'Met een zak
spekkies
de bergen op'
TT
Wolfsklem
-/ S? f-i h
- pr.
ZATERDAG 12 JUNI 1993
Voorschotenaar schrijft
razend populair berghoek
Hij gaat voor de sfeer en niet voor de top. Een
zonsondergang halverwege de berg is hem dui
zend keer liever dan een ruzie bovenop. Een
wandeling op een simpel Alpenpasje bezorgt
hem minstens even veel plezier als een steile
wand in hetAndes-gebergte. Bergbeklimmer Ro
bert Eckhardt uit Voorschoten beschrijft in zijn
pas verschenen boek 'Passie voor een berg'een
aantal van zijn expedities.
MONICA WESSELINC
rijkste. Een v
klimming
et klinkt waarschijnlijk
I vreemd, maar de top berei-
■JL. «IL ken is echt niet het belang-
mijn lievelingstochten, de be
de Rakaposhi in Pakistan, is
nooit bekroond met het bereiken van de top.
De kameraadschap en «onderlinge verbon
denheid tijdens die tocht waren echter over
weldigend. Ook aan relatief simpele wande
lingen in Bemer Oberland bewaar ik warme
-gevoelens. Samen met een vriend jeugdher
inneringen ophalen op een berg; iets mooiers
bestaat er toch niet."
De 43-jarige Voorschotenaar begon 25 jaar
geleden met bergsporten. Nietsvermoedend
gaf hij zich op voor een cursus bergbeklim
men in de Alpen. Nietsvermoedend, want hij
kon toen niet bevroeden dat de bergen hem
zozeer zouden grijpen. „Achteraf besef ik dat
ik in mijn jeugd al werd gefascineerd door
bergen. Mijn ouders gingeh vaak naar Bemer
Oberland en ik ging mee. We wandelden
daar over de békende paadjes. Altijd weer
was ik jaloers op de mensen die doorwandel
den waar het pad ophield. Zij gingen die berg
op en wij bleven, achter. Ik wilde ook die berg
op", zegt Eckhardt.
Eckhardt, in het dagelijks leven freelance
redacteur van een aantal buitensportbladen,
heeft de afgelopen kwart eeuw vele bergen
beklommen en een flink deel daarvan ook
bedwongen. Tochten van weken vol ijs,
sneeuw en kou, gevaar, ziekte en andere ont
beringen. „Een zonsondergang vanuit een
hooggelegen kampje in het Andes-gebergte is
echt anders dan thuis. Het is dezelfde zon,
maar daarmee is dan ook alles gezegd. Zo'n
zonsondergang, beleefd Samen met vrien
den, heeft een dimensie die niet meer in
woorden is uit te drukken."
Alle tochten hebben iets bijzonders, bena
drukt de bergsporter, maar een aantal springt
er uit. Positief maar ook negatief. De beklim
ming van de Rakaposhi in Noord-Pakistan
was een absolute topper en dat geldt ook
voor de tochten die hij samen met vriend
Rudolf de Koning in de Alpen maakte. De
grootste misère maakte Robert mee op een
expeditie naar de Carstensz Piramide op
Irian Jaya (het voormalige Nederlandse
Nieuw Guinea in Indonesië). Met deze 'keuze
van uitersten' bewijst Eckhardt opnieuw dat
de top niet het hoogste goed is: op zijn lieve-
lingstocht bereikte hij die niet, op Irian Jaya
wel.
De beklimming in 1986 van de Rakaposhi,
een 7788 meter hoge berg in Karakoram in
het noorden van Pakistan, was niet alleen
voor Eckhardt en zijn vier reisgenoten bij
zonder. Het vijftal deed ook iets wat tot dan
toe nooit iemand had gedaan. De berg was al
vaker bedwongen, maar uitsluitend met hulp
van dragers. Robert en zijn vier vrienden
(Rudolf de Koning, Dries Nijsen, Mathieu van
Rijswick en Ton van den Boogaard) besloten
de berg alléén te beklimmen. Ze wilden
vanuit het basiskamp op 3.600 meter hoogte
(laag voor een basiskamp) met zijn vijven
naar boven. Ze besloten zelf voor de tussen-
kampen te zorgen en zelf uiteindelijk de
7.788 meter te bedwingen. „De berg heeft
iets bijzonders. Niet alleen omdat hij net on
der de magische grens van 8.000 meter zit,
maar ook omdat de berg zelf zo speciaal is.
