Turkse en Marokkaanse jongens
hebben meer eergevoel en trots
A
ZATERDAG 22 ME11993
De grootste troeven van bokstrainer Chris Lantrok zijn kleine buitenlanders
TIM BROUWER DE KONING
llochtonen, ik vind het een
rotwoord", zegt Lantrok. „Ik
JL tm gebruik die term nooit. Boks
vereniging Leiden staat open voor iedereen,
blank of gekleurd. Maar ik constateer dat
juist jongens met Marokkaanse en Turkse
ouders de weg naar de boksschool gemakke
lijk vinden. De school ligt dan ook vlakbij
hun woonwijken. Bovendien zijn die jongens
als groep homogeen. Ze komen vaak mee
met hun vader of oudere broer. Maar ze ver
schillen "weinig van Nederlandse jongens. Ik
kan je verzekeren dat de integratie van al
lochtonen hier veel gemakkelijker gaat dan in
de gewone maatschappij."
Lantrok ziet zich niet alleen als trainer
maar ook als vaderfiguur van zijn pupillen.
„Dat is mij bijgebleven van ome Dik hij
komt hier nog regelmatig een potje biljarten
die mij met zorg omringde. Soms voel ik
me hier net een maatschappelijk werker. Veel
boksers zijn van het type 'ruwe bolster, blan
ke pit'. Maar die buitenkant, daar kijk je zo
doorheen."
Klap
Allereerst moeten de jongens het onderling
goed met elkaar kunnen vinden. Boksers
hoort zo in
komen hier n
Dan komen 2
ning. Na t
staan niet bepaald bekend als lieverdjes,
maar in de Leidse boksschool zijn ze volgens
Lantrok zo mak als lammetjes. „Natuurlijk
gebeurt er wel eens wat. Maar als er iets
wordt ontvreemd uit de sportschool, berust
dat vaak op een vergissing. Bovendien kan
dat net zo goed door iemand van buitenaf
worden gedaan. En er staat hier een gokkast,
die ik eigenlijk zou moeten wegdoen."
Ook valt er wel eens een klap, maar dat
?en boksschool. „Veel mensen
iet een zekere schroom binnen,
e zogenaamd voor fitness-trai-
1 keer vragen ze of ze ook eens
'op de zak mogen stompen', zoals zij dat
noemen. Uiteindelijk doen ze de fitness-trai
ning alleen nog maar als opwarmertje voor
debokstraining."
Driss Boukhalfa en Houcine Elbaroudi
hadden die omweg niet nodig. Zij wisten al
op hun tiende jaar dat zij bokser wilden wor
den. Houcine, die zestien jaar wordt, staat op
het punt om van de aspiranten naar de ju
nioren over te gaan. „Maar eigenlijk is hij
daar nog niet aan toe", aldus Lantrok. „Driss
daarentegen wél, maar die heeft nog niet de
vereiste leeftijd. Houd hem goed in de gaten,
hij is een ruwe diamant. Driss gedraagt zich
wat agressiever dan Houcine, die heel zacht
aardig is."
De persoon in kwestie, Driss Boukhalfa,
bewijst het gelijk van zijn leermeester. Ge
tooid met een stoere hoofddoek bluft hij, dat
hij zo nodig ook in het dagelijks leven zijn
knuisten gebruikt. „Mensen denken vaak dat
wij onwijs sterk zijn", zegt Driss. „Het geeft
een kick als je iemand voor zijn hoofd slaat.
Ik moet me alleen nog leren beheersen."
Het gezicht van Lantrok betrekt. „Waarom
zegt hij dat nou? Ik snap wel wat hij bedoelt."
Vervolgens formuleert hij het nut van de
edele bokssport: „Ie takelt je tegenstanders
niet toe. Maar boksen leert je wel durf te to
nen en het kweekt zelfvertrouwen."
Aan dat laatste zou het Houcine Elbaroudi,
bepaald geen vechtersbaas, wel eens kunnen
ontbreken. Volgens de twaalfjarige Yusup Ak-
bulak „doet hij geen vlieg kwaad." Houcine
verklaart dat hij 'heel soms' pijn voelt „en
dan word ik boos. Maar voor en na de wed
strijd ben ik vriend met de tegenstander."
Yusup stellig: „Je kunt als vrienden niet tegen
elkaar boksen."
Atlanta
Zafer Akbulak, de 21-jarige broer van Yusup,
hoort het met een glimlach aan. Hij is welis
waar later begonnen dan zijn clubgenoten,
maar al een eind verder op weg naar Atlanta,
waar in 1996 de Olympische Spelen worden
gehouden. „Deelname aan de Spelen is mijn
doel. Ik weet niet of ik dat niveau ooit bereik,
maar ik ben wel bereid er veel voor opzij te
zetten. Alleen mijn maatschappelijke carrière
krijgt voorrang. Ik hoop dat ik word aangeno
men op de sportacademie, waarvoor ik net
Boksen is zijn lust en zijn leven.
Leidenaar Chris Lantrok, bijna
veertigen terugkijkend op een
glansrijke carrière, heeft de
handschoen na zijn afscheid
van de wedstrijdsport in 1981
nooit definitief in de ring
geworpen. Sinds hij als pupil
van de legendarische Leidse
boksgoeroe 'ome' Dik Snik zijn
laatste wedstrijd bokste,
probeert hij de erfenis van Snik
op waardige wijze te beheren.
