De zigeuners van de Bollenstreek Ascona-types en Harley-ridders ZATERDAG 4 SEPTEMBER 1993 Op de wandeling die ik gewoonlijk 's-avonds laat door de stad maak, moet ik vier zebrapaden oversteken. De ver keerslichten staan op dat late uur op geel-knipperen zo dat mijn enige bescherming tegen automobiele vermor zeling bestaat uit mijn eigen oplettendheid en snelheid. Maar ik betwijfel, eerlijk gezegd, of ik het daar op den duur wel mee redt. Het feit dat ik me al op het pad be vind, is voor de meerderheid van de aanstormers vol strekt onvoldoende reden om in te houden, laat staan te stoppen. Zelfs als ik al half over ben, schieten ze vaak nog tussen mijn schoenneuzen en de vluchtheuvel een veelbeteke nende uitdrukking in dit verband door. En als dat niet meer lukt, dan word ik niet zelden rug gelings gepasseerd. Van aanstal ten maken om over te steken, iets wat me volgens het nieuwe verkeersreglement tochbet recht op een veilige overtocht geeft, hoef ik al helemaal niks te ver wachten. Maar wat me, als ik weer thuis ben, echt nog een tijd dWars kan zitten is als ik als een haas terug heb moeten vluchten, terug ach ter de veiligheid van de stoep rand. Behalve het natrillen van de schrik is er vooral een gevoel van diepe vernedering: als het eerste het beste dier weggejaagd te worden en machteloos te moeten toezien hoe het triom fantelijke blik maar kan doen waar het zin in heeft. Ik heb overigens inmiddels wel ontdekt hoe ik me tenminste enigzins uit die vernederende positie kan bevrijden, zij het nou ook niet bepaald zonder risico's. Onlangs stapte ik met een para plu tegen de regen gewapend een zebrapad over en, verdomd, ik was alweer halverwege toen er een Opel Ascona de bocht om kwam en tussen mij en de vluchtheuvel doorscheurde. Ter wijl mijn broek en schoenen al water maakten, liet ik van schrik en frustratie de paraplu heel even op het autodak neerkomen. De gevolgen waren wonderbaar lijk. Vrijwel onmiddellijk werd er gierend geremd en terwijl de wa gen met ronkende motor mid den op de rijweg tot stilstand kwam, vlogen aan beide kanten de deuren open. Twee in gespan nen witte T-shirts en zwarte jeans gestoken powerlifters com pleet met doodskop-hangers, golvende matten en vee-laarzen, rolden naar buiten en op mij af. Het enige wat ik me nog herin ner Is dat ik deze keer niet ge vlucht ben en de paraplupunt veelbetekenend naar voren ben blijven steken. Ik hou me zelf nu maar steeds voor dat ik hen daarmee heb doen afdruipen. Maar ik betwij fel, eerlijk gezegd, of ik het daar op den duur wel mee gered had als het niet zo hard had gere gend. Wat ik zeker niet meer betwij fel is, dqt het bloedlink kan zijn aan de auto te komen. De Ascona-bemanning maakte dat in niet misverstane termen dui delijk. „Luister goed, jonge", beet de captain me toe terwijl zijn wijsvinger als een ruitenwisser heen en weer ging. „Niemand, ik herhaal, niemand komt zonder dat ik het goed vind met zijn fik ken aan mijn auto, begrijp je wel?" Ik begreep 't maar al te goed. Het was niet het meest ge schikte moment voor nog meer heldhaftigheid dan ik al ten toon had gespreid. Op mijn weg terug naar huis hoorde ik mezelf op een gegeven moment mompe len: 'echt zo'n Ascona-type'. Een van de meest opmerkelijke psychologische verschijnselen in verband met de auto, begon ik me in de volgende minuten te realiseren, is het ontstaan van een nieuw soort persoonlijk heidstypologie. Het is bepaald geen uitzondering als mensen el- kaars persoonlijkheid beschrij ven in termen van automerken: „Dat vind ik nou echt zo'n