'Wie denkt aan de
Ierse slachtoffers?'
Drees heeft ook de veroudering zien aankomen
'Ik wou zo graag net als die jongens zijn'
Feiten &Meningen
DONDERDAG 22 APRIL 1993
'Passionaria van Ulster' laakt Britse houding tegen IRA
Bernadette Devlin was op het netvlies blijven hangen als een langharige, geminirokte,
hooggelaarsde tiener. Maar de vrouw die in de deuropening van de Cohannon Inn in
het nietige dorp Coalisland verschijnt, is niet onaangeroerd gebleven door de tand des
tijds. De rebel die ooit de wereldopinie gijzelde met haar temperament, is oud en grijs
geworden.
COALISLAND CEES VAN ZWEEDEN
CORRESPONDENT
Maar de verandering is alleen
cosmetisch. Nog voordat de ser
veerster kans heeft gezien de
koffie in te schenken, is de fron
tale aanval al ingezet. „Wij
Noordieren zijn kwaad. Kwaad
dat de IRA-moord op twee kin
deren in Warrington zoveel
heeft losgemaakt. Dat is voor
een groot deel jullie schuld. De
pers heeft een nummer ge
maakt van de dood van die twee
kinderen, alleen maar omdat ze
Engels waren. In Noord-Ierland
zijn 122 kinderen vermoord,
maar heeft daar ooit iemand
zich druk om gemaakt?"
Bernadette Devlin had een
stormachtige loopbaan, die bij
na naadloos van de barricaden
overging naar de groenlederen
bankjes van het Britse Lager
huis. In 1968, toen de Noordier-
se katholieken gelijke rechten
begonnen te eisen, verwierf ze
de bijnaam 'Passionaria van Ul
ster'. Een jaar later werd ze als
20-jarige in het Lagerhuis geko
zen. Vrijwel direct kwam ze we
reldwijd in het nieuws door een
Britse minister een muilpeer te
verkopen; een tafereeltje dat
ook in de moeder aller parle
menten niet alledaags was. En
in 1970 werd ze wegens oprui
ende taal opgesloten in een
Noordierse gevangenis.
Bernadette Devlin haalt haar
schouders op over haar straf
blad. „Je kunt hier niet worden
opgesloten wegens ademhalen.
Je kunt hier evenmin worden
opgesloten wegens niet adem
halen. Maar verder gooien ze je
voor alles in het gevang." Ze
ontbloot haar gebit, waarvan de
bovenste snijtanden iets te ver
uit elkaar staan. „Ze veroorde
len je omdat je nadenkt, omdat
je over informatie beschikt, om
dat je de waarheid spreekt."
Bernadette Devlin is de laatste
kwart eeuw weinig veranderd,
maar dat geldt ook voor haar
onfortuinlijke land: „De men
senrechten worden hier nog
steeds geschonden. Ze kunnen
je hier 48 uur lang vasthouden
zonder dat je je advocaat mag
zien. Daarna laten ze je advo
caat toe, maar alleen om siga
retten te brengen. Bij de onder
vraging mag hij niet aanwezig
zijn."
Nadat zij uit de gevangenis was
gekomen, werd het tamelijk stil
rond Bernadette. Ze kreeg een
kind, en trouwde enkele jaren
later met de vader. Als Berna
dette McAliskey heeft zij nu drie
kinderen, van wie de oudste 21
is.
„Zij laten zich niet rechtstreeks
met de politiek in", zegt Berna
dette over haar kinderen. „Maar
niemand kan zich er hier hele
maal aan onttrekken. Mijn
dochter van 17 heeft het laatste
jaar 12 keer een vriend of vrien
din begraven. En allen waren,
direct of indirect, slachtoffers
van de oorlog. Vier werden er
doodgeschoten door het Britse
leger, een door de IRA, een door
een protestantse militie. De an
deren pleegden zelfmoord uit
wanhoop over het geweld."
Zelfwas Bernadette in 1981 het
doelwit van een aanslag, als ge
volg waarvan zij nu mank loopt.
Het was een dertien-uit-een-
dozijn-aanval: drie mannen van
de protestantse UDA belden
aan en vuurden negen kogels af
op Bernadette en haar man.
