Duitsers kunnen niet
zonder draaiboek
't Is er te vet.
ZATERDAG 23 OKTOBER 1993
'UITSLAND
GERMAANSE STAMMEN
Ongeveer 2000 voor Christus woonden in Zuid-Scandinavië en Denemarken volkeren die de Griekse historicus
Poseidonios rond 90 voor Chr. Germanen noemde. Het Engelse woord voor Duitsland, Germany, stamt van het
Latijnse Germania; het Franse Allemagnevan de Germaanse stam der Alemannen.
Vanaf 750 voor de huidige jaartelling zwermden de Germanen uit over Noord- en Midden-Europa. De
meesten woonden buiten het Romeinse Rijk. Dat kwam doordat de Germanen onder leiding vap Arminius
de Romeinse legioenen van Varus in het jaar 9 versloegen in het Teutoburgerwald. De Romeinen trokken
zich daarna terug achter de Rijn.
Volgens de Romeinen waren Germanen dapper en vrijheidslievend, maar ook vaak onbeheerste
ruziezoekers. Ze kenden adel, vrijen, half-vrijen en onvrijen (slaven). De Germanen woonden op losse
boerderijen of in dorpjes en leefden van de jacht, visserij, landbouw en veeteelt. Ze hanteerden mondeling
doorgegeven gewoonterecht. Hun koningen waren vooral legeraanvoerders. Ze konden verder wel
voorstellen doen, maar de volksvergadering besliste. De bestuursvorm was dus democratisch.
Belangrijke Germaanse goden waren Njörd (moedergodin), Wodan/Odin (oppergod, ook oorlogsgod),
Thor/Donar (beheerst donder, bliksem en regen en beschermt boeren tegen reuzen). Wodans dochters, de
Walkuren, brengen gevallen strijders naar het Walhalla. De Germanen bedreven hun godencultus in heilige
bossen.
Over geen enkel volk ter
wereld bestaan in Ne
derland zo veel voor
oordelen als over onze
Duitse buren, met wie we al sinds
lang in een soort haat-liefdever
houding leven. Bij voorkeur zien
we het cliché van de in een Leder-
hose gehulde volle Beierse bier
buik, waar bovenop een hoofd
zonder nek troont dat van die vre
selijk sentimentele Heimaüied-
eren uitbraakt. Een cliché dat ui
teraard even misleidend is als dat
van de schone Hollandse deerne,
die in klederdracht op fris ge
schuurde klompjes langs molens
dartelt en blokjes kaas uitdeelt.
De Duitser bestaat simpelweg
niet. In de rijke, koele Hanzestad
Hamburg vind je net zo goed re
actionairen die aan de Stamm-
tisch het Deutschland iiber alles
brullen als in de verpauperde in
dustriewijken in het Ruhrgebied.
In de Vrijstaat Saksen gaan even
goed mensen de straat op om te
demonstreren tegen de vreemde
lingenhaat als in Hessen. En zo
wel in het donkere zuiden als in
het frisse noorden zijn nog altijd
die mensen royaal in de meerder
heid, die zich ervoor schamen
Duitser te zijn als er ergens weer
eens een tehuis voor asielzoekers
in brand wordt gestoken.
'ORDNUNG'
Maar als die Duitsers dan al een
gemeenschappelijke eigen
schap zouden hebben, is dat de
behoefte dat alles volgens een
bepaald van te voren vastgelegd
patroon verloopt. Ordnung
muss sein. En daarom worden
alle aspecten van een gebeurte
nis, of dat nu een schoolreisje is
of een geplande slag tegen ter
roristen, minutieus voorbereid.
Als er ergens in het land weer
eens wordt gedemonstreerd en
autonomen de onvermijdelijke
slag met de ME leveren, ver
loopt zo'n confrontatie via een
vast draaiboek. Beide zijden we
ten wat er gaat gebeuren en ge
dragen zich zoals in het scena
rio staat. De ook bij deze evene
menten onontbeerlijke bier- en
worsttenten worden zorgvuldig
buiten het slagveld gehouden.
