'Wil er nog iemand kaviaar?' De prijs voor een gelukkig gezinsleven Extra g WOENSDAG 30 JUNI 1993 REDACTIE FRANS VISSER PELANPABA JOHN CARLIN THE INDEPENDENT Als je een familie wilt kopen, is het verstan dig eerst even na te gaan of alle familiele den wel willen worden gekocht. Maar als mensen een lucratieve transactie ruiken, gaat dit principe wel eens overboord. Ik spreek uit ervaring. Onlangs reed ik naar Pelandaba, een gehucht in het zwarte thuis land Transkei. Ik werd vergezeld van Fis man en De Villiers. De 26-jarige Fisman is de jongere broer van mijn huishoudster Henrietta. Tot voor drie maanden had hij met zijn vrouw Rosie en zijn 4-jarige doch ter Cornelia op mijn erf gewoond. Met Kerstmis ging Rosie met Cornelia naar het huis van haar ouders in Pelandaba. Ze kwam niet meer terug. Half januari verna men we dat ze het wel had gezien met Fis man. Dus reden we naar Transkei om te kij ken of we tot een verzoening konden ko men. De Villiers, de 'ex' van Henrietta, was zo aardig om mee te komen. Hij is zeer erva ren in stamaangelegenheden en kent Ro- sie's familie goed. Toen Fisman de eerste met Rosie aanging - hij moest 800 rand schadeloosstelling betalen omdat hij haar had ontmaagd - was De Villiers aanwezig en zette als getuige zijn handtekening on der het contract. Vóór de huwelijksvoltrek king betaalde Fisman nog eens 1.200 rand bruidsgeld. Toen we om vijf uur 's middags op weg gin gen, hadden we goede moed. Eerder die week had Fisman een toverdokter geraad pleegd die hem had gezegd dat succes ver zekerd was. Het afgelopen jaar had ik Cornelia op mijn kosten naar een nieuwe multiraciale kleu terschool in de buurt laten gaan. De Villiers beschouwde dit als onze grootste troef, wat mij de nodige zorgen baarde, aangezien het leek alsof het huwelijksgeluk van Rosie en Fisman afhankelijk was van mijn Financiële bijdrage. Ik voelde me een buitenstaander in Zuid-Afrika en besloot me afzijdig te houden van de discussie. We kwamen zaterdag om kwart over twee 's nachts bij Rosie aan. Ik vroeg me af of het slim was om op dit uur van de nacht nog met de deur in huis te vallen, maar De Vil liers aarzelde geen moment. „We maken ze wakker en gaan niet slapen voordat de zaak is opgelost." Rond twaalf uur 's middags de volgende dag kwamen we, zoals afgesproken, weer bij elkaar in een dorp in de buurt van Pe landaba. De Villiers legde uit wat er was ge beurd. „Het probleem is dat Fisman Rosie slaat. Daarom is ze weggelopen. Het is waar. Hij ontkent het niet." Ik keek naar Fisman, hét stereotype van de zachtmoedi ge zwarte Zuidafrikaan. Fisman knikte al leen maar en keek de andere kant op. „Maar ik ben met ze in discussie gegaan", zei De Villiers. „Ik bracht het kind en de kleuterschool ter sprake. Tegen vijf uur in de morgen had ik de vader en moeder over tuigd. Rosie begon haar spullen in te pak ken. En toen viel alles in duigen. Iemand vertelde de oude man van het dorp, de hoofdman, wat er gaande was. En de hoofdman besloot zich te doen gelden. Hij zei dat Fisman een nieuwe bruidsprijs moest betalen als straf voor wat hij Rosie had aangedaan. I lij stelde het bedrag vast op 800 rand, de prijs van een koe." Toen Fisman en De Villiers weggingen, was Cornelia hysterisch van verdriet. Ik besloot naar Pelandaba terug te gaan en de 800 rand te betalen. Boven op een heuvel troffen we de bewuste hoofdman