Volvo- type, je weet wel zo'n figuur van..." of:Als je me nou vraagt wat voor auto bij die padjakker hoort, dan zeg ik meteen: Lada" of: „Die schat vind ik nou echt het typetje voor zo'n klein pittig Renaultje, zo'n 5-je, weet je wel" of: „Een Taunus? Dat moet een Turk zijn." Mensen delen ook zichzelf vaak op die manier in: „Dat? Dat vind ik geen auto voor een vrouw, daar ga ik absoluut niet in..." of: „Echt jongen, er is maar één auto die echt bij mij past, maar dat is er dan ook wel een hele bijzon dere..." De identificatie, de samensmel ting van persoonlijkheid en tech niek, heeft van de auto ook een belangrijk sociaal bindmiddel ge maakt. Nederland telt tientallen clubs of verenigingen, met alle maal bij elkaar vele duizenden leden, waarvoor een autotype de legitimatie of de bindende factor vormt, zoals de MG-B-club, de Traction-Avantclub, de2CV-club en noem maar op. Datzelfde verschijnsel is overi gens minstens zo sterk aan wezig bij de motorfiets. Motorrij ders lijken bij voorkeur in clubs zoals de Harleyclub of gangs te opereren en dat op manieren die soms wel erg veel weg hebben van die van middeleeuwse rid derorden. Een tijdje geleden liep ik op een zonnige zaterdagmiddag door een straatje in Leiden waar een paar koffiebars met buitenterras gevestigd zijn. Er stonden zeven zware motoren geparkeerd en op het naburige terras zaten hun berijders. Ze waren allemaal ge kleed in zwartleren pakken, die van boven als een maliënkolf volgeklonken waren met chro men spijkerkoppen. Verder droe gen ze allemaal laarzen met zil verkleurige sporen. Op de tafel tjes voor hen lagen reusachtige, eveneens met spijkers beklon ken, handschoenen van het type dat ridders tijdens toernooien plachten te dragen. Op de zadels van de motoren lagen helmen, eveneens zwart, met daarop in witte letters wat naar ik ver moedde de naam van het ge nootschap was: The Gauntlets (de ridderhandschoenen). Om mijn fascinatie volledig te bevre digen ben ik een tijdlang op het terras gaan zitten naast dat van de motorri(d)ders. Zo kon ik ook hun vertrek volgen. Op de laatste motor die wegreed, zat een berijder met lang golvend haar dat tot ver onder zijn helm viel en achter hem, met haar ar men om zijn middel geslagen, een ongehelmde jonge vrouw, wier blonde haar wapperde in de rijwind net als de lange zwarte shawl die boven aan de radio-an tenne achter haar geknoopt was. Verander in de laatste zin de woorden motor in paard, berij der in ridder, jonge vrouw in jonkvrouw en doek in vaandel en het wordt duidelijk dat de nieu we techniek dezelfde oeroude, 'archetypische' psychologische functies vervult. Resteert nog één vraag. Wat voor gedaante hebben de wapens van de klassieke ridder gekregen? Waarmee jaagt de moderne mo torridder zijn vijanden op de vlucht en de zwakkeren angst aan? Het antwoord daarop vin den we in een uitspraak van de Duitse keizer Jozef II (1765- 1790), die zich vaak ergerde aan het lawaai dat kerkkloidcen kun nen maken. „Klokken", zei hij, „zijn de artillerie van de geeste lijkheid". Knalpotten, zeg ik, zijn bet geschut van de motor'dui- vels'. - I RENE DIEKSTRA hoogleraar klinische en gezondheidspsychologie Enkele weken geleden ontruimde de gemeen te Hillegom De Ranch, een illegale camping tussen Hillegom en Bennebroek. De bewo ners, hoofdzakelijk uit het buitenland afkom stige seizoen werkers, zochten hun heil in kraakpanden in de omgeving of op nieuwe illegale kampeerter- reintjes. Maar ook daar worden ze niet met rust gelaten. De politie Hollands-Mid den heeft de controle op het