Een schilder met smaak ZATERDAG 4 SEPTEMBER 1W Cees van Wees: „Noem het alsje blieft niet ambachtelijk wat we doen. Daar krijg ik écht de zenu wen van." PATRICK VAN DEN HURK m ver smaak valt niet te twis- U ten', zo meldt het etiket van een fles Van Wees-likeiir in het Latijn. Smaak, daar gaat het inderdaad al lemaal om, zegt de directeur: hij schildert en componeert ermee. „Ik gebruik smaken zoals een kunstschilder zijn verf gebruikt en een componist zijn muzieknoten. Ik noem mijn vak geen vak, maar een kunst. Mijn dranken zijn mijn schilderijen en muziekstukken." Zo, die staat. Op hetzelfde etiket houdt V&n Wees de drinker Vadertje Cats' wijsheid over de uil, de kaars en de bril voor. De gemiddelde Neder lander denkt namelijk wel zo ontwikkeld te zijn dat hij weet wat hij drinkt, maar laat zich volgens Van Wees maar al te vaak knollen voor citroenen verkopen. En voelt zich dan wonder boven wonder nog niet eens bedon derd. „Hoe dat komt? De mensen weten niets meer van de fantastische traditie die Neder- - land op het gebied van dranken heeft. Ze we ten niet meer hoe een echte jenever of likeur smaakt Dat moet ze weer worden bijge bracht." Zo, die staat ook. Van Wees wil wel een voorbeeldje geven: „Stel, je koopt voor je meissie een armband, omdat je haar zo lief vindt. Dan kun je voor vijf ruggen een echte gouden kopen, maar voor vijf tientjes heb je er een van doublé. Dan moet je alleen hopen dat ze niet stiekem met het aardappelschilmesje gaat krassen, want dan krijg je je armband terug en ben je je meissie kwijt. Maar het wordt pas echt erg als je denkt dat je voor vijf ruggen een gou den armband hebt gekocht, en bij het kras sen blijkt het toch doublé te zijn. Wat doe je dan? Juist, dan word je woest." .Ander voorbeeld: je koopt bij een goede banketbakker bonbons en thuis blijkt dat je een zakje tum-tum hebt meegekregen? Ja, daar kun je wel om lachen, maar dan ga je toch boos terug? Het hele rare is nou dat mensen zich op al die gebieden niet laten be donderen, maar wél als het om drank gaat. Echte smaak wordt niet meer gewaardeerd. Dat heeft voor een groot deel met gewenning te maken. De mensen weten gewoon niet meer hoe het hoort te smaken en te ruiken. En dat terwijl we zo'n prachtige traditie heb ben." Traditie. Het woord keert bij Cees van Wees geregeld terug. Een stukje traditie erfde hij in de vorm van het bedrijf aan de smalle Driehoekstraat in de noordelijke Jordaan. Het is al sinds 1883 in de familie. Daarvoor be stond de distilleerderij al 101 jaar onder de naam De Ooievaar. Tegenwoordig maken tien mensen er zo'n zestig soorten likeur en nog eens ruim zestig andere produkten, waaronder natuurlijk verschillende jenevers. De familietraditie wordt overigens ook na Cees van Wees voortgezet: zoon Jeroen werkt al tien jaar in het bedrijf. „Hij heeft dezelfde hartstocht en is zo mogelijk nog fanatieker dan ik", zegt Van Wees. Tincturen De stokerij ademt een sfeer van lang vervlo gen tijden. Het ruikt er naar planten, vruch ten en kruiden, maar vooral naar geestrijk vocht Koperen distilleerketels vullen het hart van het bedrijf. In de kelder ligt jenever te rij pen op tientallen enorme houten vaten. Honderden aardewerken potten bevatten kleur-, geur- en smaakstoffen voor de likeu ren. Ze worden nog precies zo gemaakt als ruim een eeuw geleden. Traditie, inderdaad. De meeste recepten zijn nog veel ouder, vertelt Van Wees. We hebben ze aan de mid deleeuwse monniken te danken. Zij waren toen de enigen die iets wisten van genees kundige planten en kruiden. Ze maakten er oplossingen in alcohol mee, zogeheten tinc turen, die waren bedoeld als geneesmiddel. De Amsterdamse monniken hadden één