4 F Er spelen kinderen in de gevangenis Een bescheiden kennis ZATERDAG 11 SEPTEMBER 1993 Denkwijzer „Wie ben jij?", vroeg de rups. Dat was geen bemoedigend begin voor een gesprek. Nogal benauwd antwoordde Ali ce: „Ik weet het nu per ongeluk niet precies. Ik weet in ie der geval wel wie ik was toen ik vanmorgen opstond, maar ik geloof dat ik daarna al een paar keer veranderd ben". „Wat bedoel je daarmee", vroeg de rups op strenge toon, „verklaar je nader!" „Ik ben bang dat ik mij niet verklaren kan, mijnheer", zei Alice, „want ik ben mijzelf niet, ziet u". „Dat zie ik niet", zei de rups. Deze passage uit Alice in Won derland. het psychologische prachtboek van Lewis Carroll, gaat over wat Carroll en velen met hem als het belangrijkste kennisprobleem beschouwen waar de mens mee worstelt: zelf kennis. De schrijver Ernest He mingway bracht dat ooit op een •I heel directe manier onder woorden: „Weet wie je bent. de t doet er geen moer toe". Het oplossen van het raadsel van 2 ben ik?' heeft de mens altijd zowel gefascineerd als gefrus treerd. Gefascineerd, omdat ie- r mens in een heleboel opzich- i op andere mensen lijkt en toch, alles bij elkaar genomen, i combinatie van eigenschap pen, eigenaardigheden en erva ringen is, die zich maar een keer Jle eeuwigheid voordoet. Elk kind dat in deze wereld geboren wordt, heeft in de meest letterlij- :in van het woord 'ongeken de' mogelijkheden in zich. Mo gelijkheden die er precies op die nier nooit eerder zijn geweest looit meer zullen komen". We kunnen onszelf, ons Zelf, daarom nooit goed leren kennen door ons alleen maar met anderen te vergelijken, doot; alleen maar naar anderen te kij ken. Om ons Zelf te kennen moe- we voor alles naar ons zelf kijken. Maar. en daar begint de frustra- e, kan dat? Kun je eigenlijk wel jezelf kennen? Als er een 'je' is die kent en een 'je' die gekend wordt, dan moet je dus eigenlijk je beide 'je's' kennen, wil je jezelf helemaal kennen. Maar daarvoor heb je al direct een derde 'je' no dig (let maar op: in de vorige zin t het in feite over drie 'je's'), die je ook weer zou moeten kun- i kennen wil je jezelf helemaal kennen. Maar om die derde 'je' 2 kennen heb je weer een vierde 'je' nodig, en zo maar door. Dal kan in feite eindeloos zo door gaan. Dat is ook wat Alice be doelde toen ze, min of meer wanhopig, tegen de rups zei: ..Ik kan mij niet verklaren"/ Een voorbeeld. Een man zit op i feestje achterdochtig te kij- i naar zijn partner die in een hoekje heel geïnteresseerd met iemand anders zit te praten. Op i gegeven moment valt er een int bij hem door en 'krijgt-ie zichzelf in de gaten'. Hij merkt hoe hij naar zijn partner en die ander zit te kijken en zegt tegen zichzelf: 'wat zit ik hier nou ei genlijk te doen? Ga ik hier een beetje achterdochtig zitten te en en mijn avond verprutsen of ga ik mezelf vermaken?' Hij it op en zoekt zelf een ge sprekspartner op. Wat hij niet merkt, is dat hij juist r een aantrekkelijke vrouwe lijke gesprekspartner toe gaat om zijn partner terug te pakken. Als hij dat contact heeft gelegd en i het praten is, dwaalt zijn blik nu en dan af naar het hoekjè i zijn partneren hij hoopt lar dat zij hem gezien heeft en zelf onrustig aan het worden is. Om de kans daarop te verhogen schuift hij nogintiem-dichter r zijn gesprekspartner toe. Die vraagt hem dan, vermoede lijk vanwege zijn 'opdringerige' gedrag, of hij hier misschien ook alleen is. Op dat moment valt bij hem de tweede munt door. Hij krijgt opeens in de gaten wat ar toneelstukje hij aan het op- ?ren is, dat hij bezig is zowel i