Kop dicht en luisteren! t-p Aan het eind van de vorige eeuw» leefde er in Atlanta in Amerika eeij drogist, die John S. Pemberton heette. Deze Pemberton had een boekhouder die luisterde naar de naam Frank Robinson. Beide heren' zouden waarschijnlijk totaal vergi ten zijn, als niet Pemberton de uit] vinder was geweest van de cola en Robinson de bedenker van de naam 'Coca Cola'. Nu zijn ze ook wel bij na vergeten, maar wat cola is weej iedereen. In mei 1886 kwam Robinson op hel idee het nieuwe drankje van zijn meester Coca Cola te noemen. Achteraf gezien was die naam niet zo moeilijk. Het ging namelijk j om een drank op basis van water, suiker, coca-extract en kola-extract. Maar je moet er maar op komen, en Robinsons naam wat zó goed dat die nu, meer dan honderd jaar] later, een begrip is in de hele wereld. De bladeren van de coca-plant, die vooral in Peru groeide, waren al sinds mensenheugej nis een opwekkend genotmiddel. Ze bevat ten onder andere cocaïne en men kan er aan verslaafd raken. De kolaboom is afkonv stig uit tropisch Afrika, maar werd in de ko loniale tijd ook op Java aangeplant op ca- cao-ondernemingen. Het kauwen op kola noten was een probaat middel om ver moeidheid te vergeten, wat vooral komt door de cafeïne die erin zit. Vroeger werd kolastroop wel gebruikt als geneesmiddel. De ingrediënten waren dus al lang be kend. De uitvinding van Pemberton was dfl hij ze combineerde, maar dat is vaak zo me( uitvindingen. En Frank Robertsons naam Coca Cola was ook een combinatie van be kende elementen. Het recept is nadien iets veranderd, want tegenwoordig zit er geen cocaïne meer in cola. De naam is echter ge bleven en wereldberoemd geworden. In Nederland is coca cola betrekkelijk laa populair geworden. Wanneer was dat? Wanneer duikt bij ons het woord 'cola' in de woordenboeken op? Ik bedoel 'cola' in de tegenwoordige betekenis. Rond 1900 staat er wel iets vermeld over 'colanoten di door de Westafrikaansche negers worden gekauwd en een belangrijk handelsartikel vormen vanwege hun gunstige werking op het gestel'. Maar bet duurt tot ongeveer 1975 voordat we in woordenboeken iets vinden over 'koolzuurhoudende bruine fris drank'. In 1975 pas? Het probleem is natuurlijk dat Coca Cola de naam is van een speciaal merk, en woordenboeken nemen meestal geen mer knamen op. Het woord 'cola' zal dus al tientallen jaren eerder in gebruikt geweest zijn. In elk geval komt het al voor in een to neelstuk van Ed Hoomik, 'De Zeewolf, uit 1955. Daarin vraagt een der personen op een gegeven moment: 'Kunnen we iets te drinken krijgen? Jij zeker cola?'. Blijkbaar j was cola in 1955 dus bekend, want er wordl in dat toneelstuk niet om kolanoten ge- j vraagd. Maar hoe lang was het al bekend? ij het pas na de Tweede Wereldoorlog bekenij geworden, of kende men daarvoor ook al cola? Dat weet ik niet, en ik zou de lezers dan ook graag willen uitnodigen mij vroege vindplaatsen of herinneringen te stut cola van .1955 of eerder. In Amerika spreekt men overigens meestal niet van 'cola' maar van 'coke'. De ze bijnaam van Coca Cola is beschermd wordt al sinds 1941 ook op de verpakkingeij gebruikt. Maar'cola'heeft zich in de loop der tijden los gemaakt van het oorspronkt lijke merk en is een algemeen woord gew< den voor een bepaald soort drank. Dankzij] de Pepsi-proef weten we dat er minstens nog een ander merk cola bestaat. Of Pemberton rijk geworden is van zijn uitvinding, weet ik ook niet. Het zou best kunnen. Maar Robertson is vast en zeker niet rijk geworden met die geniaal gekozen naam 'Coca Cola'. Bedenkers van een fris-1 drank worden namelijk wel eens miljonair maar bedenkers van een woord komen in het gunstigste geval alleen maar in een en cyclopedie. Meestal met de vermelding: 'arm gestorven'. Een 'groeikernkind' metmountain-bike, gettoblaster en merk kleding. Gewoon ver wende ettertjes, of kinderen die al hun zekerheden kwijt zijn? FOTO UTRECHTS NIEUWSBLAD MARC VAN DER KORT Ettertjes van kinderen moeten er wonen in de talloze.stadjes die in Nederland uit de grond zijn gestampt om de immer groeiende bevolking aan onderdak te helpen. 