De grootste troeven van
Lantrok zijn klein en ze
behoren bovendien tot een
minderheid. De 15-jarige Driss
Boukhalfa en de even oude
Houcine Elbaroudi zijn netzo
Leids als Lantrok, maar hun
voorouders kwamen uit
Marokko. Waarom gaan juist
zij de sport beoefenen? „Zij
hebben eergevoel en trots. En
het houdt ze van de straat.
een test heb afgelegd. Dan kan ik sport en
studie mooi combineren."
Zafer, hij geeft het grif toe, geniet van de
glamour die de bokssport omringt. „Die aan
dacht vind ik leuk Als voetballer van
Roodenburg was ik al een publieksspeler. Bij
een individuele sport als boksen is die be
langstelling in zekere zin nog enger. Dat heeft
met je ego te maken. Dat veel jongens van
Marokkaanse en Turkse afkomst graag vecht
sporten beoefenen, ligt aan hun mentaliteit.
Zij hebben eergevoel en trots. En verder heb
ben ze ook dat vurige, dat veel Nederlandse
jongens hebben."
Het liefst zou de C-klasser („Via de B-klas
se wil ik opklimmen naar A") rijk worden
door zijn boksprestaties. „Want zeg nou zelf,
alles draait toch om geld? Nu ben ik in de
kracht van mijn leven. Maar ik zou mijn geld
nooit aan drugs en in coffeeshops besteden.
De sport geeft mij houvast. Het boksen heeft
mij door slechte tijden heengesleept. Het
houdt de jongens bovendien van de straat.
Hier is nooit rottigheid."
Charme
Net als de jongere jongens loopt de oudste
Akbulak weg met zijn trainer. „Chris heeft
charme en een gemakkelijke stijl." Lantrok
daarentegen vindt van zichzelf dat hij in de
loop der jaren strenger is geworden. „Ik ben
nog steeds vergevingsgezind van aard. Maar
met het innen van contributie ben ik strenger
geworden", zegt de gewezen zwembadmede
werker, die tegenwoordig zijn brood verdient
als buitendienst medewerker van de ge
meentelijke belastingen in Leiden. „Voor der
tig gulden per maand kun je hier zeven keer
per week trainen. Sommige jongens moeten
dat zelf verdienen met een krantenwijk. Ik
maak het zelfs mee dat ze een jaar vooruit
betalen."
Van op de loer liggend gevaar van discrimi
natie op zijn boksschool is Lantrok zich niet
bewust. „Ik maak daar wel eens grapjes over,
maar dat pikken de jongens van mij. Net zo
goed als ik die ramadan van hen accepteer,
ook al snap ik er helemaal niets van. Ik hoef
niet zo nodig honger te lijden. Maar van mij
mogen ze het in die periode op de training
rustig aan doen, als ze de draad daarna maar
weer oppikken. Tenslotte accepteren ze ook
mijn vreemde gedrag op de boksschool."
Vervolgens legt Lantrok uit hoe zijn vereni
ging in elkaar steekt. „Ik run de tent natuur
lijk niet in mijn eentje. Ger Gorree is als aspi
rantentrainer mijn rechterhand. Verder verle
nen Bram en Gerrit van Eygen allerlei hand
en spandiènsten en schenkt mijn vriendin
Yvonne de Kier koffie. De enigen die hier
worden betaald zijn de aerobic-dame en de
schoonmaakster. Dat werk zie ik zelf niet
Sociaal
Wel brengt Lantrok elk vrij uur door in 'zijn'
boksschool, waarvoor hij huurplichtig is aan
het Holtland-College. Na de training wordt er
tegenwoordig druk gekaart. „Dat hoort er ook
bij. Dat is sociaal bindend." Want het speelse
element heeft de Leidenaar hoog in het vaan
del. „Zeker met die jonge gasten. Hun kind
zijn vind ik belangrijker dan hun prestaties.
Als volwassenen kunnen ze namelijk niet
meer terug."
„Ik behandel ze op het niveau waar ze aan
toe zijn. Mijn eigen zoon Mark is boos op me,
omdat ik hem nog niet tegen grotere jongens
laat boksen. Pubertjes die nog niet zijn uitge
groeid, zal ik niet over de kling jagen. En als
jongens niet voor boksen in de wieg zijn ge
legd, zie ik dat tijdig in. Zo veel kijk heb ik er
wel op."
„Het amateurboksen valt overigens niet te
vergelijken met profboksen, dat veel louche
figuren aantrekt. Jongens die als boksers de
kost moeten verdienen, zijn al gauw geneigd
een bijbaantje als uitsmijter te accepteren.
Ex-profboksers als Ruud Lubbers, mijn grote
voorbeeld, en Ruud Koopman zijn niet zon
der maatschappelijke sores uit de strijd geko-
Zelf kreeg Lantrok de afgelopen jaren even
eens het een en ander të verstouwen. „Zowel
privé als op mijn werk verliep het niet alle
maal naar wens. Maar de boksschool heeft
mij er bovenop geholpen. Moet je eens kijken
naar mijn lichaam: nog geen grammetje vet.
En als het even meezit zie ik er op mijn 63ste
net zo goed geproportioneerd uit als die ne
ger op de foto. Want om heel eerlijk te zijn: ik
zou er hier graag nog wat boksers uit Marti
nique bij hebben. Zij zijn de allerbesten."
Jongens met Marokkaanse en
Turkse ouders vinden de weg naar
de boksschool gemakkelijk.
Het keurkorps van bokstrainer Chris Lantrok (midden achter). De beide uitersten zijn Houcine Elbaroudi (links) en Driss Boukhalfa (met hoofddoek). Zafer Ak
bulak staat rechts van Houdne. foto's lock zuyderduin