'Het was allemaal toneel' 'Ongeluk met paard was niet schuld van publiek' Drie Oktober DE HERINNERING Roland de Kier trad doortastend op. Hierdoor voorkwam hij dat een paard zware verwondingen opliep en redde hij het dier waarschijnlijk ook het leven. Het gebeurde tijdens de optocht op 3 oktober, nu zeven jaar geleden. ..Ik had toen net wat nieuwe glazen gehaald en zag dat er in de optocht vlak voor mijn café commotie was ontstaan. Een koets stond stil en een van de paarden lag op de grond. Twee van zijn henen zaten bekneld tussen de wielen. In een voet zat een pen. Ik ben bovenop zijn hoofd gaan liggen want als het paard zou opstaan, zou het zeker een been hebben gebroken. Vervolgens kneep ik in z'n lip want dat verdooft een paard. Een motoragent vroeg al of hij hem af moest schieten, maar we hebben gewacht op de dierenarts", herinnert De Kier zich. Minuten verstreken. Tientallen omstanders zorgden voor een cordon rond paard en De Kier die op de grond lagen. „Die dierenarts wist ook niet wat hij moest doen en de twee vrou wen die op de bok zaten, raakten steeds meer in paniek. En ik lag daar maar. Gelukkig kwam er iemand van de dierenambu lance met gereedschap. Het hele wiel werd langzaam losge maakt en het dier bevrijd. Later heb ik gehoord dat het met die pen ook goed is gekomen en dat het paard genezen is ver klaard." Ondanks de goede afloop houdt De Kier er toch nog een wrange smaak aan over. „Door dit voorval is de optocht daarna nooit meer door de Steenstraat getrokken. Maar ik heb direct nadat ik weer rechtstond nog eens naar het tuig en de gespen gekeken waar het dier mee vastzat. Die waren, in mijn ogen. absoluut niet in orde. Ik wil niemand beschuldigen maar het is in elk geval niet zo dat opdringerig publiek de schuld van het ongeluk in de schoenen kan worden geschoven." Naam: Roland de Kier. beroep: dressuurtrainer en voormalig eigenaar van café Napo leon aan de Steenstraat. Herinnering 3 oktober 1986 Uren kon je vroeger over de kermis dwalen, zonder dat het een gulden hoefde te kosten. Je slenterde van sport- tent naar steile wand, van variété-theater naar berentent en je bekeek het voorstellen van de artiesten. Een happe ning op zich, met een onnvermijdelijke presentator die toen nog boniseur heette en als enige doel had het pu bliek de tent in te praten. Maar vlooientheater, Afrika- show, lachstudio, vuurvreter, degenslikker en boeienko- ning hebben het veld moeten ruimen. Hun plaats is inge nomen door Turbo Polyp, Spider, Reuzenrad en Topspin. Tegenwoordig is er wel steeds meer vraag naar het 'kijk- werk' van weleer, maar dat komt vermoedelijk nooit meer terug in de wereld van het klatergoud. „Er zijn geen medewerkers voor te vinden en er is geen plaats meer voor. Terwijl het kijkwerk toch de jus was, die de prak smakelijk maakte." Een blik in de achteruitkijkspiegel van het kermisleven. Oude tijden herleven op de Markt in Gouda. Daar bij de Waag en het zeventiende eeuw- se stadhuis, keert Bertus Donks (60) in gedachten terug naar de jaren vijftig. Aan een hoektafei in de poffertjeskraam verheft hij zijn stem plotseling naai dat speciale 'Komt-dat-zien-toon- tje'. De voorzitter van de Natio nale bond voor Kermisbedrijf- houders (Bovak) is dan ineens weer even de boniseur die hij twintig jaar lang was. Hij maakt parade op de manier waarop hij het publiek als maïtre Johnson ooit zijn sporttent inpraatte. „Datnes en heren, geacht pu bliek. Het is ons een eer u voor te stellen aan deze internationale boksers, worstelaars en catchers en alvorens wij een aanvang ne men met de voorstelling laten we ze een demonstratie geven van hun kunnen. Daarna stellen wij ze stuk voor stuk aan u voor en vragen wij amateurs hen uit te dagen... De eerste die daar staat is Kid Dynamite. Een prize-fighter van het beste soort. We loven een premie uit voor iedere amateur die hem kan stoppen, hetzij op punten, hetzij door knock out. Naast hem: Baby Austin, de on gelooflijke