Terug naar het
begin van Miles
êA
Bedachte
woorden
zijn? Dat hij binnen afzienba
re tijd letterlijk de laatste
adem zoy uitblazen? Volgens omstanders
had Miles Davis daar geen benul van, maar
voor wie de verdere geschiedenis kent, had
het voorval symbolische waarde. Na afloop
van het optreden riep Davis zijn oogappel, de
jonge trompettist Wallace Roney, bij zich in
de kleedkamer. „Deze moet jij maar heb
ben", zei hij en reikte Wallace zijn befaamde
rode trompet aan.
8 juli 1991. Zojuist nog had Davis oog in
oog gestaan met zijn eigen verleden. Vreemd
was het geweest. Nooit taalde hij naar toen,
daar was hij de man niet naar. Maar nu had
hij zomaar Boplicity gespeeld, een stuk dat
hij op 22 april 1949 voor het eerst had opge
nomen. En The Pan Piper en Solea, stukken
afkomstig van zijn beroemde Sketches of
Spain uit 1960. Mooie muziek, hóór, daar
niet van, maar het had niks meer je maken
met de klanken die Davis in de jaren tachtig
en negentig had gemaakt. Muziek vol synthe
sizers, met solorollen voor een bassist, een
rapper of zelfs Prince.
Toch was het gebeurd, hier in Montreux,
voor het oog van een veertigtal geroutineerde
collegae uit het vak, die samen het orkest
vormden. Quincy Jones had gedirigeerd, de
jetset had toegekeken, de zaal werdi afgebro
ken. En die kleine man, die hem hiertoe had
weten te verleiden, stond glimlachend in de
coulissen. Claude Nobs.
B gel
'Listen!' luidt het prachtige eerste
woord in Miles, the Autobiograp
hy, het boek dat Davis zelf
schreef in nauwe samenwerking
t Quincy Troupe. Op dit le
vensverhaal zal de film van pro
ducent Walter Yetnikoff geba
seerd worden. Davis vertelt in
zijn boek zonder de geringste te
rughoudendheid over zijn roeri
ge leven: zijn flirt met drugs, zijn
affaires met dames, zijn toewij
ding aan de muziek. Hoe hij on
der invloed van Charlie Parker en
Dizzy Gillespie tot volle wasdom
kwam als musicus. Hoe hij begin
jaren vijftig subtiele muziek pro
duceerde onder het motto The
Birth of the Cool en daarna de
ene na de andere trend aangaf.
Halverwege de jaren vijftig
greep Davis veelvuldig naar de
bügel, een trompet met een lager
bereik en zachtere klankkleuren.
Weldra zou iedere jazztrompet-
t zijn voorbeeld volgen. Tot op
de dag van vandaag bestudeert
iedere trompetleerling op de
lichte muziekafdeling van het
conservatorium de platen die
Davis vervolgens maakte: Miles
Ahead (1957), Porgy and Bess
(1959) en Sketches of Spain
(1960). Prachtige muziek, maar
Davis veranderde maar verder.
Hij pionierde in de jazzrock aan
het einde van de jaren zestig, en
joeg zijn vaste aanhang de gor
dijnen in met harde, elektrische
klanken. Toen hij aan het begin
i de jaren zeventig afro-ritmen
n zijn muziek begon toe te
voegen, eisten zijn fans geld te
rug bij de kassa.
Tijdens een lang ziekbed
(1975-1981) trok Davis zich volle
dig uit het openbare leven terug. Hij groeide
uit tot een mythe van het formaat Greta Gar-
bo. Voor zijn langverwachte terugkeer moest
hij opnieuw leren lopen en leren spelen,
ar de inspanning was de moeite waard.
Toen jazzfestivals in de jaren tachtig begon-
i uit te groeien tot kortstondige familie
pretparken, was Davis hun voornaamste
trekpleister. Hij was de enige jazzmusicus die
keiharde muziek kon maken zonder dat de
zelfde fans die twintig jaar eerder hun geld
terugvroegen nu weer de zaal uitliepen.
Montreux
Claude Nobs had een loopbaan als chef de
tine in restaurants van naam achter de
toen een vriend hem aan het begin van
de jaren zestig inhuurde bij de VW, regio
Meer van Génève. Toerisme leek hem een
makkelijker job, maar dat was schijn. Mon-
ix, zijn standplaats, was een ingeslapen
stadje, waar het casino ooit betere tijden had
gekend. Nobs zette eerst een internationaal
"V-evenement op ('De Roos van') en stamp-
e vervolgens een jazzfestival uit de grond dat
zijn leven zou veranderen.
