Scha en schande bij de NS Verloren Vaders ZATERDAG 5 JUN11993 D N K W I J Het ernstigste treinongeluk in Nederland vond in januari 1962 plaats bij Harmelen. In de twee treinen die daar met volle snelheid op elkaar reden, vonden 93 mensen de dood. De auto is straks nog het enige risico op de rails De 47-jarige arts zit op het puntje van zijn stoel en praat over een recent bezoek aan zijn vader, die gescheiden leeft van zijn moeder. „Mijn va der bracht me eergisteren weer terug naar de luchthaven. De hele weg daarheen wilde ik met hem praten, op de één of andere manier contact met hem maken, van hem horen wat hij voor mij voelt, met hem praten over wat er tussen ons is. Maar hij sprak nauwelijks tegen me. We za ten gewoon zwijgend naast elkaar daar in die auto. u. r springen tranen in j zijn ogen als hij zich JLaririfl vervolgens laat ontval len: „Eigenlijk zat ik daar gewoon bang voor hem te wezen, bang voor wat hij over mij denkt, dat hij het me kwalijk neemt dat ik veel intiemer met mijn moeder ben dan met hem... Net zoals het vroeger ook altijd al was." Hij kan zijn tranen niet meer be dwingen en begint onderdrukt te snikken. Dan, min of meer plot seling, zakt er een scherm van boosheid voor zijn verdriet en hij zegt: „Wat maakt het ook uit. Het heeft toch geen zin met mijn va der te praten." Dit gesprek vond plaats in de spreekkamer van Sam Osherson, een collega-psycholoog verbon den aan de Harvard Universiteit 3 Boston. Osherson doet onder zoek naar de invloed van de rela- met hun vader op het leven van mannen van veertig en ou der. Hij had mij uitgenodigd bij enkele interviews aanwezig te zijn. Toen hij mij na afloop vroeg hoe ik het gesprek had ervaren, kon ik niet anders dan toegeven dat het me diep had getroffen, :t als de twee andere interviews zouden doen die we later op de met achtereenvolgens een advocaat en een garagehouder hadden. Ik ervoer niet alleen hoe pijnlijk de wonde voor volwassen nnen kan zijn die de altijd verlangde maar nooit gekregen emotionele relatie met hun vader heeft geslagen. Ik ervoer ook hoe moeilijk het voor mannen is om die pijn toe te geven, een naam e geven, uit te spreken. En ten slotte werd me duidelijk hoe be langrijk vaders voor zoons zijn, meer ze eenmaal veertigers of vijftigers zijn. Als jong-volwassene bouwen veel mannen hun eigen leven op met het idee dat ze de relatie met hun vader wel zo'n beetje heb ben uitgewerkt, of dat 'mijn va der is die hij is, en dat doet me verder niet veel'. Maar zo rond het veertigste levensjaar, halver wege hun leven, wordt het zoe- i naar een nauwere band met hun vader na de afstand die tijdens de tiener en twenjaren is roeid voor veel mannen een belangrijk thema, zo blijkt uit de gesprekken die Osherson inmiddels met zo'n 400 mannen heeft gevoerd. Daaruit komt vooral naar voren helaas hoe weinig vaders en zonen in staat blijken om die connectie op een goede manier te maken. De este mannen ervaren min of er blijvend wat Osherson om schrijft als father-hunger. In ons tweede interview, dat met de advocaat, bleek dat heel dui delijk. Nadat Osherson hem eerst een aantal algemene gegevens had gevraagd, bracht hij vervol gens het gesprek op de relatie met zijn vader door een vraag die ongeveer als volgt luidde: „Zou je ns willen vertellen hoe het tus- i jullie zit, emotioneel?" Zon der een woord te zeggen, stond de man op uit zijn stoel, liep naar het raam, keek met de rug naar ons toegekeerd naar buiten, snoot zijn neus uitvoerig en toen hij tenslotte weer ging zitten, haalde hij zijn schouders op. Hij „Ja, wat moet ik daar nou r zeggen." Osherman's sym pathieke, maar ook heel directe reactie was: „Ik heb de indruk dat u zich verdrietig voelt over hoe het gaat of ging tussen u en vvader." „Och", antwoordde de man, terwijl hij opnieuw met zijn neus i zijn zakdoek dook, „het doet r helemaal niet meer toe, mijn vader overleed vijf jaar geleden." Hij was daarmee een treffende il lustratie van een andere bevin ding uit Osherman's onderzoek, namelijk dat mannen aan de ene kant verlangen naar de liefde of genegenheid van hun vader, ar aan de andere kant die ook ;r niet willen, dat ze willen be wijzen dat ze het ook zonder die vaderliefde wel redden. Psycho logisch