De hordenloop naar een leuk baantje Mensachtig ZATERDAG 10 JULI 1993 Steeds minder kans op baan schoolverlater door recessie What's next, roept liet arbeidsbureau schoolver laters vanaf posters en.in advertenties toe. Na de school, het werk. Een sprong in het Ongewisse voorde 220.000jongeren die jaarlijks een einde maken aan hun dage lijks verblijf in de school klas. Schoolverlaters met of zonder diploma op zoek naar een baantje. Via advertenties, het ar beidsbureau, 'het net werk', het leerlingenstel sel of uitzendbureau. Om terecht te komen in het wonderland van loon- strookjes, overwerk, ba zen en loopbaanbegelei ding. Als je tenminste ge luk hebt, de goede oplei ding hebt gevolgd of over de juiste contacten be schikt. Anders wacht de harde wereld van werk ervaring, jeugdwerkloos heid en sollicitatieclubs. ANS BOUWMANS Tl en leuk baantje wrilde ze. Licht ad- ministratief werk. Dat moest kun- nen met een LEAO-diploma op zak en een extra verdiepingsjaar achter de rug. Maar na anderhalf jaar jeugdwerkgaran tieplan (JWG) en honderd sollicitatiebrieven weet ze het ook niet meer.^Negentien jaar is ze, Marielle. Op het buurthuis en bij de uni versiteit waar ze via het JWG werkte, kreeg ze best wel complimenten en was men ver baasd dat zij niet aan de slag kon komen. Haar klasgenoten zijn veelal in het bedrijfsle ven terechtgekomen. Vaak via, via. Haar toekomst? „Er moet wat gebeuren, maar wat?", zegt ze..De MEAO is te hoog ge grepen en om door te stromen naar het leer lingwezen, heeft ze een werkgever nodig die haar vier dagen per week als leerling in dienst wil nemen. Die zijn moeilijk te vinden in de administratie. Het arbeidsbureau heeft haar doorgestuurd naar de 'Sollicitatieclub'. Zo houdt Marielle de moed er in, maar een werkgever heeft zich nog niet aangediend. Na de zomer gaat ze het maar weer eens over een andere boeg gooien, misschien levert het uitzendbureau wat op. „Proberen meer geld te verdienen." Schoolverlaters willen een leuke baan en een goed salaris. Een baan van hoogwaardige kwaliteit bij voorkeur, alhoewel een vast in komen en gegarandeerd werk ook belangrijk zijn. De helft probeert met hulp van het ar beidsbureau aan de slag te komen. Een vijfde komt via een leer-arbeidsovereenkomst (be- drijfsscholen, leerlirigenstelsel) aan het werk. De resterende dertig procent heeft al een baan gevonden, probeert het op een andere manier, via uitzendwerk bijvoorbeeld of blijft werkloos. Werkloosheid Volgens gegevens van dè Arbeidsvoorziening bedroeg het werkloosheidspercentage onder schoolverlaters de afgelopen drie jaar 15 pro cent. Zo'n 33.000 schoolverlaters vinden jaar lijks geen werk en dat worden er nog meer. Door de economische recessie zal de werk loosheid onder schoolverlaters oplopen tot bijna 40.000, verwacht M. J. A. Braspenning, hoofd van de sector scholing en interme diaire voorzieningen van de Arbeids Voorzie ning. „De praktijk wijst uit dat jeugdigen ge woon meedraaien in het systeem van werk en werkloosheid." Schoolverlaters zijn een gemêleerd gezel schap, van drop-outs tot universitair ge schoolden. De groep 'voortijdig schoolverla ters' - zo heten ze in het jargon - is groot. Vier op elke tien schoolverlaters verlaten het dagonderwijs voor ze over een 'primaire startkwalificatie' beschikken. „Dat is de basis die iedereen wordt geacht nodig te hebben om weerbaar te zijn, om zich te kunnen red den". legt B. Hövels, onderzoeker van het In stituut voor Toegepaste Sociale Wetenschap pen, uit. Ondanks haar LEAO-diploma, behoort ook Marielle tot de groep voortijdig