wildkamperen in de bossen en duinen verscherpt, terwijl re guliere campings de slagbomen meer en meer gesloten houden voor bollen werkers. Het Hillegomse bollenbedrijf Van Waveren runt een eigen camping voor seizoenwerkers. Een voorbeeld dat volgens alle betrokkenen navolging verdient. foto united photos de boer nils van hout Het Comomeer, zo wordt het Oosterduinse meer in Noord- wijkerhout door de meeste mensen uit de omgeving genoemd. Het tot een recreatiepias omgevormde zandwin- ningsgebied is vooral populair bij windsur fers, bewoners van het aanpalende bunga lowpark Sollasi en gasten van twee bij het meer gelegen campings. De combinatie van wind, water en een dit jaar sporadisch aanwezig zonnetje staan garant voor een tevreden klantenkring die zich van zonsop gang tot zonsondergang vermaakt. De laatste jaren blijkt het gebied ook na zonsondergang meer en meer een trekpleis ter. De bezoekers zijn vooral afkomstig uit voormalige Oostbloklanden als Polen, Hongarije en Tjecho-Slowakije, aangevuld met tientallen Ieren en Britten. De parkeer plaatsen en bosschages rond het meer wor den op grote schaal gebruikt als slaapplaats voor buitenlandse seizoenwerkers. Sommi gen maken illegaal gebruik van de sanitaire voorzieningen van de naburige campings, maar veelal volstaat het meer voor een was beurt en het struikgewas voor andere behoef ten. Wie de gebaande paden rond het Como meer verlaat waant zich dan ook eerder in de bosjes bij een parkeerplaats langs de Duitse autobaan, dan in een Italiaans vakantiepara dijs. Bij een nachtelijk bezoekje trof de politie onlangs alleen al op de parkeerplaatsen 18 il legale ovemachters aan. Ze werden vriende lijk verzocht hun heil elders te zoeken. Een boodschap die de gemiddelde sei zoenwerker bekend in de oren moet klinken. Nog voor het seizoen echt begonnen was kregen tientallen bewoners van de illegale camping De Ranch in Hillegom hetzelfde te horen en onlangs werden seizoenwerkers verwijderd uit een rijtje onbewoonde huizen tussen Hillegom en Lisse. Ashley, een 34-jari- ge bollenwerker uit Engeland, vat de gevoe lens van het jaarlijks terugkerende contin gent lotgenoten in de Bollenstreek samen: „Het is gewoon Catch 22, we kunnen geen kant op. De bollenbedrijven willen ons graag hebben, maar wonen mogen we nergens." Illegaal camperen De controleactie van de politie Hollands- Midden bij het Oosterduinse meer staat niet op zichzelf. Adjunct-districtschef C. Maat geeft leiding aan de regionale aanpak van het illegaal kamperen. De aandacht voor het pro bleem is toegenomen, vertelt hij. „Er was al jaren sprake van wildkamperen in natuurge bieden of op parkeerplaatsen, maar vorig jaar begon de melk in Noordwijkerhout een beetje over te koken. We hebben daarom in overleg met de lokale bestuurders en het openbaar ministerie besloten in te grijpen. Niet te rigoureus. We sturen de mensen al leen maar weg, een proces-verbaal krijgen ze niet. In het najaar evalueren we de resulta- Weggestuurde wiidkampeerders worden de rest van de nacht opgevangen door een piketdienst van campings uit de regio. Ook campings die normaal geen seizoenwerkers toelaten doen daar voor één nacht aan mee. Maar de illusie dat het probleem op de ze manier uit de wereld te helpen is, heeft Maat niet. „De beschikbare capaciteit op de kampeerplaatsen is onvoldoende. Wanneer er dan ook nog mensen elders weggejaagd worden, zoals in Hillegom, zijn de problemen voorspelbaar." De problemen zijn niet alleen voorspel baar, ze worden ook ieder jaar groter. Twee op zichzelf staande