aan. Hij zat alleen onder een boom en keek uit over de vallei. Ik benader de hem voorzichtig en timide, met gebogen hoofd. De oude man keek op en schudde mijn hand met vorstelijke onverschilligheid. Korte tijd later kwam Cornelia aarzelend te voorschijn. Ze was blij me te zien, maar ze was mager en had een bezorgde frons op haar voorhoofd. Ze was blootsvoets en de rode nylon jurk die ze droeg, was bij haar linker heup gescheurd. We wachtten een uur op Rosie's ouders, die hun toestem ming moesten geven voor de nieuwe over eenkomst. AJ die tijd klampte Cornelia zich aan mij vast. Rosie's vader was klein en gerimpeld. De moeder, gekleed in wijdvallende rokken, was fors en gebiedend. Nog drie oude man nen en vrouwen sloten zich bij het gezel schap aan. Ze gingen in een kring rond de hoofdman zitten, de vrouwen aan één kant, de mannen aan de andere. Cornelia zat tus sen heide groepen in. De hoofdman nam als eerste het woord. Een half uur ging voorbij voordat De Villiers me uitlegde wat er aan de hand was. De hoofdman vond dat de 800 rand moest worden overhandigd en dat het gezin weer naar Johannesburg moest afreizen. Maar dit keer waren het Ro sie's ouders die dwars lagen. Ze eisten nu drie koeien, oftewel 2.400 rand. Ik verhorg mijn ergernis en besloot te beta len wat ze vroegen, maar in ruil daarvoor zou ik het protocol aan mijn laars lappen. Als er een financieel aantrekkelijke overeen komst kon worden gesloten, werd Rosie door haar ouders en de andere aanwezigen geacht te doen wat haar werd opgedragen. Ik besloot deze Afrikaanse gewoonte aan de kaak stellen en de westerse benadering te volgen: ik vroeg Rosie's mening. Rosie wilde niet naar lisman terug. Ze wil de bij haar ouders blijven. Fisman sloeg en mishandelde haar wanneer hij had gedron ken, wat hij nogal eens deed. Het loven met hem was ellendig geweest. Ze zou hem nooit meer kunnen vertrouwen. Ik kon hier weinig tegen inbrengen en stond op om te vertrekken. Toen plaatste Rosie me voor een nog groter dilemma. Of ik Cornelia mee wilde nemen? Ik dacht even na en besloot dit niet te doen. Voor ons vertrek had Henrietta duidelijk gemaakt dat ze niet in haar eentje op de kinderen kon passen. En ik kon mezelf er niet toe brengen voor God te spelen en een kind van haar moeder te scheiden. Ik ging terug naar De Villiers. die in een nieuwe discussie was verwikkeld over de prijs van een koe. Ik gebaarde hem dat de deal niet doorging. Op de terugweg dacht ik alleen aan Cornelia, Maar deze geschiedenis heeft nog een staartje. Terwijl ik du verhaal aan hei K brij- ven was, werd ik door De Villiers opgebeld. Hij was in het gerechtsgebouw. Hij was zo juist wegens fraude tot achttien maanden cel veroordeeld. Zijn advocaat had beroep aangetekend en de borgsom was vastge steld op 5.000 rand. Als hij niet onmiddellijk betaalde, zou hij in de gevangenis belan den. Kon ik hem het geld lenen? VERTALING: MARGREET HESUNCA Wapenexpert Paul Wilking (69), alias Pistolen Paultje, laat zich de titel 'Ko ning van de Amsterdamse onderwereld' voldaan glimlachend aanleunen, maar volgens zijn vrienden is hij een doodgoeie man, die zich met een per fect gevoel voor theater als duister figuur in de media presenteert. Vanuit zijn zwaar beveiligde woning, waar nep-Rolexen en knap geïmiteerde oude meesters onder het genot van kaviaar, whisky en champagne van de hand