Enquête als katalysator voor ander sociaal stelsel Geest van Pétain waart opnieuw door Parijs Feiten &Meningen Spaanse blindenvereniging boert goed met lotenverkoop WOENSDAG 12 MEI 1993 Helemaal gerust zijn ze er ook niet op, maar binnen de vakbeweging en het Gemeen schappelijk Administratie Kantoor (GAK) gaat men ervan uit, dat de parlementaire en quêtecommissie, die morgen met de eerste verhoren begint, niet met ogen-van-nu 'schuldigen' zal willen aanwijzen van wat in de omstandigheden-van-toen uit de hand is gelopen. Bij het GAK, dat de uitkeringen ver zorgt van de Werkloosheidswet, de Ziekte wet en de WAO, stelt men zich op het stand punt dat het werk altijd correct en goed is gedaan. Niemand, ook bij de sociale part ners (werkgevers- en werknemersorganisa ties), bestrijdt dat het aantal r een arbeidsongeschiktheidsregeling loopt veel te groot is geworden. Maar de sterke groei deed zich vooral voor in 'andere tij den'. „Er golden toen andere waarden. Dat we er nu anders over denken, mag er niet toe leiden dat met ogen-van-ni en de uitvoerders van toen worden veroor deeld", meent Henk Muller, die in het be stuur van de vakcentrale FNV belast is met de portefeuille sociale zekerheid. Piet van Wijngaarden, hoogle raar Vraagstukken Sociale Ze kerheid aan de Rijksuniversiteit Utrecht, werd onlangs uitgeno digd door enquêtecommissie voorzitter Buurmeijer. Of hij zijn licht eens wilde laten schij nen op de vraag waar het fout is gegaan met de uitvoering van de WAO, de WW en de Ziekte wet. Een informeel gesprek, waarbij Van Wijngaarden de enige 'onafhankelijke' was in een gezelschap dat verder be stond uit bestuurdeis en uit voerders van de sociale wetten. Harde schokkende nieuwsfeiten zullen niet boven tafel komen, verwacht Van Wijngaarden als de enquêtecommissie deze week de openbare verhoren be gint. „De conclusies zullen voor de hand liggen: dat de uitvoe ringsorganisaties, de bedrijfs verenigingen dus, te passief wa ren, te veel gericht op het ver strekken van een uitkering in plaats van het vinden van werk. Dat dat komt door de belangen verstrengeling van de sociale partners in de bedrijfsverenigin gen. Dat het toezicht onvol doende was, dat de politiek on uitvoerbare wetten heeft be Of het zin heeft, die parlementaire enquête sociale zeker heid? De hoogleraar staart nadenkend door het raam naar buiten. „Inhoudelijk gezien absoluut niet. Al het materiaal dat had kunnen worden verzameld, is al verza meld. Maar het kan wel de discussie versnellen over een nieuwe opzet van de uitvoeringsorganisaties. Dat is de winst, anders waren we nog drie jaar op dezelfde wijze voortgehobbeld." dacht en vervolgens de 5 zijn beloop gelaten." Interessanter dan wat er fout is gegaan, is de vraag hoe dit heeft kunnen gebeuren en hoe dit in de toekomst is te voorkomen. De 'waarom-vraag' beant woordt Van Wijngaarden met een verwijzing naar de ont staansgeschiedenis van Neer- lands onvolprezen sociale stel sel. „Halverwege de jaren vijftig hing Nederland achter in het peloton in vergelijking met de rest van Europa als het ging om de sociale voorzieningen. In 1967 waren we nummer één. Er is in die tussenliggende jaren dus ontzettend veel gebeurd." Van belang hierbij was wat Van Wijngaarden de 'pacificatie van de uitvoeringsorganisaties' noemt. Tot 1952 lagen de con fessionele partijen KVP, CHU en ARP voortdurend in de clinch met de sociaal-democraten over de vraag wie de sociale wetten moest uitvoeren. De voorlopers van het CDA beschouwden dit als het domein van de sociale partners (werkgevers en vak bonden), de PvdA wilde dat ook op dit terrein de overheid een stevige vuist in de pap kreeg. In 1952 bereikten de