n
Bankbiljet als
hi-tech hoogstandje
Het verboden
woordenboek
President Duisenberg van de
Nederlandsche Bank nam deze
week de presentatie voor zijn
rekening: trots toonde hij het
nieuwe bankbiljet van 100
gulden. Gedrukt door Joh.
Enschedé uit Haarlem. Joop
Wotte is er lid van het
management-team en treedt op
als woordvoerder. Terugblik op
geheim 'gekkenwerk'.
Het nieuwe biljet van honderd
gulden kent vier zogenoemde
echtheidskenmerken.
Links boven: het watermerk van
de steenuil. Het heeft lichtere en
donkerder tinten dan het papier er
omheen. De ogen van de steenuil
zijn opvallend licht getint.
Rechtsboven: een voelbare
inktlaag. Op de linker- en
rechterkant van de voorzijde van
het honderdje zitten hobbeltjes.
Die dienen als herkenning voor
visueel gehandicapten. Ook zit er
reliëf in de teksten De
Nederlandsche Bank en Honderd
gulden.En in de omlijning van de
waarde 100.
Linksonder: een zogenoemd
doorzichtregister. Links boven op
de voorkant zit een deel van een
muis. Het andere deel staat op de
achterkant. Wie het biljet tegen
het licht houdt ziet beide delen
naadloos op elkaar aansluiten.
Rechtsonder: kleine lettertjes. Op
de achterkant is in een ellipsvorm
boven het watermerk de volgende
tekst van schrijver C. Buddingh
gedrukt: Wie anders dan hij
houdt zo huis onder alles wat
trippelt en glipt door de nacht.
Geru isloos aan wiekend op
donszachte vleugels, met
klauwen als klappende dolken.
De tekst is leesbaar met een
JAAP SLUIS.
Ioop Wotte werkt ruim een kwart eeuw
bij Joh. Enschedé. Hij staat internatio
naal bekend als een groot deskundige
t gebied van vervalsingen. Onder meer
Interpol, het ministerie van justitie en de
Centrale Recherche Informatiedienst maken
regelmatig gebruik van zijn diensten. Een
aantal jaren geleden draaide, zoals Wotte dat
noemt, hij bij Enschedé het vuurtoren-biljet
van 250 gulden. Dat gebeurde op grond van
nieuwe management-normen. Want de tijd
dat de Nederlandsche Bank zich niet of nau
welijks bekommerde om de prijs en leve
ringsvoorwaarden was eind jaren tachtig
voorbij. Wotte: „Vroeger zei Enschedé tegen
de bank: wij zorgen goed voor u, het komt al
lemaal keurig in orde. En de bank zag later
wel tegen welke kosten. Vooral sinds de
komst van het 250-biljet gaat het veel zakelij
ker. Elke verandering of kostenoverschrijding
wordt diepgaand met de klant besproken.
Beide partijen weten exact waar ze aan toe
zijn. Voor Enschedé was dat in het begin nog
wel even wennen geblazen. We moesten echt
op alle fronten aan de bak. En zijn daar, zeg
ik terugkijkend, goed in geslaagd. Het bedrijf
heeft baat bij die nieuwe aanpak gehad."
De Haarlemse drukker werkt op contract
basis voor de Nederlandsche Bank. Die is blij
met het in Haarlem geproduceerde vakwerk
en maakt daar wereldwijd mooie sier mee.
En de drukker is blij met de veel prestige op
leverende orders van de bank. Wotte kan zich
er al op verheugen: straks ligt het nieuwe
honderdje bij zijn collega's van buitenlandse
drukkerijen op tafel. En, weet hij zeker, die
zullen zich er met een mengeling van respect
en verbazing over buigen. Want het is, vindt
Wotte, zowel in het ontwerp als in de uitvoe
ring een hoogstandje dat tot ver over de
grenzen de aandacht zal trekken. „Je zou het
een hi-tech biljet kunnen noemen. Er zitten
ontzettend veel knappe dingen in. Enschedé
heeft laten zien dat het niet alleen een uit
1703 stammend kwaliteits-bedrijf is, maar
ook dat het technologisch gezien klaar is voor
de toekomst. Voor ons is het van enorm be
lang 'nationale' opdrachten als het drukken
van bankbiljetten, paspoorten en postzegels
binnen te halen. Want stel dat een Duitse
drukker met zo'n klus aan de haal gaat. Dan
leid je als Nederlands bedrijf gezichtsverlies.
En daar h^b je in de export veel last van."