vreemde als zijn partner te slachten op het altaar van zijn ei gen jaloezie. Als beiden na afloop terug naar huis rijden, zegt de vrouw: „Zoooh, jij was daar ook lekker bezig in die hoek, zeg!" Daarmee s het moment van het volgende (zelf-)inzicht aangebroken. Laat man zich weer door zijn jaloe- e leiden en zegt verwijtend zo iets als: 'moet jij nodig zeggen, wat was jij zelf aan het doen dan! Of heeft hij voldoende zelfken nis om te denken (munt num mer 3) 'wacht even, nou niet weer me laten leiden door mijn achterdochtige ik' en zegt: 'Oké. geen flauwekul, ik zal je uit leggen hoe ik zat te pielen...'. Het voorbeeld maakt duidelijk dat zelfkennis een proces is belangrijk het stuk van onszelf is waar we geen zicht op hebben. En toch, gek genoeg, stikt het in deze wereld van de mensen die al alles over zichzelf weten. Of die in ieder geval ten opzichte van zichzelf en anderen doen alsof: 'oh, maar ik weet precies waarom ik dat gedaan heb' of 'je hoeft mij niks over mezelf té ver tellen, deze jongen weet precies wat-ie aan zichzelf heeft Veel mensen zijn in niks zo onbe scheiden als in wat ze denken van zichzelf te weten. Maar in wezen is die onbescheidenheid het duidelijkste teken van hoe weinig, en meestal hoeveel te weinig, (zelOkennis ze hebben. In 1984 maakte ik op verzoek van de Wereld Gezondheids Organi satie een studiereis door Bulga rije samen met de psychiater en bekende Indiase dichter Neki Singh. De 60-jarige Neki. een Sikh met alle uiterlijke en inner lijke kenmerken van een goeroe, vertelde 's avonds, als we ergens aan het eten waren, op mijn ver zoek vaak urenlang over zijn le vensopvattingen. Op een avond uitte ik mijn bewondering voor zijn enorme kennis. Hij reageer de daarop met te zeggen dat hoe langer hij leefde, hoe meer hem duidelijk werd dat wat hij wist praktisch niets was. Ik verbeeld de me dat ik wel ongeveer snapte wat hij daarmee bedoelde, maar ik viel door de mand toen hij mij vroeg, op de toon van een stren ge leermeester, om dat dan maar eens uit te leggen. Vervolgens pakte hij een bal pen uit de binnenzak van zijn jas en zette midden op het wit- papieren tafelkleed een blauw puntje. „Stel je voor", zei hij, ter wijl hij zijn handen erboven uit spreidde, „dit tafelkleed staat voor de wereld waarin we leven. Die wereld is onbegrensd, einde loos en dus is ook het aantal din gen dat te weten valt oneindig Het blauwe puntje stelt iemands kennis van die wereld en zichzelf voor. De grens om het puntje het minuscule cirkeltje dat je om de buitenkant van het puntje kan trekken - is de plaats waar die kennis en de oneindige wereld contact met elkaar maken. Wat je ziet is, dat er maar heel weinig contact is tussen die iemands kennis en de wereld. Hij weet praktisch niks. Maar omdat hij maar zo weinig contact heeft met, zo weinig zicht heeft op wat hij niet weet. kan hij zich gemak kelijk verbeelden dat hij heel wat weet. Neem nou eens iemand die al heel lang kennis over zich zelf en de wereld aan hei verza melen is." Neki tekende nu et gróótte van een stu felkleed. „Wat je nt veel meer contact, een veel gro ter raakvlak is tussen wat diegene weet en alles wat er van die ein deloze wereld (hij wees weer op het witte tafelkleed) nog te weten valt. Hij heeft, simpel gezegd, dus ook veel meer contact met. veel meer zicht op. wat hij niet weet. Voor hem is het daarom minder gemakkelijk de illusie te blijven koesteren dat hij echt veel weet". Anders gezegd: het bewijs van hoeveel we weten is onze mate van bescheidenheid over onze kennis, zelfkennis incluis. ver op het t