Wie nu het chalet van Nobs in de bergen
boven Montreux bezoekt, komt in een vier
•etages tellend, genoeglijk huis terecht, waar
zelfs de toiletten voorzien zijn van geluid
boxen. Iedere ruimte heeft zijn eigen volu-
- en afstelknoppen gemak dient de
ns per slot van rekening. Meestal is Nobs
evenwichtskunstenaar in de nok
Afgemeten aan de verkoop van posters met zijn portret spreekt Miles Davis netzo
tot de verbeelding als andere beroemde doden als James Dean en Marilyn Monroe.
Binnenkort zal Hollywood dan ook zijn levensverhaal verfilmen. Centraal daarbij
zal ongetwijfeld ook het raadsel staan wat Miles in zijn laatste levensjaar be
woog. Vlak voor zijn overlijden, injuli 1991, keerde deze grote jazzvernieuwer
terug naar de muziek die hij in de jaren vijftig en zestig maakte. Kort daar
voor beweerde hij nog: „I don 't do the old shit anymore.Claude Nobs, de
PaulAcket van Zwitserland en sinds 27 jaar organisator van het Montreux
Jazzfestival, licht een tipje van de sluier op.
Claude Nobs: „Miles had het vermogen zo te spelen dat je het gevoel kreeg te kijken
bang dat hij zou vallen."
zelf echter in zijn videokamer te vinden, waar
hij uit een kleine tienduizend eigen opnamen
allemaal van het Montreuxfestival kan
kiezen. Zwitsers, meestal het toonbeeld van
evenwichtigheid, zien in Nobs een freak.
Misschien is ie dat ook wel.
Nobs ontmoette Miles Davis uiteraard als
directeur van zijn eigen festival. Hij leerde
hem echter pas goed kennen toen Davis aan
het begin van de jaren tachtig werd opgelapt
in een privékliniek in Génève, La Prairie.
Nobs: „Ik onderging er dezelfde cellulaire
therapie. Ach, je gelooft erin of niet. Ene prof.
Niehans injecteert je lijf met verse cellen uit
een pasgeboren kalfje die jouw eigen afge
storven cellen moeten vervangen. Sommige
mensen beweren dat die aanpak werkt en dat
ze hen weer vitaal maakt. De clientèle bestaat
uit beroemde Hollywoodacteurs en politici
van zekere naam. En Miles. Als je tijdens zo'n
garagebeurt iemand leert kennen, vertelt hij
je alles. Het waren klinkklare horrorverhalen
over zijn leven zo verschrikkelijk dat ik ze
niet verder mèg vertellen."
Kennelijk had Nobs met succes de Miles
Davis-test ('De eerste tien seconden dat je ie
mand ontmoet zijn bepalend voor de indruk
die je maakt') afgelegd. De twee ontwikkel
den een beroepsmatig en vrieridencontact,
waardoor Nobs zich impertinenties kon per
mitteren die Davis van weinig anderen zou
pikken. Nobs: „Ik zeurde Miles jarenlang aan
zijn hoofd wanneer hij weer iets met zijn ou
de arrangeur Gil Evans zou doen. Gil leefde
in 1981 nog. Miles' klassieke antwoord was
altijd: I don't do the old shit anymore. Maar
vanwege het grote respect dat Miles voor
Evans had, zei hij: 'Claude, als jij er voor
zorgt dat Gil en ik op dezelfde dag in Mon
treux zijn, dan beloof ik je dat ik een paar
stukken zal spelen met het Gil Evans Or
chestra.' Het probleem was dat ik dat niet
voor mekaar kreeg. In 1984 zat er zelfs maar
één dag tussen dat ze beiden op mijn festival
stonden. Gil overleed in 1988."
Gerecht
Nobs gaf niet op. Als kok had hij geleerd dat
je een gerecht altijd kunt verfraaien door er
iets bijzonders aan toe te voegen al is 't
maar voor het oog. Davis voldeed keurig aan
Nobs' wensen: bij ieder bezoek aan Mon
treux nam hij solisten mee waarmee hij ver
der nooit optrad: zangeres Chaka Khan, toet
senman George Duke, saxofonist David San-
bom. Nobs: „Miles vertrouwde me volko
men. Ook al omdat Quincy Jones (producer
van Frank Sinatra, Dizzy Gillespie en Michael
Jackson) hielp bij de programmering van
Montreux."