Compromis
In een grijs verleden ontwierp Eppo Doeve
het Nederlandse papiergeld. Hij kwam met
een idee, er werd overlegd met de Neder
landsche Bank eri als die akkoord ging, start
te Enschedé de persen. Na Doeve volgde
Ruud Oxenaar. Zijn komst leidde tot een in
tensief tweerichtingverkeer tussen ontwerper
en drukker. Wotte: „Voor ons was dat een ze
gen. Techniek en ontwerp kwamen samen.
Wij dachten en deden vanaf'het allereerste
begin voortdurend met hem mee. Oxenaar
deed een voorstel. Wij bekeken de technische
kanten. En de beveiliging. Hij nam onze op
merkingen mee naar huis. Ging ermee aan
de slag. Ontwikkelde het idee verder. En
kwam er dan weer mee terug." Die trend is
met Jaap Drupsteen voortgezet. Hij ontwierp
het laatste biljet van 25 gulden, bedacht de
deze week gelanceerde uil en is bij Enschedé
zo'n beetje kind aan huis. Eigenlijk, vertelt
Wotte, had Drupsteen de balen van alle vei
ligheids-eisen rond het nieuwe honderdje:
„Hij is geen echte techneut en vond al die
toestanden maar lastig. Je belandt als ont
werper snel in een spanningsveld. In een ge
vecht om wat er wel en wat er niet kan. Jaap
had aanvankelijk het idee om met airbrush te
werken. Ook wilde hij iets doen met het in al
le richtingen van het biljet laten verlopen van
de kleuren. Maar een pers kan dat slechts in
één richting. Je ontkomt niet aan een com
promis tussen de haalbaarheid van de tech
neuten en de waardigheid van de ontwerper.
Ik denk dat dat compromis in het geval van
de uil trouwens uitstekend is." Waarbij Wotte
nog aantekent dat het biljet als die techneu
ten het alleen voor het zeggen hadden gehad
misschien nog beter beveiligd zou zijn ge
weest. Maar: „Dan was het dqnk ik niet om
aan te zien geweest." Aardig detail: na de be
ëindiging van het tijdperk Oxenaar schreef de
Nederlandsche Bank een prijsvraag onder
ontwerpers uit. Bij een eerste selectie werd
mede op grond van de grafische beveiliging
van het honderdje gekozen voor een ander
dan Drupsteen. Maar de directie zette Drup
steen uiteindelijk toch bovenaan. Waar-
Eind augustus was voor 36,8 miljard
gulden aan Nederlandse bankbiljetten in
omloop. Het totaal aantal biljetten: 343
miljoen. Bijna 40 procent van dat aantal
komt voor rekening van het (oude)
honderdje. Het tientje volgt met 21,7
procent. Ruim 19 procent scoort het
vijfentwintigje. De biljetten van vijftig,
tweehonderdvijftigen duizend gulden
komen uit op respectievelijk 9,6,5,1 en
4,3 procent Van het oude honderdje was
de gemiddelde levensduur iets meer dan
drie jaar. Joh. Enschedé heeft er tot nog
toe in totaal 678 miljoen aan de
Nederlandsche-Bank geleverd. Tot en
met juli dit jaar werden er overigens 444
miljoen weer vernietigd. Alle
bankbiljetten worden na een aantal
jaren ingenomen en vervangen door
nieuwe exemplaren.
schijnlijk, zegt Wotte. toch een kwestie van
smaak. Een smaak die hij dbelt: „Het accent
is verschoven van de herkenning die niet
echt werkt - Sweelinck op het vijfentwintigje
en Hals op het tientje van Oxenaar - naar de
puur zintuigelijke waarneming. De Oxenaar-
biljetten van 25 en 10 gulden hebben nooit
een bijnaam gekregen. Het zijn geen Swee-
linckjes of Halsjes geworden. Terwijl de
meeste mensen wel weten dat een snip voor
100 en een vuurtoren voor 250 gulden staat.
Die biljetten zijn goed benoembaar. Er zit
veel beeld in. En op een knappe manier. Kijk,
als ik op dat biljet van 250 gulden een snavel
en vogelpoten zie. wil ik weten wat daar mee
aan de hand is. Ik houd dat biljet tegen het
licht en zie opeens een scholekster. Of neem
de vuurtorens op die 250 gulden. Er staat
keurig aangegeven waar ik ze langs de kust
kan vinden. Sterker nog: zelfs de lengte van
hun lichtflitsen wordt vermeld. Dus als ik 's
nachts op zee ben, kan ik met zo'n biljet in
de hand nagaan of ik de vuurtoren van
IJmuiden of die van Egmond voor me heb.
