Dat zal jij wel
niet kunnen'
Huisarts moet nog altijd
bijna onze lieve Heer zijn
Binnenland
Wilma: „Kijk naar Wilma,
die redt het wel, zei men
soms." FOTO CEES ZORN
probeert ze. Als de huur, gas,
water, licht, verzekeringen, tele
foon, kabel, schoolgeld en an
dere lasten eraf zijn. blijft er on
geveer 800 gulden over. Daar
van moeten zij en de kinderen
meer dan vier weken leven. Als
er iets kapot gaat. probeert ze te
'ruilen'. Een ander maakt haar
stereo, zij vermaakt of herstelt
wat voor de ander.
Gemeentelijke belastingen
hoeft ze gelukkig niet te betalen,
vrijgesteld. Alhoewel Wilma nie
mand behalve de kinderen
natuurlijk verblijdt met pre
sentjes, krijgt ze er zelf wel. „Ze
vragen altijd wat ik nodig heb.
Ik hoef daarom nooit bang te
zijn dat ik een of ander raar
beeldje krijg. Een uitkering
heeft dus ook zijn leuke kan
ten."
Geslaagd
Wilma's gezicht straalt kracht
uit. Felle ogen, grijzend aan de
slapen, af en toe heeft ze iets
verbetens over zich. Soms is ze
optimistisch, soms pessimis
tisch, maar opgeven, ho maar.
Als ze haar zin op iets heeft ge
zet, duwt ze door. Half werk,
daar houdt ze niet van.
De vele bloemen in de woonka
mer getuigen hiervan. Felicita
ties. omdat ze net geslaagd is en
ze zich'nu een gediplomeerd
psycho- en hypnotherapeut
mag noemen. Vier jaar studie in
de avonduren en in de week
ends. want overdag moet je be
schikbaar blijven voor arbeid.
Voor de opleiding in Utrecht
heeft ze heel bewust gekozen.
Het onderwerp ligt haar, ze kan
goed praten en ook de verdien
sten spreken haar aan. ,,lk kan
niet meer dan 20 uur per week
werken, en als je dan als admi
nistratief medewerkster pro
beert aan de slag te komen, blijf
je Jeven op een armoedig ni
veau. Ik heb zoveel vrouwen
zien komen en gaan. die pro
beerden 32 of 40 uur te weken
en die de combinatie van huis
houden en volledige baan niet
konden volhouden."
Wilma is de na tien jaar de bij
stand zat. De afgelopen jaren
zijn mensen met een uitkering
steeds meer een onderklasse
gaan vormen, heeft Wilma ge
merkt. „Vroeger werd je nog wel
eens persoonlijk aangesproken
op je uitkering. Nu is het 'jullie
dit of dat'. Vooral deze winter
periode met al die artikelen
over frauderende uitkeringsge
rechtigden, is het voor de men
sen alleen maar moeilijker ge
worden."
Over fraude is Wilma duidelijk.
„Natuurlijk zijn er mensen die
profiteren van een uitkering, die
waren er twintig jaar geleden en
zijn er nu ook nog. Net als je
mensen hebt die sjoemelen met
hun aangifte. Je hebt nu een
maal lieden die overal proberen
een slaatje uit te slaan. Niet dat
ik dat allemaal goed en prima
vind. maar kijk eerst eens naar
je zelf. voor je wat zegt over ie
mand die van een uitkering
leeft. Iemand die duizend gul
den zwart verdient bij zijn uit
kering, dat kan niet door de
beugel. Een bijstandsmoeder
die een paar honderd gulden
erbij verdient met poetsen, om
dat ze bepaalde keuzen niet
meer kan maken, daar zie ik
geen kwaad in."
Klaarblijkelijk kunnen veel
mensen zich moeilijk verplaat
sen in een 'bijstandsmoeder'.
„De vragen en verwijten, omdat
ik nagellak op had of rookte.
Mensen die me vertellen dat
een telefoon overbodig is, als je
een uitkering hebt. Omdat wij
leven van gemeenschapsgeld,
denkt iedereen het recht te-heb-
ben ons te mogen vertelen hoe
we dat geld moeten besteden.
Dan vertellen ze me dat mensen
het in Oost-Europa of Afrika
nog veel slechter hebben. Maar
ik moet voldoen aan de maat
schappelijke cultuur van Neder
land. En dat vergeten ze."