be langrijk voordeel: de Hollanders waren een handelsvolk. OveraT waar ze kwamen deden ze ideeën op en namen ze recepten mee. Zo konden de monniken uit de hoofdstad profi teren van de recepten en ontdekkingen van anderen. Na de beeldenstorm kwam hun kennis in handen van handige kooplui. Van Wees: „Die bedachten dat ze op zo'n flesje tinctuur mis schien twee kvyartjes winst maakten, terwijl op een grote fles van een joetje guldens kon den worden verdiend." De tincturen, die als Jeroen van Wees controleert een distillaat in het hart van het bedrijf: de stokerij. geneesmiddel met een beetje suiker en bran dewijn moesten worden ingenomen, werden daarom voortaan gebruiksklaar aan de man gebracht. Dat was het begin van vele soorten likeur en sterke drank. Toen de VOC in 1602 op Indië begon te varen, werd het assorti ment nog eens aanzienlijk uitgebreid door de komst van veel specerijen. Ook de (oude) jenever heeft een genees kundige oorsprong. De Leidse arts Franciscus Sylvius dacht rond 1650 met een distillaat van jeneverbessen op graanalcohol de pest te lijf te kunnen. De Zwarte Dood liet zich er weliswaar niet volledig door kisten, maar de jenever was een feit. Ook dit geneesmiddel werd door kooplieden ontdekt. Zo werden de Hollanders dé drankenexperts van Europa. In de negentiende eeuw waren zij op het gebied van gedistilleerde dranken toonaangevend. Dry gin, please Dat gold ook in het buitenland, al wordt dat volgens Van Wees niet altijd erkend: „Dan ben je in Londen en dan vraagt zo'n figuur die de kosteloze klompenacademie heeft ge volgd een (imiteert een bekakt Engels accent) dry gin, please. Dan denk ik, dry gin me Een Hollandse receptuur is het, door stad houder Willem meegenomen toen hij met Mary Stuart trouwde! Maar die Engelsen za gen Willem en zijn recepturen liever gaan dan komen, dus zijn ze jenever gin gaan noe men en doen ze het voorkomeh alsof het En gels is. Er is in de loop van de eeuwen na tuurlijk wel het een en ander aan veranderd, maar een Hollands recept blijft het, jazeker." Het gaat er bij Van Wees niet in dat de mensen daar niet trots op willen zijn. „Je kunt best prat gaan op tradities en erfgoed, zonder dat je meteen eng nationalistisch hoeft te worden. Kijk, mensen kunnen kwij lend lopen kwaken over Franse cognac en Schotse whisky, terwijl ze minachtend neer kijken op Nederlandse jenever. Dat vind ik zulk vré-sé-lijk gedrag. Ik kan je hier jenever laten proeven waarvan de veters uit je schoe nen springen, maar de gemiddelde Neder lander wil daar niets meer van weten. Het is eigenlijk heel zuur dat ze bij jenever denken aan een aanbiedinkje van 17 gulden 95, zo'n fles die ze dan op een feestje met z'n vieren achteroverslaan. Bah." „Goedkoop moet het zijn, want gierig is de Nederlander altijd gebleven. Maar als ik je nou vertel dat de kosten van de fles, de ac cijnzen en de BTW samen niet onder de 15 gulden komen. Probeer voor 2,95 eens een li ter goed bronwater te kopen, dat lukt je al haast niet. Wat voor jenever moet dat dan zijn voor die drie piek? Neem daarbij de enorme terugval in het jenevergebruik én vraag je dan eens af hoe dat komt. Er is door Europese regels gelukkig het een en ander verbeterd. Zo kun je iets niet meer als graan jenever verkopen als er geen graan in zit, maar het blijft een feit dat veel jenever meer op wodka lijkt dan op jenever." Triest „Natuurlijk kan ik ook alcohol en een smaak - stofje bij elkaar gooien, daar de buitenboord motor doorheen halen en me dan kapot la chen dat de consument het lekker vindt. Za kelijk gezien heb ik daar niets tegen, maar het is eigenlijk heel triest dat je de mensen dan jonge jenever 'Anno 1430' verkoopt, ter