schoolverla ters. Er zijn vier categorieën: degenen onder het barre minimum (alleen basisonderwijs of speciaal onderwijs), de traditionele dropouts (wel voortgezet onderwijs maar geen diplo ma), degenen die net als Marielle LBO of MAVO als eindonderwijs hebben (43 procent van de voortijdig schoolverlaters), en tot slot de HAVO/VWO-gediplomeerden en MBO- uitvallers (35 procent van de voortijdige schoolverlaters). Nadelen Een afgeronde beroepsopleiding is geen ga rantie voor een succesrijke overgang naar de arbeidsmarkt, erkent Hövels, maar zonder heb je te maken met een aantal nadelen. „Voortijdig schoolverlaters hebben over het algemeen minder kans op een baan en hun positie is minder stabiel. Ze vallen gemakke lijk terug in werkloosheid." Een ander nadeel is de geringere loopbaanmogelijkheid. „Ze missen de basis om zich verder te kunnen ontwikkelen in hun arbeidsloopbaan." Hö vels vindt het overigens niet slim van werkge vers om weinig te investeren in lager ge schoold personeel. De nadelen van een te vroege overstap naar de arbeidsmarkt hoeven niet doorslag gevend te zijn. Gediplomeerden van LBO en MAVO stromen vaak door naar het leerling wezen, en bereiken zo hun 'primaire start kwalificatie'. Vooral in sectoren waar vaklie den worden gevraagd, is daarmee een sterke positfe te verwerven. Wie alleen een HAVO- of VWO-dploma heeft, doet het ook vaak niet zo slecht. Vooral HAVO-meisjes blijken het buiten het reguliere onderwijs (via bedrijfs- of bedrijfstakopleidingen) goed te redden. Ondanks hun zwakke positie op de arbeids markt zal er voor ongeschoolden wel altijd emplooi blijven, meent Hövels. Er worden door werkgevers wel vaak steeds hogere eisen gesteld. Niemand kijkt er nog van op als een winkelbedrijf een HAVO-di- ploma nodig vindt voor zijn kassières. Hövels signaleert bij werkgevers de behoefte aan jongeren met 'iets van arbeidsdiscipline', hanteerbare jongeren die zich willen voegen naar de ondernemingsnormen. „Daarom wordt daar nogal eens gebruik gemaakt van bekenden, krijgt iemand eerst tijdelijk werk, of wordt een diploma geëist. Want een diploma betekent dat iemand in staat is geweest een opleiding af te maken. In staat is door te drukken, om met zelfdiscipli ne iets af te maken. Het is een waarborg dat de werkgever iemand in huis haalt met een zekere discipline." Werkgevers hebben bovendien de neiging om zo hoog mogelijk te mikken. „Mits het maar niks extra's kost. En zo halen ze poten tieel in huis dat voor hen van belang kan zijn voor de toekomst, voor eventueel hogere functies", aldus Hövels. De diploma-inflatie wordt in de hand gewerkt door de steeds ho ger wordende opleidingsgraad van school verlaters. Jongeren blijven langer op school, maar verkrijgen daarmee niet automatisch een betere startpositie op de arbeidsmarkt, concludeert Braspenning. Richting Want nog belangrijker dan het niveau van de opleiding is de richting waarin de schoolver later zich heeft bekwaamd, aldus Braspen ning. Hoe goed sluit de opleiding aan op de behoefte van de arbeidsmarkt? Goed bemid delbaar zijn schoolverlaters met vooral tech nische MBO of LBO-diploma's. Braspenning: „Met LBO of MAVO in combinatie met het leerlingwezen heb je een beter uitgangspunt dan met VWO." Eigenlijk hebben alle schoolverlaters met een technische opleiding, ongeacht het ni veau, een sterke positie op de arbeidsmarkt. Ook economische en administratieve oplei dingen op HBO/WO-niveau zorgen voor een goede start op de arbeidsmarkt, net als para medische opleidingen op MBO, HBO of WO- niveau. Diploma's die moeilijk tot