Verslaafd
aan een
crazy stad
jqebmêbebm
m
De nieuwe uil
TT
ZATERDAG 18 SEPTEMBER 1993
Hebt u al een uil gezien? De afgelo
pen week zijn de eerste verschenen.
Ze zijn nu nog een bezienswaardig
heid maar het nieuwtje zal er wel
gauw af gaan. Bij de vuurtorens
heeft het ook niet lang geduurd. En
als we even verder zijn, wordt de
snip juist zeldzaam. Het nieuwe
bankbiljet van honderd gulden
heeft in ieder geval meteen een
naam: een uil of een uiltje. En het
woord 'snip', in de geldbetekenis,
zal over tien of hooguit twintig jaar
vergeten zijn.
De naam staat me wel aan. Hij is duide
lijk, kort en oer-Nederlands. Daar kun
nen we wat mee doen. En ik ben niet de
enige die er zo over denkt. Vorige week zag
ik al een advertentie van een belastingadvi
seur met de tekst: 'Beter één uil in de knip
dan tien snippen op de wip'. Wat dat betreft
lam je met een uil meer kanten op dan met
een snip. 'Een snip voor een wip' heb ik wel
eens gehoord, maar daar bleef het dan ook
bij. Met een uil zijn er vele mogelijkheden.
De nachtuil voor een avondje stappen, de
potuil voor de spaarpot, de kerkuil voor de
collecte.
Wat gaat bij voorbeeld de nieuwe betekenis
worden van 'even een uiltje knappen'? Gaat
zo iemand geld wisselen? Of honderd gul
den verbrassen? Of juist honderd gulden uit
de geldautomaat opnemen? Het valt niet te
voorspellen, maar ongetwijfeld zullen er tal
loze woordspelingen mee gemaakt gaan
worden.
Het is daarbij erg praktisch dat de uil sym
bool is zowel van geleerdheid als juist
van domheid. Uilskuiken staat voor heel erg
dom. maar tegelijk is de uil hel symbool van
de Griekse godin Pallas Athene, de godin
van kunsten en wetenschappen. Hoe dat zo
komt, weet ik niet. De associatie met wijs
heid en geleerdheid komt misschien door
dat uilen er zo peinzend en afwachtend uit
zien en doordat ze in het donker goed kun
nen zien. En het idee dat uilen dom zijn,
zou kunnen komen doordat ze ook erg on
handig lijken, vogels met twee linker han
den, die er eigenlijk niet erg als vogels uit
zien. Meneer de Uil van de Fabeltjeskrant
behoort duidelijk tot de wijze uilen: 'oogjes
dicht en snaveltjes toe'. Maar de uil uit
Winnie de Poeh ('Klopen als een antwrt niet
nodig is') verenigt beide symbolieken: hij is
de geleerde en tegelijkertijd heel dom.
In de middeleeuwen werd wel gejaagd met
valken. Althans door de adel', die zich een
valkenier veroorloven kon. Minder rijke
mensen deden het met een uil. Dat is de
achtergrond van het spreekwoord: 'Elk
meent zijn uil een valk te zijn', oftewel: ie
dereen vindt zijn eigen kinderen altijd het
knapst, het mooist en het aardigst.
Dezelfde achtergrond hebben we bij een
ander spreekwoord: 'Beter bij de uil ge
zeten dan met de valk gevlogen': het is be
ter om genoegen te nemen met iets ge
woons en daardoor rustig te leven dan zich
moeilijkheden op de hals te halen door te
hoog te willen vliegen. Ook wel met de toe
passing dat men beter een zorgzame, rusti
ge vrouw thuis kan hebben dan een die al
tijd op stap is en haar plezier buitenshuis
heeft.
Sinds jaar en dag bestaat er ook een gezeg
de dat luidt: 'Uilen naar Athene dragen' en
dat betekent zoveel als: 'volstrekt nutteloos
werk doen', 'water naar de zee dragen'. Ie
kunt je voorstellen dat ons nieuwe bankbil
jet ook dit gezegde zal aantasten: uilen naar
Athene dragen: 'zeg op, wie is die Athene
van jou? Ik ken die juffrouw niet! Wat moet
ze met die uilen van jou?'
JOOP VAN DER HORST
universitair docent Nederlands
ast Village. Verpauperd,-verwaar-
j loosd, vies. Toevluchtsoord voor
Jkam^A kunstenaars en artiesten uit het al
ternatieve circuit. Woonwijk voor armoed
zaaiers, junks en duistere randfiguren. Alfa
bet City, zoals East Village in de volksmond
heet, omdat de avenues er geen namen maar
letters hebben, is hard en meedogenloos.
New Yorkers uit betere wijken mijden deze
mindere buurt, vooral na zonsondergang.