wijl het hele produkt jonge jenever pas rond 1900 is ontstaan. Ook bij veel andere dranken word je in het ootje genomen. De meeste apricot brandy heeft nooit een abrikoos ge zien. Wij maken dat hier met echte abriko- „In de hele wereld maken likeurstokers crème de bananes zonder bananen. Als je ze In de bottelarij aan de Driehoekstraat wordt het meeste werk nog met de hand gedaan. Hij rekent zichzelf zonder meer tot de wereldtop. Mag hij dan iets duurder zijn dan de anderen? En mag hij zichzelf dan in de kijker spelen? Cees van Wees, directeur van de Amsterdamse jeneverdistilleerderij en likeurstokerij A. van Wees/De Ooievaar, doet tenslotte niet aan liefdewerk oud papier. Maar liefde komt er wel degelijk aan te pas. Liefde voor zijn vak, voor zijn produkten en voor de oude stooktradities. Vanuit de Jordaan draagt Van Wees die liefde hartstochtelijk uit. Soms tot irritatie van de concurrentie, maar met succes: gerenommeerde restauranthouders, kasteleins, banketbakkers en bonbon makers in heel het land weten zijn produkten te vinden. Het werk is ech ter nog niet gedaan. Want: wat baten kaarsen bril als den uyl niet zien en wil? vraagt waarom, zeggen ze: 'Dat kan helemaal niet met echte bananen'. Nou, het kan dus wel, want wij doen het hier." ledereen mag van Van Wees desnoods het door de douane afgetekende stookregister inzien om te con troleren of er inderdaad echte bananen in de crème zijn verdwenen. „We zijn de enige sto kerij met zo'n register. Ik kan hard maken wat ik beweer." Hij laat iedereen ook met een gerust hart zien hoe hij zijn esprits maakt, maar niemand moet proberen op te schrijven wat er precies ingaat. Zo geheim zijn de recepturen wel. Veel van de recepten verkreeg het bedrijf door het verloren gaan van andere distilleer derijen, die zo'n dertig tot veertig jaar gele den één voor^én werden overgenomen of de produktie staakten.'„Zo heb ik voor sommige dranken wel vijf recepten", zegt Van Wees. „Dat heeft grote voordelen. Ik zie dat de een er dit in deed en de ander juist weer dat. Ver rek, denk ik dan, als ik het nou eens combi neer! Zo kom je soms tot de mooiste vondsten." Van Wees beent naar de andere kant van zijn kantoor. Daar ligt een groot, antiek boek. Het zijn Franse drankrecepten uit de acht tiende eeuw. „Ik maak ook gebruik van dit soort dingen. Je haalt er vaak de mooiste vondsten uit. Anderen kijken me nog wel eens raar aan als ik zeg dat ik veel'uit zulke boeken haal. 'Daar heb je toch niets aan', zeggen ze dan. Maar in dit boek bijvoorbeeld vond ik een plantaardig stofje waarvan ik niet eens wist dat het bestond." „Dan ga ik op zoek, ik bestel het en ik sla aan het experimenteren. En wat blijkt? Dat stofje geeft een heerlijke geur, maar het smaakt niet echt lekker. Dan ga ik net zolang door tot ik een samenstelling heb gevonden waarin de smaak ondergeschikt wordt aan andere smaken, maar waarin die heerlijke geur blijft. Kijk, de mensen kwijlen bij een flesje Nina Ricci, maar ze weten helemaal niet dat wij hier eigenlijk hetzelfde doen. Het maken van goede dranken, vooral van likeu ren, is hetzelfde als het maken van een goed parfum." Handswerkman De werkwijze van Van Wees zal veel mensen misschien aan het woord 'ambachtelijk' doen denken, maar alleen al het noemen van die term is een trap tegen het verkeerde been. „Oh nee hè. noem het alsjeblieft niet zo. Daar krijg ik écht de zenuwen van", zegt Van Wees. „Het is een kunst, geen ambacht. Bij ambachtelijk denk ik aan zo'n halfblinde die in de VUT of de TUT of de KNUT zit. en die op jaarmarkten manden zit te vlechten. En de mensen maar bewonderend kijken. Ik vind dat hypocriet! Dat hadden ze beter kun nen doen toen de