iets leiden zijn MBO op sociaal-cultureel vlak. LEAO, LHNO, kunst- en letterenstudies op HBO en WO-niveau, sociologie en psychologie op WO-niveau, aldus Braspenning. Hövels sig naleert dat MBO'ers het gemakkelijkst toe gang krijgen tot de arbeidsmarkt. „Zij doen het beter dan welke andere öpleidingscatego- rie dan ook. Dus ook beter dan acadèmisch opgeleiden of HBO'ers." De meest kansrijke bedrijfstakken om aan werk te komen zijn de horeca, de (detail)han- del, de haven, telecommunicatie en trans port. De werkgelegenheid neemt af in de bouw, industrie, landbouw en bij de over heid. Persoonlijk Geslacht, huidskleur, persoonlijkheid en ach tergrond zijn van belang bij het vinden van werk. Kun je handig met mensen omgaan, praat je gemakkelijk, ken je mensen die rele vant zijn om je aan een baantje te helpen. Dat is zowel belangrijk om aan een baan te komen als in het werk zelf. „Naarmate ar beidsorganisaties de afgelopen tien jaar flexi beler zijn geworden, zijn klantgerichtheid en communicatief vermogen belangrijker ge worden". zegt Hövels. Amarilles is 23 jaar. Vorig jaar rondde ze de verkorte MBO-opleiding tot applicatiepro grammeur af. Sinds september probeert ze de overgang van school naar arbeidsmarkt te maken. Na heel wat teleurstellingen, heeft ze nu zicht op een baan. Niet in de automatise ring, die markt ligt op zijn gat, maar als bij standsmedewerkster. Van haar studiegeno ten zijn er een paar programmeur geworden, enkele zijn nog steeds werkloos, eentje is se cretaresse geworden en een ander werkt bij zijn vader in de slagerij. Amarilles is zwart en vrouw. Zelf zit ze daar niet mee, maar als je de onderzoeken mag geloven is dat wel van invloed op haar zoek tocht naar werk. Hövels: „Aangetoond is in middels dat geslacht en etnische afkomst - ongeacht opleidingsniveau - een rol spelen bij kans op baan." Braspenning: „Mannen zijn beter bemiddelbaar dan vrouwen, maar het verschil wordt minder. De zoekduur van een allochtoon is drie keer zo lang en de werkloosheid onder allochtonen is drie keer zo groot als onder autochtonen." Drop-out Astrid is zeventien. Ze stopte in maart met haar vwo-studie. Ze had problemen met haar ouders en haar vriend. Haar vader gedroeg zich als een tiran; de vriend, met wie ze sa menwoonde, ging er met een ander vandoor. Nooit meer naar school, dacht ze toen. Een baantje was zo gevonden. Ze reageerde op een advertentie en kon meteen aan de slag als serveerster. Na de zomer is ze echter al weer ex-schoolverlater. Ze is van gedachten veranderd. „Ik kan toch niet mijn hele leven in de bediening blijven." Serveren is leuk, maar de toekomst had ze zich toch wel even anders voorgesteld. Ze wil iets creatiefs doen, kleding ontwerpen of zo. En dus begint ze na de zomer weer aan VWO-5. Dit keer bij een educatief centrum, zodat ze tussen volwassenen zit in plaats van pubers. Want na al die problemen voelt ze zich op een gewone school niet meer op haar plaats. Jongeren die voor het -eindexamen van school af willen, doen dat meestal na een probleemrijke schoolloopbaan. En die pro blemen ontstaan veelal in het ouderlijk Marielle schrijft bij de sollicitatie club in Leiden haar zoveelste solli citatiebrief. FOTO JAN HOLVAST milieu: door etniciteit, sociale klasse of een gebroken gezin. Maar ook de aantrekkelijk heid van de school speelt een rol. Jongeren met een moeilijke schoolcarrière zijn gemak kelijk door bedrijven uit het onderwijssys teem te trekken. De leerbereidheid is laag en het betaald werk lonkt. Uitval Van de 220.000 schoolverlaters, komen er zoals gezegd 