'We doen niet aan leedtoerisme' 'Op chic' bij Max 'Mijn medicijnen? Helemaal vergeten in te nemen' 'Ik voelde me een misbaksel' A Rtv show WT 157 Jos Brink 'Op Zoek' naar oplossingen Jos Brink: „Theater en pastoraal werk is voor mij een ideale combi- N t natie." foto ronald de bruh, 15. Jos Brink: schrijver, acteur, regisseur, columnist en predikant. En sinds de ze week ook weer: tv-presentator. Van een serieus programma, wel te ver staan, want de flitsende spelshows en bijbe horende grappen en grollen hoeven voor hem niet meer. En vijftig jaar is een leeftijd voor programma's met een wat serieuzere inslag. „Het leven is natuurlijk niet alléén een tranendal, maar zo'n grapjurk ben ik nu ook weer niet. Ik smeer thuis ook geen jam aan de deurknoppen, al verkeren veel kij kers nog steeds in de veronderstelling dat ik schaterbekkend door het leven ga." Het is een risico, die overstap van geinig naar ernstig, Jos Brink beseft het maar al te goed. Het stempel 'komiek' ben je niet snel kwijt. „André van Duin heeft er veel last van. Als hij tijdens zijn shows serieuze lied jes zingt, gaat het publiek met het rolletje Rang of het handtasje in de weer. Ik ben be nieuwd of het publiek me in mijn nieuwe tv-rol zal accepteren." Brink voelt zich bij de christelijke zender duidelijk meer op zijn plaats dan bij RTL 4, het station dat hij begin dit jaar verliet. „Ik heb niets tegen commercie, alleen moet je je wel afvragen of je bij zo'n station past. En ik vind dat de hoge bazen in Luxemburg behoren te weten wat je voor de camera staat te doen. Dat was niet altijd het geval. Bovendien kan ik niet tegen reclame in mijn programma's. Je hebt er geen grip op, je weet niet of je wordt opgescheept met een wasmiddelenspot of reclame voor een 06-lijn. Dat maakt me onzeker." In 'Op Zoek' gaat Jos Brink acht weken lang als 'conflict-oplosser' fungeren. Het is de bedoeling dat hij mensen helpt bij het invullen van een ingrijpend gemis. Mensen bij elkaar brengen die elkaar door een con flict al jaren niet meer hebben gezien. Fa milievetes en erfeniskwesties kunnen aan bod komen, maar ook iemand die ongeluk kig is omdat hij of zij een kostbaar bezit is kwijtgeraakt. Maar het wordt geen huilpro- gramma, verzekert Brink. „We gebruiken mensen niet. Ruzies of tranen in het programma, het hoeft niet van mij. Dus geen leedtoerisme: we gaan niet rücksichtlos door de gevallen heen. Het gaat namelijk om mensen. We besteden dan ook veel aandacht aan de voor- en na zorg. Ik wil oprecht bezig zijn. De kijkers moeten zich kunnen herkennen. Niet dat het probleem van de kijker dan is opgelost, maar in elk geval wordt duidelijk dat je niet alleen bent met je probleem, dat je behoort tot het leger der lijdenden." Hij heeft dagelijks met dat soort proble men te maken. In zijn werk als predikant van De Duif in Amsterdam trekt veel ver driet aan hem voorbij. Vrijwel elke zondag preekt hij er, daarnaast houdt hij zich in tensief bezig met stervensbegeleiding. „De Duif is een katholieke basisgemeente. Er komen vrijzinnig protestanten, gerefor meerd vrijgemaakten, hervormden en rooms-katholieken: mensen die zich in hun kerk niet op hun gemak voelen. Allemaal drijfhout, dat bij elkaar een soort stuwdam vormt. Je moet wel oppassen dat je niet sektarisch te werk gaat, dat je niet weer een nieuw kerkje wordt. We blijven een brede basisgemeente: een instelling zonder dog ma's en regels en synodes en bisschoppen conferenties. Dat is De Duif al vele jaren. Het gebouw zou 20 jaar geleden gesloten worden door de bisschop omdat het niet meer rendabel zou zijn. Toen is de kerk ge kraakt, en dat is-ie nog steeds. Van mij hoeft iemand niet drie keer per dag naar de kerk om te bewijzen dat hij in God gelooft. Wie bepaalt dat? Een meneer met een punt muts op in Rome? Mensen bepalen dat, mensen zijn de kerk. Als je in mensen ge looft, geloof je in God." Brink werkt al 25 jaar als predikant, eerst in de bejaardenzorg, tegenwoordig houdt hij zich bezig met