ontwikkelingen zijn daar voor verantwoordelijk. In de eerste plaats is de stroom seizoenwerkers sinds de ineen storting van het communisme aangezwollen met grote groepen Oost-Europeanen. Zonder werkvergunning en zonder geld trekken ze Vooral voor het zwaardere werk op het land maken de bollenkwekers gebruik van buitenlandse seizoenarbeiders. archieffoto door de streek op zoek naar een bollenboer die bereid is het risico van een hoge boete te riskeren in ruil voor de inzet van een paar il legale en dus spotgoedkope arbéids- krachten. De Dutch Dream eindigt niet zel den in een nachtmerrie. Bollenbedrijven die voor 150 gulden per week een legale scholier aan het pellen of pakken kunnen zetten, staan niet te trappelen om een illegaal avon tuur te beginnen. De Oost-Europeanen rest het zware en onaantrekkelijke werk op het land, waar geen scholier voor te porren is. Het karige loon onderscheidt de gelukkigen die werk hebben gevonden alleen in mate van berooidheid van de nog zoekenden. Bei de groepen brengen de nacht om geld uit te sparen het liefst gratis door. Slapen in een piepklein autootje op een afgelegen parkeer plaats is een veelgekozen optie. De tweede oorzaak van de problemen is de teruglopende opvangcapaciteit voor seizoen werkers op de campings in de regio. Steeds meer campings weren seizoenwerkers of draaien het aantal beschikbare plaatsen dras tisch terug. Als reden voeren de camping houders het gedrag van de vooral uit Ierland en Groot-Brittanië afkomstige bollenwerkers aan. Drankmisbruik, wanbetaling en geluids overlast zijn de belangrijkste klachten. „De andere gasten ergeren zich daaraan en blij ven weg", aldus de beheerder van camping Vogelenzang. Hij begon halverwege de jaren tachtig nee te verkopen aan seizoenwerkers. „Vroeger had ik een apart veldje voor bollen werkers, maar gaandeweg liep het gehalte steeds verder terug. Nu stuur ik ze door naar een camping in de buurt die alleen maar sei zoenwerkers heeft." Moeite om toeristen van bollenwerkers te onderscheiden zegt hij niet te hebben. „Ik zie het al van een kilometer af stand." Beeldvorming Het is het soort opmerking waar Gwendoline furieus om kan worden. Een woedende vin ger priemt beschuldigend in de richting van de verslaggever. „Dat ia jullie schuld. De beeldvorming in de pers is so negative. We hebben niet allemaal dreadlocks en een ring door onze neus", zegt ze met een steelse blik naar haar buurvrouw die onmiskenbaar over beide attributen beschikt. Zelf ziet de 27-jari- ge Engelse er zo verzorgd uit als een ver pleegster die op het punt staat naar haar werk te gaan. Ze heert wel begrip voor de campinghouders die landgenoten weren. „De combinatie tourists and workers deugt niet. Ik zou ook pissed off zijn als mijn buren op de camping iedere ocntend om zeven uur opstonden en in het weekend laveloos over m'n scheerlijnen struikelden. Maar wat is het alternatief voor al die honderden mensen die onderdak moeten hebben? Die kun je toch niet negeren?" Een proper en cheap cam pingsite alleen voor seizoenarbeiders is vol gens Gwendoline de oplossing. De bollenbe drijven en de gemeentebesturen zouden er voor moeten zorgen. De bijval komt uit onverwachte hoek. Ook politie-chef Maat vindt dat de bollenindustrie een eigen verantwoordelijkheid heeft voor de opvang van hun tijdelijke arbeidskrachten. „Toen in de jaren zestig en zeventig gastar beiders uit de landen rond de Middellandse Zee naar Nederland werden gehaald, zorg den de werkgevers voor huizen. De bollenbe drijven doen veel te weinig. Dat ligt niet