partijen een compromis, waarmee de basis van het huidige stelsel werd gelegd: de werknemers verzekeringen kwamen in han den van de sociale partners, de volksverzekeringen werden een overheidszaak. Van Wijngaar den: „Daarmee viel de belem mering weg die heel lang nieu we sociale wetgeving had tegen gehouden. Dat zie je ook aan de verkiezingsprogramma's daar na. Politieke partijen beginnen tegen elkaar op te bieden, te dingen naar de kiezersgunst met dat soort regelingen." De opbouw van het sociale stel sel werd ideologisch gevoed. „Het briesje van rechtvaardig heid en gelijkheid dat over Eu ropa trok, werd in Nederland een storm die zeker tien jaar aanhield. Een uitstekend sociaal zekerheidsstelsel was het resul taat. De zorg-ideologie, die wat he den ten dage 'activerend ar beidsmarktbeleid' wordt ge noemd bijna per definitie uit sloot, stuitte ook financieel niet op bezwaren. De economische groei was jaar in jaar uit hoog, de bomen leken tot in de hemel te groeien. Toch vertoonden zich ook destijds al enige rim pelingen op het verder nog glanzende oppervlak van het stuwmeer aan sociale wetten. De toenmalige minister van so ciale zaken Veldkamp vroeg in 1967 de Sociaal-Economische Raad (SER) om advies over een goedkoper en eenvoudiger stel sel van de sociale zekerheid: één uitvoeringsorganisatie per regio waarin de sociale partners slechts op afstand een rol speel den. Het idee van een 'sociale supermarkt', waarmee anno 1993 een kamermeerderheid te winnen is. De SER schakelde de onderzoeksbureaus Berenschot en Bosboom Hegener in, wat in 1972 leidde tot het Alternatie- venrapport. Geen van de alter natieven was echter aanvaard baar voor de meerderheid van de SER: de werknemers- en werkgeversorganisaties. Pogingen om het sociale stelsel op een andere leest te schoeien, stuitten op een ijzeren driehoek in de besluitvorming: vakbon den, werkgeversorganisaties en (vooral de confessionele) poli tieke partijen. Voorstellen wer den eerst doorgesluisd naar de SER en de Sociale Verzekerings raad (SVr), waarin werkgevers en werknemers met tweederde meerderheid de dienst uitma ken. Een vervolgopdracht aan de on derzoeksbureausresulteerde uiteindelijk in 1984 in een SER- advies dat erop neerkwam dat alles bij hetzelfde bleef, aldus Van Wijngaarden. „De politiek heeft hierbij de zaken bewust op z'n beloop gelaten. Men vroeg immers om een SER-ad- vies: je kon op je vingers natel len wat voor een advies dat zou worden." Hoewel de onrustbarende stij ging van het aantal WAO'ers al begin jaren zeventig werd gesig naleerd (ook door de SER), sloe gen de politieke partijen daar geen acht op. Het advies in 1979 van de ambtelijke commissie- Lamers (het zoveelste pleidooi voor volumebeleid, onafhanke lijk toezicht, 1-loket gedachte, meer macht voor de overheid) vermocht dan wel de toenmali ge bewindslieden overtuigen, de Tweede Kamer was nog niet De omslag in het parlement si tueert Van Wijngaarden rond 1985. De gevolgen van de eco nomische recessie waren voel baar, de financiering van het so ciale stelsel stond onder druk. „Daarbij kwamen de vergelij kingen met andere Europese landen. 