gezien is dat overigens niet zo verwonderlijk, want voor de meeste belangrijke personen in ons leven geldt dat we ons van hen losmaken door afstand te scheppen, zonder dat we de in tense en gecompliceerde gevoe lens die we voor hen koesteren goed beseffen en verwerken. Maar met vaders is er in dit opzicht vaak een extra complica tie. Vaders zijn er vaak niet. Een van de belangrijkste redenen van de emotionele kwetsbaarheid van veel jongens en mannen is volgens Ósherman precies hierin gelegen, namelijk het probleem om als kind te begrijpen waarom vader er niet was. Een zoon kan als kind het altijd maar werken buitenshuis of de emotionele af wezigheid thuis van zijn vader ervaren als zijn eigen schuld. Zijn vader vindt hem gewoon niet be langrijk genoeg, of hij heeft iets gedaan waardoor zijn vader hem uit de weg gaat. Of hij neemt een of ander verborgen gebrek, ge brek aan moed bijvoorbeeld, bij zijn vader waar en is vastbeslo ten om niet ook zo'n soort man te worden. 'De vloek van de vader-zoon re latie", zegt Ósherman, „is af stand. Hoe langer die afstand be staat, hoe moeilijker hij wordt overbrugd. Veel zonen zijn op den duur geneigd dat afstand houden over te nemen. Dat wil zeggen dat ze gaan doen ten op zichte van hun vader wat deze zelf eerst lange tijd heeft voorge daan. Die afstand is overigens voor alles emotioneel, want tal van vaders en zoons proberen wel degelijk te laten zien dat ze liefdesgevoelens voor elkaar koesteren. Namelijk door dingen te doen voor elkaar. Zoals een van de mannen in Osherman's onderzoek zo treffend zegt: „Mijn vader's onuitgesproken boodschap was: zeg me niet dat je van me houdt, laat het me zien." Het probleem is alleen dat mensen nu eenmaal aannemen dat iets meestal niet wordt ge dacht, als het niet ook ooit wordt gezegd of door een gebaar (een arm om een schouder) wordt uit gedrukt. Een vader kan veel voor zijn zoon doen, maar als hij nooit over zijn liefde spreekt, dan heeft en houdt die zopn toch vraagte kens over wat zijn vader van hem vindt en voor hem voelt. Dat ge brek aan emotionele communi catie wordt op den duur over en weer emotionele afstand en die afstand wordt vyeer ervaren als bewijs van gebrék aan liefde. In een prachtige verzameling gedichten oveHvaders en zonen, die een aantal jaren geleden werd samengesteld door de Amerikaanse dichter Bliss, komt er één voor met de titel 'Brief aan mijn dode vader'. Het gedicht is van de hand een jongen die aan zijn dode vader schrijft: „Ik wacht nog altijd op jou om tegen mij te zeggen 'mijn zoon, mijn geliefde zoon'." Om te vervolgen met: „Zie je nu dat vaders die hun zonen niet liefhebben, zo nen hebben die niet liefhebben." En hij eindigt het gedicht met een uitroep van bittere ontgoo cheling: „Het was niet jouw fout, en het was niet mijn fout, ik had jouw liefde nodig maar ik redde me zonder. Nu hoef ik niets Persoonlijk zou ik de komende paar jaar geen vaderdag willen, maar een vade^-en-zoondag. waarop het voornaamste ge schenk is te zeggen wat we van elkaar nodig hebben. Om zo te voorkomen dat we echt niets i elkaar hoeven. RENE DIEKSTRA hoogleraar klinische en gezondheidspsychologie volle vaart trein 218 naar Amsterdam. De ramp plaatste de spoorwegen aanvankelijk voor raadsels, want de rails had er ogen schijnlijk goed bij gelegen. Later werd duidelijk dat de ontsporing was te wijten aan werkzaamheden aan de baan, die kort daarvoor hadden plaatsgevonden. Het grindbed, waarop biels en rails liggen, had zich nog niet gezet. Een van de spoorsta ven kon doorbuigen onder het gewicht van een trein, maar dat euvel werd alleen duide lijk als er een trein overheen reed. Het onge val bij Hoofddorp, 66 jaar later, doet hier sterk aan denken. Veel van wat nu vanzelfsprekend is bij de NS behoort tot de wijsheden die de spoorwe gen door scha en schande moesten verwer ven. Neem de rode sluitlantaarn aan de ach terzijde van een trein. Die werd pas inge voerd nadat op 10 augustus 1856 ter hoogte van Schiedam in het avondduister een trein achterop zijn vertraagde voorganger was ge botst. Ook het zogenoemde blokstelsel, dat per baangedeelte (blok) maar één trein toelaat, werd pas ingevoerd naar aanleiding van kop- staartbotsingen met ernstige afloop. Voor