Dat is niet uit te leggen." Het groepje bfesloot
via de noord-westgraat naar de top te gaan,
iets wat nog nooit eerder door een Neder
landse expeditie was geprobeerd.
Er werden 48 dragers ingehuurd, die 1.200
kilo bagage naar het basiskamp brachten:
eten en brandstof voor zes weken, een flink
aantal tenten en een uitgebreide klimuitrus
ting voor vijf man. Een berg spullen waar een
goede verhuizer nog vóór terugdeinst. De in
landse dragers daalden af en het vijftal bleef
achter. Eckhardt: „De dragers waren nog niet
weg, of we hadden spijt. De enorme berg ba
gage die naar boven moest worden gesjouwd
staarde ons aan. Vreseljk."
Binnen enkele dagen begonnen leden van
de groep spullen naar boven te brengen. Op
4.800 meter hoogte werd kamp één ingericht.
„Ik heb die afstand elf keer afgelegd. Elf keer
met een rugzak vol spullen van 3.600 naar
4.800 meter. Dat is dus niet lquk."
Lawines
Met de nodige tegenslagen wist de groep na
een aantal weken worstelen op 5.500 meter
kamp twee in te richten. Optimisme alom,
maar niet voor lang. Het weer sloeg om. Op
een middag zaten Robert en zijn vriend
Rudolf die overigens enkele jaren later bij
een bergbeklimming om het leven kwam
op 5.500 meter te genieten van een gletsjer,
toen ze opeens een enorme sneeuwwand za
gen schuiven. Een ijsmassa zo groot als een
flatgebouw stortte naar beneden, en raakt de
mannen nét niet. Een eindje lager, in kamp
één, zat Dries, die net genezen was van een
ernstige aanval van hoogteziekte (hersenoe
deem). Dries ontsnapte ternauwernood aan
de dood. Hij lag in zijn tent, hoorde gerom
mel, ging naar buiten en zag de ijsmassa op
Robert Eckhardt op de Peuterey-graat
zich afkomen. Hij zocht redding achter wat
stenen, en nog geen minuut later verpletter
de de ijsmassa de tent.
De gebeurtenis liet diepe sporen na, want
kamp één werd verwoest en moest opnieuw
worden opgebouwd. Deze en andere hinder
nissen werden overwonnen en uiteindelijk
brak de dag aan dat de top in zicht kwam. Ze
stonden te popelen, want dagen achtereen
hadden ze door slecht weer hun tent niet
kunnen verlaten. „Dagen achtereen elkaar
zitten aanstaren. Dat kan alleen met echte
goede vrienden, en zelfs dan is het niet be
paald leuk."
De eerste topaanval, door Rudolf en Ro
bert, begon al met slecht weer. Dat was dan
ook de reden dat het bij eën poging bleef. Ze
keerden helemaal terug naar het basiskamp.
Alleen door even op laag niveau te bivakke
ren kan het lichaam zich herstellen. Het ge
brek aan zuurstof en de koude doen een
enorme aanslag op de conditie.
Enkele dagen later ging het tweetal, nu bij
gestaan door Mathieu, weer op pad voor de
top. Dries was voldoende hersteld van zijn
hersenoedeem om de mannen de eerste dui
zenden meters bij te staan. Ton bleef achter
in het basiskamp, geveld door buikloop en
andere inwendige ongemakken. Kamp twee
bleek echter door een lawine te zijn verwoest.
De tenten werden provisorisch gerepareerd
en de klimmers besloten verder naar boven
te gaan. Opnieuw mislukte een poging: de
sneeuw was te zacht. Voör Robert hield hier
de tocht op. Hij kon niet meer en moest bij
de laatste poging, nu van Rudolf en de in
middels herstelde Ton, verstek laten gaan.
Na dagen ploeteren bereikte het tweetal de
top. Inmiddels was Robert weer hersteld. Hij
wilde graag alsnog een toppoging doen, maar
er was niemand meer fit genoeg om hem te
begeleiden. De fitheid van de Voorschote
naar werd uiteindelijk 'de redding' van de
groep. Bij de afdaling van de berg werden ze
geteisterd door ijzel, hagel en veel lawines.
Robert werkte voor drie en sleepte samen
met Dries de meute naar beneden.