stervensbegeleiding. Hij heeft vooral te maken met AIDS-patiënten. De begeleiding vereist vrijwel dagelijks con tact, in de vorm van bezoekjes, gesprekken, telefoontjes, en als Brink op tournee is, elke dag een brief. „Het is voor mij een bevredigende com binatie, het pastorale werk en het theater- en televisiewerk. Ik moet wel de knop om draaien als ik op zaterdagavond een voor stelling heb gehad, en zondagochtend weer moet preken. Maar aan de andere kant, in een intensieve periode van stervensbegelei ding ben ik soms blij dat ik de bus weer in kan, naar een volgend optreden» Het blijft moeilijk; je stort je in die begeleiding, en gaat je aan zo'n persoon hechten, van ie mand houden. Ze leren je altijd dat je dat juist niet moet doen, maar dat is onzin. Je mag dat gevoel niet ontkennen. Er is kort geleden een jongen gestorven die ik ander half jaar heb begeleid. Die is dus weg, en dat is raar. Hij woonde in een ander stads deel, en ik ging er altijd lopend naartoe, bij na dagelijks. Nu ben ik mijn loopje kwijt, het is een gat." Hemelsbreed Deze week verschijnt van zijn hand het boek 'Levende Stenen', een bundeling van 25 preken van Jos Brink. Zijn theologische achtergrond wordt op tv verder uitgebouwd door 'Hemelsbreed', zes godsdienstige pro gramma's die komend najaar te zien zijn. In 'Hemelsbreed' worden verha len, die hun oorsprong hebbei in het vroege christendom, be licht. „Veel van die eeuwenoudi verhalen blijken toch nog steed mensen aan te spreken. Ik gi onderzoeken hoe dat komt, ei hoe je de strekking van die ver halen kunt vertalen naar eei moderne toepassing. Direct na de uitzendingen vai 'Hemelsbreed' beginnen de re petities voor het door hemzel geschreven toneelstuk 'Non-ac tiefdat half december in Haar lem in première gaat. Het stul verhaalt over de verwikkelinger rond een schrijver/weduwenaa (Jos Brink) die een uitgetredei. non (Lucy de Lange) als huishoudster krijgt „Het was niet de bedoeling dat ik zelf eet rol zou vervullen. Maar ik kon geen geschik te acteur bedenken, en bovendien willet acteurs altijd inspraak. Dat wil ik niet. Toet besloot ik het toch maar zelf te doen. He wordt wel druk. Ik moet m'n werkzaamhe den toch eens gaan reguleren, rust nemen anders breekt de stress je op. Minder vver ken, het is een oude discussie tussen mijii partner Frank en mij. Maar het lukt niet." m /m at een achteraf V V straat is dit, T Panda, waar neem je me in 's hemelsnaam mee naartoe, zijn we niet ver keerd?" Nee hoor tante, we zijn er bij na. Daar ziet u het uithangbord al, 'Le Garage'. „Gaan we naar een garage?" Niet naar een ga rage, maar naar Le Garage. Hèt restau rant van de Amster damse chic de la chic. U wou toch eens wat van het so- ciety-leven zien? Dan moet je dus bij Joop Braakhekke zijn, ook wel bekend als hij weer eens lekker alcoholisch heeft staan koken op AT5 als Zopie Jopie. Vanmiddag presenteert hij de vernissage van Rob Kerstens. „Wat is dat, een Het Wereldje PANDA DE L'ISLE Een vernissage tante. Dat is een heel deftige opening van een tentoonstel ling. En daarna kunnen we kij ken naar het 'Défilé de Couture' van Max Heymans' nieuwe col lectie 'I love New York in June'. „Het is anders pas april. Ja ja, en we zijn ook niet in New York maar in Amsterdam. Niet zo zeuren tante. Een beetje creatief denken hoor, dat doet Max Heymans ook. Kijk, we zijn er. Gaat u even in de rij staan voor de kaarten, dan geef ik on dertussen onze jassen en para- pluies af bij de garderobe. „Hé Panda! Pssst. Psssst!" Ja, ik weet het, de kaarten kosten vijftig gulden. Krijgt u zo wel van me terug. „Nee, dat bedoel ik niet. Maar moet je kijken, iedereen betaalt met een briefje van duizend. We zijn hier dan ook bij de society. Met minder betalen is gewoon not-done. „je meent het. Waarom heeft die mevrouw een hond op haar hoofd?" Dat is helemaal geen hond, dat is een bonthoed. Bonthoe- den zijn in tijdens de middag chic. „En waarom dragen alle oudere dames van die dertigdubbe- le halssnoeren, hoort dat