n 'Ik wil een fatsoenlijk mens blijven' Aju paraplu ZATERDAG 17 APRIL 1993 O N Z E 1 A A L Aju paraplu is een van de din- gen die ik nooit zeg. Aju vind ik al, tsja hoe moet ik dat uitleg gen? Het is me op de een of an dere manier te jofel, te popu lair, te modieus. Ik ben name lijk vreselijk geremd als het gaat om modieus taalgebruik. U zult mij niet gauw betrappen op zo'n mode-kreet. En dat is niet omdat ik erop tegen ben, maar simpel doordat ik het niet kan. Het lukt me gewoon niet. En dan nog met die rare para plu erbij! Er zouden nog jaren voorbij moeten gaan van ge wenning mijnerzijds voordat het me zou lukken om het zo maar eens spontaan te zeggen. Maar ik hoor het vaak, en ik heb me wel eens afgevraagd waar die merkwaardige para plu vandaan gekomen is. Aju paraplu hebben we te danken, of te wijten, aan Peter Knegjens, die in 1974 voor de AVRO de Wie- kent-kwis presenteerde. Aan een roulettetafel in Cadzand ontmoette hij eens een Amster damse dame, die steeds als de croupier zei: 'Rien ne va plus' daar achteraan zei: 'Aju pa raplu'. Nu hoort iedereen wel eens iets geks. maar Knegjens pakte het op en maakte er een kreet van die alle kleine jongetjes nog steeds te pas en te onpas uitroepen. Deze wijsheid heb ik opgedaan uit een erg aardig boekje van Henk van Gelder, 'Aju pa raplu. Gevleugelde woorden van radio en te levisie' (uitgegeven door Thomas Rap, Am sterdam 1993). Een boekje waarin antwoord gegeven wordt op heel veel vragen over zulke radio- en tv-kreten. 'Vakmanschap is mees terschap' kent iedereen van de bekende bier reclame, maar wanneer zijn ze daarmee be gonnen en wie heeft het bedacht? Het blijkt al in 1958 bedacht te zijn, en wel door de toenmalige Grolsch-directeur G. E. K. Brum- mer. De reclame was zo'n groot succes, dat ook nu nog, nu men allang overgestapt is op 'Op een dag drink je geen bier meer...', toch altijd in kleine lettertjes dat vakmanschap er bij vermeld staat. Op een prettige en interessante manier verklaart Van Gelder de herkomst van alge meen bekende gezegdes als 'Uit goed voor u', 'Uithuilen en opnieuw beginnen' (Wim Kan), 'Wat leeft en groeit en ons altijd weer boeit' (Fop 1. Brouwer in 'Weer of geen weer 'Moeders wil is wet' (een KRO-programma van 1949 tot 1974), 'Inpakken en wegwezen' (Farce Majeure), 'Blij dat ik rij' (begonnen in 1976, bedacht door Eric Ezendam en l.eo Stumpel) en 't zal je kind maar wezen' (een liedje uit't Schaep met de vijf poten' (1969), door Eli Asser geschreven voor de KRO en op muziek van Harry Bannink gezongen door Adèle Bloemendaal, Piet Römer en Leen Jon- gewaard). Er staan trouwens ook onverwachte woor den in 'Aju paraplu'. Bijvoorbeeld her sengymnastiek. Hersengymnastiek blijkt te zijn begonnen als de titel van een quizpro gramma dat vanaf 1938 op zondagavonden werd uitgezonden door de AVRO. Waar schijnlijk was het zelfs het allereerste quiz programma ter wereld. Het idee en de naam blijken adcomstig van de toenmalige AVRO- programmaleider Jaap den Daas. Ook wordt de oorsprong besproken van bijvoorbeeld hamvraag (uit het NCRV-rndio- programma 'Mastklimmen' onder leiding van johan Bodegraven), arbeidsvitaminen, doemdenken, buitengebeuren en nog veel meer van dergelijke via radio en televisie in geburgerde woorden. Een boekje dus dat ik achterelkaar uitlees. Natuurlijk kan zoiets nooit volledig zijn. De taalwereld van radio en televisie