Beiden overleefden de aanslag,
maar ze vraagt zich af wat de
psychologische gevolgen zijn
geweest voor haar jongste zoon.
Als peuter van 2 rende hij na de
aanslag op en neer tussen zijn
ouders, die beiden hevig bloed
end op de grond lagen. „Toen
de politie eindelijk arriveerde,
dachten ze er nog niet eens aan
het bloed van hem af te was
sen."
Toch hebben de jaren Berna
dette Devlin niet verbitterd of
cynisch gemaakt. „Zodra de
Britten begrijpen dat zij hier
niet de scheidsrechters zijn
maar de hoofdrolspelers, wordt
vrede mogelijk. Zij weigeren nu
om met de IRA om de tafel te
gaan zitten, maar tijdens de in
eenstortingvan hun imperium
hebben ze zo vaak onderhan
deld met mensen die daarvoor
als terroristen werden be
schouwd."
„Ik zal je wat vertellen. Een van
de mannen die mij neerschoot,
staat nu aan het hoofd van de
Ulster Democratie Party. Niette
min zou ik bereid zijn om deel
te nemen aan onderhandelin
gen over een politieke oplossing
waarin hij ook participeert. Wel
nu, als ik met de man wil praten
die mij poogde te vermoorden,
welk recht heeft de Britse rege
ring dan om te weigeren met de
IRA om de tafel te gaan zitten?"
De oplossing die zij ziet, is een
onafhankelijk, verenigd Ierland,
waarin minderheden als de pro
testanten en de Gaelic-taligen
volmaakte autonomie genieten.
Of een breuk met Engeland niet
een golf van protestants geweld
zou ontketenen? „Waarom? Het
probleem van de protestanten
is niet nieuw. In een soortgelijke
positie verkeerden de blanken
in Rhodesië, de Fransen in Alge
rije, de Nederlanders in Indone
sië. En in al die gevallen bleken
de problemen overkomelijk.
Waarom zou dat dan hier an
ders zijn?"
Bernadette Devlin: „Mijn dochter heeft het afgelopen jaar twaalf vrien
den begravenfoto» gpd cees van zweeden
DEN HAAG ARNO RUITENBEEK
OPD
„Veel Nederlandse politici hebben sterk
de neiging hun kop in het zand steken.
Vele jaren geleden is er alarm geslagen
over zaken als milieu, WAO of veroude
ring van de bevolking, maar er is niets
gedaan. Tot de politiek móet ingrijpen;
dan krijg je zo'n paniektoestand als over
de WAO.
Willem Drees jr. is niet boos, noch te
leurgesteld nu weer eens is gebleken dat
hij het allemaal zag aankomen. Jongste
aanleiding voor die constatering is het
rapport 'Ouderen voor ouderen' van de
Wetenschappelijke Raad voor het Rege
ringsbeleid (WRR). Dat lijkt verdacht veel
op 'Gespiegeld in de tijd' dat Drees'
Commissie van Vijf al in 1987 presen
teerde.
„Wat ik aardig vind van professor Ent-
zinger, één van de samenstellers van het
WRR-rapport, is dat hij onze conclusie
onderschrijft dat de AOW betaalbaar
blijft", aldus de 70-jarige Drees. „Entzin-
ger zegt ook dat de WRR de maatschap
pelijke discussie over de veroudering van
de bevolking nieuw leven in wil blazen,
omdat de politiek daar niet adequaat op
inspeelt."
Meer hoeft hij in feite niet te zeggen. Hij
heeft weer eens gelijk gehad, in een
vroegtijdig stadium. Drees beweert dat
Nederland er beter zou hebben voorge
staan als zijn standpunten, lees die van
zijn politieke partij DS'70, door het par
lement waren overgenomen. Twintig
jaar geleden riep die afsplitsing van de
PvdA om drastische bezuinigingen bij de
overheid, wilden Drees en de zijnen
meer aandacht voor het milieu en
trachtten ze te voorkomen dat Neder
land een immigratieland werd. DS'70 is
tien jaar geleden opgeheven, „maar de
ideeën leven vandaag de dag sterker dan
ooit tevoren."