Wilma is na tien jaar bijstand zat
Van alle 540.000 mensen in de bijstand zit bijna de helft langer dan drie jaar op dit mi
nimum-niveau. Een groot deel van deze 'harde kern' loopt het risico niet meer van de
bijstand los te komen. De 'blijvers', zogezegd. Gescheiden vrouwen met kinderen, lang
durig werklozen die jaar in, jaar uit proberen het hoofd boven water te houden. Wilma
Reitsma (39) is na tien jaar goochelen met guldens, moe van de voortdurende keuzen
en de armoede. Ze is een vechter, een doorzetter en bijna ex-bijstandsmoeder.
ARNHEM ANS BOUWAAANS
Ze is geraffineerd met geld, een
beetje ijdel en ze heeft 'een ze
kere gierigheid'. En dus weet ze
zich te redden - nee, geen
schulden - en oogt ze goed ver
zorgd. Nagellak in de kleur van
haar klassieke, prijzige schoe
nen, „één keer per jaar een
goed paar". Een 'gerestaureer
de' blouse van een tientje, voor
de verf en de nieuwe knoopjes.
„Ik heb altijd meteen gezegd
dat ik een uitkering heb. Daar
schaam ik me niet voor. Kleren
over? Geef ze maar aan mij."
Tien jaar geleden kwam er een
eind aan haar huwelijk. Met
twee kinderen en wat antieke
meubeltjes bleef ze achter. Ont
spannen rookt ze een shaggie in
haar eengezinswoninkje. Het
interieur oogt trendy, met veel
blauw en lila, veelal opgeknapte
meubeltjes van 'de kraak' of de
straat. Het antiek heeft van lie
verlee plaatsgemaakt voor een
nieuwe tv of stereo.
Ze vindt het heerlijk om te rom
melen in huis. Het moet er goed
uitzien. Niet voor de buiten
wacht, maar voor haarzelf.
'Goh, je kunt niet zien dat je een
uitkering hebt', zegt visite meer
dan eens. Dat heeft haar wel
eens gestoord, nu niet meer.
„Mensen hebben nu eenmaal
een stereotiep beeld en in zes
van de tien gevallen klopt het
ook wel. Ik ben wel eens bang
dat mensen aan het beeld gaan
voldoen, omdat het van hen
wordt verwacht." Dat zal Wilma
niei gebeuren. „Ik ben een ave
rechts mens."
Schulden
Wilma heeft jarenlang in het
vrijwilligerswerk gezeten: Vrou
wen in de Bijstand, het Gelders
platform uitkeringsgerechtig
den, de dienstraad van de socia
le dienst. Zo kwam ze vaak in
aanraking met mensen die het
'niet redden', die schulden ma
ken. De helft van alle bijstands
gerechtigden verkeert in die si
tuatie, zo blijkt uit enkele on
derzoeken. „Kijk naar Wilma,
die redt het wel, zei men soms.
Maar dat is een oneerlijke ver
gelijking. Je kunt mensen niet
met elkaar vergelijken. Je kunt
wel iets van elkaar Ieren, maar
het komt vaak neer op vechten
of vluchten. En dat zit genesteld
in iemands karakter."
Om het te redden met een mi
nimumuitkering moet je slim
en uitgekiend zijn, maar ook
een zekere gierigheid hebben,
meent Wilma. „Je kunt het
mensen niet kwalijk nemen, als
ze in de schulden raken. Je kunt
ze wel leren te budgetteren,
maar je kunt mensen niet afle
ren verleid te worden door hun
omgeving." In de bijstand kun
je je niet veroorloven materia
listisch te zijn, en dat is nu een
maal moeilijk in deze maat
schappij, concludeert ze.
Het is allemaal een beetje dub
bel heeft Wilma ervaren. „Aan
de ene kant word je benaderd
als een zielig mens. 'Dat zal jij
wel niet kunnen' is een veel ge
hoorde opmerking. Maar aan
de andere kant wordt toch vaak
van je verwacht dat je meegaat
in trends om geaccepteerd te
worden. Dat vooral je kinderen
overal aan kunnen meedoen.
En dan kom je al gauw in de
schulden. Want als je dure jeans
voor je kinderen koopt, en ook
per se een video moet hebben
om mee te tellen, sta je al snel
in het rood."
Het leven in de bijstand is een
bestaan met keuzen. Wel tele
foon - „belangrijk voor het soci
ale contact" - geen auto. Geen
cadeautjes voor vrienden en fa
milie, wel een keer per jaar naar
de bioscoop met de kinderen.