heen stuurde een station een trein de baan op als de vorige trein zo'n tien minuten weg was. Met de mogelijkheid dat zich onderweg problemen zouden kunnen voordoen een oponthoud door een defect of iets dergelijks werd in de beveiliging nauwelijks rekening gehouden. De schuld Hoewel de botsing van 1856 te Schiedam in belangrijke mate te wijten was aan een ge brekkige organisatie van het spoorwegbedrijf, kregen de ondergeschikte betrokkenen een machinist en een stationschef de hele schuld in de schoenen geschoven. Ook dat doet sterk denken aan de ontsporing bij Hoofddorp. Daar wijst de beschuldigende vinger eveneens naar de machinist, terwijl op de primitieve papiertjes waarmee treinbe stuurders op de hoogte worden gebracht van snelheidsbeperkingen toch heel wat valt af te dingen. Niet voor niets dreigen de machinis ten met acties, als alleen de 'meester op de bok' de schuld krijgt en de directie achter haar bureau buiten schot blijft. Anno 1993 staat de NS een keur van elek tronica ter beschikking, die alleen maar in de bestuurderscabine hoeft te worden geïnstal leerd om een trein even up-to-date te maken als een vliegtuig. In de hoge-snelheidstreinen is de stand van de seinen al af te lezen op een beeldscherm in de stuurcabine. De gemoder niseerde ATB bewaakt de veiligheid en de snelheid. De menselijke feilbaarheid wordt als risicofactor dan vrijwel volledig uitgescha keld. De ergste bedreiging van de veiligheid van de treinreiziger komt nu van buiten: de over wegen. De menselijke feilbaarheid in het au toverkeer is straks vrijwel zeker de enig over gebleven zwakke schakel in de veiligheid en de dienstregeling van de treinen. Helaas telt het moderne spoorwegnet nog 1.800 van die zwakke schakels. Enkele treinreizigers zijn al het slachtoffer geworden van een onvoor zichtige automobilist. Het wachten is op een variant van het ongeluk bij Woerden: een ontsporing door een aanrijding op een over weg, waarna een volle Intercity op de ravage inrijdt... Menig automobilist gaat dagelijks de weg op met de geruststellende illusie dat stuur en rempedaal de beheersing garanderen over alle onverwachte situaties. Zo niet de treinreiziger. Die moet zich overleveren aan het vakmanschap van de machinist en de techniek van de spoorwegen. Een zeldzame keer wordt het blinde vertrouwen beschaamd en gaat er iets heel erg mis. Zo'n treinramp begint vaak met een kleinigheid, zoals het hoogte verschil van tweesignaal- armen op een seinbordes. Over alle geruch tmakende spoorwegongevallen in Nederland tussen 1839 en 1993 en over de lessen die daaruit (meestal) werden getrokken, verschijnt bij uitgeverij Schuyt en Co. in Haarlem een boek. Dat wordt maandag gepresenteerd aan de voorzitter "Van de Spoorwegongevallenraad, mrPietervan Vollenhoven. Laat in de avond van 7 oktober 1936, zo tegen half twaalf, nadert machi nist Suiker met zijn personentrein 648 EM uit Utrecht het station van Woerden. Even daarvoor mindert hij al wat vaart, van honderd kilometer per uur naar negentig. Uit de stand van het inrijsein leidt hij af dat zijn trein rechtuit, geleidelijk remmend het sta tion kan binneiiïopen. Groot is zijn verbijste ring als de stoomlocomotief in plaats van rechtuit in volle vaart het linker zijspoor op schiet. De hevig geschrokken machinist zet on middellijk de remkraan in de uiterste stand, in een laatste poging een ongeluk te voorko men, maar het is al te laat: de trein heeft te veel snelheid voor de wissel naar links. De wielen van de locomotief vliegen met veel la waai uit het spoor. De loc rammelt schok kend over de dwarsliggers en komt scheef- zakkend in het grind naast de rails tot stil stand. Een massa steenkool uit de tender stort zich over de onfortuinlijke machinist. Achter Suiker schuift een deel van de trein krakend over het spoor voor het tegemoetko mende verkeer. De ontspoorde rijtuigen ver nielen de trekkabels van de seinen en de wis sels, die vanuit het zojuist door Suiker voorbij gereden seinhuis worden bediend. Seinhuiswachter Van Rheenen is meteen gealarmeerd. Hij beseft onmiddellijk dat nog groter gevaar dreigt. Uit de richting Gouda is een zware goederentrein in aantocht. Hij belt snel naar het seinhuis aan de Goudse kant van het station, zodat