Het is niet gek dat het vuurtoren-biljet op
scholen in de les wordt gebruikt. Want het
bevat veel informatie."
Ingewikkeld
De Nederlandsche Bank betaalde een kwartje
per biljet. Inclusief ontwerp- en ontwikke
lingskosten. Het is voor Enschedé een winst
gevende order. Hetgeen niet wegneemt dat
er in de beginfase wel degelijk sprake was
van behoorlijke aanloopverliezen. Wotte: „Je
maakt samen afspraken over de prijs. Doen
zich bij de produktie problemen voor, dan
komen die voor rekening van Enschedé. In
tegenstelling tot vroeger betaalt de bank daar
nu geen cent meer aan mee."
De vraag is Wotte en zijn collega's de afge
lopen week eindeloos vaak gesteld: valt de
nieuwkomer na te maken? Het antwoord van
de man die alles weet van vervalsingen: „Ik
zal nooit beweren dat er geen falsificaten op
duiken. Wat de Nederlandsche Bank, Drup
steen en Enschedé met het nieuwe biljet
hebben gedaan is eventuele vervalsers voor
proberen te blijven. Er zitten veel ingewikkel
de en nauwelijks na te maken hoogstandjes.
We hopen en denken dat daar een afschrik
wekkende werking van uitgaat. Met andere
woorden: voor vervalsers is de drempel erg
hoog. Want als ze één hoogstandje onder de
knie hebben, moeten ze er nog een hele
reeks afwerken. Bij falsificaties richt de aan
dacht zich altijd op de zwakste schakel in de
keten. Dus op het biljet dat het makkelijkst of
minst moeilijk valt na te maken. Alleen: dat
namaken loont slechts bij biljetten met een
behoorlijke waarde. Want louter tientjes of
vijfentwintigjes vervalsen is waarschijnlijk
niet lonend. Je zult het van hogere waarden
moeten hebben. Maar hoe hoger je komt,
hoe beter de beveiliging."
Vorig jaar doken in Nederland 1600 valse
biljetten op. Dat is, vindt Wotte, niet erg veel.
„We beleven een relatief rustige periode. Ik
houd me nu al een kwart eeuw met de val
semunterij bezig en het is heel lang geleden
dat er echt op grote schaal werd vervalst.
Ooit is het 100 gulden biljet met daarop Mi-
chiel de Ruijter vrij massaal nagemaakt. Dat
gebeurde ergens in Brabant. Nou, toen had je
echt paniek in de tent, want niemand ver
trouwde nog het honderdje. Tegenwoordig is
het. ondanks de komst van zeer geavanceer
de kleurkopieerders, erg moeilijk om een bil
jet op grote schaal overtuigend na te maken."
Hoe anders vergaat het de Amerikaanse
dollar. Die is grafisch niet bepaald afdoende
beveiligd en wordt derhalve vrij vaak vervalst.
Toch blijft het biljet vrijwel onveranderd in
circulatie en lijken de Amerikanen niet van
plan met iets nieuws te komen. Wotte be
grijpt wel waarom: „Als wij onze biljetten
voor nieuwe inruilen, vindt er een geldom-
wisseling plaats. Bijna iedereen levert netjes
zijn of haar papieren geld in. Voor de Ameri
kanen zou zo'n operatie echt enorme toe
standen geven. Want die dollar circuleert
over de hele wereld, dus haal die maar eens
eventjes terug. Bovendien rederen zij puur
kwantitatief. Het aantal vervalste exemplaren
is in hun ogen zeer beperkt, In Nederland
werken we meer kwalitatief. Eén vervalst bil
jet is al reden voor een uitgebreid onder
zoek."
Perspectief
De in het diepste geheim gedraaide order
voor de Nederlandsche Bank zit er op. De uil
zal de komende tijd in een eerste oplage van
20 miljoen stuks in circulatie worden ge
bracht. Joh. Enschedé kan de komende jaren
heel wat vervolgorders noteren. Het bedrijf,
dat recent ook de produktie van het nieuwe
paspoort binnensleepte, heeft na een ingrij
pende reorganisatie de opgaande lijn weer te
pakken. Wotte: „De geest is goed. Er gloort
weer licht aan het eind van de tunnel. En ik
denk dat we mede door de produktie van een
hi-tech biljet als het nieuwe honderdje straks
beter zaken kunnen doen op de export
markt."