Een bezoek aan de supermarkt
betekent voortdurend kiezen,
tussen wat wel en niet betaal
baar is.Af en toe doe ik iets
wat eigenlijk niet kan. Een cur
sus, om ook eens in andere
kringen te verkeren. Een keer
per jaar met de kinderen uit
eten. Dan leg ik rustig honderd
gulden op tafel. Ook al betekent
het maar twee keer per week
vlees."
Dochters
Twee kinderen heeft Wilma,
een dochter van 16 en een van
12. Kinderen moeten kunnen
meedoen, om niet uit de boot te
vallen. Boeken, kleren, excur
sies, feestjes, zakgeld. Wat in
veel gezinnen normaal is, kan of
wil Wilma haar dochters niet al
tijd geven. „Veel dingen blijven
een strijd", zegt Wilma. „Van
sommige dingen vind ik het
normaal, als ze daaraan mee
doen. Maar of ik nu veel of wei
nig geld heb, de hele dag cola
drinken vind ik niks. Ze mogen
best wel een paar Nike-schoe-
nen, maar niet van 200 gulden.
Dat heeft niets te maken met
het hebben van geld."
Feestjes mogen haar dochters
zes per jaar bezoeken. En elk
jaar koopt ze voor hen een
'klassiek' kledingstuk, iets van
goede kwaliteit dat lang mee
gaat. Sommige dingen vindt zij
net zo jammer als haar doch
ters. Dat ze niet meer zakgeld
kan geven, bij voorbeeld. „Om
dat er van de kinderen ook
meer wordt verlangd." Wat ze
zou doen met een hoger inko
men? „De kinderen meer geven
dan nu kan. De jongste op
paardrijden. Meer geld voor de
schouwburg en vakantie."
Wilma krijgt aan alimentatie en
aanvullende uitkering 1584 gul
den per maand. De kinderbij
slag gaat grotendeels op aan de
kinderen. Van het vakantiegeld
gaat ze op vakantie, althans dat
GRONINGEN GREETJE VAN DER VEEN
Hoe ervaart de jonge huisarts
zijn beroep? Heel vaak als een
afknapper, denkt Patrick Bos
boom (40). Bosboom is een
pseudoniem van een Neder
landse schrijvende huisarts. Hij
spreekt uit eigen ervaring, maar
zegt zeker te weten dat veel jon
ge collega's er net zo over den
ken. Niet voor niets is een op de
vijf huisartsen overspannen.
Er wordt amper gepraat over de
negatieve kanten en de moei
lijkheden van het beroep. Er
wordt zeker niet over geschre
ven. „Nee, dat heeft de Lande
lijke Huisartsen Vereniging lie-1
ver niet. Patiënten mogen boe
ken schrijven over hun ervarin
gen, artsen over medische ge
vallen. Niet over hun persoonlij
ke ervaringen. Dat zou het
imago van het beroep en het
vertrouwen in de medische
stand wel eens kunnen scha
den. De manier waarop ik over
het vak schrijf en praat, hoort
niet bij het beeld dat men van
een arts heeft. Je moet als arts
aan een ideaalbeeld proberen te
voldoen. Aan de definitie van de
LHV, waarin sprake is van een
persoonlijke, integrale, continue
zorg voor de patiënt. Dat is een
moderne definitie van onze lie
ve Heer. Als de LHV met zo'n
definitie komt, maakt zij van de
huisarts een supermens. En heb.
je het gevoel dat je daaraan
moet voldoen, dan word je dus
overspannen."
Zelf is Bosboom ook al met ver
meende hartklachten bij een
cardioloog geweest (waar hij
met zelfspot over schrijft). Ook
heeft hij eens „in een zwartgalli
ge periode, waarin van leven ei
genlijk geen sprake meer was"
de neiging voelen opkomen met
een snelheid van 130 kilometer
tegen een viaduct te rijden. Om
een misverstand te vermijden,
Bosboom doet zijn werk nu met
plezier, al vindt hij het slopend
en wordt hij „elk jaar twee jaar
ouder." Hij is het ook niet eens
met critici die vinden dat artsen
maar een ander beroep moeten
zoeken als ze het werk niet aan
kunnen. „Het is niet zozeer het
niet aankunnen, maar meer het
als jong, idealistisch arts teleur
gesteld raken over de manier
waarop je je beroep moet uitoe
fenen."
Overname
Bosboom heeft vanaf het mo
ment van de praktijkovername
van zijn voorganger heel wat af
knappers moeten verwerken.