'Moetje eens kijken' werd er geroepen, 'we hebben twee, drie keer zoveel zieken en arbeidsongeschikten als in het buitenland'. Toen bleek de heel lage arbeidsparticipatie in Ne derland en de heel hoge partici patie in de sociale zekerheid." Het streven naar één Europa met de bijbehorende normen voor financieringstekort en las tendruk, zette het stelsel nog verder onder druk. „Op den duur kon de politiek er niet meer omheen, met name de ontwikkelingen in de WAO niet. Maar ook de stelselherziening van 1987 (minder uitkeringen, eenvoudiger stelsel), bleek een totale mislukking. Er zijn zelfs wetten bij gekomen." Voeg daarbij de toenemende in dividualisering waarop het soci ale stelsel niet is afgestemd en de soms complexe wetgeving, en de chaos is compleet. „De politiek heeft geen vat meer op de problemen. Ik geloof dat het die oprechte bezorgdheid is ge weest die de Kamer deed be sluiten tot een parlementaire enquête. In wezen gaat het om het primaat van de politiek. De PvdA heeft dat altijd nage streefd, maar werd op het ge bied van de sociale zekerheid dwarsgezeten door het CDA. Het is niet verwonderlijk dat het CDA de meeste moeite had met het instellen van een enquête." Van Wijngaardens'analyse van het debacle bij de werknemers verzekeringen staat haaks op de beweringen van oud-Unilever- topman Beek. Deze meent dat de grote bedrijven, met mede weten van vakbonden en de werkgeversorganisatie VNO, doelbewust de WAO hebben ge bruikt om hun personeelsbe stand df te slanken. Beek heeft aangekondigd met 'dynamiet' te komen, als hij door de en quête-commissie wordt ver hoord. Het is nog niet zeker of dat gebeurt. Van Wijngaarden zegt geen aanwijzingen te hebben die duiden op een bewuste strate gie, een van tevoren beraamd complot van een kongsi van grootindustriëlen. „Watje wel kunt constateren, is dat het dumpen van werknemers in de WAO plaatsvond en kennelijk vanzelfsprekend was. Het is in grote mate gebeurd, maar geen van de politieke partijen heeft destijds aan de bel getrokken." Van Wijngaarden hoopt dat het enquête-rapport de katalysator wordt voor een ander sociaal stelsel. Volgens de hoogleraar is er maar één echte oplossing om uit de problemen te raken: meer banen, vooral in deeltijd en aan de onderkant van de arbeids markt. Waar die banen te vinden zijn? „De dienstverlening", roept Van Wijngaarden onmiddellijk uit. „Milieu, bewaking en beveili ging, bejaardenzorg, werk zat. je moet alleen wel aandacht be steden aan de kwaliteit van de arbeid. De kans op ontzettende rotbanen is heel wel aanwezig." BARCELONA RUUD DE WIT CORRESPONDENT Je komt ze overal tegen in Spanje: de gehandicap te lotenverkopers van de blindenvereniging ON CE. Bij de taxistandplaatsen, op de terrasjes, bij de uitgangen van de metrostations of schuifelend over de trottoirs van de grote steden. Maar ook in de meest afgelegen dorpjes horen de lotenverko pers van de ONCE bij het straatbeeld, wat even eens geldt voor de blauwkleurige kiosken, die de Organization National de Ciegos Espanoles in heel het land heeft neergezet. Loten kopen en gokken zit de Spanjaarden in het bloed. Dat doen ze niet alleen via de ONCE. Van de 1.925.546 miljoen peseta (31 miljard gulden) die de Spanjaarden in 1992 aan loterijen, voetbal toto's, paardenrennen, casino's of bingohallen uitgaven, kwam een kleine 10 procent bij de ON CE terecht. In de wereld van Spaanse loterijen en kansspelen neemt de ONCE een heel bijzondere plaats in. De casino's, bingohallen en gokautomaten worden gecontroleerd door het ministerie van binnen landse zaken in Madrid of door de regeringen van de autonome regio's. Die winst komt dus terecht bij de overheid. Maar ONCE is een particuliere organisatie die veel en uitstekend werk voor de Spaanse gehan dicapten verricht, maar zich steeds nadrukkelijker met andere zaken bezighoudt. De ONCE is dan ook uitgegroeid tot een van de meest invloedrijke en winstgevende concerns in het land. De omzet bedroeg in 1992 twee miljard gulden. Een aan zienlijk deel gaat op aan prijzengeld, de admini stratie, salarissen van de lotenverkopers en recla me. Maar de ONCE houdt genoeg geld over om andere initiatieven te ontplooien. Bijvoorbeeld TOM JANSSEN om de positie van de