'We hoeven geen winst te maken' et Leidse crematorium Rhijnhof is een instelling met een open JML JLm karakter. Het licht mag er door grote ramen nog best naar binnen. Wie weet, tftisschien dat het troost. Een vrolijk crema torium mag je het niet noèmen, maar de somberte wordt er wel enigszins terugge drongen. Aan de muren hangen kleurige pastels van bloemen. En de dames die na de plechtigheid koffie met cake serveren zijn gekleed in een fris blauw mantelpakje, zodat ze er een beetje uitzien als de stewardessen van de ziel. sM^lgens D. Schipper, medewerker in dit crematorium, begint het taboe op de dood te verdwijnen. „Respect voor de overledene is niet afhankelijk van sombere kleding. Wij werken hier uiterst zorgvuldig maar we hou- dmjvan een wat lichtere toets. De dood van eeff^eliefde valt mensen toch al zo zwaar. We werken kleinschalig. Veel crematoria hebben zo'n 10 tot 20 crematies per dag. Wij beperken ons tot hoogstens 8 crematies. We nemen de tijd voor de mensen." Als er vroeger iemand overleed, gingen al le gordijnen dicht in de straat. De poppen kast van het leven moest even worden ver borgen. Over de spiegels werd een zwarte doek gehangen, beelden werden met hun gezicht naar de muur gezet en foto's plat ge legd. Nog wekenlang droegen de naaste fa milieleden van de dode rouwkleding. Maar die tijd lijkt voorgoed achter ons te liggen. TrSchipper: „Natuurlijk is de dood nog steeds een ernstige aangelegenheid, maar -het lijkt wel alsof de mensen er de laatste tijd wat lichter tegenaan gaan kijken. De dood van een kind is nog altijd iets vreselijks. Zo- fHjjTfcj ontroert ook mfj nog steeds. Maar bij \t .oude mensen zie je dat de nabestaan - i steeds meer in hun gewone kleren ko- n. Als het toevallig zomer is, dragen ze i zomerkostuum. Als het winter is hun ge wone duffelse jas. Niet allemaal meer als kraaien in het zwart dus. Wij dragen er de wranrwoordelijkheid voor dat de plechtig heid stijlvol en gepast verloopt. Kortom: we zijn altijd aanwezig voor de mensen. Maar niet opdringerig." Veilig Het crematorium is een gezamenlijke onder neming van de Hervormde Kerk te Leiden en de gebroeders Swinkels uit Best. G.J. Swin- kels is een goedlachse man. Een levensge nietersgezicht boven een stemmige double- breasted blazer. Terwijl hij even kijkt naar zijn broer, die wat kleiner is maar aan wie het Brabantse leven zo op het eerste gezicht ook weinig kwaads heeft gedaan, zegt hij: „Het klinkt misschien een beetje cynisch, maar een dienstverlenend bedrijf als dit is natuurlijk toch een veilige belegging. We hoeven geen winst te maken. Als de begro ting aan het eind van het jaar maar sluitend is. En of er nu 5 of 6 crematies per dag zijn, daarover maken we ons niet druk. Het klinkt een beetje oneerbiedig: maar door het jaar heen komen ze toch wel. Vroeger waren cre matoria veel meer naar binnen gekeerd. On ze instelling wil een open karakter hebben. Het is onze taak de mensen zo goed en nor maal mogelijk te behandelen en te verzorgen op een van de moeilijkste momenten in hun leven." Een verstrooiingsveld is er op Rhijnhof niet. J. Comelisse rijdt eens in de zoveel tijd met een aantal asbussen. achterin de auto naar het nationale verstrooiterrein op de Posbank, nabij Arnhem. Per rit neemt hij zo'n veertig bussen mee. Een asbus kan soms 2 tot 4 kilo wegen. De verstrooiing heeft plaats in het bos. Als de familieleden dat wensen, gebeurt een en ander in stilte. Achteraf krijgen ze dan op verzoek bericht dat de verstrooiing heeft plaatsgehad. Om vergissingen te voorkomen, wordt er tijdens de verbranding