Die discipline geldt ook voor
vreedzame gebeurtenissen. Pas
in Duitsland, namen wij deel
aan een 'Volkswandeltocht' in
het Zevengebergte, bij Bonn. Al
les was perfect geregeld, bij de
entreeprijs was een verzekering
inbegrepen en om de paar hon
derd meter stond een EHBO'er
of een ziekenwagen, want je
kon immers niet weten. Verras
singen dienen uit te blijven. Zo
niet, dan moet er worden geïm
proviseerd en dat kunnen de
Duitsers niet.
Knallen op de Autobahn weer
eens een aantal auto's op el
kaar, waarbij alleen blikschade
ontstaat, dan blijft alles en ie
dereen vrijwel apathisch wach
ten op de politie. Niemand
durft het initiatief te nemen en
dus zit het hele verkeer tijden
muurvast.
Een ander voorbeeld. Toen de
Duitse autoriteiten deze zomer
de terroristische RAF in het
ste bedrijf in Berlijn gaat of om
de vuilnisman.
Maar als je dan vraagt of de
heren elkaar ook tutoyeren voor
het geval ze elkaar maandag
morgen tegenkomen bij het
buitenzetten van de vuilnisbak,
valt een pijnlijke stilte. Nee dus.
Of neem het onderwijs: als een
scholier(e) 16 wordt, moet het
onderwijzend personeel hem of
haar met 'u' aanspreken, tenzij
de leerling(e) nadrukkelijk te
kennen geeft daar geen prijs op
te stellen.
Op het eerste gezicht maakt
het land een open indruk, maar
zoals zo vaak bedriegt de schijn,
's Avonds en in hun vrije tijd
trekken de Duitsers zich terug
in hun hermetisch afgegrendel
de eigen wereldje. Terwijl in
Nederland vaak de gordijnen
open blijven zodat iedereen zijn
nieuwsgierigheid kan bevredi
gen, gaan in Duitsland overal de
rolluiken naar beneden.
HIËRARCHISCH
We waren naar België gefietst om de Expo in Brus
sel te bezoeken. Vervolgens zouden we via Maas
tricht terug rijden. Daar kwam niets van. O., zowel
intellectueel als fysiek kopman van ons uit zes le
den bestaande jongensgezelschap, spuugde onder
het Atomium eens flink in z'n handen en kondigde
aan dat we naar Trier zouden gaan. Hij wilde de
Porta Nigra zien.
O was, net als ik, zestien jaar. Dat hij wel van de
Porta Nigra had gehoord en ik nooit, maakte
me razend. Op weg naar Trier vroeg ik iedere
vreemdeling naar het bouwwerk. Niemand
wist iets. Pas in Ettelbrück (Luxemburg), een dag voordat
we de grens zouden passeren, vernam ik dat het een 'Ro
meinse poort was of iets dergelijks.'
Ik vond het nogal spannend allemaal. De teleurstelling was
daarom des te groter. Op 17 augustus 1958 schreef ik in
mijn geheime'dagboek: „De Porta Nigra was niets. Door
gereden naar Wittlich en op de kermis negentig Pfennig
gewonnen. Daar heb ik bier en worst voor gekocht. Werd
misselijk en heb overgegeven. Duitsland valt me zwaar te
gen. België was leuker."
Dat gevoel heeft me nooit meer verlaten. Over Duitsland
ben ik in de loop der tijden genuanceerder gaan denken
dan in 1958, maar mijn liefde heeft het land nooit kunnen
winnen. Aan alles zit een laag lillend spek. 't Is er te vet. De
mensen, het eten, de gebouwen, de kunst, de stem van een
Duitse vrouw die in een film wordt versierdOoooöoh,
Heinrich." Kurt Tucholsky schreef dat hij naar Parijs was
gereisd om in het PareMonceau te gaan 'uitrusten van z'n
vaderland'. Ik vergeet die zin nooit omdat ik 'm zo goed
begrijp.