gehandicapten te verbete- Maar met de winsten heeft de ONCE ook zakelijk niet slecht geboerd. Het eigen bezit wordt geschat op zeker 1 miljard gulden en de holding heeft voor nog eens eenzelfde bedrag aan belangen in een tachtigtal banken, fabrieken en bedrijven, waaronder radio- en TV-stations en krantenuitge verijen. Begrijpelijk is dus dat steeds meer journalisten zich zorgen maken over de invloed van de ONCE in de Spaanse mediawereld. Een zorg, die de als 'keihard' bekend staande directeur van de blin denvereniging Miguel Duran niet deelt: „Wij zijn een organisatie die de belangen behartigt van zijn leden, de gehandicapten. Ik schat dat 30.000 mensen direct en indirect van ons economisch afhankelijk zijn en daarom moeten wij ons geld goed besteden." Ook het feit dat ONCE sinds 1989 een professio nele wielerploeg sponsort, blijft de talrijke critici van Duran bevreemden. Aanvankelijk bedroeg het budget van deze ploeg 240 miljoen peseta, ruim 4 miljoen gulden, maar inmiddels is dat be drag gestegen tot 600 miljoen peseta. Maar daar mee heeft ploegleider Manuel Saiz wel één van de sterkste wielerploegen in Europa bijeen kunnen brengen, met Laurent Jalabert, Johan Bruyneel, het Zwitserse talent Alex Zulle en Erik Breukink. Toch zijn er genoeg mensen, ook binnen ONCE zelf, die zich afvragen waarom Duran akkoord ging om de in Spanje vrij onbekende Breukink een contract van meer dan 1 miljoen gulden aan te bieden. De ONCE-lotenverkoper in de straat kan in ieder geval niet warm lopen voor 'zijn' wie lerploeg. „Geldverspilling. Dat geld kunnen ze be ter aan iets anders besteden". Erik Breukink, ooit van gehoord? „Broikink? Nee, wie is dat?" Bij de uitgang van een bioscoop in het sjieke zesde arrondisse ment van Parijs staat een be jaard echtpaar te wennen aan het daglicht. Na ruim 2,5 uur in het schemerdonker te hebben gèzeten, is de overgang naar de felle lentezon groot. Bijna even groot als de sprong in de tijd die ze zojuist hebben gemaakt. Van de sombere oorlogsjaren onder het met de Duitsers heulende Vichy-regime naar 1993. Zij zoekt in haar handtas naar haar zonnebril; hij wrijft zich nog eens in de ogen. Ogen die verraden dat hij zojuist heeft gehuild. Hij is niet de enige. De film over maarschalk Philippe Pétain, de held van Verdun uit de Eerste Wereldoorlog die op 84-jarige leeftijd staatshoofd van het met de Duitsers colla borerende Vichy-Frankrijk werd en die in 1945 wegens landver raad ter dood werd veroordeeld, is heel wat bioscoopbezoekers niet in de koude kleren gaan zit ten. Vooral de ouderen niet en zij vormen de overgrote meer derheid van het middagpubliek. „De film heeft veel pijnlijke her inneringen bij me opgeroepen", zegt de man. Herinneringen aan een broer die niet terug kwam van het front, aan een vriend uit het verzet die werd gefusilleerd. Maar vooral de herinnering aan de grenzeloze hypocrisie en lafheid, die Frank rijk in de beginjaren van de oor log in zijn greep had. In de overtuiging dat de oorlog defi nitief verloren was, probeerden veel Fransen er het beste van te maken in een door de Duitsers overheerst Europa. Verdachte buren, buitenlanders en ver zetsmensen werden bij duizen den verraden in anonieme brie ven en telefoontjes. Als de film 'Pétain' één ding pijnlijk duidelijk maakt, dan is het wel dat miljoenen Fransen aanvankelijk op zijn minst sym pathie hadden voor het mario nettenregime dat zich in de zo mer van 1940 in het mondaine kuuroord Vichy vestigde. Ver zetshelden werden ze door gaans pas later, veel later. Lang nadat het Vichy-regime vrij willigwas begonnen met de deportatie van tienduizenden Franse joden. En veelal pas kort voor de geallieerde landing in