catch and catch can worstelaar. Voor iedere amateur die hem kan laten afkloppen, ligt eveneens een premie klaar. Ook maitre Johnson geeft geld weg aan iedereen die hem bij het vrij worstelen kan verslaan in een gevecht waarin alles is toe gestaan, behalve trekken aan de haren, stompen met de volle vuist en bijten. „En wat deed ik dus", lacht Donks breeduit: „Inderdaad: met de volle vuist er op los meppen, bijten en aan de haren trekken van de man die tegen over me stond. Tot woede van het publiek, maar daar was alles ook op gericht. Dat moest je op fokken. zodat er een speciaal sfeertje ontstond. Dan kon je verdienen." Trucs Daar waren een paar mooie trucs voor in die dagen. De re vanches bij voorbeeld. Donks, gehard tijdens twintig jaar rei zen door de 'pretsteden', vertelt het grijnzend. „Je verloor de eerste partij, daagde je tegen stander meteen uit voor een volgend gevecht dat je won en dan volgde er een beslissend duel. Als het een beetje meezat had je tegen een en dezelfdete genstander drie keer een volle bak." Hij verhaalt in één adem door over de andere grappen waar mee destijds nog goed geld te innen was. „Medewerkers van de tent stonden altijd en overal tussen het publiek. Dan zei zo n jongen tegen z'n buurman tij dens de parade: die baard daar, die ga ik straks in mekaar ram men. Wedden om een tientje dat ik hem versla? Buurman leg de een tientje in de pet. tientje van de medewerker ging er naast, medewerker ging de ring in en werd verslagen. Dat tientje van die buurman (of mannen) had je dus al. Maar dan riep je na het gevecht: 'Dames en he ren: deze amateur heeft zo goed zijn best gedaan, dat hij eigen lijk de premie wel verdiend heeft. Die krijgt hij niet van ons. maar misschien wel van u. Dus komt hij zo meteen met de pet langs.'. Had je geluk, dan ver diende je daar dus weer aan." Bertus Donks, de voormalige exploitant, vertelt het met het uitgestreken gezicht van de man die zich van geen kwaad bewust is. En dat is-ie ook niet. „Want het was geen nep en als het wel nep was, was het leuke nep. Maar wat is nep? Nep was wat er gebeurde in tenten met zulke namen als 'Slachtoffers van de zee', waarin een haring op een bordje lag en 'Parijs bij nacht', waarin alleen een don ker vak te zien was. Wat wij de den was anders. Dat was toneel spelen. Dat was de mensen de tent laten uitgaan met de vraag: ik ben op een of andere manier beetgenomen, maar hoe? De toeschouwer wist wel dat het gebeurd was, maar niet precies op welke manier. Als je dat kon bewerkstelligen, was je een ech te vakman." Jus Daar zijn er nog maar weinig van, beseft Donks. Maar dat komt vooral omdat het 'theater' bijna geheel verdwenen is van de kermis. Berentent, variété, sporttent, steile wand („één klapband en we rijden niet meer, maar we worden gere den"), vuurvreter, degenslikker en Afrika-show ze hebben plaatsgemaakt voor Spider, Reuzenrad, Enterprise en ande re attracties die miljoenen-in vesteringen vergen. Topspin en vliegend tapijt zorgen ook te genwoordig nog voor aardige visuele effecten, maar het echte oude kijkwerk is er niet meer. „En dat was in vroeger jaren toch de jus, die het prakkie smakelijk moest maken", stelt Donks. „Over het Schuttersveld in Leiden kon je een paar uur rondlopen en je amuseren zon der een gulden uit te geven. Vanwege de parades die werden gemaakt bij het kijkwerk. Bij de Afrika-show, bij de man met de sabel, bij de sporttent waar het publiek werd uitgedaagd door de handschoen of het judopak te gooien. Daar was misschien een beetje tillen bij, maar dat Bertus Donks: „De romantiek is verdwenen, kermis is keiharde business geworden". foto loek zuyderduin werd gepikt. Zo speelde ik in de tent Tiger Jacky, de worstelaar die geen woord Nederlands ver stond en buiten op het podi um was ik weer maïtre Johnson, de man die in heel rad Hollands de mensen naar de kassa praat te. Niemand die zich er toen aan stoorde, maar het is wel al lemaal verdwenen. De