gaan, waarschuwt hij ditmaal voor de stroom wapens die vanuit het oost- blok tot ons komt. Paul Wilking, een levende legende en groot dierenvriend Een felle lichtbundel flitst aan zodra de bel is ingedrukt. En dan bromt een stem door de intercom: „Geef maar een trap tegen de voordeur, hij klemt". Een houten bord en stickers naast en op de deur waarschuwen voor zware beveiliging en maken duidelijk dat dit het huis is van Paul Wilking - Wapenexpert. Van Bree- straat 118-1, een hoge donkere kast. Twee revolvers flankeren het portret van de man die zich al zo'n dertig jaar met welbehagen de titel van 'ko ning van de Amsterdamse onderwe reld! laat aanleunen, de man ook die met zijn lijfwachten van tijd tot tijd uitrukt naar dierenbeulen in den lan de en dan harde keuzen biedt: 'Wat wordt het, maken we je drie centime ter kleiner of groter, wil je een blindegeleidehond of een horrelvoet? AMSTERDAM DIRK DE MOOR De deur blijft klemmen. 'Harder schoppen' bast Paul door de intercom. En dan ineens staan we voor een bijzonder hoge, met rode loper beklede trap naar het bovenhuis van de vorst. De muur naast de trap is van on der tot boven behangen met foto's achter glas. We zien koning Paul, soms gehuld in spectaculair generaalsuniform; in gezel schap van telkens weer andere artiesten en politici. Lachende Paul, kennelijk intens ge nietend van het glorieuze moment. Bovenaan de trap volgt als laatste barrière een houten hekje. Daarboven hangt een monitor, waarop daarnet te zien was hoe wij tegen de voordeur stonden te trappen. En dan is daar Paul Wilking: de omvangrij ke gestalte gehuld in oosters gewaad, rijke lijk versierd met goudbrokaat. Gebruinde kop, grijsbehaarde borst, blote voeten in pantoffels. Zwaar gouden horloge losjes om de pols. Beredderig rondschuifelend maant hij ons: „Gaat zitten, gaat zitten, wat drink je? Whisky, champagne? Kaviaar erbij?" Een vertrek vol antiek, de wanden behangen met schilderijen en antieke wapens. Er zit al iemand. Ee.n kale man met eivor mig hoofd neemt ons aandachtig op en schenkt zich uit een stenen kruikje een glas dertig jaar oude Ierse whiskey in. Lijfwacht? „Nee een vrind, gewoon een vrind", zegt Paul. En onze blik door de kamer volgende: „Dat daar is een werkje van Appel. Die bes te jongen heb ik nog gekend toen hij kapper was in de Oosterparkstraat. En die schilder stukken hier links, dat zijn Van Dongens. Nou ja, imitatie dan hè. Die heeft 'ie ge maakt na zijn dood. Paar meiertjes inkoop, de lijst is duurder. Hele leuke handel. De jongen die dat voor me maakt kan er wat van, maar hij heeft er wel wat snuifjes en peppillen bij nodig". Baby De goudbrokaten verschijning daalt neer op een zware lederen bank, zendt ons een wat treurige blik en doet dan een uitspraak van het soort waafrnee hij nu al tientallen jaren als 'wapendeskundige' in het nieuws weet te blijven: „Wat nu dus echt nieuws voor je is - en dat heb ik uit de eerste hand - is dat we worden overstroomd met wapens uit het oostblok. Daar loopt iedereen rond met een Kalashnikov machinegeweer. Ze verko pen zo'n ding voor een leuke prijs in Am sterdam en betalen daar hun vakantie van. Moord en doodslag wordt het. En de men sen uit die landen deinzen nergens voor te rug hoor. Ze hebben, las ik, een baby in stukken gehakt!" Dertig jaar geleden schreef de journalist Martin van Amerongen het boek 'De roeri ge