En zo is het uiteindelijk ook gegaan met
'de veroudering van de bevolking'. In
1986 kreeg de commissie Financiering
oudedagsvoorziening onder voorzitter
schap van 'de jonge Drees' van minister
van sociale zaken en werkgelegenheid J.
de Koning (CDA) de opdracht een rap
port te schrijven over de AOW in de toe
komst. De Commissie van Vijf, zoals
Drees clubje door het leven zou gaan,
bracht in 1987 het advies, getiteld 'Ge
spiegeld in de tijd', uit aan De Koning.
Vervolgens gebeurde er met het stuk wat
met veel van zulke adviezen gebeurde en
gebeurt: eigenlijk niets. In Drees' eigen
woorden: „De vaste Kamercommissie
voor sociale zaken behandelde 'Gespie
geld in de tijd', aan de hand van een no
titie van De Koning zelf, voorjaar 1989.
Anderhalf jaar later dus. De definitieve
behandeling in de Tweede Kamer was in
1992, nog eens drie jaar later en gelijktij
dig met de pensioennota van staatsse
cretaris Ter Veld." Uitkomst: nul. „De
Koning heeft het rapport niet eens naar
de Staatsdrukkerij gestuurd. Bij het mi
nisterie hadden ze een kleine oplage van
het originele rapport. Die is inmiddels
op."
Wat de Commissie van Vijf zes jaar gele
den voorspelde en voorstelde, komt in
grote lijnen terug in het WRR-rapport
'Ouderen voor ouderen'. „Er komen
steeds meer ouderen en steeds minder
jongeren, zeiden wij destijds al, de WRR
heeft alleen de cijfers geactualiseerd."
Drees is blij met het WRR-rapport. Want
het wordt langzamerhand tijd dat de po
litiek de handen uit de mouwen steekt.
„In ons rapport hebben we ervoor ge
pleit dat het parlement rond het jaar
2000 een beslissing neemt. Dan heb je
nog tien jaar voordat de vergrijzing wer
kelijk een probleem wordt, omdat dan
diegenen die na de oorlog zijn geboren
65 jaar worden. Ik heb sterk de indruk
dat het ministerie van sociale zaken tot
nu toe geen zin had om na te denken
over een probleem dat in volle omvang
pas over zeventien jaar gaat spelen."
Drees vindt dat er zoveel mogelijk men
sen in de werkende leeftijd ook moeten
werken, om een goede oudedagsvoorzie
ning te kunnen blijven garanderen. Dat
betekent dat de VUT moet worden afge
schaft. „Te beginnen bij de ambtenaren
en de gesubsideerde sector", aldus
Drees, de overheid moet het goede
voorbeeld geven."
Drees vindt verder dat er zo weinig mo
gelijk mensen moeten worden 'geloosd'
naar de WAO en de AAW en dat de pen
sioengerechtigde leeftijd vanaf bij voor
beeld 2010 omhoog gaat. Om te begin
nen met een jaar. „Voer je die wetswijzi
gingen nu in, dan kunnen werkgevers en
werknemers zich daarop voorbereiden
en zal de uitvoering soepeitjes verlopen.
Minstens tien jaar van tevoren moet je
zo'n ingrijpend besluit nemen, anders
krijg je weer net zo'n gedoe als rond de
WAO."
Het rapport van de WRR was nog warm
of de vakbeweging zat al op de kast: 'De
VUT mag je niet afschaffen zolang er
zo'n grote werkloosheid is in ons land'.
Drees kent de bezwaren van de vakbon
den. „Probleem bij de meeste Nederlan
ders en zeker bij de vakbeweging is dat
men alles wil. Ik denk dat als je de vak
bondsleden de keuze zou geven tussen
de VUT en de AOW, dat ze voor de
laatste zouden kiezen."
„Ik kan niet genoeg hameren op het be
lang van die AOW: ook na de eeuwwisse
ling zal de helft van de beroepsbevolking
vrouwen, kleine zelfstandigen, werk
lozen arbeidsongeschikten gewoon
niet of niet genoeg pensioen hebben op
gebouwd. Zij hebben de AOW als enige
bron van inkomsten."