'Groeikernen' heten die plekken, en het schijnt er leuk wonen te zijn voor vooral jonge gezinnen. Daarom krioelt het er dus ook van de kinderen op de idyllische woonerven, waar ze vrij kunnen spelen en de auto's stapvoets moeten rijden. Maar lang niet altijd worden die kinderen dus zo leuk als door hun omgeving bedoeld is. Ligt dat aan de kinde ren, aan de ouders of aan de omgeving? De opvoedingsproblemen van ouders van nu De vuilniswagen zorgt deze woensdagochtend voor enig ka baal en wat sociale contacten tussen een paar jonge moeders, die de vuil bak weer achter zich aan slepen en tegen de schuur zetten. Natuurlijk is het puur toeval dat een jochie van vier turven hoog heel hard 'kutwijf roept tegen zijn moeder, die met hem tot een democratisch verge- lijk wenst te komen over het al of niet aantrekken van zijn jas. Maar aan dat soort gezeik schijnt het jong geen boodschap te heb ben. En zo te zien al heel lang niet meer. Hij loopt weg en zijn moeder kijkt hem bijna verte derd glimlachend na. 't Is wat met zo n kereltje van acht. Het is allemaal toevallig na tuurlijk. hier in de Utrechtse groeikern Houten, waar nogal wat opschudding ontstond toen de Regionale Schoolbegelei dingsdienst meldde dat het met de agressiviteit van de school jeugd in de groeikernen de spui gaten uitloopt: driftaanvallen, schelden. slaan, schoppen, brutaliteit tegenover ouders en leerkrachten, absoluut geen grenzen meer kennen. Emotio nele pjpblemen en gedragsstoor nissen onder de schooljeugd ne men een zodanige omvang aan dat de hulpverleningsinstellingen in de regio de noodkreet slaakten dat ze de vraag van de ouders om bijstand al lang niet meer aankunnen. Maar hoezo in groeikernen? Wat heeft een 'kutwijf nou met een groeikern te maken? Het antwoord is natuurlijk zo simpel als maar kan zijn: Niets. Dat er in dergelijke dor pen bijna alleen gezinnen met kinderen wo nen is er de oorzaak van dat er nu een con centratie van opvoedingsproblemen in groei kernen aan het licht komt. Je zou zelfs kun nen zeggen dat Houten en al die andere nieuwbouwplekken eindelijk het stadium gaan bereiken van een volwassen gemeen schap, met alle normale problemen die elke samenleving in zich bergt. De begrafenison dernemer in Houten is net failliet gegaan, omdat er te weinig wordt doodgegaan, maar het is een kwestie van een aantal jaren of er zit ook hier weer brood in de doodgraverij. Het zou een boude bewering zijn dat deze woonomgevingen een, negatieve invloed hebben op het gedrag van de schoolgaande jeugd. Misschien is het tegendeel wel eerder waar. Dat is na een rondgang langs een peda gogisch adviesbureau, een Riagg, een GGD, een Boddaertcentrum, een kinderpsychologe en een leerkracht in het basisonderwijs vol strekt duidelijk. Veiligheid Kinderen willen van minuut tot minuut we ten waar ze aan toe zijn. Vroeger werd die veiligheid ze een stuk duidelijker gebracht, soms met de vlakke hand. Een hengst voor je kop kon je krijgen als je niet wilde luisteren. Maar dergelijke autoritaire opvoedingen, waarbij de schijnbare winst steeds bij de ou ders terecht kwam, hebben angstige en on zelfstandige kinderen opgeleverd, die vervol gens de trauma's bij de psycholoog moesten wegwerken en zich voornamen het zelf eens helemaal