide lijk geworden. In de Kikkcrpol- der is men absoluut niet room ser dan de paus. Desondanks is het prettig te kunnen constate ren dat de mogelijkheid in ieder geval aanwezig lijkt dat hoofd klasseteams nog kunnen wor den opgeleid. En dat ze dus nic per definitie bij elkaar moeten worden gekocht. rie Haan is weg bij Standard Luik. .X. JL Geen wereldnieuw trainers van voetbalclubs wor den wel vaker ontslagen. Je her pas een goeie als je dat een kee is overkomen, zo heet het zelfs Nou. dan is Arie Haan een hele goede, want ook bij Stuttgart moest-ie indertijd voortijdig weg. Nee, geen wereldnieuws. En geen reden voor medeleven ook. Haan is heel goed in staat tot het doppen van zijn eigen boontjes. Dat heeft hij al vaker bewezen. Het omkoopschan daal bij Standard indertijd staa me nog helder voor de geest. A enige speler slaagde de tijdig naar Japan gevluchte oud-Aja- cied er in ongeschonden (zon der boete of schorsing) uit de slag te komen. Een prestatie oj zich. Wel opmerkelijk aan het ontsh van Haan is natuurlijk het feit dat vier dagen voor die beslis sing bestuur, spelers en techni sche staf van Standard een ver klaring ondertekenden waarin ze plechtig beloofden elkaar d< rest van het seizoen trouw te blijven. F.en op zich al verbazingwek kende overeenkomst. Genoem de groeperingen pinnen zich ii de regel liever niet op die ma nier vast. Dat is alleen maar hinderlijk. Gebruikelijker is he immers om bij slechte presta ties om de hete brij heen te draaien. 'De positie van de trai ner staat voorlopig niet ter dis cussie'. 'We hebben vooralsno alle vertrouwen in onze oefen meester.' 'Natuurlijk is van bei de zijden de intentie aanwezig het contract te respecteren'. N dat soort opmerkingen mag je er vanuit gaan dat genoemde trainer het eind van het seizoe zeker niet haalt. Maar een belofte van trouw or dertekenen om die vervolgens een nederlaag verder (de 0-3 ti gen Anderlecht) te verscheurci dat is zelfs in voetballand een unieke gang van zaken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 23