Duitsland probeert je te pletten. Het land kent geen enkele
lichtvoetigheid. Jaren geleden wandelde ik in Monschau
stomverbaasd over de Krippanaeen tentoonstelling van
kerstkribben. Stomverbaasd omdat het Kindeke Jezus in
diverse hilarische verschijningsvormen kon worden aange
troffen. Zo ontwaarde ik de in een schelp ronddobberende
jongeheer J. Christus met zwemvest om, herkende ik Jozef
in de gedaante van een woeste punker en zag ik Maria als
een aanhangster van de Bhagwan. Bovendien bleek het
wonder van de kerstnacht zich in de opinie van de kribbe-
bouwers op allerlei locaties te hebben voltrokken, behalve
in een morsige stal.
De diverse visies op de Blijde Gebeurtenis werkten zo op
m'n lachspieren dat ik bij de beheerster mijn verwonde
ring uitsprak over het feit dat ik de enige bezoeker was.
Eindelijk iets leuks in Duitsland en geen mens te zien. Ze
haalde haar schouders op en nodigde me uit nog eens te
rug te komen. Misschien dat het dan drukker zou zijn. Nee
dus. Een jaar later stond ik in Monschau voor een gesloten
deur. De expositie was verhuisd naar Manderfeld in België.
Daar was, zo is me later verteld, de belangstelling van meet
af aan aanzienlijk groter. Ik wil niet veel zeggen, maar dat
had ik ze in 1958 al kunnen voorspellen.
Wat zijn dat nu voor mensen, die Duitsers? Zïjn ze
echt anders dan anderen? Klopt het dat het arro
gante, plichtgetrouwe, slaafs gehoorzamende, hu
morloze Strebers zijn? En gaan ze weer marche
ren?
Mocht de Duitser zich buitens
huis wagen, dan dient alles op
nieuw volgens een bepaald
schema te lopen. In onze Bon
ner tijd hadden mijn vrouw en
ik het geluk te worden opgeno
men in een kegelclub. En daar,
door muren en een deur afge
schermd van de andere bezoe
kers, vallen snel alle maatschap
pelijke barrières. Er wordt over
God en de wereld gepraat, geen
thema is taboe. Kortom, het
verantwoordelijkheidsgevoel
voor elkaar is groot. Maar ook
hier heeft het spel zijn eigen re
gels en is de relatie hiërarchisch
opgebouwd.
Het denken en handelen in
categorieën is zeer sterk in
Duitsland. Bij elke categorie
hoort een bepaald gedrag. De in
Nederland veel gelaakte kruide
niersmentaliteit als het bijvoor
beeld gaat om in wat voor
dienstauto iemand mag rijden,
bestaat hier niet. Wie hard
werkt, heeft recht op een vorste
lijk salaris, een riant huis en een
super-de-luxe auto. En dat zal
iedereen zien ook.
De 'Streber-mentaliteit' dus,
die er overigens wel voor heeft
gezorgd dat in elk geval in het
westelijk deel van Duitsland een
ongekende welvaart is ontstaan
en een buitengewoon voorspel
baar leven. Iedereen weet wat er
van hem wordt verwacht en ge
draagt zich daar naar. Niet de
wat losse Nederlandse benade
ring, maar concrete opdrachten
zijn nodig, want alleen dan
voelt de ander zich serieus ge
nomen. Problemen met een
zeurderige ambtenaar of dwars
liggende politieman? De op
merking: 'Uw chef, bitte', is
meestal al voldoende om een
coöperatiever houding te be
werkstelligen. Je weet immers
maar nooit hoe de baas zal rea
geren...?