88.000 zonder 'diploma' op de arbeidsmarkt. Voor overheid en onderzoe kers is deze groep voortijdig schoolverlaters het interessants. De overheid, in dit geval het ministerie vqn onderwijs en wetenschappen, probeert het aantal voortijdig schoolverlaters terug te dringen, onder meer door regionale meld- en coördinatiepunten. Daar moeten deze schoolverlaters worden aangemeld, en moet een weg worden gezocht om hen toch een 'goed voorbereide start' te bezorgen. Drop-outs die het onderwijs zat zijn en zelf geen werk weten te vinden, worden door het arbeidsbureau vaak via een tussenschakel op het traject van het leerlingwezen gezet. De Arbeidsvoorziening stimuleert dit, omdat de jongeren zo toch aan die 'primaire startkwa lificatie' kunnen komen en omdat het leer lingwezen goed aansluit op de arbeidsmarkt. Het leerlingwezen is heel divers. Er zijn 30 stelsels voor 400 soorten beroepen. De uitval in het leerlingwezen is echter hoog, 50 procent. Dat komt volgens Hövels. doordat de arbeidsmarkt een grote aantrek kingskracht uitoefent, de school niet goed is afgestemd op de praktijk, het praktijkdeel on voldoende is of leerlingen een verkeerd beeld hebben van de sector. Bovendien komen - juist door het beleid van de Arbeidsvoorzie ning - de moeilijkere groepen in toenemende mate terecht in het leerlingwezen. Probleem van het leerlingwezen is bovendien dat het sterk afhangt van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Naarmate de economie inzakt, gaat het slechter met de opname van leerlin gen. Arbeidsbureau Voor wie niet weet wat hij wil - en dat komt redelijk vaak voor zegt Willeke Lecanne dit Deprez van het arbeidsbureau in Leiden - is er een speciaal trainingsprogramma. Hé, jij daar, heet het project in Leiden, dat jongeren bijstaat in hun beroepskeuze. Wie zijn sollici taties al een half jaar ziet mislukken, kan in alle grote en middelgrote steden terecht bij 'Sollicitatieclubs'. Daar ligt alles klaar om het solliciteren eenvoudig te maken: kranten, PC's, postzegels, telefoon. Bovendien onder steunen de jongeren in een club elkaar. „De jongeren die hier komen, gaan er keihard te genaan", zegt Judith Driece, van de Sollicita tieclub in Leiden. Zeventig procent lukt het binnen drie maanden een baan te vinden. Als het 't arbeidsbureau niet lukt jongeren binnen een half jaar aan het werk te helpen, resteert voor de schoolverlaters tot 21 jaar het jeugdwerkgarantieplan (JWG). Bij Willeke Lecanne dit Deprez komen voor het JWG vooral jongeren binnen met een afgebroken beroepsopleiding. De bedoeling van het JWG is jongeren aan werkervaring te helpen om zo hun kansen op de arbeidsmarkt te verbe teren. Het aantal plaatsen is echter beperkt en het wordt volgens Willeke moeilijk alle jongeren te plaatsen, vooral als straks de leef tijdsgrens wordt opgeschroefd. En wat moet iemand na de JWG? Wie de schoolklas gaat inruilen voor'een loopbaan, hoeft soms maar een enkele horde te nemen om het werk van zijn dromen te vinden. Heel wat vaker ligt het pad echter be zaaid met gemiste kansen, teleurstellingen en onmogelijkheden. Marielle heeft de finish nog niet bereikt, maar is niet ontmoedigd. Amarilles heeft bewust haar koers verlegd. En Astrid. die is op haar schreden teruggekeerd. Terug naar de klas, voor een betere startposi- Konijnen zijn niet erg intelligent. Het kost bijvoorbeeld de grootste moeite om ze de tafel van tien te le ren, wat toch een van de makkelijk ste is. Dat komt niet alleen doordat ze niet kunnen praten, want met een telraampje lukt het evenmin. Het komt ook 'gewoon' doordat zo