ZATERDAG 11 SEPTEMBER 1993
Dertig jaar celstraf, het doorboren
van zijn tong met een gloeiend^
priem, het afhakken van zijn rechtef
duim, het verbranden van zijn bpe-"
ken en het vergoeden van de pro
ceskosten. Dat was de straf die Adri-
aan Koerbagh in 1668 tegen zich
hoorde eisen. Uiteindelijk viel de
straf nog mee: het werd tien jaar cel.
tien jaar verbanning uit Amster
dam, vierduizend gulden boete plus
tweeduizend gulden voor de
proceskosten.
Wat had die Koerbagh op zijn kerfstok?
Het vaderland verraden? Elf vrouwen
verkracht? Een buurman vermoord of vals
geld gemaakt? Nee, niets van dat al. Koer
bagh had een woordenboek geschreven.
Voor zover bekend is deze veroordeling om.
een woordenboek in 1668 uniek in Neder- j
land. Nooit eerder en nooit daarna is het
voorgekomen dat er iemand om het schrij-
ven van een woordenboek veroordeeld is. Ik
denk dat het doorboren van de tong en het
afhakken van de rechter duim symbolische jj
straffen waren om Koerbagh verder spreken
en schrijven onmogelijk te maken. Erg lang::
heeft hij trouwens niet over zijn straf ge
daan: hij overleed al in 1669, in het Rasp
huis aan de IJgracht, nu Prins Hendrikkade.'
Voor ons is het onvoorstelbaar dat ie-
mand zo n straf zou krijgen voor een woor
denboek. Dat komt ook wel doordat tegen
woordig de meeste mensen een woorden
boek erg onbelangrijk vinden. De straf van
Koerbagh moge pittig zijn, ze getuigt in ie
der geval van het belang dat men destijds
nog aan woordenboeken toekende, en dat
is toch iets moois.
In opzet was Koerbaghs woordenboek een
verklaring van moeilijke woorden, vooral
op medisch en theologisch gebied. Maar
eenmaal aan het verklaren, deed Koerbagh
er ook veel eigen mening bij. En die menin*
gen logen er niet om! Zo schreef hij bijvoor-"
beeld bij 'abdis': 'een geestelijk opzienster
over een klooster, waarin geestelijke doch-
ters of maagden wonen. Een maagd is een i
vrouwmens die geen man heeft bekend en
dus nog rein is. Een geestelijke maagd is er
een die voor altijd de reinheid of onthou-
ding van de mannelijke 'byslaaping' be-
looft. Maar of ze zich daar allemaal aan
houden zonder eens een mannelijke bijsla-
ping te zoeken of te genieten, dat betwijfel
ik.' En bij 'sabbath' lezen we onder andere:
'Men zegt dat de rustdag door God zelf is
ingesteld, toen hij na zes dagen en nachteni
scheppen op de zevende dag uitrustte.
Maar misschien heeft hij af en toe 's nachts;
wel wat geslapen, om 's morgens vroeg
weer aan de slag te gaan. Op de achtste dag,4
is hij niet weer aan het werk gegaan, dus
rust hij nu nog.' Op die manier wist Koer
bagh zowel de 'Roomsen' als de 'Gerefor
meerden' tegen zich in het harnas te jagen.
Bijna alle exemplaren van het woorden -
boek van Koerbagh zijn destijds vernietigd.
Er zijn er maar enkele van bewaard geble
ven. Ewoud Sanders heeft nu in opdracht
van de Bijenkorf een bloemlezing samenge-v
steld. onder de titel "Woorden van de dui
vel'. Gedurende de maand september is dit*
boekje bij de Bijenkorf (en alleen maar -
daar) te koop voor 7,50. Het is keurig uit
gegeven en voorzien van een voorwoord
over het leven van Koerbagh.
Overigens had Koerbagh niet alleen in
theologische zaken erg persoonlijke menin
gen. Ook bij andere woorden zien we soms
verrassende uitleggingen. Bijvoorbeeld bij
'caviaar': 'kuit van de steur. Hoewel het
smaakt alsof je zeep kauwt, eten sommige
mensen het als lekkernij'. Of bij 'chirurgijn':
'heelmeester, die allerlei wonden, zweren
en pijnen geneest, als ze tenminste genees-
lijk zijn, want kop eraf is dodelijk, dat zou
hij niet meer kunnen genezen.' Of bij 'vo-
luntaris': 'vrijwilligers zijn ook mensen die
ongenood naar een begrafenis gaan vanwe
ge de wijn die daar geschonken wordt'.
Maar de aardigste opmerking vind ik die
bij 'erremeus': 'Wat dit woord betekent,
weet ik niet. Wie het weet, mag 't erbij
schrijven'.
JOOP VAN DER HORST
universitair docent Nederlands