wereld van Pistolen Paul', waarin hij Paul smakelijk laat vertellen over zijn belevenis sen als verzetsman, smokkelaar, wapendes kundige en filmacteur. „Ik heb geloof ik nog één exemplaar en dat mag je wel hebben", zegt de koning. „Ik heb ook videobanden van mijn tv-optredens voor je, bij Gert Berg, Astrid Joosten, Dieuwertje Blok, Koos Pos- tema, y\nne van Egmond, Jan Lenferink, Henk Mochel, Tineke - ach, ik ben in alle praatprogramma's geweest. Je krijgt die vi deobanden straks mee, wacht...". Pistolen Paul rept zich weg. De vriend en ik staren elkaar aan. Hij neemt een slok, buigt zich naar voren en zegt dan zacht: „Oggeeluk" - Wat zegt u? „Ik zeg: on-ge-lofe-Iijk. Ik bedoel: wat u hier ziet, hè. En alles is te koop. Ja hoor: al les. Er is niets wat Paul niet verkoopt. In die kamer daar, waar hij nu is, daar heeft hij echt alles". Paul komt terug met stapels paperassen en knipsels»- het boek over zijn leven ook. „Wil er iemand kaviaar? Nee, wil je geen ka viaar?" De telefoon piept, achterin de kamer op zijn schrijfbureau. Een vrouw belt over leed, haar pelsdier aangedaan door een over buurman. „Ik zal er een stukje over schrij ven", zegt Paul. Hij blijkt al een poosje een eigen column te hebben in het tijdschrift Dierenzaken. De koning blijft aan zijn bureau zitten en begint daar te knippen en te plakken. Aller lei kleurenfoto's van de held in gezelschap van prominenten worden in 'De roerige we reld van Pistolen Paul' geplakt en voorzien van bijschriften. Voorin het boek schrijft hij: „Dit is in 1963 geschreven, toen Amsterdam nog Amsterdam was". Weer gaat de telefoon. Paul luistert aan dachtig en zegt: „Dat mogen ze die lieve poes van u niet aandoen, mevrouw... Nee doe maar niet mevrouyv, maak u maar niet bekend hoor". De vriend, tegenover ons, krimpt ineen van het lachen. „Een prachtkerel", fluistert hij, „een levende legende. En een groot die renvriend". Scheveningen „Ja dat ben ik", zegt Paul even later vanach ter het bureau. „Ik rij elke ochtend in mijn goudkleurige, kogelvrije Mercedes 500 SEL naar Scheveningen, met 25 kilo voer voor de duiven daar. Als ik ze voer, staan er soms wel duizend mensen te kijken". - Waarom in Scheveningen „Omdat die arme dieren daar staan te bibberen van de kou. En omdat die kale Hagenaars nog geen korstje brood willen weggeven. Wat er ook mee te maken heeft is dat ik daar vroeger nog onderdirecteur van het Kurhaus ben geweest. Ik ben dus op de hoogte met de duiven-populatie daar". „Ik hou meer van dieren dan van men sen. Ik ben met mijn jongens eens naar Zutphen gegaan om een beker met inscrip tie 'dierenbeul van het jaar' te overhandi gen aan een man die zijn hond had opge sloten en toen zelf met vakantie was ge gaan. Mijn jongens hebben die meneer feestelijk op de schoMders genomen en met hem rondgehost, waarbij hij een paar keer is komen te vallen. Nu is hij slecht ter been en durft hij niet eens een goudvis meer te nemen. Een van mijn lijfwachten is daar nog voor veroordeeld Paul Wilking gaat ons voor naar zijn wc. Daar kan hij elke dag op zijn gemak kijken naar de Nederlandse en Britse oorkonden Pistolen Paultje: 'Schrijf maar dat ik alleen nog antieke wapens ver koop. Dan is iedereen tevreden.' FOTO MARC VAN DER KORT gaan organiseren in Wassenaar. Hij hief de club direct op, toen er genoeg geld binnen was om een fraaie Buick van de rijke zaken man