vakman in Nederland nog niet was uitgestorven. Dat is ook weer dat ge brek aan gevoel voor traditie. De handwerks man heeft het onderspit gedolven omdat de mensen niets meer van hem wilden weten. Dat was immers allemaal achterhaald." Van Wees vertelt hoe juist de handwerks mannen in de Jordaan van vroeger hem heb ben geïnspireerd. Hoe hij als klein jochie ademloos bij hun ateliers stond te kijken. „Ze zaten bij bosjes in de Jordaan. De buurt stond vroeger als wat slechter bekend, maar er werd hier veel mooi werk gedaan, ook door mensen die niet zo hooggeschoold wa ren of die niet van zo'n goeie komaf waren. Die vaklieden zijn voor mij heel belangrijk geweest. Ik leefde van kinds af aan tussen mensen die hun vak ernstig namen, mensen die in de ban waren van wat ze deden en al tijd bleven streven naar perfectie." „Na de oorlog is op dat gebied een enorme vervlakking opgetreden. Die oude mensen konden hun vakkennis niet meer kwijt en FOTO'S UNITED PHOTOS DE BOER POPPE DE BOER daardoor zijn ontzettend veel mooie beroe pen verdwenen. Alles moest worden geïn dustrialiseerd. Wij zitten daar nu bij voor beeld op het gebied van de ketels en de vaten mee. Probeer in Nederland nog eens een kui per te vinden. Dat kun je dus wel vergeten. Mijn zoon is in Schotland en in Spanje in de leer geweest. Hij kan nu zelf een vat repare ren. En weet je wat ik een van de allermooi ste dingen vind? Als zo'n vat weer in elkaar zit en het lekt niet. Dat is gewoon, tja, dat is gewoon opwindend!" Groot-inquisiteur De wat onorthodoxe manier waarop Van Wees over zijn vak en over de verwording van de Nederlandse stooktraditie kan praten, zet bij de concurrentie wel eens wat kwaad bloed. Ten onrechte, vindt de directeur. Hij vertelt gewoon waar het op staat, zegt hij. „Ik ben niet de groot-inquisiteur waarvoor ik on langs nog eens ben uitgemaakt. Ik vind het ook eigenlijk niet interessant om over de concurrentie te praten, omdat de produkten die ik maak daar ver boven staan. Als ik dat soort dingen zeg, wordt me verweten dat ik de branche in diskrediet breng. Onzin! De concurrentie brengt zélf de branche in dis krediet, omdat er zo weinig echte stokers meer over zijn." „Echt, ik ben geen Don Quichot. Ik kan al leen geen TV-spotje van anderhalf miljoen betalen, zoals de grote bedrijven dat doen. Daarom moet ik het anders doen, de mensen bewuster maken. Ik moet kasteleins, restau ranthouders, banketbakkers en bonbon-ma kers overtuigen van mijn kwaliteit. Daarbij vertel ik waar het op staat en dat wordt me niet door iedereen in dank afgenomen. Maar als ik die mensen vraag of ik onwaarheden vertel, kunnen ze niet anders zeggen dan „Natuurlijk lig ook ik wel eens in m'n bedje te dromen dal ik zo'n Catterpillar nodig heb om het geld hier naar binnen te schuiven, maar dat is een droom. In werkelijkheid vraag ik eigenlijk te weinig voor m'n produk ten. Dat is een afweging die ik maak. Het ene bedrijf stopt al z'n geld in een dure manager voor dit, een poenig gebouw voor dat en weet ik wat voor andere dure zaken. Ik heb al die kosten niet, dus stop ik het geld weer in het produkt." „Ik kan ook wel meer gaan stoken om meer te verdienen, maar daar gaat het me niet om. Technisch is alles mogelijk, maar dat wil niet zeggen dat het goed is. Vergelijk het maar met eten. In een toprestaurant krijg je een afgewogen maaltijd voorgezet. Die smaakt perfect en bevat precies genoeg calo rieën. Je kunt ook naar de Febo gaan en je volstorten. Dan heb je wel zó'n pens, maar je kunt toch niet zeggen dat je lekker en gezond hebt gegeten. Dat is het eigenlijk, het verschil tussen eten en schransen."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 29