Aristos Marcopoulos, fotograaf, filmmaker
en emigrant uit Nederland, erkent de slechte
naam waarmee zijn neighbourhood worstelt.
„Als je een kind hebt zoals ik, ga je nadenken
of je hier wilt blijven wonen. En ik wil niet dat
mijn zoon Cairo van twee opgroeit in East
Village. Het gaat niet om de mensen die er
wonen, het gaat om de situatie waarin deze
mensen zich bevinden."
East Village in het zuidoosten van Manhat
tan. Ingeklemd door de wijken Greenwich
Village, het Quartier Latin van New York,
Little Italy en Lower East Side, waar de joodse
sfeer bewaard is gebleven. De lofts, etages
van voormalige^ pakhuizen en kantoren, zijn
er nog net betaalbaar. De wijk telt talloze ex
posities in aftandse garages en off-Broadway-
theaters, waar experimentele en vaak extra
vagante dans-, toneel- en muziekvoorstellin-
gen worden gegeven.
„Third Street, hoek Avenue C?" Vol onge
loof herhaalt de taxichauffeur het verzoek.
Hij wist het zweet van zijn voorhoofd en trapt
hoofdschuddend het gaspedaal in. „Wat
heeft meneer daar te zoeken?", wil hij weten.
Als we de shabby buurt inrijden, zegt hij
waarschuwend: „Je hebt toch wel een af
spraak hè. Zal ik even wachten? Moet je niet
bellen?"
Zijn angst lijkt gegrond. Voor het
vallen herenhuis, waar Aristos Marcopoulos
op een etage met twee kamers woont, han
gen duistere figuren verveeld tegen een af
tandse Amerikaan met lekke banden. Crack-
verslaafden, zwarten, Puertoricanen. Er klinkt
keiharde rapmuziek uit de ghettoblaster. On
der de hete zon dealt jong en oud open en
bloot. Er hangt een gespannen sfeer. Je voelt
priemende ogen van buurtbewoners in je
rug.
Een krakende deur met afgebladderde verf
leidt naar het trappenhuis, dat veel weg heeft
van een voor-oorlogse Amsterdamse woning.
Het ruikt er naar wierook en knoflook. Een
weëige lucht. Aristos, tenger, kort geknipt
haar, opent zijn huisdeur. Hij strekt zijn hand
uit en zegt: „We hadden natuurlijk ook in een
restaurant kunnen afspreken, maar het is be
ter dat je naar mijn huis gekomen bent. Want
nu kun je zien wie ik ben."
We kijken uit zijn raam en zien vervallen
huizen, armoede, troosteloosheid. Aristos
(36) zegt: „Het drugsprobleem is groot. Er is
voor mensen in deze wijk nauwelijks tot geen
zelfrespecterend werk. Maar ook in East Vil
lage wil iedereen die Amerikaanse droom
waarmaken. Mooi huis, auto, gezin. En als
dat nu op de gewone manier lukt.... De men
sen hier zijn, en ik weet het, vaak intelligente
mensen. Ze zijn niet kansloos, ze zouden al
leen een kans moeten krijgen. Wie hier
woont moet meer drang hebben, meer in elk
geval dan een wit jongetje van midden-
stands-ouders."
Inspiratie
Hij houdt van East Village en hij haat het. Net
zoals hij New York liefheeft en verafschuwt.
„Deze stad, die crazy stad, je raakt er aan ver
slaafd. Er is zoveel te zien. Ik doe er mijn in
spiratie op. Deze stad is energie, een multi-
raciale gebeurtenis. Mensen die in New York
wonen, dat zijn toch dappere mensen? New
York heeft een wilde uitstraling. Voor een
deel werkelijkheid, maar voor een ander deel
een mythe. In stand gehouden door mensen
zoals jij. Want waarom kom je naar New
York?"
Er gaat een politie-auto voorbij. Loeiende
sirene. Het geluid herinnert aan Ameri
kaanse politieseries op de Nederlandse
televisie. Het klinkt angstig. „Maar New
York is nooit een frisse stad geweest",
zegt Aristos. „De misdaad was hier in
1900 ook al. Het media-kolonialisme
heeft dat beeld opgeblazen. New York.
die gevaarlijke stad. Maar New York is
zoveel meer. Het staat ook voor geld
verdienen, carrière maken, beroemd
worden. 'Niet voor niets dat in New
York zoveel beroemde mensen wonen.
Calvin Klein, Woody Allen, noem maar
op."
Wie als Nederlander naar New York emi
greert moet over werklust, ambitie en zelf
vertrouwen beschikken. Of niet soms?
Hoofdschuddend: „Zelfvertrouwen is al
leen maar acteren. Want je drukt weg wat
je werkelijk voelt. Een mens twijfelt toch
altijd, of niet soms? Zelfvertrouwen
uitstralen, is wat mensen graag
zien. Je moet jezelf vertrou
wen, daar gaat het om."