ook bij de mid dag-chic?" Nee, dat is om de rimpels te bedek ken. Een handige oplossing en een stuk goedkoper dan een hals-lift. „Je leert hier nog eens wat. Wie is die mevrouw met dat lange haar en die ro ze bril?" Dat is Max Hey mans, tante. „O. En die gesoig neerde meneer in dat donkere kos tuum, is dat Braak- hikke?" Braakhekke. Ja, dat is hem. Die dame in dat Greta Garbo- pak is Gerrie Van der Kleij... „Vande'Sissies'?" Niet meer, ze hebben ruzie. En die elegante mevrouw in het zwart is schilderes Ans Markus. Die hoeft om kunst te zien ei genlijk haar huis niet uit want haar levenspartner Wybe Tuin man heeft zelf ruim voldoende aan de muur hangen, met als klapstuk een echte Picasso, maar ze heeft vroeger de zelfde tekenleraar gehad als Rob Ker stens. Kom, we nemen lekker een glaasje champagne en dan gaan we zijn schilderijen bekij ken. „Het zijn allemaal naakte vrouwen!" Klopt. Vroeger schilderde Ker stens bloemen en muziekgezel- De modeshow van Max Hey mans in Le Garage, het restaurant van de Amster damse chic de la chic. foto frank fahrner schappen, maar hij is een beetje van onderwerp veranderd. „Mm. Waarom zijn ze zo wazig?" Dat is kunst, tante. Kijk, daar is Bert Honders. In de uitnodi ging staat dat hij hoofdredac teur is van het landelijk tijd schrift 'Kunstblad', dat eigenlijk 'Kunstwerk' heet, en die gaat de tentoonstelling nu officieel ope nen. Dan nemen wij ondertus sen nog een glaasje champagne. „Meende die meneer Honders dat. denk je, die uitleg over het schilderij 'Zondagmorgen'; dat de hond die erop staat nog uit gelaten moet worden en dat die auto op de achtergrond gewas sen moet worden, terwijl de kunstenaar zelf nog lekker in bed ligt met zijn vrouw - dit al les gevat in een kleurrijke ab stractie?" Ik denk het wel tante, maar stil nu, daar komen de manne quins van Max Heymans. „Komen die van buiten?" Ja, ze verkleden zich altijd een paar huizen verderop. „Maar het regent dat het giet!" Vandaar ook al die zenuw achtige assistenten met reuze- parapluies. Kijk, daar is Tanja in het eerste ensemble trés Pari- sien en trés Max Heymans. „Ik hoorde iemand achter ons fluisteren dat dit een erg geschikt pakje is om 's middags een pa tatje in te gaan eten." Blijkbaar een doorgewinterde couture-koopster. Mooi hè, die gebreide roze avondcombina tie, en dat navy blue mantelpak je dat Désirée net showde zou u ook prachtig staan. „Ben je gek. Ik sprak net even met die mevrouw aan de over kant, die zei 'alles staat inder daad prachtig bij die slanke mannequins, maar ik heb zelf een Rubens-figuur, hoe kan ik dat soort dingen nu dragen?' Ik ben ook veel te di.„ ik bedoel ik heb ook nogal een Rubens-fi guur." Valt best mee hoor tante, bo vendien, het is couture, alles wordt keurig op maat gemaakt. „Mm. Dat 'Ensemble pour le beach'vind ik wel aardig. En dat wat Loes net droeg, 'Les parfums de Paris'. Waarom moeten we eigenlijk steeds zo lang wachten op de voigende creatie?" Dat komt door de stelregel van Max Heymans: Het publiek moet op de meester wachten en niet de meester op het publiek. Max is een perfectionist, alles moet er pico bello uitzien. „Waarom ziet hij er zelf dan zo absoluut niet pico beito uit, met die slobberbroek en die mal le witte schoenen?" Tante! „Nee, neem nou die Robijntje, hoe heet hij, Frank Govers, die ziet er altijd prachtig uit. Max Heymans is een 'Insti tuut', dat zei Joop Braakhekke toch net zelf nog? Hij is onze oudste en beroemdste modeko ning, al onze andere grote ont werpers zijn eerst bij hém langs geweest. Dus als 'Instituut' kan hij het zich permitteren om er uit te zien zoals hij wil. Let op, nu komt de bruid. „Oooooh...." Mooi hè dat crème brokaat en al dat kant. „Ooooooh..." En die sluier en dat leuke pot- hoedje en al dat goudkleurige leer. „Zeg, maar dat lijfje is hele maal doorzichtig!" Cadeautje voor de brui degom. „Mm. Maar verder prachtig. Zeg, wanneer ga jij eigenlijk eens trouwen?" Tante! „Nee ik meen het. Je bent nu al..." Tante, u heeft te veel