Een maand voor het festival van 1991 had
er in New York een ontmoeting plaats tussen
Nobs, Quincy en Miles Davis. Nobs: „Juni, ei
genlijk was het te kort dag. De vergadering
had plaats in zijn nieuwe huis, ergens in de
buurt van de tachtigste straat. De eerste eta
ge bestond uit een atelierruimte, waar Miles
werkte aan grote olieverven op linnen. Boven
waren de rappers bezig teksten toe te voegen
aan wat Miles' laatste studioplaat zou blijken
te zijn. Op de tussenetage was er een eetka
mer met een grote glazen tafel, met één stoel,
waarop Miles had plaats genomen. Quincy
en ik stonden, aan de andere kant van de ta
fel. Advocaten liepen heen en weer als kip
pen zonder kop."
„Quincy had een lijst van stukken bij zich
die Miles zou doen als een ode aan Gil Evans
èn als een levend monument voor zijn eigen
verleden. Ik herinner me verder nog van die
ontmoeting één van Miles' beroemde one
liners. 'It'sgonna be very expensive because it's
a lotta notes, and I have to play all of them
(het wordt een dure grap want het gaat om
veel noten, en ik moet ze allemaal spelen)'."
„Achteraf gezien zijn we zo verstandig ge
weest niet alleen het concertcontract op te
stellen, maar toen meteen alle rechten te re
gelen voor platen- en video-opnamen, TV-
vertoningen, etcetera. Na het overlijden van
Miles had je dat nooit meer voor elkaar kun
nen krijgen. Het contract bestond uit vier
boekjes. Het bedrag in geld wat daar tegen
over stond was gelijk aan de aanschaf van
een Ferrari 348, zo'n 120.000 dollar."
„Dat type Ferrari was moeilijk te pakken te
krijgen. Op de dag van het optreden zei ik te
gen Miles: 'Wil je de auto, of het geld?' Waar
op Miles opnieuw kwam met zijn snedige
tong:I take the dow now and the Ferrari next
year (Ik pak de poen nu en de Ferrari volgend
jaar wel)'."
Pensioengerechtigd
Op geen instrument slijt je zo snel als op
trompet. Voor de toonvorming op het instru-
is iedere verandering in de mond van
invloed. Ieder stukje tand dat afbrokkelt, ie
dere verslapping van je tandvlees, tast het ge
luid aan dat je produceert. Oudere trompet
hebben eigenlijk geen leven. Miles Da-
65, de pensioengerechtigde leeftijd,
hij een van de grootste uitdagingen uit
zijn leven aanging: muziek doen herleven die
hij dertig, veertig jaar eerder voor het laatst
had gespeeld. De CD Miles Davis Quincy
Jones Live at Montreux laat horen dat Davis
zich goed rekenschap heeft gegeven van zijn
opgave. Nobs: „Op twee na deed hij alle soli
zelf. Wallace Roney hoefde nauwelijks in te
vallen. Het hele concert speelde hij met een
verbetenheid die uniek was. Twee dagen la
ter, in Parijs, kon hij dat niet herhalen."
„Hij had op eigen houtje alles ingestu
deerd. En dat voor een trompettist die tech
nisch gesproken niet tot de grootsten be
hoorde. Maar Miles had gevoel, lucht, stilte,
tempo, nuance. Miles had het vermogen zo
te spelen dat je het gevoel kreeg te kijken
naar een evenwichtskunstenaar in de nok
van het circus ieder moment bang dat hij
zou vallen. Je zat met het zweet in de han
den. Gek was het dat je je opeens"realiseerde
dat hij èlles speelde. Iedere noot. Terwijl het
zijn eigen muziek was; hij had alles kunnen
veranderen als hij dat had gewild. Eén noot
toeteren en dan tien minuten zwijgen dat
heeft hij ook gedaan."
Over de naderende dood sprak Davis
nooit. Nobs: „In plaats van over de dood
sprak hij over moe zijn, terwijl hij onver
moeibaar was. Hij oefende overal met zijn
mondstuk: in de auto, op zijn hotelkamer, op
iedere luchthaven. Het concert in Montreux
zou ook niet het einde zijn. Vlak na het con
cert spraken Quincy en Miles af dat hij zeker
tien concerten precies zo zou geven als hij
net had gedaan. Op tournee met veertig man;
kun je je dat voorstellen?"
Boven Miles Davis aan het begin (links) en het einde van zi/n carrière.
ZATERDAG 4 SEPTEMBER 1993
Onze Taal
Als je het niet weet, zou je het nooit
raden: wat is de overeenkomst tus
sen Kees van Kooten, Marten Toon
der, Dick Schiferli, Jaap den Daas, J.
