Op de werf wordt weer gewerkt TT ZATERDAG 12 JUN11993 Shipdock Amsterdam blaast scheepsreparatie nieuw leven in In de jaren zestig werkten er duizenden mensen. Daarna ging het bergafwaarts met de scheepsbouw en scheepsreparatie in Amsterdam-Noord. De NDSM, deADM en NSM legden het loodje. Geveld door het inzakken van de wereldmarkten een scherpe concurrentie uit lage-lonen-landen. Anno 1993 richt de scheepsreparatie in Noord zich weer op. Shipdock Amsterdam doet er goede zaken. Voor 240 mensen leveren boten weer brood op. Beeld uit augustus 1958: Onder grote publieke belangstelling gaat bij de NDSM de voor Fred Olsen Lines gebouwde Börgny te water. FOTO NATIONAAL FOTO PERSBUREAU Directeur Rob Strijland van Shipdock Amsterdam: De verhalen over de ondergang van de ADM en NDSM zijn heel lang blijven hangen. FOTO UNITED PHOTOS DE BOER RON PICHEL JAAP SLUIS it het knipselarchief stijgt bij het H raadplegen van de mappen ADM, NDSM en NSM een lucht van ontbinding op. Personeel dat zich bela zerd voelt. Een verbitterde vakbond. Red dingsplannen die onhaalbaar blijken. Over- heidsmiljoenen die niets uithalen. En als de sluiting daar is aangrijpende sfeerverslagen. Met steeds dezelfde foto's: lege loodsen en bomvolle kantines. Veel overalls en strakke gezichten. De Amsterdamse Droogdok Maatschappij (ADM) werd in 1877, een jaar na het gereed komen van het Noordzeekanaal, opgericht. In 1894 kwam er de Nederlandsche Scheeps bouw Maatschappij (NSM) bij. En omdat steeds meer schepen 'die de hoofdstad aan deden behoefte hadden aan een grote of klei ne beurt kwam er in 1920 naast de ADM ook nog de Nederlandsche Dok Maatschappij (NDM). Toen die in 1946 samenging met de NSM werd de NDSM geboren. Het ging de werf in de jaren vijftig voor de wind. Net als de ADM. Maar met het groter worden van de zeeschepen diende zich een eerste probleem aan. Echte giganten konden in Amsterdam-Noord niet worden gebouw. Daarvoor was het Noordzeekanaal niet diep genoeg en het sluizencomplex bij IJmuiden te klein. Dit in tegenstelling tot Rotterdam, waar de mammoets wel moeiteloos van de helling gleden en zonder al te veel belemme ringen zeewaarts gingen. Maar veel harder kwam in Amsterdam het inzakken van de markt voor de scheepsbouw aan. Er moest worden gesaneerd. Banen begonnen in hoog tempo te verdwijnen. Zomaar een cijfer: eind jaren vijftig werkten er bij de NDSM ruim zesduizend mensen. In 1978 was dat aantal vrijwel gehalveerd. Ondanks miljoenensteun van de overheid ging het licht in Noord toch uit. Plannen om de reeds sterk vermagerde NDSM aan de ook niet al te frisse ADM te koppelen leden schip breuk. Er volgden hektische jaren van acties, strijd, bezettingen en hoog oplaaiende emo ties. Werknemers knokten bewonderens waardig voor het behoud van hun banen. Maar het mocht niet baten. In de tweede helft van de jaren tachtig viel het doek. De klap kwam keihard aan. Amsterdam huilde waar het eens had gelachen. Aftakeling De Klaprozenweg in Amsterdam-Noord, vlakbij het IJ. Het verleden laat zich hier en daar nog gemeen grijnzend zien. Een vrijwel lege kantoortoren met op het dak vier roesti ge letters: NDSM. Eens een modern, snel kloppend bedrijfshart. Nu een toonbeeld van aftakeling. Even verderop een grote hal. Op nieuw de aftakeling: ingegooide ruiten, ver nielde deuren en overal troep. Eens de werk plek van tientallen, honderden mensen. Nu alleen maar desolaat. Vanaf de wal steekt een enorme betonnen constructie het IJ in. Een wonderlijk, doelloos gedrocht. Op 9 oktober 1978 in gebruik genomen als de nieuwe repa- ratiepier van de NDSM. Ruim 600 meter lang, voorzien van twee grote kranen en berekend op de komst van grote