Reinicr Zwolsman over te nemen. „Ja", zegt Paul, „je moet soms vindingrijk zijn. Ik heb altijd aardig verdiend. Genoeg voor oesters, kaviaar en soms een paar gla zen champagne. Maar verder heb ik weinig nodig. In dit huis woon ik al sinds 1939. toen mijn moeder het kocht". Brilmontuur Naarmate de avond vordert komen meer mensen de kamer binnen, onder wie een jong echtpaar. De man begeeft zich met Paul naar de 'handelskamer' teneinde een DavidófT-brilmontuur te bezichtigen. - „Kost me die handel Paul?" „Voor jou maar zes en halve meier, Flip" - „Godskanonne nee Paul" „O.k. Ik zeg het maar één keer Flip: voor jou anderhalve meier, maar dan moet je de glazen er zelf inzetten Even later komen Paul en Flip met wat zwarte lingerie uit de handelskamer, voor de vrouw van Flip. Of ze maar even wil gaan passen. „Champagne? Wie wil er nog champag ne", mompelt Paul maar weer eens, terwijl hij door de kamer sloft op zoek naar een knipsel betreffende een opdracht die hij ja ren geleden ontving van enkele gokbaron- nen: met een legertje huurlingen een boor eiland bezetten, waar die baronnen een ca sino wilden openen. Vermomd als generaal ging Paul er eerst poolshoogte nemen, maar de actie ging niet door en het enige wat er uiteindelijk van kwam was een heleboel pu bliciteit. Willy Alberti zei eens over hem: „Hij is geen onderwereldkoning, voor mij is hij niet meer dan een hopman bij de padvin derij". En Rijk de Gooyer: „Je moet niet te zwaar tillen aan die wapenhandel van hem. Het is speelgoed voor 'm. Daar is ïe een kleine jongen inl". - Wat vind je van zulke uitspraken? „Helemaal mee eens. Fijne jongens, hoor. Ook de vroegere commissaris Toorenaar is een goeie vrind van me, ik heb veel vrien den bij de politie. Ze zien me als iemand van de goeie, ouwe penose, net als ome Frits van de Wereld op de Zeedijk. Ik zal ook nooit van z'n leven in harddrugs handelen hè"? - Vanwaar eigenlijk die lijfwachten? „Ach, het zijn gevaarlijke tijden. Freddie Heineken, die nog bij me op school heeft gezeten, en Maupie Caransa hebben ze ook. Aan jongens die alleen sterk zijn, heb je tegenwoordig niets meer. het moeten ook razendsnelle scherpschutters zijn". Paul heeft een avondje uit naar de Oesterbar he lemaal op video vastgelegd. We zien hem zijn jongens bellen. Waarop zij dynamisch opveren uit hun luie stoelen, wapens in de schouderholster duwen en met gillende banden wegscheuren naar Van Breestraat 118. Getooid met donkere brillen vergezel len zij hun meester later tijdens het nutti gen van oesters en tarbot. en onderscheidingen die hij verdiende als lid van de sabotagegroep Melchior in Den Haag, een periode waarin hij vriendschap sloot met de bekende verzetsman wijlen Hans Teengs Gerritsen en met vuurwapens leerde omgaan. Voorts zien we Paul op fo to's met Sammy Davis ('die heb ik een paar revolvers geleverd, nadat zijn lijfwachten hun wapens op Schiphol hadden moeten inleveren'), met de Griekse president Pa- pandreou ('heb ik wapens aan verkocht voor de strijd tegen die fascistische kolo nels'), met Moboetoe, Ben Bella en andere VIPS die hij met vuurwapens uit de brand hielp. In Hamburg werd eens een bomaan slag op zijn Cadillac gepleegd. Paul, grijn zend: „Alleen het chassis stond er nog". - Handel je nog steeds in wapens? „Schrijf maar dat ik daar haast niets meer in doe. Dat ik alleen nog antieke wapens verkoop. Dan