man van de Afrika-show moest stoppen vanwege vermeende rassendis criminatie, terwijl het een blan ke was die zich verfde; de man met de sabel zie je al heel lang niet meer en de sporttent had zo'n 15 jaar geleden ook geen bestaansrecht meer." Daar waren een paar redenen voor. Donks, de vakbondsman, zet ze op een rij. „Ten eerste: de concurrentiestrijd op de kermis zelf. De mensen van het kijk werk maakten zoveel tam tam, zoveel parade, dat anderen zei den: dat kunnen we niet heb ben. Die wilden geen rugkijkers voor zich hebben, mensen die op hun toonbank gingen zitten om naar de parade van de bok- stent te kijken. Veel exploitan ten gingen inschrijven voor plekken die niet naast of tegen over een parademakende zaak lagen. Gevolg: het kijkwerk werd meer en meer naar de uithoe ken van het terrein verbannen." „Ten tweede: de hoge kosten die eraan verbonden waren en de concurrentie van tv. Al die medewerkers moesten wel be taald worden, als je ze al kon vinden. Want op een gegeven moment vond je ook geen jon gens meer die bereid waren 14 uur achtereen te knokken, tegen 28 tegenstanders. In het begin had je knapen die alles konden (worstelen, boksen, judo) en niks zeiden later kreeg je jon gens die alles zeiden en niks konden." Zelfs niet als ze tegen eigen mensen stonden, wat vaak 's avonds het geval was als de ech te vechters moe waren. „Dan was het een zegen als je tegen over een medewerker stond." Dat geluk hadden Donks en zijn collega's in Leiden trouwens zelden. „Daar stapten constant anderen de ring in", meldt Donks die het voorval gebruikt als voorbeeld voor zijn 'revan- che-truc-verhaal'. „Studenten vooral, die hun vrienden wel eens wat zouden laten zien. Dat ging nog wel eens mis. Zo kwam er een keer 's middags een student bij me. Hij had met zijn vrienden gewed dat hij 's avonds met me zou worstelen en dat hij dat zou winnen ook. omdat hij in Indië kampioen was geweest. Die jongen kwam me 's middags dal verhaal ver tellen en moest toen bekennen dat hij nog nooit had gewor steld. Ik heb hem een paar ba sisgrepen geleerd en ja hoor, daar kwam-ie die avond. Met een hele aanhang. Wij de ring in, en ik liet 'm de eerste partij winnen. Groot gejuich van zijn vrienden, hij kreeg de premie en was op weg naar de uitgang, toen ik 'm terugriep voor een revanche. Die won ik natuurlijk. Om de zaak te beslissen kwam er vervolgens een derde partij. Hele spul weer naar buiten, pa rade maken en weer naar bin nen. Hij mocht het derde duel winnen en zo hadden we allebei wat we wilden. Hij de achting van zijn vrienden, wij drie keer een vol huis." Sterk Zo ging het vaker in die jaren op de kermis. Er konden nog af spraken worden gemaakt, ook als het om echte tegenstanders ging. „Buiten, voor de tent voel den die zich sterk. Maar een maal binnen zei je tegen zo'n knaap: je kunt het hier op twee manieren krijgen. Of je speelt het sportief en je neemt de pre mie mee, of je speelt het hard en we zien wel waar het schip strandt. Zo'n man begon dan te twijfelen. Die had Cesar, een ijzersterke worstelaar, voor de tent zien staan en die boog een cent tussen zijn tanden, sloeg met zijn vuist een spijker door een plank of scheurde even een telefoonboek door en die man wist niet hoe sterk jij was. Hij wilde niet afgaan en koos ten slotte eieren voor zijn geld. Ik heb in elk geval nooit meege maakt dat iemand het hard te gen hard wilde spelen. Zelfs niet als het de sterkste man van het dorp was. Als hij won was het de gewoonste zaak van de we reld, verloor hij het gevecht, dan verloor hij ook zijn gezicht en dat wilde hij zeker niet. Ach, je liep wel eens een blauw oog op, maar daar bleef het wel bij. Ook tegen de echt linke tegenstan ders." Zo kwam Donks ooit trou wens zelf de kermis op. Als te genstander van een bokser in de sporttent. In 1952. „Ik was militair kampioen en ging voor de gein een keertje de sporttent in om te boksen, 's Avonds kwam de exploitant vragen of ik met hem