A. van Kemenade en Kees Mijnten?
Misschien heeft u nog nooit'ge
hoord van Kees Mijnten of Jaap den
Daas. Dat zou me niets verbazen.
Het zou u weinig helpen als ik erbij
vertel dat Mijnten in 1989 ambte
naar was bij het ministerie van ver
keer en waterstaat, of dat Jaap den
Daas eind jaren dertig programma
maker was bij de AVRO. En Schiferli
werkte bij een reclamebureau.
Zo komen we er niet. Ik zal dus maar
meteen uitleggen wat al deze personen
gemeenschappelijk hebben: ze zijn allemaal
de bedenker van een woord! Sommigen,
zoals Kees van Kooten en Den Daas zelfs
van verschillende woorden.
Misschien denkt u: dat kan ik ook. Een
woord verzinnen kan iedereen! Maar dat
valt tegen. Want verzinnen is een ding, het
algemeen in gebruik raken van zo'n woord
is wat anders. De genoemde personen heb
ben allemaal een woord bedacht dat sinds
dien algemeen Nederlands geworden is.
Kees van Kooten is de bedenker geweest
van 'doemdenken', van 'regelneef, 'oudere
jongere' en 'eiglans'; Toonder heeft onder
andere 'denkraam' bedacht, en Jaap den
Daas heeft gezorgd voor 'hersengymnas
tiek' en 'arbeidsvitaminen'.
De meeste woorden van een taal zijn ofwel
van oudsher al aanwezig, ofwel samenge
steld uit bestaande delen, ofwel ontleend
aan een andere taal. Niemand weet wan
neer de worden 'schaap' of 'tuin' ontstaan
zijn. Voor zover we weten waren ze er altijd
al. Ook van later ontstane woorden zoals
'voordeur', 'schooltas', 'zolder' en 'baby'
weten we niet wie ermee begonnen is.
Voordeur en schooltas zijn samenstellin
gen, maar de eerste bedenker is onbekend.
Zolder en baby zijn leenwoorden, het ene
uit het Latijn, het andere uit het Engels. Het
valt niet te zeggen wie daarvoor verant
woordelijk is.
Soms echter bedenkt iemand een woord en
raakt dat algemeen in gebruik. En nog som-
ser is bekend wie de bedenker was. Bijvoor
beeld in het geval van J. B. van Helmont
(1577-1644), de ontdekker van het koolzuur,
die het woord 'gas' gemaakt heeft.
Dick Schiferli werkte in 1956 voor een re
clamebureau en moest iets verzinnen
voor frisse, koolzuurhoudende alcohol-vrije
dranken. Aan hem hebben we het woord
'frisdrank' te danken. Van Kemenade heeft
ons het woord 'kansarm' geleverd, Kees
Mijnten heeft 'rekeningrijden' bedacht en
Multatuli is de bedenker van 'buitenissig',
'dropgstoppel' en 'Insulinde'.
Het is wel zeker dat er veel meer woorden
bedacht worden, bijvoorbeeld in de recla
me of de politiek, die het niet halen. Of die
slechts een korte tijd bekend zijn en daarna
weer vergeten worden. Maar frisdrank, bui
tenissig en doemdenken zijn gebleven.
Evenals 'geheugensteuntje' en 'bermtoe
rist', die naar eigen zeggen afkomstig zijn
van Henri Knap. Of 'gekte', van Wim T.
Schippers. Of 'ludiek' van J. Huizinga. Of
'bromfiets', van drie met naam bekende
journalisten van het Parool.
Meestal zit er dan een heel verhaal aan vast.
Zoals bij 'ontheemde'. Dat woord werd voor
het eerst gebruikt op 18 februari 1944, door
D. G. E. Middelburg, destijds verbonden
aan de geallieerde commissie voor Displa
ced Persons in Italië. Het Engelse woord
'displaced person' in Nederlandse brieven
stond hem tegen en daarom bedacht hij
toen 'ontheemde' en gebruikte dat in zijn
brief aan de Nederlandse minister van bui
tenlandse zaken in Londen. De ministeries
in Londen namen het woord over en in
1946 kwam het naar Nederland.
Ondertussen wordt nog ruzie gemaakt wie
'dolle mina' bedacht heeft: Selma Leydes-
dorff of Michel Korzec. De term werd voor
het eerst gebruikt in 1969, en mina verwijst
naar Wilhelmina Elizabeth Drucker (1847-
1925) bijgenaamd IJzeren Mina. Dat klonk
weinig aantrekkelijk, en daarom is in 1969
gekozen voor Dolle Mina.
JOOP VAN DER HORST
universitair docent Nederlands