in de oven een vuurvast steentje ter identificatie gelegd. Een steentje dat een beetje lijkt op het stukje zeep dat je vroeger tijdens een bezoek aan het badhuis aan de kassa aldaar kon kopen. Nu staat er alleen geen 'Lux' op maar een nummer. Emotioneel Er wordt met de wind mee verstrooid. Bij storm of regenweer wordt de verstrooiing uitgesteld. De as is wat vettig en het is een beetje smerig als je die as in je gezicht krijgt. Schipper somt een aantal verstrooiings mogelijkheden op. „Allereerst heb je dus de verstrooiing op het nationale verstrooiter rein. Als ze dat willen, kunnen de nabestaan den daarbij aanwezig zijn. Vaak zijn dat best emotionele gebeurtenissen. Soms neemt ie mand een videocamera mee.om de gebeur tenis vast te leggen. Er zijn ook overledenen die willen dat hun as boven zee wordt ver spreid. Met een kottertje varen we buiten de territoriale wateren en daar wordt de as dan uitgestrooid. Ook hier mogen familieleden bij zijn. Soms gooien ze dan wat boeketten in zee. En je kunt ook nog vanuit een sport- De asla van de verbrandingsoven. In deze la komt de as van de overledene terecht. Op de voorgrond ligt het vuurvaste identificatie steentje. Talrijk zijn de laatste tijd de klachten dat crematoria in de Randstad een soort dodenfabrieken zouden zijn waar men met gezwinde spoed tot as dient te vergaan. Maar bij het Leidse crematorium hecht men nog aan rust. Geen gejacht en gejaag, maar een eerbiedwaardige crematie. Verslaggever Cees van Hoore keek eén middag mee over de schouder van medewerker Schipper, beheerder Gravekamp en de assistent-beheerder FOTO'S JAN HOLVAST Cornelisse. vliegtuigje boven zee worden verstrooid." „Voorts is er het zogenaamde colombari- um. Een ruimte waarin men de asbus in een vaste nis kan laten plaatsen. Het gebeurt sporadisch dat mensen de as mee naar huis willen nemen. Het is wel eens gebeurd dat we werden gebeld door een vrouw die vroeg of we de bus wilden terughalen. Achteraf be zien vond ze het toch een eng idee dat de as van haar man in huis was." Schipper is heel jong in dit werk terecht gekomen. „Voordat ik dit deed, dacht ik nooit na over de dood. Maar nu word je elke dag met je neus gedrukt op het feit dat er ooit een einde aan komt. je kunt je de dood van al die mensen natuurlijk niet persoonlijk gaan aantrekken. Je moet de problemen niet mee naar huis nemen. Maar als er een kind is doodgegaan, heb ik het toch wel moeilijk. Dan wil er wel eens een traan vloeien. Kortom: sterven went nooit. Als er een fami lielid van je sterft, is die dood toch telkens weer akelig nieuw. Morbide Soms, na een plechtigheid, bespeuren be grafenis- of crematiegangers die niet direct familie zijn van de dode een vreemd soort blijheid bij zichzelf. Alsof iets in hun binnen ste zegt: ik nog niet, ik gelukkig nog niet. Dat geeft soms aanleiding tot morbide grappen. Zo hoorden wij eens iemand gekscherend zeggen dat hij bij zijn crematie 'As....'t effe kan' uit My Fair Lady wilde horen. Zulke wrange verzoeken zullen in Rhijnhof niet worden gehonoreerd. Maar als de wensen binnen de perken blijven is er veel mogelijk. Schippen „Er zijn hier in het crematorium geen gekke wensen. Over het algemeen wordt er licht klassiek gedraaid bij de crema ties. James Last scoort hoog, maar ook het Largo van Handel. Maar bij een jongen die op de bromfiets om het leven was gekomen na een bezoek aan een disco schalde hier Mick Jagger door de aula. En ik herinner me dat er eens bij een man die graag viste het lied 'Als ze me missen, dan ben ik vissen' van Nico Haak werd gedraaid." Oven