Aan deze volgens een vastge
legd patroon verlopende en dus
op zichzelf eenvoudige levens
wijze kwam een einde toen vier
jaar geleden de Berlijnse Muur
viel. Jarenlang was het slechte
Wat zijn dat voor mensen, die Duitsers? Op de foto Oostduitsers tijdens een bijeenkomst in Wolfen. i
geweten ten opzichte van de ar
me broeders en zusters in het
Oosten gesust met het jaarlijkse
kerstpakket, een kaarsje op de
vensterbank en de traditionele
toespraak van de hoogsten in
het land, die schande spraken
van de deling. In 1989 vielen
Ossis en Wessis elkaar echter
wenend in de armen en dat
stond in geen enkel draaiboek.
Er moest worden geïmprovi
seerd en dat is nu uitgerekend
de zwakste kant van de Duit-
Nu, vier jaar na de val van de
Muur en drie jaar na de staats
rechtelijke eenwording, zit heel
Duitsland met een kater. Nee, 'GOED FOUT'
zo hadden ze zich die eenheid
nu ook weer niet voorgesteld.
schiedenis raast als
controleerde, woest*
ons voorbij. En wij kijken mach
teloos vanaf de oevers toe en
vragen ons af: waar gaat dat
heen?' Dat schreven knappe
Duitse koppen, onder wie Hel
mut Schmidt, een jaar geleden
in de alarmkreet Manifest.
„Omdat het land moet verande
ren". Sindsdien is het alleen
maar erger geworden en dus
was het niet meer dan logisch
dat het manifest een vervolg
heeft gekregen met de titel
'Omdat het land verzoening no
dig heeft'.
Het Oostberlijnse politiek ca
baret De Distel zingt: 'Wat was
dat voor een heerlijke eenheid
toen we nog gedeeld waren'. De
mensen in Oost en West zijn ge
frustreerd. De Ossis omdat de
welvaart niet snel genoeg komt
en er van hun eigen inbreng
niets anders is overgebleven
dan de 'links-afslaanpijl'. De
Wessis jammeren omdat zij vre
zeneen (Stukje van hun rijkdom
inleveren. 'De ge-
De Duits-Britse filosoof sir Ralf
Dahrendorf constateerde een
jaar geleden al dat er 'iets goed
fout zit' in Duitsland. De groot
ste zwakte van de Duitse sa
menleving vindt hij dat de poli
tieke democratie en de econo
mische welvaart onscheidbaar
met elkaar zijn verbonden. Het
gevolg is dat bij economische
misère het politieke stelsel di
rect ter discussie wordt gesteld
en een radicalisering optreedt.
Dahrendorf en andere voor
aanstaande denkers verlangen
onge- dat de Duitse politieke elite ein
delijk eens leiding geeft. Maar
daar is nog niets van te merken.
Integendeel, het heeft er alle
schijn van dat Duitsland zich
politiek en economisch heeft
vertild aan de eenwording. Te
gelijkertijd vindt er een uithol
ling van het normbesef plaats
die niemand voor mogelijk had
gehouden.
Hoyerswerda, Rostock, Mölln
en Solingen zijn slechts een tus
senstation op de weg van een
barbaars verleden naar een on
zekere toekomst. De daders zijn
jongeren die in het Westen in
een liberale consumptiemaat
schappij zijn opgegroeid en in
het Oosten onder het dak van
opgelegd anti-fascisme. En ze
worden zwijgend gesteund door
een kleine, maar groeiende bur
gerlijke minderheid.
Ergens is er iets grondig mis
gegaan- bij die Duitse eenwor
ding. En ergens dragen de Duit
sers, of ze nu uit Saksen,
Bremen, Beieren of Noordrijn-
Westfalen komen, zelf de
schuld. Want wat er nu gebeurt,
staat niet in hun draaiboek. En
dus moeten ze improviseren....
BEROEMDE DUITSERS
Immanuel Kant, die nooit verder
reisde dan de directe omgeving v
zijn geboortestad Königsberg, w
een van de belangrijkste filosofen al
ler tijden. Kennen is volgens hem
onder meer afhankelijk van denk
vormen en van aanschouwingsvor
men (zoals tijd en ruimte: alles v
wij waarnemen, doet zich aan c
voor in tijd, en alles wat wij buiten
onszelf waarnemen, doet zich bo
vendien aan ons voor in ruimte).