anders te doen. De tegenbeweging .die >n de jaren zestig en zeventig op gang is gekomen, heeft de laatste tien jaar ouders opgeleverd die hun kinderen zogenaamd anti-autoritair opvoeden. Waar bij het kind-het pleit steeds wint, maar pa en ma langzamerhand chronische hoofdpijn ontwikkelen. Waarmee zij op hun beurt het hulpverleningscircuit in moeten. Kortom: Het is ook nooit goed of het deugt niet. Ja, de kinderen van nu zijn een stuk mondiger geworden, maar er wordt ze in veel gevallen ook geen enkele structuur, duidelijk heid en veiligheid meer geboden. De tijd dat een kind blindelings vertrouwde op zijn ou ders, die voor hem de indruk wekten het alle maal feilloos te weten en die op die manier zijn angsten hielpen overwinnen, is in een flink aantal gezinnen allang voorbij. Ze hebben nu ouders die met z'n tweeën bezig zijn aan een carrière, nadat ze een be hoorlijke opleiding hebben gehad. Die een te duur huis kochten, geldzorgen hebben en hun eigen onzekerheden en machteloosheid voor de open haard tentoon spreiden. Vaak ook hebben ze ouders die gescheiden zijn. Of ze hebben ouders die helemaal niks gewend zijn en eigenlijk helemaal niet volwassen wil len worden. Die deze 'jeugdigheidscultus' in gedrag en kleding duidelijk tot uiting bren gen, doodsbang om ouder te worden of in elk geval te lijken. En die dan toch zelf kinderen krijgen en moeten opvoeden. Of ze hebben ouders die 'zelfontplooiing' hoog in het vaandel hebben staan, de kinde ren niet meer op de eerste plaats zetten. Het ideaalbeeld dat ze hadden van hun kinderen, toen ze die welbewust planden, is weg. De te leurstelling dat juist hun kinderen vaak niet die 'prijsstiertjes' blijken te zijn waarvoor ze ben hielden, dat ze niet aan de verwachtin gen voldoen en dat ze de investeringen die er in zijn gestoken niet terugzien, is soms voor die kinderen zelf voelbaar. Hun ouders zijn er achter dat het opvoeden van kinderen niet zo idyllisch is en dat die roze brij maar eens af moet. Maar wat dan? Voor veel kinderen is de geborgenheid bij de ouders een stuk minder geworden. En de buitenwereld levert ze, zo zien ze in het TV- journaal, ook niet echt die veiligheid die ze verlangen. Ze zien bij wijze van spreken het huis in brand staan, terwijl hun moeder steeds maar 'zeurt' dat ze hun tanden moeten poetsen na het eten. Kinderen krijgen het gevoel het allemaal zelf te moeten uitzoeken, zo hoor je bijna bij alle instanties ën des kundigen die je er over aan spreekt. Alleen weten ze uiter aard niet hoe. Ettertjes Op woonerven en scholen in groeikernen loopt toevallig een flink aantal van deze kinderen rond. En een aantal daarvan zijn echte ettertjes, die andere kinde ren treiteren, die de onderwijzer het bloed onder de nagels van daan halen, die 'kutwijf roepen als ze van hun moeder 'een voor stel' krijgen voorgelegd dat ze niet zint. Produkten van een op voeding zonder structuur en dui delijkheid, van de vrijheid-blij heid cultuur die hun ouders twintig jaar geleden als een wel daad hebben ervaren. Die ten lange leste samen met hun ou ders terecht komen bij opvoedkundige bu reaus, Riagg's, kinderpsychologen of pedago gische adviesbureaus. Waar hun ouders als nog Ieren hoe ze hen moeten grootbrengen en in de gaten krijgen dat het begrip 'discipli ne' echt niet zo vies is als het woord klinkt. Marjam Djajadiningrat is klinisch pedago ge. Ze drijft samen met Susanne Mooren een pedagogisch adviesbureau aan in Houten. Inderdaad, aan een woonerf met veel kinde ren. Anne-Marie Bakker is kinderpsychologe in de Utrechtse nieuwbouwwijk Lunetten. Beiden maken in feite dezelfde analyse van wat er mis is met een deel van de school gaande jeugd als hierboven