mee wilde reizen. Nou was ik in die tijd assistent bij Wilton Feyenoord in Schiedam en ik zag me daar niet mijn hele leven zitten. Dus ben ik meege gaan. In het begin dacht ik wel, waar ben ik aan begonnen,® maar het went, je wordt geac cepteerd en dan ga je het leuk vinden." Dat blijkt. Eeneenveertig jaar la ter zit Donks nog op de kermis. In Gouda, op de Markt, waar hij de pretstad die dag officieel moet openen. Daar herleven voor hem de dagen dat hij ex ploitant was (20 jaar), daar kan hij met enige trots melden dat hij nu al bijna 25 jaar als geko zen voorzitter fungeert van de Bovak met 1000 leden en dat hij ook al 19 jaar directeur is van het bijbehorende bureau. „Een fulltime functie." Hij kan dus vergelijken en maakt de vergelijking graag. „Vroeger", zegt hij, „vroeger was er nog romantiek op de kermis. Het was allemaal nog niet zo commercieel en voor een paar kwartjes kon je naar een leuke voorstelling. Goed, het waren andere tijden, maar dat was ook toen niet veel. Kom daar nu eens om met die hoge pachtsommen en die verschrik kelijke stroomtarieven. Daar door is er vanzelf al geen plaats meer voor romantiek. De ker mis is nog wel een wereldje apart, maar is keiharde business geworden.'De exploitant van nu is een pure zakenman. Een mo biele middenstander die eruit moet halen wat hij eruit kan ha len en die steeds langer reist. In het verleden liep het seizoen van Pasen tot half oktober en na Leiden had je het wel zo'n beetje gehad. Tegenwoordig stuiven vele exploitanten met de kerst door naar Belfast, Glas gow en Dublin en vervolgens van februari tot april naar Boed- De exploitant is een kleine multinational geworden en vol gens Donks, ook vice-president van de Europese Unie. is dat zo vreemd nog niet. „Nederland heeft op dat gebied altijd pio niers gekend. In de jaren vijftig trok de Hagenaar Bignolé al naar Egypte (waar hij z'n spul overigens moest laten staan) en een jaar of tien geleden zag ik in Toronto een Nederlandse mui- zenstad staan op een expositie. Bij de Niagara watervallen staat een reuzenrad uit Nederland en ook elders in de wereld vind je attracties uit ons land. We kun nen met iedereen in de wereld concurreren, we hebben een heel goede naam." Rijk Die is opgebouwd in een rijk verleden. „Kermis kent een eeu wenoude traditie en kermis heeft een gouden toekomst. Al leen komt het geld door die ho ge pachtsommen tegenwoordig vaak in de verkeerde kassa's te recht", zo betoogt Donks. „Lei den bij voorbeeld is altijd heel duur geweest met het staangeld maar aan de andere kant het was (en is) ook wel een van de klappers. Ik zie het nog zo voor me, het Schuttersveld, het Land. Als het de avond tevoren gere gend had, reden wagens vol koolas af en aan om het veld weer begaanbaar te maken. Van een voorganger heb ik wel eens gehoord dat je heel vroeger in Leiden een apart kermisterrein had voor de rijken, waar je en tree moest betalen, en een apart terrein voor de armen, die daar gratis opkonden. Maar dat heb ik alleen van horen zeggen." Een bevestiging daarvan is niet te krijgen, zeker is wel dat er in Leiden een stichting bezig is geld in te zamelen om kinde ren van uitkeringstrekkers geld te geven zodat ze ook naar de kermis kunnen. Donks kijkt er slechts even van op. „We gaan weer terug in de tijd", knikt hij dan. „Wat dat betreft is ook ty perend dat men weer steeds meer vraagt waar de bokstent, de steile wand, de vuurvreter en het vlooientheater gebleven zijn. Vooral het vlooientheater zou ik wekelijks ergens anders kunnen onderbrengen. Maar daarvoor zijn helemaal geen medewerkers meer te vinden. Die zijn verdwenen toen de DDT werd uitgevonden." Beeld van een van de eerste kermissen die ter gelegenheid van 3 oktober in Leiden werd gehouden. Op de achtergrond de overkapping van de toenmalige Varkenshal op de Lammermark. Let ook op de twee veldwachters rechts. foto gemeentearchief leiden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 16