Denk- en aanschouwingsvormen
gaan aan elke ervaring vooraf en al
leen dankzij hun is ervaring moge
lijk. Menselijke kennis kan echter
nooit doordringen tot het Ding c
sich, alleen tot de verschijningsvorm
ervan. Wat onze zintuigen waarne
men, ordent ons verstand tot be
grippen en oordelen, waarna de re
de die verbindt tot conclusies. Dan
zijn er nog drie ideeën: van de ziel,
van de wereld, van God. Ideeën zijn
richtingaanwijzers die aangeven hoe
de rede moet werken, bijvoorbeeld
alsof er een eerste oorzaak was voor
al het bestaande: de Goddelijke
schepper. Overigens kan volgens
Kant met de rede niet worden bewe
zen of God bestaat of niet. Datzelfde
geldt voor vrijheid en voor onsterfe
lijkheid. We kunnen er alleen in ge
loven en Kant geloofde erin. In
zijn filosofie over de staat pleitte hij
voor de republikeinse staatsvorm,
voor een volkenbond, voor afschaf
fing van staande legers en tegen im
perialisme.
RONALD FRISART
Hans Hoogendijk (46) is sinds
1985 onze correspondent in
Duitsland. Zijn standplaats was
aanvankelijk Bonn, maar na de
Duitse hereniging in 1990 is hij
met zijn vrouw Astrid naar Berlijn
verhuisd. Het echtpaar
Hoogendijk heeft één kind.
FOTO CPD
Oostduitse Bad Kleinen een ge
weldige slag wilden toebrengen,
was alles tot in de puntjes voor
bereid. Overal speciale eenhe
den, helikopters in de lucht, el
ke stap, elk woord van de ver
moedelijke terroristen werd ge
registreerd, maar toch liep alles
fout. De terroristen gedroegen
zich namelijk niet helemaal
zoals in het draaiboek was ge
schreven.
Na zo'n blamage roept ieder
een ach en wee en worden tal
loze functionarissen met ver
vroegd pensioen gestuurd of
overgeplaatst. Dan komt er een
nieuw draaiboek dat nog beter
is geschreven, maar uiteraard
ook weer niet zal functioneren,
omdat je nu eenmaal niet alles
kunt voorzien.
AANKLACHTEN
Ook in het leven van alledag
hebben de meeste Duitsers pro
blemen met het regelen van
conflicten. Toen wij naar Duits
land verhuisden, was het eerste
advies van een collega: 'Neem
een rechtbijstandsverzekering,
want ze klagen elkaar hier voor
alles aan'. Het klopt. Terwijl in
Nederland het inschakelen van
advocaten de laatste stap is als
alle pogingen om een geschil uit
te praten hebben gefaald, heb je
hier voor je het weet een civiel
rechtelijke procedure aan je
broek.
Dat formele, afstandelijke
vind je overal terug. Een typisch
voorbeeld is de omgang met el
kaar. Afgestudeerden worden
hier steevast met Herr Doktor
aangesproken en de bijbeho
rende echtgenote, die mogelijk
nog nooit een universiteit van
binnen heeft gezien, met Frau
Doktor. Een verhaal apart is het
tutoyeren. Er moet heel wat ge
beuren wil een Duitser je dat
'aanbieden' en zo'n gebeurtenis
verloopt helemaal volgens de
Duitse versie van 'Hoe hoort het
eigenlijk'.
Hypocriet is daarentegen het
gedrag in sportkringen. Onder
het motto 'sportkameraad-
schap' is bijvoorbeeld in het
Berlijnse tenniswereldje
waarvan ik sinds de verhuizing
van Bonn naar de Duitse hoofd
stad deel uit maak het 'je' en
'jij' vaste prik bij het begin van
elke competitiewedstrijd. En
daarbij maakt het niet uit of het
om de directeur van het groot