Normandië. Even verderop staat een groepje jongeren na te praten over de film. Voor hen heeft 'Pétain' veel weg van een ver-van-mijn- bed-show. „Ik kon de draad van het verhaal niet altijd volgen. De namen Pétain en Laval ken de ik, maar van heel wat andere Pétains minister-president die onverbloemde sympathie voor het nationaal-socialisme had. Hij zou de kwade genius achter het regime van Vichy zijn ge weest, de man die de oude maarschalk van kwaad tot erger manipuleerde. In de film zijn de rollen echter vaak omgedraaid. Laval maakt zelden een geheim van zijn sympathieën en doel einden, en is op zijn manier zelfs recht door zee te noemen. Pétain daarentegen is een draaikont, wiens gedrag vaak ronduit hypocriet en laf te noe men is. Veel anonieme Fransen gingen hem daarin na. Onbestraft, zoals de film in een slottekst nog eens stekelig stelt. „Het pé- tainisme is nooit veroordeeld", zo wordt de bioscoopbezoekers als uitsmijter voorgehouden. Een uitsmijter die hard aan komt. „Het wordt tijd dat we de feiten eindelijk eens met zijn al len onder ogen zien", zegt de 23-jarige rechtenstudent pein zend. Zijn grootvader denkt er wellicht wat minder onbevan gen over. In de loopgravenoorlog van '14-'18 was Pétain een held, In '40-'45 een verrader. sleutelfiguren van het Vichy-re gime had ik nog nooit ge hoord", zegt een 23-jarige rech tenstudent. Niet vreemd. De Franse schoolboeken weten nog altijd niet goed raad met het Vichy-regime. Pas sinds 1983 wordt de smadelijke periode op de middelbare school summier behandeld; voordien was 'Vichy' taboe. Anno 1993, 48 jaar na de oorlog, zijn de wonden nog altijd niet geheeld. Een oorlogsmisdadiger als René Bousquet, als politie chef van Vichy direct verant woordelijk voor duizenden de portaties, is nog steeds niet be recht. De film zal de discussie over de Franse oorlogsmisdadi gers ongetwijfeld opnieuw doen oplaaien. De film 'Pétain' schil dert Bousquet af als een gewe tenloze, efficiënte ambtenaar, die duizenden landgenoten naar de vernietigingskampen liet afvoeren. Maar de onbetwiste hoofdrol is weggelegd voor titelfiguur Phi lippe Pétain, de meest proble matische persoonljkheid uit de moderne Franse geschiedenis. De held annex verrader, de man op wie Frankrijk trots was en Philippe Pétain. foto archief voor wie het land zich later moest schamen. Dat laatste gaat nog altijd niet van harte, zoals vorig jaar weer bleek. Tot woede van organisa ties van oorlogsslachtoffers liet president Mitterrand zelf tot '42 ambtenaar van de regering in Vichy alvorens in het verzet te geraken tegen eerdere be loften in een krans leggen op het graf van Pétain. De uitleg dat het Franse staatshoofd de held uit de Eerste Wereldoorlog en niet de verrader uit de Twee de wilde eren, kwam niet erg geloofwaardig over. Philippe Pétain is nu eenmaal beiden te gelijkertijd. Regisseur Jean Marboeuf schil dert Pétain beurtelings af als een oude, vermoeide en makke lijk te beïnvloeden man en als een machtshongerige, ijdeltuit met duidelijk fascistische sym pathieën. Als een man die zijn land aanvankelijk via een wa penstilstand met de Duitsers wilde redden van een zinloze slachting (het Franse leger was toen al onder de voet gelopen), maar die zich geleidelijk ont popte tot een dictator van het zuiverste water, de inspirator van een fascistoïde 'nationale revolutie'. In navolging van de historicus Mare Ferro, op wiens gelijkna mige biografie de film groten deels is gebaseerd, valt het eindoordeel van de regisseur bepaald niet goed uit voor Pé tain. De oude maarschalk is in het verleden vaak afgeschilderd als slachtoffer van Pierre Laval,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 2