in een notedop beschreven. Beiden hebben echter ook be hoefte aan enige nuancering. „De nadruk op agressie van de kinderen, zoals die de laatste weken in de kranten wordt gelegd, is volgens mij zeer sterk over dreven", zegt Marjam Djajadiningrat. „En dat dit iets met Houten te maken zou hebben is bovendien flauwekul. Zeker, kinderen heb- .ben veel meer dan vroeger sociaal-emotione le problemen en agressie valt daarbij het meest op. Maar er is natuurlijk veel meer. Kinderen zijn angstig, ze trekken zich vaak terug, ze krijgen driftbuien waar niemand iets van snapt, ze zijn ongehoorzaam, brutaal, ze lijden aan psycho somatische klachten als buik- en hoofdpijn, ze hebben leerproblemen en ze worden gepest." Pim van der Toorn en Lia Kok, respectieve lijk directeur en behandelingscoördinator van de drie Boddaert-huizen in Utrecht, ken nen de therapeutische moeder uit de groei kern wel. De moeder die haar wil niet wenst op te dringen aan het kind. omdat anders het tere zieltje wordt beschadigd. „Maar die krij gen wij hier niet binnen. Over het algemeen zijn die ouders nog enigszins communicatief vaardig. Wij zien hier ouders binnenkomen die juist weinig pedagogische kwaliteiten hebben en die zich langzaamaan geen raad meer weten met hun kinderen. Omdat ze niet meer kunnen volstaan met: Kop dicht en luisteren, doen wat we zeggen!" Van ouders worden vaardigheden ge vraagd die ze gewoon nooit hebben geleerd. Ze moeten zeggen wat ze willen, wat ze voe len en vinden. Pim: „En uit onmacht gaan ze dan vaak schelden en meppen. Hier komen vaak ouders binnen die iri eerste instantie zeggen dat ze het niet hebben getroffen met hun kroost. Die niet in de gaten hebben dat ze de leiding uit handen hebben gegeven eri dat zoonlief daarom de schrik van de buurt is geworden. Maar zoonlief heeft gewoon geen greintje zelfvertrouwen meer en dat is het ergste wat een kind kan overkomen." Alarm Een dorp als Houten is zó snel gegroeid dat de hulpverleningsinstanties het niet hebben kunnen bijhouden. En die slaan nu alarm, omdat de wachtlijsten zo lang zijn geworden. „Voor problemen die natuurlijk allang be staan en die overal in het land voorkomen", merkt pedagoge Marjam Djajadiningrat daarbij op. „De omgeving kan nog zo ideaal of nog zo slecht zijn, als de ouders het gezag niet kunnen handhaven, houdt alles op. Wat je echter wel een typisch groeikern-probleem kunt noemen, is het gebrek aan sociale con trole." Kinderpsychologe Anne-Marie Bakken „Niemand kan jou vertellen hoe het is om een kind op te moeten voeden. Je kunt een abonnement op 'Ouders van Nu' nemen, op het blad 'Kinderen', je kunt naar Avro's Ser vicesalon kijken of naar de 'Ojevaarsjo', maar alles wat je daarin wordt verteld is weer in te genspraak met het vorige. Als je als vader of moeder al die tips in de praktijk zou brengen, dan heb je binnen de kortste keren een neu root van een kind." Marjam: „Vroeger had je ooms, tantes, oma's en opa's in de buurt wonen om eens langs te lopen voor een ervaren mening. Maar in groeikernen wonen die plotseling niet meer op de hoek. Die belangrijke steun en die controle is weggevallen. Naar de buren loop je niet zo snel, want je hebt een gezicht op te houden. We leven tenslotte in een maatschappij die erg individueel gericht is." Over hoeveel probleem-kinderen hebben we het eigenlijk? Wil Hilgersom, hoofd van de afdeling jeugd van de GG en GD in groeikern Nieuwegein haalt een recent onderzoek aan. Dat spreekt over zeven procent van alle kin deren in Nederland die ernstige psychische stoornissen hebben. Een onderzoek onder ook de wat oudere scholieren moet aantonen dat in totaal twintig procent psycho-sociale problemen