is daar te groot voor. Men kan gemakkelijk woorden en uitdrukkingen bedenken die ontbreken, maar dat is stof voor een vermeerderde tweede druk, die ik uitgever en auteur van harte toe wens. Daarin zullen dan hopelijk ook bespro ken worden: 'hij klopt, hij veegt en hij zuigt', 'hapt zo heerlijk weg', 'ijskoud de zachtste', 'aller ogen zijn gericht op'een kind kan de was doen', 'bier om in te bijten', 'elke dag een glaasje', 'blij met bier uit blik' en 'even een vlekje wegwerken'. En voor wie dat te veel drankgebruik vindt, ook nog: 'Ach vader, niet meer'. Diepere gedachten, dilemma's en dromen van Mart Smeets I erwijl de andere intemationa- I Ie reizigers zich opmaakten ■■IL voor een film op drie kilome ter hoogte, zorgde ze, zonder vooraankondi ging, voor een schok in mijn bestaan. Ze vroeg of ik Erica Jong gelezen had... Fear of flying. "Het ritsloze nummer' dus, oftewel 'het doen zonder uit de kleren te gaan'. Ik slikte tweemaal en liet me uitdagen. Ze vroeg hoe ver een Europese man kon gaan in zijn ver overingen en ze was benieuwd of een, zoals ze zei 'puriteinse, Amerikaanse trut', nog iets kon leren van een toevallige passant die haar wel beviel. Ik kreeg kriebels, ergens onder de navel!' Aldus schreef hij in Rails, in augustus 1990. Een klein verhaaltje, dat eindigde met de to tale afgang van de spreker. In z'n hemd gezet door een net iets stevigere dame. Het ont roerde me, kan ik me nog herinneren. Vooral omdat hij normaliter niet terugschrikt voor robuust taalgebruik. Mart Smeets (46), sport journalist. Bij Studio Sport, Nova, Trouw, Nieuwe Revu. Verder maakt hij radio, 's avonds laat bij de VARA. „Muziek die je vindt op de autoradio als je op de snelweg tussen Los Angeles en San Francisco rijdt. Achtentwintig graden, de ramen open en net afscheid genomen van je geliefde." Daarnaast is hij dus ook nog schrijver. Elk jaar komt er een boek van hem uit. Dit keer was dat Het Dream Team, waarin Smeets zijn hart ophaalt aan verhalen van en over de beste basketballers van de wereld. Met een tikje jaloezie soms, want verder dan het Ne derlands team is Smeets zelf indertijd nooit gekomen. Niet door gebrek aan talent, maar omdat hij net onder een brug doorreed op het moment dat die instortte. Dat ongeluk bracht hem in de journalistiek. Haarlems Dagblad, dagblad De Tijd en later de NOS. Televisie, zei hij eens tegen Ischa Meijer, maakt hij voor 'mevrouw Van Zetten uit Tiel', die moet begrijpen waarom de dingen ge beuren die ze voor zich ziet. De manier waar op Smeets dat doet, levert uiteenlopende be oordelingen op, een heuse controverse bijna. Iedereen vindt iets van Smeets. Je berit voor of tegen hem. Regelmatig staan de kranten bol van ingezonden brieven waarin mensen kond doen van hun goed- pf afkeuring. 'Je telt voor Mart binnenkort enkel nog maar mee als je durft te vertellen dat je stiekem voor de wedstrijd masturbeert,' schreef een boze meneer uit Deventer vorig jaar in de Volkskrant. Waarop iemand anders reageer de met: 'Ik vind het heerlijk als Smeets dieper graaft in de sporter als persoon.' Zelf vindt Smeets dat hij nogal saai gewor den is. „Een keurige meneer die nette vragen stelt. Maar everybody is a critic en daar word ik wel eens moe van. Laat ik je een mooi ver haal vertellen. Tien jaar geleden was een goe de vriend van mij heel ziek. Hij lag in het zie kenhuis en het was kantje boord. Ik