RENE DIEKSTRA hoogleraar klinische en gezondheidspsychologie opengaat. Maar achter die deur blijkt altijd weer een andere deur te zitten. Kortom: we weten nooit genoeg van onszelf. We weten dus ook nooit hoe groot en hoe In de zaal waar de vrouwelijke gevangenen in het weekend hun bezoek ontvangen, trappen kleine kinderen door de week op een tractor of fietsje. Zeven 'bewaarders' hebben een spoed cursus kinderopvang achter de rug, om bij toerbeurt de crèche te kunnen bemannen. Kinder stemmen op de gang, niemand in vrouwengevangenis 'Ter Peel' kijkt er nog van op. De in richting in het Noordlimburgse Evertsoord herbergt sinds april vijf peuters. Kinderen die in de tentie zijn met hun moeder omdat er 'buiten'geen goed on derdak voor hen is. Een 'peni tentiair' proefproject. ANS BOUWMANS pa Hp het hoofd van de kleine Sahin M prijkt een grote papieren feest- muts. Hij is jarig. Twee is het joch geworden. En dat gaat niet ongemerkt voorbij. Ook niet in een gevangenis. In de crèche heeft penitentiair inrichtingswerker annex peuterleider Joep van Schayk (48) Sa- hins naam op het schoolbord geschreven. En ook de andere kinderen sjouwen met een feestelijke hoofdtooi rond in het kinderdag verblijf. Omringd door speelgoed en kinder- meubilair. Aan de muur een groot vel papier met vijf paar verfhandjes in felle kleuren. De kindercrèche is onderdeel van de half open vrouwengevangenis Ter Peel in Everts oord. Daar loopt sinds een aantal maanden een project voor de opvang van vijf moeders met kinderen tussen de nul en vier jaar. Als de tweejarige proef aanslaat, krijgen ook twee andere gevangenissen zo'n afdeling. Ter Peel, een Voormalig klooster, oogt vriendelijk. Er zitten geen tralies voor de ramen en ter be veiliging staat er alleen een hek rond het ter- Het gevangenisregime is niet zwaar. De vrouwen hebben geen cel maar een kamer, met een gewone deur die ze zelf op slot moe ten doen met een sleutel. Door de week zijn alle vrouwen, ook de moeders, verplicht te werken of deel te nemen aan vormende acti viteiten. De kinderen gaan van kwart voor acht tot half vijf (met uitzondering van de middagpauze) naar het speciaal voor hen in gerichte dagverblijf, omringd door een grote tuin met zandbak en speeltoestellen. Er stap pen zelfs enkele geitjes rond in een wei. Eigenwaarde Eigenlijk hebben de baby's en kleuters niet in de gaten dat ze in de gevangenis zitten, zegt directeur F. Suèr van Ter Peel. Hij is positief over het verloop van de proef. „Er waren wat aanloopprobleempjes, maar de kinderen voelen zich als een vis in het water. Ze krijgen de hele dag aandacht". Het experiment heeft ook positief gewerkt op het gevoel van eigen waarde van de moeders, merkte Suèr. „Dat is hier behoorlijk opgekrikt. Ze voelen zich in hun waarde gelaten. Een criminele vrouw hoeft helemaal geen slechte moeder te zijn". Directeur Suèr zat in de werkgroep Vrou wen in detentie, die Justitie voorzag van een groot aantal aanbevelingen om meer recht te doen aan de positie van de vrouw in de ge vangenis. Tot dusverre is alleen de proefafde- ling voor moeders met kinderen tot stand ge komen. De kritiek dat Justitie hiermee wil 'scoren', vindt Suèr niet terecht. „Voor de an dere aanbevelingen moet nog onderzoek worden verricht. En dit betekende nogal wat hoor". Vrouwen wordt bij hun intake-gesprek ge vraagd of ze kinderen tot vier jaar hebben, maar het is niet de bedoeling dat de gevange nis wervend gaat optreden. „Het belang van het kind moet voorop staan. Als het kind bui ten goed onderhouden kan worden, houden handen ervan