of pedagogische problemen heeft. „Tachtig procent van de schoolgaande jeugd heeft dus géén problemen. Maar dat neemt niet weg dat één op vijf behoorlijk hoog is. En de toename in de afgelopen jaren is inderdaad opvallend. Deden we hier vroe ger aan jeugdgezondheidszorg, tegenwoordig houden we ons voor een zeer belangrijk deel van ons werk bezig met de psycho-sociale problemen van kinderen. Ouders komen hier met kinderen die druk zijn. ongeconcen treerd, onhandelbaar en stuurloos. Ze willen niet naar school, willen niet naar bed, kun nen niet slapen, worden maar niet zindelijk. De wachtlijsten van de Riaggs, de kinderpsy chiatrische afdeling van het ziekenhuis en de wachtlijsten van de Medische Kinderdagver blijven zijn de laatste jaren zo enorm gewor den dat je met alle goede wil van de wereld niet meer kunt verbloemen dat er sprake is van een hausse." Hilgersom bevestigt alle voorgaande stel lingen over de opvoeding. Grenzen worden niet meer aangegeven, ouders zijn zelf vaak nog onvolwassen, waarden en normen in de samenleving zijn zoek en worden ook niet door pa en moe aangegeven, de samenleving is complexer dan ooit tevoren, aan kinderen worden soms absurde eisen gesteld, er ko men steeds meer één-ouder gezinnen en kin deren moeten vaak maar zorgen dat ze met alle scheidingsellende leren omgaan. „De vrije tijd van kinderen gaat tegenwoor dig op aan de TV en de spelcomputer. Aan sporten in verenigingsverband doen veel kin deren niet meer, en juist daar krijg je door zettingsvermogen, leer je solidair te zijn met je ploeg, met verwachtingen van anderen om te gaan. Nee, ouders geven hun kinderen blijkbaar liever absurd dure cadeaus als spel computers. Ze hoeven er zelf niks voor te doen, aan al hun materiële behoeften wordt vaak klakkeloos voldaan. Zo krijg je dus een groep kinderen die zeer op zichzelf is gericht, op het egoïstische af. Kinderen met een een zijdige belangstelling, die later klachten krij gen, omdat ze contactgestoord zijn gewor den", zegt Hilgersom. Netwerk In Nieuwegein bestaat sinds kort een 'net werk leerlingbegeleiding' van de GG en GD, de Riagg, de politie en het onderwijs. Die or ganisatie moet de problemen die kinderen hebben al in een vroeg stadium op school signaleren. „Zodat je vlot kunt ingrijpen en hele korte en zinnige hulp kunt bieden. In een plaats als Nieuwegein zijn gewoon lichte en laagdrempelige hulpinstellingen nodig, die snel en eenvoudig op de pedagogische onzekerheden van de ouders kunnen in springen. We hebben hier ook 'oudercursus sen' en die werken bijzonder preventief in het voorkomen van allerlei narigheid. Nu is het nog veel te vaak zo dat een situatie al to taal uit de hand is gelopen voordat wij er eens bij worden gehaald." Hilgersom maakt het soms mee dat kinde ren van nog geen tien elke dag met een sleu tel om de nek lopen om na school het lege huis binnen te komen. Waar ze zich maar een paar uurtjes alleen moeten redden. Als de ouders eindelijk thuis zijn, moeten die snel weer allerlei andere activiteiten ont plooien en is er ook in de.yroege avonduren nauwelijks aandacht voor het kind. „Leuk hoor, die zelfontplooiing, maar je hebt die kinderen toch bewust gepland? Tref ér dan ook de juiste voorzieningen voor of ga part time werken." Lia Kok van het Utrechtse Boddaertcen trum: „O, dergelijke kinderen redden zich zo genaamd best hoor. En 's ochtends, als geen van beide ouders het bed uitkomt, zetten kinderen hun eigen kopje thee en gaan ze naar school. Maar je laat ze wel zien dat je zelf niet eens wat discipline hebt en waarom zouden zij die dan wel moeten opbrengen?" ZATERDAG JULI 19» f

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 30