wilde hem een beetje opbeuren, wist dat hij naar Studio Sport keek en besloot dat ik hem be roemd zou maken. Die jongen had een bij naam, Boris van der Wiel. Drie weken achter elkaar heb ik in de uitslagen van sportwed strijden die naam laten terugkomen. De ene week won Boris van der Wiel de Singelloop van Zutphen, de volgende was hij tweede bij de internationale wildwaterwedstrijden in Nieuw-Zeeland. Moet je nagaan: die wed strijden bestonden niet en niemand had ooit van Boris van der Wiel gehoord. Toch kwam er geen enkele reactie. Noch van het publiek, noch van mijn collega's. Dat is toch onwaar schijnlijk? Er wordt absoluut niet geluisterd, alleen het feit dat je praat wordt geregi streerd." „Ik bestrijd dat ik een instituut ben, hoe hard iedereen dat ook blijft roepen. Ik ben gewoon een journalist die zo goed mogelijk zijn werk probeert te cjoen. Henk Hofland, dat is een instituut. Die levert altijd goede stukken af. Zo ver ben ik nog lang niet. Zeker, mijn naam garandeert een boekje een goede plek bij de kassa en hoge verkoopcijfers. Net zoals Peter Arnett (CNN-verslaggever in Baghdad tijdens de Golfoorlog, red.) tiendui zend gulden of zoiets krijgt om een TROS- prijs uit te reiken. Dat bereik je met roem en dat is net zo lekker als het eng is. Ik zeur daar niet over." „Natuurlijk is het vervelend om bespuugd, bepist en uitgescholden te worden, of voor de duizendste keer met kinderen op de foto te moeten. Maar ik heb er net zoveel profijt van. Mijn mogelijkheden worden groter, ik kan meer doen, mijn boekjes worden beter verkocht. Dat is redelijk in balans met elkaar. En als je het niet leuk vindt, moet je ermee ophouden en-hele mooie muurtjes gaan met selen. Maar dat doet bijna niemand, ondanks het gezucht en gesteun. Ik probeer het geen invloed te laten hebben op wat ik doe. Ik blijf ervoor werken, wil goede dingen blijven ma ken." Rijpingsproces „Ik probeer me zo weinig mogelijk aan te trekken van wat men van mij vindt. Ook al omdat mensen niet luisteren. Ze hebben een mening en wat ik doe verandert daar niks aan. Ik krijg na de uitzending telefoontjes van mensen die zeker weten dat ik bij een be paalde wedstrijd commentaar heb geleverd en het niet eens zijn met wat ze denken dat ik gezegd heb. Terwijl ik de onderwerpen al leen maar aan elkaar praat. Dat kan ik tien keer uitleggen, maar ze blijven overtuigd van hun eigen gelijk. Ik krijg dreigbrieven, waarin de schrijver vindt dat ik gestraft dien te wor den voor iets dat ik absoluut niet gedaan heb. Als een paard over een hindernis struikelt is dat mijn schuld. Als Ajax verliest, zit ik daar achter. Wat ik zeg is waar, ook als ik het niet gezegd heb." Alhoewel ik niet zo eager meer ben, blijf ik sport leuk vinden. Ik vind het boeiend om te zien hoe mensen zich ontwikkelen. Hoe soms de grootste talenten er niks van maken. Jan Ykema bijvoorbeeld, die ondanks zijn ga ve maar één keer hard genoeg wist te schaat sen voor een medaille. De rest van de tijd was hij óf te lui. óf viel hij, óf reed hij een schaats krom. Terwijl er om hem heen tientallen schaatsers waren die ondanks een gebrek aan talent veel verder kwamen dan hij. Om dat ze heel hard werkten, uren per dag train den en er veel voor over hadden. En omdat ze geestelijk sterker waren. Want daar gaat het om, meer nog dan om talent of de bouw van je lichaam." „Je wou toch niet zeggen dat de fysieke