Hij vergelijkt de periode waarover 'zijn'
commissie en de WRR hebben geschre
ven, als een oorlogseconomie: „In een
tijd van oorlog zijn de jonge mannen
naar het front en moeten de ouderen en
de kinderen het zelf proberen te redden.
Rond 2010 bestaan er niet zoveel jonge
ren meer die het geld kunnen binnen
brengen, dan wordt het moeilijker om te
overleven. Als je dan iets wil, zul je als
oudere aan de bak moeten blijven."
Het idee van de WRR om ouderen een
AOW-premie te laten betalen over hun
aanvullende pensioenuitkering, wijst
Drees af. „Een noodmaatregel. Er zijn
mensen die zich er aan ergeren dan
sommigen AOW ontvangen naast hun
pensioen en ook als ze oud zijn een goed
inkomen hebben. Ik sta op het stand
punt dat als je eenmaal pensioen ont
vangt, je geen premie meer betaalt, zoals
het ook bij de WAO gaat."
„Er komen steeds meer ouderen en steeds minder jongeren, zeiden wij destijds al, de WRR heeft alleen de cijfers geactualiseerd."
foto united photos de boer
WIM STEVENHAGEN
AMSTERDAM
„Ik wou zo graag net als die jongens zijn,
dat was alles wat ik wou. Ja, dat waren de
helden en wij zaten er tussenin en wij
probeerden natuurlijk allemaal net als
hen te zijn. Ze vertelden hoe het op het
politiebureau was. De meesten hadden
ook gezeten. Ik was zo benieuwd naar de
gevangenis, ik dacht: shit man, wat tof
als je gaat zitten."
Dit citaat komt van een gedetineerde
overvaller en is opgenomen in het on
derzoek 'Prestige, professie en wanhoop'
van de antropologen G. Kroese en R. Sta
ring van de vakgroep Sociologie van de
Universiteit van Amsterdam. De visie
van een 16-jarige die zich gretig in het
gezelschap van oudere, geroutineerde
criminelen begaf. Het begin ook van een
criminele carrière als overvaller.
Op 16 augustus 1965 vond in Neder
land de eerste bankoverval plaats. Een
bijkantoor van de Raiffeisenbank in
Utrecht was het doelwit. Sindsdien steeg
het aantal overvallen dramatisch. In op
dracht van het ministerie van Justitie on
derzochten Staring en Kroese de motie
ven en achtergronden van overvallers.
En zoals te verwachten begint de carrière
van overvallers meestal met kleine crimi
naliteit: vechtpartijtjes, vernielingen,
diefstalletjes. Daarna worden de delicten
moeilijker, ernstiger en riskanter. Vooral
inbraken worden massaal gepleegd.
Sommigen haken dan af. Soms door
een gebrek aan lef, soms door een vrien
din of een baan die wordt gevonden. Een
'afvalrace', waarbij degenen die overblij
ven steeds professioneler worden. Doel
wit zijn objecten waar gegarandeerd veel
valt te halen, bedrijven bijvoorbeeld. Bij
na iedereen heeft een of meerdere
helers. Maar al snel raakt men gefrus-
teerd. Je weet nooit wat en wie je aan
treft en de gestolen waar brengt weinig
op. De overstap naar een overval is dan
al gauw gemaakt.
Veel daders van kleinere delicten wor
den eenmaal in de gevangenis pas echt
enthousiast. Daar worden de nieuwe
contacten gelegd, plannen beraamd en
gaan de wilde verhalen over de hoge
buit. Overvallers dwingen er respect af.
Het is er niet alleen een leerschool, maar
tevens een 'bureau voor beroepskeuze',
constateren de onderzoekers.
Vooral in het begin van de criminele
carrière spelen opwinding en spanning
een grote rol. De meesten genieten van
het zien 'uitbetalen' van grote bedragen
en van het tellen van de buit na afloop.
„In één keer kun je binnen zijn. Daar is
eigenlijk iedere overvaller naar op zoek,
naar dé klapper." Er wordt dan ook met
geld gesmeten: luxe goederen, uitgaan,
prostituées, gokken en drugs: „In het
weekend had ik altijd een vast bedrag bij
me, tienduizend voor het weekend, en
dan kijken hoe ver je komt."