af'. wij Geen probleem Moeder Ermieke Bognetteau is blij dat ze haar Sahin mee heeft genomen naar de ge vangenis. „Sahin was anderhalf. Hij was nog zo klein. Net op een leeftijd dat hij zijn moe der leert kennen. Het lijkt me heel raar voor zo'n kind als zijn moeder een half jaar weg is. Ik denk dat hij zich in de steek gelaten zou voelen". Dat hij in een gevangenis woont, ziet Sahin helemaal niet. denkt zijn moeder. „Het is een gemakkelijk kind. Hij vindt alles goed. Ook de overgang van het maandelijks weekendverlof thuis naar hier valt heel erg mee. Pappa zet ons af. Hij zegt dag en we gaan naar binnen". Niet alleen voor Sahin, ook voor haarzelf is deze oplossing veel beter, meent Ermieke. „Ik zou hem hêel erg hebben gemist. En zor gen hebben gehad". Ze heeft nog een oudere zoon, die in een tehuis woont. Toen haar oudste klein was, zat zijn vader in de gevan genis en dat is te merken aan haar zoon, zegt Ermieke. Haar straftijd zit er nu bijna op. Sahin en Ermieke zijn vanaf 5 april in Ter Peel en in middels de 'oudste' bewoners van de A-vleu gel. de speciaal ingerichte afdeling voor moe der en kind. Als ze weer thuis is, gaat ze werk zoeken. En een andere crèche voor Sahin. Want daar vindt Sahin het heel erg leuk. „Soms duwt hij me gewoon de deur uit". Afgezonderd In de A-vleugel kunnen vijf vrouwen met elk een kind wonen. Alle moeders hebben een 'kamer en suite'. Twee piepkleine ruimtes die via een tussendeur zijn verbonden. Een ka mer met een smal bed, een wastafel, kast- ruimte en een tafel, eentje met een kinder bed en commode. In de gezamenlijke woon kamer wordt gegeten, tv gekeken of een ro mannetjegelezen. Tot een maand geleden leefden de vrou wen in de 'moedervleugel' bijna volledig af gezonderd van de andere gevangenen. Om dat ze op hun kinderen moesten passen, was deelname aan disco-avonden of aerobics in de avonduren uitgesloten. De vrouwen mochten ook niet op andere afdelingen ko men. Maar daar is na heel wat praten - onder andere met de commissie die het project be geleidt - verandering in gekomen, zegt Er mieke. Voor haar betekent het dat ze nu even naar een andere afdeling kan als er iets is dat haar irriteert. Want voortdurend op eikaars lip zitten, levert vanzelf problemen op. De aanloopprobleempjes gingen volgens Ermieke verder over te weinig speelgoed, kin- der- en babyspullen. „Ze hebben volgens mij van tevoren niet genoeg nagedacht over wat er allemaal nodig is voor kinderen". Ze is vol lof over het experiment, maar heeft ook kri tiek. Het zou beter zijn als de zeven 'kinder oppassers' niet zo vaak zouden rouleren, meent ze. „Soms is er iedere dag een ander". Voorstander Het indelen van het personeel is echtèr eeri zeer ingewikkelde klus, zegt Joep van Schayk. De zeven inrichtingswerkers die in het kin derdagverblijf werken, draaien onregelmatige diensten en kunnen alleen in de dagdienst ingeroosterd worden. Joep van Schayk is een groot voorstander van het project. Hij zou het erg vinden als het over anderhalf jaar niet zou worden voortge zet. „Omdat de kinderen anders in een slech tere situatie terechtkomenJoep, vader van twee 'grote' kinderen: „De kinderen mogen er niet onder lijden. Dat is het uitgangspunt. Ik ga om met de kinderen zoals ik ook met mijn kinderen zou omgaan. Het is niet ideaal een kind in de gevangenis, maar anders zijn ze nog slechter af'. Ermieke en Sahin ii de gevangenisvleugel voor moeder en kind. FOTO'S GPD Op het hoofd van de kleine Sahin prijkt een grote feesjmuts. Hij is jarig.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 33