„Een onvergetelijke tocht", zegt Robert ja
ren later. Hij hoeft het maar over de Raka
poshi te hebben, of zijn ogen beginnen te
glanzen en zijn blik glijdt weg naar oneindige
Mf
dm
Tientallen dragers met 1.200 kilo bagage a
top niet haalde.
i de Rakaposhi
verten. „We wisten alle vijf dat we allemaal
reddeloos verloren zouden zijn als een van
ons zijn taak niet zou uitvoeren. We ver
trouwden en leunden voor honderd, nee
tweehonderd procent op elkaar. Zo'n hechte
band voelen, dat is de mooiste ervaring die je
kunt hebben."
Mis re
De Rakaposhi was een hoogtepunt, maar
Eckhardts klimcarrière kende ook een diepte
punt. Het kost Robert nog geen halve secon
de om dat uit zijn geheugen op te diepen:
„De Carstensz Piramide op Irian Jaya." Ro
bert en zijn vfouw Noes waren gevraagd mee
te gaan met een expeditie naar het gebergte.
De beklimming van de top was er een uit een
reeks. Een groep mensen had zich onder het
motto On top all over the world expedition
ten doel gesteld elk jaar op een continent de
hoogste top te beklimmen.
In 1992 was de Carstensz Piramide aan de
beurt. De Voorschotenaren stemden in met
deelname en hebben daar een jaar later nog
steeds spijt van. „Het werd een reis vol ruzie
en achterklap. Het gevoel van saamhorigheid
dat eigenlijk zo kenmerkend is voor echte
bergbeklimmers, ontbrak ten enen male. De
expeditieleider was het uitsluitend om de
roem te doen. De schoonheid van het berg
beklimmen ontging hem.
Er moeten zich op die berg vreselijke tafe
relen hebben afgespeeld. Robert is niet
scheutig met zijn verhalen, uit angst in rod
dels te vervallen. „Mensen lieten elkaar ge
woon in de steek. Ze wensten elkaar de ver
schrikkelijkste dingen toe. Of van die rottig-
heidjes, zoals iemand in z'n eentje in de stro
mende tregen een tent laten opzetten en ver
volgens de tent afkeuren."
Robert haalde de top, maar beleefde daar
absoluut geen plezier aan, zo vertelt hij nu.
„De dood van mijn vriend Rudolf heeft na
tuurlijk veel verdriet gedaan. Maar ik denkt
met ongelooflijk veel warmte terug aan onze
tochten samen. Vanuit dat gevoel van sa
menwerken en samen doen ben ik weer die
bergen op gegaan. Een ervaring als in Irian
Jaya zou je bijna doen stoppen. Het doet ont-
?pttend veel pijn als je ziet wat mensen el
kaar bovenop een berg kunnen aandoen."
Wasgrens
Reisboeken zijn momenteel enorm populair.
Niet verwonderlijk, vindt Robert. „Het zijn
dingen die iedereen kan meemaken. In prin
cipe kan iedereen bergen beklimmen. Het is
een kwestie van trainen en willen." De boe
ken zijn eens te meer spannend, omdat de
simpele dingen des levens, zoals eten, plas
sen en wassen, bovenop een berg zo inge
wikkeld worden. Robert. „De wasgrens pas
seer je al heel snel. Op geringe hoogte al kun
je niet meer uit de kleren gaan. Eten is ook
een verhaal apart. Boven heeft ieder zo zijn
eigen lievelingsvoer. Dat kunnen verant
woorde mueslirepen zijn, maar een van ons
zwoer bij spekkies. Met een gigantische zak
van die roze dingen is hij omhoog gegaan. En
In het najaar vertrekt de schrijver naar Pa-
tagonië om er met Noes te gaan klimmen.
Hij verheugt zich er duidelijk op: „De een
zaamheid, het niets, de verlatenheid. Een in
tensere ervaring kun je je nauwelijks voor
stellen. Een ervaring die ik mag delen met
Noes. Daar kan geen hoogste top van wat
t dan ook tegenop."
'Passie voor een berg' is uitgegeven door uit
geverij Albini, kost 34,50 gulden en is ver
krijgbaar in de boekhandel. Het boek telt
144 pagina's, waarvan 24 pagina's met
kleurenfoto's. ISBN 90 6714 0376.