iets boven hun pet gaat. Maar stel nu want je mag niet generalise ren stel nu dat er eens een héél slim konijn bestond, een konijn met een wiskundeknobbel. En stel dat we dat konijn met eindeloos oefe nen zo ver konden brengen dat het op een telraam keurig de tafel van tien ging uitbeelden. Eerste rij tien, tweede rij twintig, derde rij derjig, laatste rij honderd. Misschien be staan er zulke knappe konijnen aan wie je dat zou kunnen leren. Maar het is heel zeker dat zo'n knap ko nijn het dan niet kan uitleggen aan zijn kinderen. De volgende generatie konijnen is weer net zo onhandig als alle vorige. Want ook al zouden ze dezelfde aanleg hebben, pa en moe kunnen het niet aan hen uitleg gen. Er bestaan beslist knappe honden, aan wie je heel wat Ieren kunt. Blindengeleide honden bijvoorbeeld, of circushonden. Die kunnen soms verbazend veel. al weet ik niet of de tafel van tien wel eens lukt. Ook som mige soorten apen kunnen veel leren. Maar hun kinderen moet je alles weer opnieuw gaan leren: ze krijgen het niet uitgelegd door hun ontwikkelde ouders. Daardoor komt de familie uiteindelijk geen stap voor uit. Wat je een dier ook leert, bij de volgen de generatie is het weer weg. Dit is een waarheid als een koe. En ook dat het bij mensen anders werkt. De mens heid leert steeds bij. Wat de vorige generatie heeft uitgevonden, wordt aan de volgende generatie doorgegeven. Misschien niet ge noeg, maar wel heel veel. Dat de mens zo veel kan en weet, is niet doordat hij het alle maal zelfheeft uitgevonden en bedacht; hel meeste van wat we weten en kunnen is er fenis van vorige generaties. Zonder geschiedenis en taal zouden u en ik nooit tot de tafel van tien gekomen zijn. Dat wordt tegenwoordig nogal eens uit het oog verloren, bijvoorbeeld door dege nen die geschiedenisonderwijs onbelangrijk noemen (zie de basisvorming) of door de genen die denken dat taalkunde een luxe vak is omdat het geen geld oplevert (zie de zer dagen de Universiteit van Amsterdam). Maar waar ik het over hebben wilde, dat is die vondst op Java van een schedel van 1,4 miljoen jaar oud. Vorige week stond er in alle kranten iets over. Terecht spreekt men van 'mensachtigen'. Niet alleen omdat ze er zo mensachtig uitzagen, maar vooral omdat die wezens stenen werktuigen ge bruikten en vuur konden maken. I let men selijke zit 'm hierin, dat zij deze vaardighe den kennelijk al van generatie op generatie konden doorgeven. Zodat je mag vermoe den dat ze een of andere taal hadden. Het probleem is alleen dal ze heel zeker nog niet hebben kunnen spreken zoals wij: het strottehoofd en de stembanden met een vorm die menselijke spraak kunnen voort brengen, zijn hooguit 40.000 a 100.000 jaar oud. Hoe kan dat? De Javamensen van 1,4 mil joen jaar geleden hadden enerzijds genoeg hersens, en ze zullen vermoedelijk een of andere taaf gehad hebben, maar konden anderzijds niet spreken? Onoplosbaar is dit probleem niet. Hel zou namelijk kunnen zijn dat onze Java mensen wel taal kenden, maar een ander soort taal dan wij gewend zijn. Bijvoorbeeld met houdingen of gebaren. Door de studie van gebarentaal bij doven weten we tegen woordig dat gebarentalen helemaal niet hoeven onder te dóen voor gesproken talen. Het zou dus wel eens kunnen zijn dat ge sproken talen veel jonger zijn dan taal in het algemeen. Als da s theo r het taal (2 miljoen, 3 miljoen jaar geleden?) grondig herzien. Het idee dat er aan gespro ken taal een lange voorgeschiedenis vooraf gegaan is van gebarentaal, wordt serieus overwogen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 31