is iedereen tevreden. Tegen woordig zijn de straffen op wapenbezit en wapenhandel zo zwaar - daar begin ik niet meer aan. Ze vragen ook wel eens: doe je aan heling en dan zeg ik: "Nee natuurlijk niet', snap je". Handel Paul verlaat het vertrek om foto's te halen. De vriend lispelt: „Die Paul....echt een heel aparte man. Een kanjer. Mag ik u ook een zo'n heerlijke whisky inschenken?" - U bent hier kind aan huis. „Ik kom graag bij Paul. Een gastvrijheid die man! Een goed mens. Een enorm groot hart. Iedereen loopt in en uit. Een vast aan looppunt. Paul Jieeft altijd gein en handel, bui-ten-gewone handel". De koning keert terug, zijn armen vol knipsels. „De mensen maken van mij een legende", roept hij, „niet alles wat ze over me vertellen is waar. Ik drink niet, ik rook niet, ik ga zelden uit - alleen af en toe naar de Oesterbar, met mijn lijfwachten - en ik ben alweer dertig jaar getrouwd met mijn vrouw Rietje. Daarvoor vijf jaar met miss Holland. Ik kom overigens uit een redelijk rijke, bekakte familie. Ik heb HBS. In al die jaren na de oorlog heb ik nog maar twee keer hoeven te zitten in verband met smok kel, een helingzaakje en wapenbezit. Ben ik dan koning van de Amsterdamse onderwe reld? De politie is allang opgehouden mijn telefoons af te luisteren - Ze zeggen dat u multimiljonair bent. „Ilahana. Nou ja, ik heb een Mercedes 500 en die mooie Fprd Granada voor de deur is ook van mij. Tot voor kort van prins Claus geweest. Ik kan dus wel uit de voeten, maar miljonair... En koning... Op het Water- looplein lopen ze wel aan me te rukken en te trekken, of ik handel voor ze heb, ik ben daar wel iemand ja". De vriend: „Ja Paul, daar bèn jij de ko ning". Pauls mollige, zorgvuldig gemanicuurde vingers strekken zich uit naar een rank beeldje van wit porselein op barnstenen voet. Een vrouw slechts gehuld in een kort rokje van brons. „Dat is nou echt fijne han del. Da s masochistisch. Kijk, ze heeft een bronzen zweepje achter haar rug. Je hebt mensen die kicken enorm op zo'n beeldje". Jaren geleden kwam hij eens op het idee om zakenlieden tegen betaling van vijftig gulden in te schrijven als lid van de Paul Wilking Club. Die zou besloten feesten - met geen pen te beschrijven zo verdorven - Treurig De vriend neemt het laatste drupje uit de kruik, zoekt naar woorden en predikt ten slotte: „Deze kanjer is. laat ik zeggen, een fantastische kanjer in zijn soort. Ik zeg: de koning van het echte Amsterdam, en een geweldige gastheer is hij". „Doe me een lol", mompelt Paul. Zijn oogopslag wordt treurig en vermoeid als we nog eens de portrettengalerij in WC en trappenhuis bekijken. De mondhoeken gaan omlaag en de lijnen naar de onderkin worden dieper. „Daar sta ik met Wimpie Sonnevcld - dood. En daar met Willy Alberti - dood. Kijk, Manke Nelis, Johnny lordaan allemaal dood. En ik ben al 69. Ik slaap maar enkele uren per nacht. Dan denk ik aan de cel waarin de moffen me gooiden, de nachten daar, het vuurpeloton dut dreig de... Voor mij zal de oorlog nooit over zijn - Je ziet er anders heel gezond uit „De dood is, wat zal ik zeggen, ik hou ei genlijk meer van vrouwen dan van de dood. Prachtig zijn ze, vooral op hoge hakken en in mooie zwarte lingerie. Impotent worden is erger dan doodgaan. En...eh.. het mooist is natuurlijk als je net komt. terwijl je gaat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 7