Tijdens het gesprek met Schipper, de be heerder en andere werknemers van Rhijnhof valt op hoe rustig ze over de dood praten. Het is alsof ze alvast een leerschool doorlo pen voor later, alvast een beetje aan het anti chambreren zijn. Wijsheid is misschien een te groot woord, maar uit al de verhalen spreekt een zekere berusting. Maar de oven, denken wij, de oven, dat moet toch wel iets dramatisch zijn. Met V.l.n.r. beheerder Gravekamp, medewerker Schipperen assistent-beheerder Comelisse. Leids crematorium Rhijnhof neemt de tijd voor de mensen De oveniste laat de deur van de verbrandingsoven zakken. ZATERDAG 15 ME11993 kloppend hart gaan we naar de ovenruimte. Daar staat-ie dan, de glimmende oven. Het instrumentarium op de voorkant doet erg clean aan. Hier wordt niet zomaar iets gedaan. Er wordt efficiënt en schoon ge werkt. De maximale temperatuur van de oven is 1200 graden. Een lichaam moet zo'n twee tot anderhalf uur branden voordat het tot as is vergaan. Die as valt in een grote asla onder de oven. Daarna gaat ze in een soort centri fuge, waarin een aantal stalen ballen mee draaien, ballen die de as tot poeder verma len. Stalen heupen en andere protheses wor den er voor de maling uit gehaald. Het verbrandingsproces wordt continu in de gaten gehouden. Op ons verzoek mogen we even meekijken naar een verbranding. De oven wordt bediend door een dame die vuurvaste handschoenen aanheeft. Ze lijken op de handschoenen die worden gebruikt bij het snoeien van een rozenhaag. De kist rolt over een aantal cilinders automatisch de oven binnen. Achterin zien wij een baaierd van vuur oplaaien. De handvatten zijn van de kist afgehaald, zo ook het kruisbeeld dat op het deksel prijkte. Krullende gele vlam metjes beginnen te likken aan de kist. Hier wordt een stoffelijk overschot verbrand, maar op de een of andere manier is het geen macaber gezicht. De vlammen razen, maar niet echt hard. Een flinke bries uit zee, een bries die op zoek is naar de ziel. Lang mogen we niet blijven kijken. Dat is niet decent. Soms hoor je wel eens beweren dat men sen in de oven nog even rechtop gaan zitten, dat ze kromtrekken door de warmte. „Maar dat is onzin", zegt de oveniste. Rozenkransen worden op uitdrukkelijk verzoek van nabestaanden uit de handen van de overledenen gehaald. Maar in princi pe worden kisten niet meer geopend. Negen van de tien mensen gaan zonder sieraden de oven in. Als de familieleden dat willen mo gen ze bij de daadwerkelijke verbranding aanwezig zijn. Maar daarvan wordt weinig gebruik gemaakt. Behalve door Mohamme danen of Hindoestanen. Die willen wel bij de verbranding aanwezig zijn. Ze moeten zien dat het lijk verbrandt, dat wil hun geloof. Ze vragen aan de ovenist of hij na de verbran ding de oven wil openen, zodat ze dat kun nen controleren. Wennen „Zonder betrokkenheid kun je dit werk niet doen", zegt een van de ovenistes. „Maar je gaat er natuurlijk wel een beetje aan wen nen. Er zullen misschien weinig vrouwen zijn die dit werk willen doen, maar ik heb er nooit moeite mee gehad. Je houdt de tempe ratuur en de tijd in de gaten, kijkt af en toe of het goed gaat en denkt er verder niet al te veel bij na. Ik vind het eigenlijk wel mooi werk." Als we buiten het crematorium staan, voe len we de warmte van de oven nog op ons gezicht. Tot ziens', zegt Schipper. Ja. ja, denken we en we begeven ons in het drukke verkeer. In de verte huilt een sirene. Wat stond er ook alweer op dat kerkhof uit onze jeugd? 'Hodi mihi, eras tibi'. 'Heden ik. mor gen gij'.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 35