D
w i i
„Ik zat op een gegeven moment de drukproeven
te corrigeren van een stukje getiteld Oud en der
Dagen zat dat gaat over het gruwelijke aftake
lende leven dat mijn moeder leed in het bejaar
denhuis. Ze was zwaar aan het dementeren.
Dan gaat de telefoon:„Je moeder is gestorven."
Ik ben naar het ziekenhuis gegaan. Daar lag ze
nog gewoon op een brancard. Ik heb haar opge
pakt en, letterlijk en figuurlijk, vastgehouden.
Ze was nog niet koud, of wat dan ook.
T7
n ik dacht: 'ja, deze
onderneming is inder-
JÊdaad geliquideerd en
daar kom ik uit'. Ik deed haar
ogen open, heldere ogen die naar
het oneindige staren. Ik had ont
zettend veel verdriet. Ik ben naar
huis gegaan en de eerste de beste
nacht heb ik het begin van het
boek geschreven, maar ik wist
beslist niet waar ik uit zou ko
men." Als ik na afloop van het
gesprek met Piet Vroon, de
schrijver van het boek Wolfsklem
aan deze woorden terug denk,
pak ik het boek er weer bij, sla de
eerste pagina op en lees de aller
eerste zin nog eens over: „Wie
zijn we en waar komen we van
daan?" Ik probeer me voor te
stellen hoe hij, die woorden
neerschrijvend in het holst van
die eerste nacht na het overlijden
van zijn moeder, zich gevoeld
moet hebben.
Ik begin het boek, maar met
andere ogen, opnieuw te lezen.
Een van de dingen die me nu op
valt, is hoe vaak het begrip 'insta
biliteit' er in voorkomt. Maar het
krijgt bij hem een volstrekt nieu
we, verrassende betekenis. Ter
wijl we meestal geneigd zijn om
instabiliteit, of dat nou ons ge
voelsleven, onze persoonlijldieid,
onze relaties of onze economie
betreft, te zien als iets dat we
maar beter zoveel mogelijk kun
nen vermijden, betoogt hij dat
juist stabiliteit een bron van veel
ellende is. Sterker nog, hij pro
beert aan te tonen dat hoe sta
bieler of voorspelbaarder wij li
chamelijk, geestelijk en sociaal
functioneren, hoe ongezonder en
hoe minder creatief wij in feite
zijn. Zo zou het op een bepaalde
wijze onregelmatig functioneren
van organen in ons lichaam,
zoals ons hart en ons ademha
lingssysteem een bewijs zijn van
gezondheid, terwijl het op een
zelfde, constant niveau werken
van die organen een aanwijzing
voor ongezondheid, ziekte of af
takeling zou zijn.
De redenering daarachter, ont
leend aan de zogenaamde chaos
theorie, luidt ongeveer als volgt.
Een orgaan dat variabel of wisse
lend funktioneert, nu eens snel
of sterk, dan weer langzaam of
zwak, kan inspelen op verande
ringen in de omgeving, dat wil
zeggen: het kan zich voortdurend
aanpassen. Maar een zeer con
stant, stabiel functionerend or
gaan, reageert niet of nauwelijks
op omgevingsveranderingen en
loopt daarmee grote kans 'on
aangepast' te funktioneren. Er
zijn inderdaad aanwijzingen dat
bij ziektes, zoals bepaalde vor-
men'van kanker, het aantal witte
bloedcellen (belangrijk voor de
afweer) zeer constant is. Ook ver
ouderingsprocessen lijken ge
kenmerkt te worden door het feit
dat het instabiele of 'chaotische'
functioneren van allerlei organen
afneemt en plaats maakt voor
steeds meer stabiliteit of, ongun
stiger gezegd, verstarring.
Tot die organen behoren ook de
hersenen. In zekere zin kunnen
we de hersenen zelfs opvatten als
het meest chaotisch functione
rende orgaan in ons hele orga
nisme. Gezond functionerende
hersenen verkeren voortdurend
in een soort van chaotische,
steeds wisselende toestand. Dat
is uitermate nuttig omdat ze op
die manier voortdurend klaar
staan om snel op allerlei verras
singen vanuit de omgeving te
kunnen reageren. Het lijkt daar
om niet zo verwonderlijk dat de
elektrische aktiviteit in de herse
nen, zoals die op een EEG te zien
is, stabieler of minder gecompli
ceerd is, als we in een diepe
slaap verkeren. Dat is immers
een toestand waarin we minder
alert en snel op veranderingen in
of bedreigingen vanuit de omge
ving kunnen reageren. (Vandaar
dat alle levende wezens op deze
aarde altijd een beschutte of
schuil-plaats zoeken om te sla
pen).