aan de gemeenten. Die zijn wel bereid vergun ningen af te geven voor tijdelijke tenten kampjes bij bedrijven." De Hillegomse gemeentesecretaris L Maasdam onderstreept die bereidheid. „Maar ik denk niet dat zo het hele probleem op te lossen is. We hebben tijdens gesprek ken met mensen van De Ranch geconsta teerd dat er een groep seizoenwerkers is die zich sowieso wil onttrekken aan de discipline van een reguliere camping. Het probleem van de opvang van seizoenwerkers is niet al leen een capaciteitsprobleem. Sommigen willen gewoon niet anders dan kamperen in de vrije natuur." Dekzeilen Het tentenkamp van bollenexporteur Van Waveren in Hillegom is het bewijs dat niet al- Ie bedrijven hun werknèmers het bos of de duinen in sturen. Voor 25 gulden per week kunnen werknemers op een grasveld achter het bedrijf hun tent opzetten. Het in vakken onderverdeelde kampement biedt plaats aan 60 tot 80 tentjes. Verschillende tentjes staan onder dekzeilen en op pallets om de voortdu rende zondvloed van de zomer 1993 het hoofd te kunnen bieden. De kampeerders kunnen beschikken over eenvoudige sanitai re voorzieningen. De gewraakte discipline wordt gepersonlfi- ceerd door een portier aan de poort die in de gaten houdt wie de camping bezoekt. Zo wordt voorkomen dat de faciliteiten worden gebruikt door vreemden. „In het verleden hadden we daar nog wel eens problemen mee", legt directeur A. van der Spek uit. Het campinggeld is volgens Van der Spek niet kostendekkend. „Het is psychologisch be langrijk een vergoeding te vragen. We hopen de mensen zo wat meer verantwoordelijk heidsgevoel voor de plaats waar ze verblijven te geven." Van der Spek kan zich wel voorstellen dat weinig bedrijven het voorbeeld van Van Wa veren volgen. „Het is een hele heisa. Maar ik denk toch dat het op den duur in ons aller belang is iets te doen aan de opvang van sei zoenwerkers. Dat zou je onze maatschappe lijke verantwoordelijkheid kunnen noemen." Maar er is ook een zakelijk belang denkt Van der Spek. „Je kweekt goodwill bij je personeel en dat hopen we terug te vimfen in de ar beidsmotivatie." Een steekproef onder de gasten roept twij fels op over het economisch voordeel van een kamp aan huis. It '11 do is het oordeel van Patricia, die al een jaar of tien een traveling life leidt. Ze zou liever op een gewone cam ping staan, maar die vindt ze veel te duur. Haar achterbuurvrouw, een 17-jarige Ierse, is aanmerkelijk enthousiaster. Het is haar eer ste kennismaking met het werk in de bollen. Via een agency In Ierland hoorde ze van Van Waverens aanbod. A job and a place to stay, a perfect combination, vindt ze. Ook in Vogelenzang is al jaren een tenten kampje voor seizoenwerkers. Op een stuk weiland bij een boerderij staan enige tiental len tentjes. Voor 50 gulden per week kunnen de werkers verblijven op een camping die volgens de beheerster „schoner is dan m'n eigen huis". „Ik heb geen camping waar ze stelen en roven en ik moet ook geen gejetter met een radio. Naar de BBC mogen ze wel luisteren, dat controleer ik zelf." Volgend jaar is het afgelopen. De gemeente Bloemendaal heeft laten weten het kamp niet langer te to lereren. De beheerster heeft zich bij het on vermijdelijke neergelegd. „Ik heb de mensen gezegd dat ze volgend jaar niet meer terug kunnen komen. 'Waar moeten we dan heen? vragen ze me. Dan zeg ik 'Naar de tuin van het gemeentehuis'. Moeten die mensen zich soms gaan wassen in de Leidsevaart? Ik be grijp het niet. Ze worden gewoon het bos in gestuurd."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 35