„Dat begon al meteen. Ik was
opgevoed met een vrij hoge
moraal. Ik heb behalve genees
kunde ook filosofie gestudeerd,
al heb ik dat laatste niet hele
maal afgemaakt. Ik ben begon
nen met een bepaald beeld. Ik
wilde met de mensen omgaan
op basis van mijn medische
kennis en ethiek. Maar er was
geen sprake van dat ik ethisch
bezig kon zijn, of dat ik vrijheid
van handelen had. Ik werd
overvallen dooreen patiënten-
stroom die iets anders gewend
was. Ik moest met hen leren
omgaan. Deed ik dat niet, dan
dreigden ze weg te lopen. Men
sen die telefonisch, zonder dat
je ze gezien had, een antibioti
cum eisten. Uitte je je beden
kingen, dan zeiden ze dat ze
een andere arts namen. Dat
bleek een gevoelig punt. Want
als je voor een hoop geld een
praktijk overneemt, kun je je
niet permitteren dat er veel pa
tiënten weglopen. Er was toch
al tien procent van arts veran
derd. toen mijn voorganger er
mee op hield. Ik kreeg in de ga
ten dat ik moest voorkomen dat
er teveel mensen wegliepen.
Dan heb je het gevoel dat je
concessies moet doen aan je in
tegriteit. Daar had ik nooit reke
ning mee gehouden. Nachtmer
ries heb ik ervan gehad."
Zeurders
„Bovendien merk je dat er in de
praktijk een percentage perma
nente klagers zit, zeurders die
bij elk pijntje op de stoep staan
en voortdurend een ongenees
lijke ziekte vermoeden. Dan heb
je nog de eisers in de praktijk.
Mensen die er bij elk wissewasje
op staan dat de dokter komt
met als dreigement dat er an
ders binnen drie dagen een
klacht bij het Medisch Tucht
college ligt.
De papieren rompslomp waar
mee je als arts en ondernemer
te maken krijgt, het gevoel zo
wel ambtenaar als maatschap
pelijk werker te zijn, maken je
gevoel van onmacht als begin
ner compleet. Dan is het toch
niet zo gek dat artsen er aan on
derdoorgaan."
Bij een beginnend arts zit de
angst om een fout te maken er
meestal diep in. Bosboom heeft
dat trouwens nog. „Bij 99 van
de 100 mensen met een bloed
neus, een lichte moeheid of een
onwel gevoel, gaat dat zonder
gevolgen weer over. Een van die
honderd heeft kanker. Achteraf
krijg je op je brood dat je die
ene patiënt niet eerder op het
spoor hebt gebracht. Bij een op
de twintig verzwikte enkels
blijkt zo'n enkel gebroken, ook
al kun je dat uit het onderzoek
niet constateren. Medisch ge
zien heb je dan geen fout ge
maakt, maar de patiënt voelt
dat wel zo. Als iemand zelf
moord pleegt, trek ik me dat
aan. Ook al valt mij niets te ver
wijten.
Er is eens een patiëntje van an
derhalfjaar aan hersenvliesont
steking gestorven, 's Nachts om
twaalf uur was ik er geweest. Er
waren geen symptomen. Ik heb
het kind van top tot teen onder
zocht. 's Ochtends om zes uur
riepen de ouders me weer. Ik
ben meteen gegaan. Het kind
had al blauwe vlekken en is on
middellijk naar het ziekenhuis
gebracht. Twee weken later is
het overleden. Er valt mij niks te
verwijten, maar ik ben er zo be
roerd van geweest. Het overlij
den van een kind, dat is een van
de allerergste dingen die je kun
nen overkomen. Als ouder,
maar ook als huisarts. Wiege-
dood, dat zit me na jaren nog
dwars. Ik speel ook altijd op sa
fe. Ik kies altijd voor de patiënt.
Ook als men mijn komst eist en
ik weet dat dat onnodig is. Ik
lijd er soms zelf onder, mijn ge
zin lijdt eronder, ik word woest,
maar ik ga. Ik weet dat er colle
ga's zijn die bij lastige patiënten
denken: barst maar. Ik kan het
niet goedkeuren, maar ik kan
het me voorstellen.
Soms bellen ze 's nachts om
drie uur op met de mededeling
dat ze al een week last van hun
longen hebben. Of ze bellen on
der het mom van een hartin
farct voor een dronken huisge
noot die ik moet verslepen. In
het weekendspreekuur, onlangs
op een zondag heb ik in vier uur
52 mensen in de spreekkamer
gehad. Met klachten waarvan ik
denk: kon dat nou niet maan
dag bij je eigen dokter?"