daar het sein op onvei lig kan worden gezet. Maar het heeft al geen zin meen zijn collega aan de andere kant ziet juist de achterlichten van de goederentrein voorbij gaan. Meester Suiker, bedolven onder de naar voren gestorte kolen, weet zich bliksemsnel te bevrijden. Hij zet haastig een rode ruit voor één van de ffontlichten van zijn ont spoorde loc en rent de aanstormende goede rentrein tegemoet, cirkels zwaaiend met zijn zaklamp. Het is opnieuw te laat: het perso neel van de tegenligger kan nog net de stoom afsluiten. Dan rijdt de zware massa van de vrachttrein met daverend geraas, splinterend en vonkend, in op de ontspoorde 648 EM. Twee minuten Het ongeluk in Woerden kostte twee passa giers het leven. Tussen de ontsporing en bot sing van de goederentrein op de wrakstukken zaten twee minuten. Een krappe spanne tijds tussen leven en dood. Onderzoek naar de toedracht van de ramp maakte duidelijk dat de machinist van trein 648 EM zich in de stand van het inrijsein had vergist. Uit de vei lige stand van de lage seinarm (in plaats van de hoge) had hij moeten afleiden dat hij een wissel naar links zou krijgen, die hij slechts met beperkte snelheid (45 kilometer per uur) mocht passeren. Suiker was een ervaren machinist, die het traject als zijn broekzak kende. De late trein 648 EM had hij echter nog nooit gereden, en juist voor die trein gold in de dienstregeling had in gedachten het seinbeeld gezien dat hij gewend was te zien en het kleine verschil op het seinbordes niet opgemerkt. Het ongeval te Woerden is er een van de vele uit de nu ruim 150-jarige geschiedenis van de Nederlandse Spoorwegen. Die ge schiedenis toont tevens de ontwikkeling van een steeds grotere ingebouwde veiligheid, waarbij de factor van menselijke fouten voortdurend verder werd teruggedrongen. Het is de vraag of het ongeluk te Woerden zou zijn gebeurd, als het systeem van de au tomatische treinbeïnvloeding (ATB) toen al had bestaan. Dat systeem grijpt niet alleen in als een machinist door rood rijdt, maar ook als de snelheid te hoog is. Harmelen De ergste treinramp in de Nederlandse spoorgeschiedenis, de botsing bij Harmelen in 1962, die aan 93 mensen het leven kostte, gaf de beslissende stoot tot invoering van ATB bij de NS. De Spoorwegongevallenraad sprak naar aanleiding van Harmelen uit dat de NS vóór 1 januari 1964 moesten beginnen met de invoering van de ATB. Maar dit bevei ligingssysteem was eind vorig jaar nog steeds niet op alle NS-trajecten geïnstalleerd. Tussen 1962 en nu hebben zich nog ver schillende ernstige spoorwegongelukken voorgedaan, hetzij op trajecten waar nog geen ATB was ingevoerd, hetzij met treinen waarin de ATB-apparatuur niet was aange bracht. Zo kwamen op 4 mei 1976 bij Schie dam drie treinen met elkaar in bosting, waar bij 24 doden te betreuren waren. Een half jaar later botste bij 's Heer Arendskerke in Zeeland de trein naar Middelburg achterop een goederentrein naar het havengebied 't Sloe: zeven mensen verloren daarbij het le ven. Op beide plaatsen was de ATB nog niet ingevoerd. Ontbrekende ATB-apparatuur in de dieseltrein van Arnhem naar Winterswijk was op 28 februari 1978 een van de oorzaken van een frontale botsing tussen deze diesel en de Trans Europa Express bij de enkelspo- rige IJsselbrug te Westervoort. Eén passagier kwam daarbij om. Maar ook de aanwezigheid van ATB biedt niet altijd volledige veiligheid. Dat bleek bij de recente ernstige spoorwegongelukken te Eindhoven (31 oktober 1992) en bij Hoofd dorp (30 november 1992, vijf doden). Beide ongevallen waren aanleiding om aan te drin gen op een verbetering van de ATB, zodanig dat deze ook functioneert bij lage snelheden en op plaatsen waar (zoals bij Hoofddorp het geval was) aan de baan wordt gewerkt. Zo kon de kop-staartbotsing van afgelopen woensdag op station Arnhem gebeuren om dat de ATB bij lage snelheid niet werkt. Sporend van ongeval naar ongeval hebben de NS lering getrokken uit fouten en telkens de beveiliging verder verbeterd. Toch blijkt de geschiedenis zich bij veel ongelukken op een bepaalde manier te herhalen. Op don derdag 9 september 1926 ontspoorde op een rechte en vrije baan bij Leiden-De Vink in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 37