Erkenning
In New York heeft
hij wel erkenning
gevonden en dat
schenkt voldoe
ning, zegt hij.
„Maar het gaat
er vooral om
dat je plezier
hebt in dingen
die je doet en
dat je gezond
blijft. En ge
zond leven, dat
De Grote Jongensdroom: met een minimum aan bagage en geld
naar de States, om daar hard werkend te groeien naar een status
die voorziet in huis met zwembad en meer dan één dure auto op
de oprijlaan. Maar het kan ook anders. Aristos Marcopoulos,
Nederlands fotograaf en filmmaker, vertrok vijftien jaar geleden
op 21 -jarige leeftijd naar het land der onbegrensde
mogelijkheden. Hoewel succesvol is hij niet uit op het grote geld.
Woont in een verpauperde buurt van New York. Een stad die hij
liefheeften verafschuwt. „Ik doe er mijn inspiratie op. New York
is energie, een multi-raciale gebeurtenis. Mensen die in New York
wonen, dat zijn toch dappere mensen?"
doe ik. Niet altijd naar van die fastfood-res-
taurants, maar zelf thuis vegetarisch koken."
Hollands eten? Nederlandse vrienden? Hij
beschouwt het als een kleinburgerlijke vraag.
„Ik ken niet zoveel Hollanders in deze stad.
Ik ga er ook niet naar op zoek. Want het eni
ge dat Nederlanders met elkaar bindt, is de
taal. De cultuur? Volgens mij verschilt de cul
tuur ook niet veel. Veel New Yorkers zouden
daarom ook makkelijk in Nederland kunnen
wonen. West-Europa is een satelliet van
Amerika. En zijn de Verenigde Staten niet het
produkt van West-Europa?"
Maar wat voelt hij zich dan? Een Neder
landse New Yorker? Een verbaasde blik. Hij
trekt zijn zoontje Cairo op schoot en zegt met
lichte afschuw: „Het liefste voel ik me hele
maal niets. Je iets voelen, dat is de reden dat
iedereen in de wereld elkaar voor de kop
schiet. Maar ik ben opgegroeid als Nederlan
der, heb geleerd te juichen als het Neder
lands elftal een doelpunt maakt. Dat gevoel
blijft bij je. En ja, ik heb nog steeds een Ne
derlandspaspoort."
Terug naar Nederland, hij sluit het niet uit,
maar verwacht het niet. Zeker niet op korte
termijn. Warjt na vijftien jaar is hij nog altijd
niet op zijn stad uitgekeken. „Ik zie dingen
waarvan ik denk: dat kan alleen in New York.
En ik verbaas me nog steeds. Een man hier in
de buurt maakt elke dag, maar dan ook elke
dag van vuilnis een kunstwerk. Dat intrigeert
me. Ik hou van het leven op straat, daar put
ik inspiratie uit."
Plastic emmer
Op straat liep hij een» aantal jaren geleden
Larry Wright tegen het lijf. Een arm aandoen
lijk zwart jongetje, dat weergaloos en onna
volgbaar drumde op een plastic emmer. Hij
fotografeerde het wonderkind niet alleen, hij
maakte er ook een aangrijpende documen
taire over, die in Nederland is uitgezonden.
„Ik heb wel meer voor de Nederlandse televi
sie gedaan. Voor het programma Onrust van
de VPRO heb ik acht korte video's gemaakt.
Onder meer over jazz in New York."
Hij werkte samen met een popgrootheid
als Iggy Pop. Nu is hij al$ regisseur bezig met
een video-clip van de Amerikaanse groep
The Beasty Boys. „De film gaat anderhalf uur
duren. Hij zal in vele theaters te zien zijn. We
verwachten dat er zeker anderhalf miljoen
mensen naar komen kijken. Die groep is zeer
populair in Amerika. Commercieel? Ik heb
daar niets op tegen. Als je toch de kans krijgt
om jouw film aan zoveel mensen te laten
zien, dat is toch prachtig? Ze moeten me al
leen niet in een richting duwen die ik niet
wil. Ik probeer zoveel mogelijk mijn eigen
richting te bepalen."
Zijn foto's stonden in tal van tijdschriften.
In Amerika was hij in dienst bij beroemdhe
den als Irving Penn en Andy Warhol. In
woord en gebaar laat hij weten dat daar niet
al te veel ophef over moet worden gemaakt.
„Ik mocht de foto's van Warhol afdrukken.
Niet meer en niet minder. En ja, Irving Penn.
Die is heel beroemd. Ik was een leerling van
hem. Ik ben alleen een andere weg ingesla
gen. Ik maak meer experimentele foto's. Dat
is mijn keuze. Een jongen die ook bij hem
heeft gewerkt maakt dezelfde soort foto's als
Irving. Op eep knappe manier, daar niet van.