cham pagne op, ik breng u naar huis. Documentaire Ireen van Ditshuyzen over ziekte van Alzheimer Ik vind het niet leuk dat ik niks van het bezoek af wist", zegt de vrouw verwijtend tegen haar vriend, die haar 's morgens nog over het bezoek van de cameraploeg heeft verteld. „Anders had ik wel een jurkje aangedaan. Nu zit ik hier in mijn wol len trui." Even later „Ik ben niet zo vergeetachtig, eigenlijk valt het wel mee." De vrouw heeft de ziekte van Alzhei mer en is één van de 4.000 oudere Am sterdammers die deelnemen aan het Amstelproject. Dit langlopend onder zoek is gericht op het vroegtijdig her kennen van verschillende soorten de mentie. in het bijzonder de ziekte van Alzheimer. Een aantal mensen uit de groep wordt sinds enkele jaren door filmmaakster Ireen van Ditshuyzen met de camera gevolgd. Inmiddels heeft zij een drietal documentaires ge maakt. De eerste, 'Vergeten', werd in september 1991'door de KRO uitge zonden. De twee nieuwe documentai res, 'Een nare geschiedenis' en 'Je moet ajles inleveren', worden uitge zonden op 23 en 30 apriL „Ik wil graag een steentje bijdragen aan het onderzoek, daarom heb ik me opgegeven." Halverwege de volgende zin hapert de man en weet hij niet meer wat hij wilde zeggen. „Sorry, ik kom er niet meer uit. Mijn geheugen is een nare geschiedenis, daar maak ik me wel zorgen over." Andere patiënten blijven volhouden dat het zelden voor komt dat ze wat vergeten. „Mijn medi cijnen? Die was ik helemaal vergeten. Dat gebeurt eigenlijk nooit hè?", vraagt een vrouw aan haar vriend. Ze ontkent haar geheugenverlies en geeft haar partner de schuld van alles wat er mis gaat. Het wordt voor hem steeds moei lijker om haar te verzorgen. Uiteinde lijk neemt hij de beslissing zijn vrien din in een verpleegtehuis te laten op nemen. Hij durft het niet aan haar te vertellen. De ziekte van Alzheimer (veroor zaakt door het afsterven van bepaalde hersendelen), is de belangrijkste oor zaak van dementie, die naast vergeet achtigheid ook depressiviteit, angsten en verandering in de persoonlijkheid tot gevolg heeft. Maar dementie kan ook worden veroorzaakt door bijvoor beeld verkeerd gebruik van medicij nen. In Nederland zijn er zo'n 300.000 mensen met dementie, waarvan een derde continu verzorgd moet worden. Alle partners vinden het moeilijk om de patiënt uiteindelijk op te laten ne men. „Ik wil het zo lang mogelijk zelf doen. Als ze in een verpleegtehuis zit ten, krijg je ze niet meer terug", vertelt een vrouw. Maar wanneer de demente partner aggressieve buien krijgt en on aardig wordt, is het voor de meeste niet meer vol te houden. „Geestelijk ga je eraan kapot", doet een echtgenote haar verhaal. Voor haar man is de afstand van het bed naar het toilet te groot, waardoor hij onderweg al begint te plassen. Zijn vrouw moet iedere nacht de gang schoonmaken. „Je moet hem toch afstaan, na zoveel jaar samen." Een andere patiënt wordt met de ambulance thuis opgehaald. In het te- Documentaire over joodse pleegkinderen - 21 huis wil hij niet blijven slapen. Hij huilt vreselijk en kan zich niet meer herin neren wat hij wel en niet lust. Hij vindt het goed dat het personeel de vraag daarom aan zijn vrouw stelt. Halverwe ge de opsomming van de vrouw roept de man paniekerig: „Dat hoeven zij toch niet allemaal te weten?" Even la ter wordt hij. nog steeds huilend, door een begeleider als een kind bij de hand gepakt en meegenomen voor een rondleiding door het gebouw. Later in de documentaire herkent de man zijn eigen echtgenote niet meer. „Laatst kwam ik op bezoek en stelde hij ie mand anders aan me voor. 