Ook hersenen v
de hand is, vertonen een afname
van chaos en variabiliteit. Zo is
het bij een epilepsie-aanval zo,
dat de elektrische aktiviteit in de
hersenen eenvoudiger wordt.
Ook bij diepe depressies zien we
een sterke afname van chaoti
sche. wisselende processen in de
hersenen, de elektrische en bio
chemische aktiviteit daalt naar
een dieptepunt, hetgeen zich
naar buiten toe onder meer uit in
een starre gezichtsuitdrukking en
langzaam, monotoon spreken.
(Een van de argumenten waarop
de elektroshock-therapie bij be
paalde depressies is gebaseerd, is
dat door het toedienen stroom
stoten de elektrische aktiviteit in
de hersenen weer wordt opge
stuwd, lees: chaos wordt opge
wekt.)
Een van de kenmerken van het
ouder worden, zou eveneens zijn
dat de hersenen minder chao
tisch gaan funktioneren. Het
voordeel daarvan is dat het ge
drag van oudere mensen meestal
betrouwbaarder en beter voor
spelbaar is dan dat van jongeren
(iets dat de kinderen van die ou
dere mensen overigens bepaald
niet altijd als een voordeel be
schouwen: denk maar eens aan
typische uitdrukkingen als 'och,
ik weet toch al hoe die ouwe van
mij zal reageren'). Het nadeel is
dat oudere mensen het vermo
gen kunnen gaan verliezen om
nieuwe wegen in te slaan als zich
belangrijke veranderingen in hun
leven voordoen.
izegt ook dat
ontwikkeling, zoals de ontwikke
ling van een individu, zich niet
netjes volgens een stabiel pa
troon voltrekt, maar vaak min of
meer onvoorspelbaar, sprongs-
of schoksgewijs gebeurt. Dat
geldt niet alleen voor de ontwik
keling van kind tot volwassene,
maar dat geldt ook voor de ont
wikkeling op volwassen leeftijd.
Hoe vaak komt het niet voor dat
we bij de oplossing van een lastig
probleem de meest uiteenlopen
de dingen proberen, dat tijden
lang niets lijkt te werken en we
helemaal in de war raken. En
dan, opeens, valt er ergens in ons
brein een munt door, zien we
plotseling hoe het moet en ver
bazen we ons er over dat we het
niet veel eerder gezien hebben.
En vervolgens doen we zonder
blikken of blozen rustig alsof we
zelf degene zijn geweest die be
wust de betreffende oplossing
heeft'
Hoe vaak ook komt het niet voor
dat een bepaalde ontwikkeling in
ons denken of voelen over ons
zelf of de wereld of dat iets crea
tiefs dat uit onze handen komt,
op gang is gebracht door een
schokkende gebeurtenis, die ons
tijdelijk in een toestand van in
stabiliteit of chaos stortZoals
Piet Vroon zo fraai in ons ge
sprek verwoordde: „De dood is
de liquidatie van een onderne
ming. waarna de werknemers el
ders aan de slag gaan." Om daar
aan toe te voegen dat de dood
van zijn moeder voor hem die
prikkel tot emotionele instabili
teit was die noodzakelijk was
derneming, waarvan hij van te
voren niet wist wat die zou ople
veren. Tot dat 'wat' behoort on
der meer deze indrukwekkende
slotverklaring: „Wat bestaat, zijn
talloze processen die naamloos
door ons heen trekken en die
wellicht nergens op zijn gericht.
Tot overmaat van ramp is als een
vloek het zelfbewustzijn over ons
heen gestort: het zorgt ervoor dat
we elke dag opnieuw aan de af
grond staan van alle zijn waarvan
we niets begrijpen." Waarna hij
nog even terugkomt op de (ver-
lies)ervaring waardoor het boek
begon: „..het enige bizondere
van ons bestaan is de eenzaam
heid..Sterven is als het vallen
van een herfstblad, waarna onze
ogen zich richten op het oneindi-
RENE DIEKSTRA
hoogleraar klinische en
gezondheidspsychologie