En die jongen verdient heel veel geld. Dat is
zijn keuze."
Hard bestaan
Klagen doet hij niet, maar het is een hard be
staan. „Als ik werk. verdien ik veel geld. Maar
ik werk niet altijd. Wil dat ook niet. Dat heeft
voordelen. Ik kan mijn zoon zien opgroeien.
Ik hoef gelukkig ook niet echt te gaan leuren
om opdrachten. De meeste mensen komen
naar mij toe. Maar ik begrijp ook dat z$ naar
een ander gaan, als ik niet kan. Er is meer
competitie in dit land dan elders. Met kwali
teitsniveau heeft het niets te maken. Dat ver
schilt niet of nauwelijks van Nederland. Waar
het mij om gaat is, dat ik plezier wil blijven
houden in wat ik doe."
Zijn zoontje dribbelt weg. Cairo - spreek
uit Kairo - hoe komt hij aan die naam? „Mijn
vader is in die stad geboren. Die naam leek
ons wel wat." Zijn zoon heeft zijn leven ver
anderd, verrijkt, zegt hij. „We gaan vroeg
naar bed en staan vroeg op. Dat houdt in dat
we minder elektriciteit gebruiken. Niet uit
bezuinigingsoverwegingen, maar uit eerbied
voor de aarde. Respect voor de aarde en de
medemens, voor mij de twee belangrijkste
ingrediënten van het leven."
„Ken je het boek 'Wij slaven van Suriname'
van die Surinaamse schrijver Anton de Kom?
Kwam in 1934 uit. De eerste druk was gecen
sureerd. Het gaat over de geschiedenis van
de slaven en hun droevige bestaaan na de af
schaffing van de slavernij in 1863. De schrij
ver, een Surinaamse neger, werd vanwege
politieke activiteiten uit Suriname verban
nen. De essentie is hoe mensen met elkaar
omgaan en wat ze elkaar kunnen aandoen.
Op school heeft nooit een linkse leraar tegen
mij gezegd: Joh, lees dat boek nou eens. Dat
neem ik ze nog kwalijk. 'Wij slaven van Suri
name' hoort verplichte literatuur op scholen
te zijn."
Heimwee
Soms heeft hij heimwee naar zijn schooltijd.
„Maar het is meer heimwee naar momenten.
Het land zelf, daar vervreemd je van." Met
zijn vader - van Griekse afkomst, voormalig
piloot bij de KLM en nog steeds wonend in
Nederland - heeft hij veel contact. Zijn broer
Christos (26), juist afgestudeerd als architekt,
woont net als hij in New York. „Ook hem zie
ik geregeld."
Hij loopt naar een hoek van d^kamer waar
stalen bureaukasten staan. Daarop liggen on
overzichtelijke stapels werkstukken. Hij pakt
een fotoboek uit één van de stapels. Zijn fo
toboek. Zwart-wit foto's van mensen op
straat. Fraaie melancholieke foto's. Voor het
eerst verschijnt er een lach op zijn gezicht na
de opmerking dat zijn werk qua sfeer doet
denken aan de Nederlandse fotograaf Ed van
der Elsken. „Ja, ja", mompelt hij alleen.
We verlaten de gehorige flat en stappen het
broeierige straatleven in, op zoek naar een
geschikte plek voor een foto. „Ie moet geen
vertekend beeld van de buurt krijgenzegt
hij waarschuwend. Hij vertelt hoe in de wijk
'in de jaren tachtig circa honderd galaries zijn
geopend - waarvan er nog circa veertig over
zijn - en dat er ook niet alleen zwervers en
drugsverslaafden wonen, maar ook rijke ad
vocaten en kunstenaars.
Uit de kapsalon waar we langs slenteren,
klinkt keiharde rapmuziek. Zwarte kappers
en zwarte klanten, van jong tot bejaard.
„Kom mee. laten we hier een foto nemen",
stelt Aristos voor. Hij gaat met zijn zoon op
de stoel zitten. „Misschien nog een foto op
de hoek daar?". Mijmerend lopen we verder.
Hij lijkt in gedachten verzonken. „Hè, mijn
dromen? Mijn dromen veranderen altijd. Ik
had een droom, een vrouw een kind. Dat is
uitgekomen. De geboorte van mijn zoon is
het mooiste dat me is overkomen. Mijn
droom is nu dat als ik de krant opensla, ik
niets meer lees over moorden en het gat in
de ozonlaag.
We houden een taxi aan en nemen af
scheid. Ik kijk nog één keer om en zie de rug
van een tengere filmmaker, met zijn zoon op
zijn arm.
East Village, een verpauperde wijk in New York. Aristos Marcopoulos houdt van de buurt die een toevluchtsoord vormt voor mensen uit het alternatieve circuit
Het harde bestaan van fotograaf en filmmaker Aristos Marcopoulos