Sommigen lopen al vooruit op de buit
van de volgende overval en geven het
geld uit voor ze het hebben bemachtigd.
De nering naar de tering zetten, aldus de
onderzoekers. Een overvaller: „Bij de
eerste slag weet je nog genoeg om ermee
te doen. Bij je tweede slag ook nog wel.
Maar als je een paar klappers hebt ge
maakt, dan ga je meestal stapelen."
Treedt die verzadiging eenmaal op, dan
worden nieuwe wegen gezocht het geld
te besteden: een eigen zaak of investeren
in andere criminele activiteiten. Voor de
meesten blijft de droom echter een
droom.
Staring en Kroese onderscheiden drie
typen overvallers. De eerste twee, de be
ginners en professionals, zijn laag opge
leid en langdurig werkloos. Vaak al jong
raken zij verzeild in het criminele milieu,
waar zij door hun daden niet alleen geld
en status, maar ook opwinding en gebor
genheid denken te vinden.
De derde groep, de wanhoopsoverval-
Iers, heeft veelal wel een behoorlijke op
leiding en werk. Na ontslag, door schul
den of door een dure vriendin, stapelen
de problemen zich op. Criminele kennis
sen halen hen meestal over mee te doen
aan een overval, als laatste redmiddel.
Wanhopers willen een overval zo ge
weldloos mogelijk laten verlopen. Veelal
maken zij gebruik van een imitatie- of
ongeladen vuurwapen. Bij de minste te
genstand slaan ze op de vlucht.
Professionals opereren in een' eigen
netwerk van criminelen, beschikken over
nieuwe, zware wapens, politiescanners
en door anderen gestolen vluchtauto's.
Een overval wordt degelijk voorbereid,
beheerst uitgevoerd en geweld slechts
toegepast bij tegenwerking. De prof laat
zich nooit verrassen door allerlei beveili
gingsvormen. Als hij een extra hoge buit
verwacht, zal een 'moeilijk' te omzeilen
beveiliging hem juist prikkelen die uitda
ging te nemen.
De beginners daarentegen zijn veel
onzekerder en daardoor voor hun slacht
offers veel gevaarlijker. Stil alarm of ca
mera's schrikken hen niet af. Succes
wordt geëtaleerd met statussymbolen:
peperdure Rolex-horloges, sieraden, een
glanzend nieuwe BMW, Mercedes of
Porsche. Profs hebben die tijd gehad en
zoeken juist aansluiting en erkenning in
de 'burgerwereld'. Vooral gezien worden
in kringen van artiesten levert status op.
Terwijl wanhopers vaak spijt of wroe
ging hebben van hun overval, is dat bij
de anderen vrijwel nooit het geval. Een
dader: „Het spijt me van geen kant.
Dat ik opgepakt ben, ja. Déér heb ik spijt
van." Gewetenswroeging wordt afge
daan met: het is niet mijn schuld, ik
deed niemand kwaad, of ze zijn zelf geen
haar beter. Geldinstituten zijn anoniem
en rijk en in hun ogen wordt niemand
persoonlijk geschaad. Dat slachtoffers
psychische schade oplopen, wordt in
twijfel getrokken.
Tegenover de politie koestert men
geen wrok. Die wordt gezien als tegen
strever, vooral arrestatieteams worden
serieus genomen. Gevangenisstraf is een
beroepsrisico. Wel is men zeer negatief
over het rechtssysteem. Justitie is een
scheldwoord en vrijwel iedereen voelt
zich oneerlijk behandeld tijdens de
rechtsgang. Dubbel gepakt voelen zij
zich als hun buit in beslag wordt geno-
De meesten lukt het niet uit de crimi
naliteit te stappen. Zo dat voornemen er
al is, dan stuit men op enorme barrières.
„Hoe lang hebben jullie nou gestudeerd
en wat verdienen jullie nou helemaal?",
hoorden de onderzoekers regelmatig.
Kroese: „Wij hebben andere perspectie
ven en genieten een bepaald prestige. Zij
niet en kiezen dus gemakkelijk de crimi
nele weg om dat prestige alsnog te krij
gen."