zeeschepen. Die daar na niet vaak meer kwamen. De tijd heelt alle wonden. Of beter gezegd: bijna alle wonden. Want wat blijft, is de soci ale pijn van veel oud-werknemers. Zij zagen zich plotseling beroofd van hun heden en toekomst. Toch is een deel van de wonden wel degelijk geheeld. Op veel plaatsen in Noord heeft die toekomst de teloorgang ver drongen. Nieuwe bedrijventerreinen verre zen op de oude complexen van de ADM en NDSM. Met steun van onder meer de Eu ropese Gemeenschap. De vier gegraven' ADM-dokken liggen er nog steeds. En alle vier vol, want het enkele jaren geleden opgerichte bedrijf Shipdock Amsterdam heeft het druk. Omzet: rond de 60 miljoen gulden. Aantal werknemers: 120. Daarnaast zijn nog eens 120 mensen van omliggende bedrijven voor de werf aan het werk. Het gaat, zegt directeur Rob Strijland, heel behoorlijk. Tot en met 1992 was er steeds een aardige winst. Alleen het eerste kwartaal van dit jaar leverde verlies op. De economie hapert en dus krijgt ook de scheepsreparatie een tik. Shipdock Amster dam vormt een onderdeel van de Dutch Con struction Group. Een door beleggers opgezet te holding, die wel brood zag in het weer tot ontwikkeling brengen van het oude ADM- complex. Het begon, zegt Strijland, met een bedrijfsleiding van een paar man, die links en rechts wat vakmensen inhuurde. Toen de markt gewillig bleek, groeide het aantal werk nemers en kon menig oud-ADM'er weer op de tot leven gebrachte werf aan de slag. Dat was, zegt Strijland, een geweldig pluspunt, want: „Die ADM'ers zijn enorm loyale men sen. Met veel kennis van zaken. En vreselijk gemotiveerd. Er wordt hier snel en goed ge werkt. Op dat punt liggen we zelfs voor op de concurrenten uit Rotterdam." De kreet wordt in Amsterdam al decennia lang gehoord: onze haven kan niet zonder een goede reparatiewerf. Dat zal best, zegt Strijland, maar de cijfers spreken een andere taal: „Slechts 5 procent van onze opdrachten komt direct uit Amsterdam. Het zwaartepunt ligt op het internationale werk. Waarbij de sluizen in IJmuiden en het Noordzeekanaal een handicap vormen. Geografisch gezien zou het veel verstandiger zijn om de werf buiten de sluizen in IJmuiden te leggen. Daar zbuden we beter en sneller bereikbaar zijn en dus aantrekkelijker voor reders worden. Maar die optie is niet reëel. We zijn nou eenmaal geworteld in Amsterdam-Noord. Daar ko men de meeste van onze mensen vandaan. En daar zitten ook de bedrijven waarmee we intensiefsamenwerken." Strijland voer-als scheepswerktuigkundige bij de HAL en Nedlloyd. Maar niet voor lang. Verhullend: „Ik kon niet tegen het zoute wa ter en zat liever weer aan de wal." Hij deed vervolgens scheepsbouw aan de HTS in Haarlem en hoopte na het voltooien van die opleiding een baan bij de HAL te vinden. Die schortte toen echter net alle nieuwbouwpro- gramma's op. Strijland belandde tenslotte bij het Haarlemse sleep- en bergingsbedrijf In ternational Transport Contractors (ITC). Voor het grote publiek een onbekende, maar in de branche samen met Wijsmuller en Smit een gerespecteerde topper. Hij bracht het er tot directeur. Na vijftien jaar gooide Strijland onlangs het loopbaan-roer om en maakte hij de overstap naar Amsterdam-Noord. Verwijzend naar zijn ITC-verleden en huidige baan: „They pull them from the rocks en we put them on the blocks." Strijland is in korte tijd verslin gerd geraakt aan het wervenwerk. Als jonge HTS'er bouwde hij ooit mee aan de in Am sterdam van de helling gegleden turbinetan ker Vasum. Een enorm schip, waar alles en iedereen in Noord apetrots op was. Een schip dat voortleeft in de herinnering, want het complex van Shipdock Amsterdam is geves tigd aan de TT (turbinetanker) Vasumweg. Trots toont de werfbaas een foto van de 200 meter lange en 16 meter brede reus. „Toch een geinig idee om daar een piepklein beetje aan mee te hebben gewerkt." Strijland noemt de reparatie een fantasti sche bedrijfstak; „Ik voel me er geweldig op m'n plaats. Het vervelende is alleen dat veel mensen ons nog steeds associëren met fail lissementen en allerlei andere ellende. De verhalen over de ondergang van de ADM en NDSM zijn heel lang blijven hangen. Nog steeds zijn er ouders die tegen hun zoon zeg gen: ik vind alles goed zolang je maar niet op een werf gaat werken. En dat terwijl we door de vergrijzing nou juist een enorme behoefte aan jonge vakmensen hebben. Het is echt ontzettend moeilijk om die te vinden." De directeur trekt er zelf frequent op uit. Want de scheepsreparatie is, zegt hij, een zeer relatie-gevoelige branche. Met weinig langlopende contracten en veel korte-ter- mijn-werk. Ofwel: een kwestie van goed de weg weten in de maritieme wereld. Als de ruim 160 schepen tellende Baltic Shipping Li ne in St. Petersburg de werf in Amsterdam- Noord plotseling niet of nauwelijks meer aandoet, bezoekt Strijland de Russen om uit te vinden wat er aan de hand is. Zuchtend: „Geen buitenlandse valuta, he. Ze hebben al leen nog roebels en kunnen ons dus niet be talen. Daarom laten ze hun vloot op Russi sche werven repareren. Die doen er veel lan ger over dan wij, maar dat tijdverlies nemen ze op de koop toe. Toch proberen we de con tacten overeind te houden. Want ze hebben toegezegd dat ze zodra er genoeg dollars zijn weer naar Amsterdam komen Doelgroep Strijland wandelt over de werf. Langs de vier gevulde dokken. Oude tijden lijken te herle ven. Gehamer, kabaal van machines, schreeuwende mannen, lassers in een vonkènregen. Hollands Glorie in Noord. Deel 2. We zijn, zegt hij, vooral goed in ingewik kelde haastklussen. En veel op West-Europa varende reders weten dat. „Zij zijn voor ons een interessante doelgroep. Iedereen die tus sen Portugal en Noorwegen havens aandoet, weet via ons internationale netwerk van agenten wat Shipdock Amsterdam te bieden heeft. Een deel van die potentiële klanten rei zen we regelmatig af in de hoop van contac ten ooit contracten te kunnen maken", ver telt Strijland. Bang voor een terugval is hij niet. Natuur lijk heeft de werf last van de recessie. Maar de laatste weken openbaart zich weer een op gaande lijn. Nog een beetje schuchter, maar toch. Strijland: „Zakt de economie echt voor jaren in elkaar, dan worden er veel schepen opgelegd en valt er voor ons minder te repa reren. Maar het aantal aanvragen voor klus sen gaat per maand omhoog. Dat komt ook omdat het weer zomer wordt. In die tijd is vooral de fruitvaart vanuit Latijns-Amcrika behoorlijk intensief. En hoe meer schepen er op zee zijn, hoe groter de kans dat wij werk binnenhalen." In de vette jaren, zegt Strijland, kon het de reders niet zo veel schelen. Ze lieten een schip herstellen en trokken daar vrij gemak kelijk de knip voor. Nu het economisch tij te genzit, worden de werven veel vaker op de vingers gekeken. Er komen in de onderhan delingen complete boekwerken op tafel waarin exact staat aangegeven wat, waar en wanneer tegen welke prijs wordt gerepa reerd. De kunst is, zegt Strijland, om zo laag mogelijk in te schrijven en zo hel werk bin nen te halen. Maar een zo mogelijk nog gro tere kunst is om er dan toch nog aan te ver dienen. „Dat vergt een enorme deskundig heid. Die hebben we hier gelukkig ruim schoots in huis. Vooral dankzij de mensen van de ADM, zonder wie Shipdock Amster dam het waarschijnlijk niet zou hebben ge red."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 35