'Dit is mijn vrouw', zei hij. De verpleegster vertelde hem nog dat ik zijn vrouw was. Maar hij boog zich langs me heen en vroeg aan haar 'Lieverd, houd je nog van me? Dat vond ik niet prettig om mee te maken. Maar ja. die man kan er ook niks aan doen." Bij een volgend bezoek zegt ze: „Hij wil niks meer van me we ten. Mijn zoon en dochter moeten er om lachen. Maar ik ga er verdrietig naar toe en kom er nog verdrietiger CVergeten, een nare geschiedenis', vanavond, 22.53 uur, Nederland I) Is je dikke rooie wange- -X. tjes hebt, mag je terug naar huis zei mijn 'on derduikmoeder' tegen mij," vertelt Lea. „Dus ik stond iedere dag op een stoel voor de spiegel naar mijn wangen te kijken." Maar 'terug naar huis' is er voor Lea nooit meer van gekomen. Zij is een van de duizenden joodse kinderen die tijdens de Tweede Wereldoorlog onder dook bij een pleeggezin. De meeste van hen raakten in de oorlog hun ouders kwijt en ble ven bij hun, vaak christelijke, pleegouders wonen. Filmer Wil ly Lindwer maakte voor de TROS een documentaire over vijf van deze joodse oorlogskin deren, die als enigen van hun familie de oorlog overleefden. Op zondag 25 april wordt 'Kind in twee werelden' uitgezonden. Riwka: „Ze hebben mij opge voed in hun eigen christelijke sfeer. Ik vond de kerk niet vreemd, maar dacht wel altijd dat mijn verblijf bij mijn pleegouders tijdelijk was." Be halve Riwka en haar zus Lea ko men ook de broers Isaac en Alex en het meisje Halinka aan het woord. Inmiddels zijn zij alle maal tussen de 51 en 62 jaar en halen zij herinneringen op aan het verleden, aan de periode tij dens de oorlog in het pleegge zin maar ook aan de tijd na de oorlog. „Toen de oorlog was afgelo pen, brak er een moeilijke pe riode aan. Als kind wist ik niet wat ik moest wensen. Want als mijn ouders terug waren geko men, had ik mijn pleegouders moeten verlaten," weet Lea nog. Isaac zocht na de bevrij ding zijn broertje Alex op. „Ik kreeg toen een enorme schok. Alex zei pa en moe tegen zijn pleegouders en hij kwam bij me met plaatjes van Jezus Christus. Ik dacht 'dit kan toch niet de bedoeling van de oorlog zijn'. De pleegouders van Alex wilden hem niet afstaan, hij moest een christenjongetje worden." Daarom besloot Isaac zijn broertje te 'ontvoeren' naar Is raël, waar Alex nog altijd woont. Isaac houdt zich nog altijd bezig met de problematiek joodse oorlogskinderen en derzoekt de geschiedenis van d< joodse gemeenschap in Neder land sinds 1945. „Pas zo'n tiei jaar geleden kon ik voor he eerst rustig op de bank gaan lig gen en over die tijd nadenken" geeft hij toe. Voor Riwka kwanj dat 'gevoel van rust' eerder. „Ali kind was ik anders dan de resfl Ik dacht dat ik een misbaksel was. Ik stond ook altijd in tweei strijd, want ik had voor mijn gel voel twee paar ouders. Maar i^ wilde mijn pleegouders geert pijn doen door dat te zeggen Pas toen ik op negentienjarig^ leeftijd in Amsterdam ging wo nen kwam mijn echte bevrijl ding. Ik kon toen joods zijn er mijn eigen naam gebruiken Want ik had al die jaren mijty schuilnaam aangehouden, om< dat dat volgens mijn pleegou ders makkelijker was." Lindwer filmde niet alleen iij Nederland en Israël. Met Halin ka ging hij naar Polen. Zij wen in 1941 in het ghetto van War schau geboren en als baby van nog geen tien maanden doo haar wanhopige ouders over dt ghettomuur gegooid. Een niet joodse politie-agent ving haat op en zij woonde een paar jaa in zijn gezin. Daarna kwam zi via een rabbijn in een joods ge zin in Den Haag terecht. In d< film is zij voor het eerst weer tel rug in Warschau. „Het is raat om dit allemaal in werkelijkheid te zien. Maar ik moet het mé niet al te goed realiseren, wanl dan wordt het te moeilijk voo me." Lea is de enige die nog altijd in een niet-joodse omgeving woont en met een christelijk!! man is getrouwd. Voor haar waj de periode vlak na de oorlog de moeilijkste tijd. „Familie va» ons wilde Riwka en mij verzor gen. Er kwam een rechtszaak et) de rechter oordeelde 'je haall een kind niet twee keer weg bij de ouders'. Dus we bleven alle bei in ons pleeggezin, waar il toen blij om was. Nü vind ik hei raar dat ze twee zusjes in apartd families laten wonen terwijl el joodse familie was die ons wildé hebben." ('Kind in twee werelden', zon! dag 25 april, 21.26 uur, Neder land 2) Riwka (in het midden) met haar pleegfamUlfc

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 8