Desolaat
„Mensen presteren het om me
dische verklaringen te vragen
voor de lange benenrij in het
vliegtuig of vooreen hotelkamer
op zon. Als ik dan al 24 uur in
touw ben, voel ik me weieens
totaal desolaat. Ik kan dan al die
ervaringen niet verwerken. Dan
ben ik bang als arts af te glijden
naar oppervlakkigheid. Dit vak
doe ik niet meer, roep ik dan te
gen mezelf. De gedachte van
sommige mensen dat ze ongeli
miteerd een beroep op je kun
nen doen, zal wel voortkomen
uit onvrede, maar er is moeilijk
mee te leven. Hoe moet ik het
volhouden om iedereen als.
mens te benaderen als ze mij
als dweil benaderen? Ik ben be
reid veel te investeren. Mijn be
trokkenheid houdt niet op als
het vijf uur is. Als mensen lijden
ben ik te betrokken. Dan kan ik
ze moeilijk loslaten. Maar soms
moet je emotioneel afstand
doen van een patiënt. Ik denk
weieens: over tien jaar lig ik in
het graf en de patiënt danst nog
vrolijk rond. Ik zou willen voe
len dat mensen een beetje be
grip hadden voor je positie als
arts. Maar mensen die dat be
grip hebben, vallen je niet on
nodig lastig. Juist de bescheiden
mensen, de mensen die wat ex
tra aandacht nodig hebben
worden de dupe van die andere
stroom."
Bosboom is auteur van het boek
Weekendleed. verhalen uit een
doodgewonehuisartsenpraktijk.
Daarin schrijft hij dat alle Ne
derlandse huisartsen samen een
uniek beeld kunnen geven van
de Nederlandse bevolking, zoals
dit door geen enkele andere be
roepsgroep kan worden verkre
gen. Welk beeld heeft hij per
soonlijk van de Nederlander?
„Die is behoorlijk materialis
tisch. Dat zou niet zo erg zijn,
als hij zich bewust was van de
welstand waarin hij leeft, en als
hij zou weten dat er meer is dan
die welstand. Maar de opper
vlakkigheid is zo groot. Als ik zie
hoe mensen verzuipen in hun
fauteuils van eikehout en niet
verder kijken dan de teevee en
de luxe. dan houd ik mijn hart
vast. Het gaat de verkeerde kant
op met de mensen. Er is heel
veel egocentrisme. Als ik aan ie
mand vraag even een recept op
te halen voor een zieke buur
vrouw. dan krijg ik vaak te ho
ren: nee hoor, dat vraag ik haar
ook niet. Dat doet ze ook niet
voor mij."
Gelukkig
„Toch ligt de leuke kant van het
beroep ook weer in het feit dat
je de kans krijgt mensen in al
lerlei omstandigheden te leren
kennen. Als ik soms nog een
beetje gelukkig ben in het be
roep. dan is dat vanwege het
besef dat ik het reilen en zeilen
van een klein stukje Nederland
ken; 2,5 duizend mensen ver
trouwen mij blindelings htm
klachten toe en met die klach
ten een scala aan vertrouwelijke
gegevens."
Na tien jaar praktijk heeft Bos
boom zijn zaak redelijk voor el
kaar. vindt hij. De echt verve
lende mensen zijn bij hem weg
gegaan. Hij kent zijn patiënten,
medisch technisch hoeft hij niet
zenuwachtig meer te zijn. aJ
vindt hij het nog steeds moeilijk
dat van hem wordt verwacht
dat hij elke ziekte in een vroeg
stadium herkent. Toch zou hij.
wetende wat hij nu weet, niet
weer huisarts worden. „Ik ben
te betrokken. Daardoor sloopt
het mij teveel. Bovendien kan ik
niet genoeg van het leven ge
nieten. Twee maanden geleden
is mijn tweede kind geboren. Ik
heb haar amper gezien. Elke
ochtend om kwart over zeven
begint mijn spreekuur en vaak
ben ik 's avonds niet voor ze
ven, acht uur thuis. Ik heb zes
jaar lang geen tijd gehad om
een boek te schrijven. Daar
komt nog bij dat ik eigenlijk niet
zo geschikt ben als ondernemer
die met een hoop papieren
rompslomp te maken krijgt. In
houdelijk vind ik het vak prach
tig. Met de mensen bezig zijn.
En verder geen gedoe."
Mensen presteren het om medische verklaringen
te vragen voor de lange benenrij in het vliegtuig