kracht van Avital Selinger voldoende is om hem tot de succesvolle volleyballer te maken die hij is? Hij is een opneukettje van 1 meter 75 meter die zich staande houdt in een we reld van mannen boven de 2 meter. Alleen omdat hij geestelijk sterker is en een enorme wil heeft." „De echte topsporter weet precies wat hij doet. Dat is een rijpingsproces van jaren. Nu zie je dat Richard Krajicek daarmee aan het worstelen is. Fysiek zit het wel goed, maar hij ligt er wel al weken lang in de eerste of twee de ronde uit. Dat komt door dat gezoek, die poging om geest en lichaam samen te bren gen en je geest de baas te laten worden. Dat kost tijd. Daarom vind ik turnen bijvoorbeeld ook geen echte sport. Turnsters zijn robotjes, die met de zweep over de rug getraind zijn om enge dingen te doen op een evenwichts- balk, op een leeftijd waarop andere kinderen met Lego spelen. Dat vind ik onverantwoord, daarmee deformeer je die kinderen. Sport hoort te gaan om de balans, om zelfgekozen opofferingen, om geestelijke zelfstandigheid. Dat is wat ik in beeld wil brengen. Daar gaat het mij om." Achterkant „Meestal heb je daar geen tijd voor. Vooral televisie is een vluchtig medium, waarmee je weinig meer kunt brengen dan de wedstrijd en het voor- of nagesprek. Diep doorgraven komt niet zo vaak voor. Een gemiddeld Tour journaal moeten we maken in een kwartier. Na afloop van een etappe, als de renners moe zijn en weg willen. Dan gaat iemand zijn ziel niet blootleggen, nee. Daar is trouwens ook geen geld voor. Om iemand goed te por een algemeen gevoelen bij Studio Sport. Er gens halverwege december zaten we de inde ling door te nemen voor de weken rond de kerst, toen we erachter kwamen dat we kerst avond en eerste kerstdag niet uitzonden. Een van mijn collega's zei toen: Zal ik Korrelatie vast voor jullie bellen?" „Het grootste recht van een sporter is 'nee' zeggen als wij op hem afkomen. Ik zou wel willen dat ze dat vaker deden. Want eigenlijk is het toch absurd, vind je niet? Die wetma tigheid dat er na de finish met de winnaar ge sproken moet worden. Overal ter wereld. Al tijd datzelfde verhaal. Hoe moe of geëmotio neerd ze ook zijn. En als je ziet in wat voor staat een mens verkeert na een enorme fysie ke inspanning, weet je hoe oneerlijk het is dat je ze die microfoon onder hun neus duwt. Zoals Evert ten Napel bijvoorbeeld deed bij Evert van Benthum na de Elfsteden tocht. Vier meter na de streep vastgrijpen en een vraag stellen. Mooie televisie, maar moet je het eigenlijk wel doen?" Snot „Ik vind een beetje afstand wel lekker. Daar om maken we bij de Tour de France geen in terviewtjes direct na aankomst. Ik wil ze de tijd geven om even iets schoons aan te trek ken en een lap over hun gezicht te halen. Al hoewel het beeld van Erik Breukink met al dat snot aan zijn harses natuurlijk wel mooi ere televisie is. Maar Erik vindt dat vreselijk en ik vind dat hij het recht heeft om zijn ei gen voorwaarden te stellen. Als hij maar met me praat. Ik vind het netter om ze even de tijd te gunnen om hun zinnen bij elkaar te krijgen." „In 1977 stond ik aan de finish van een Tour-etappe te wachten op Zoetemelk. Die aankwam, van zijn fiets in onze armen viel en op mijn eerste vraag in het Frans ant woord begon te geven. Zo kapot dat hij zich absoluut niet realiseerde wat hij aan het doen was. Prachtig om te zien, maar het zette me wel aan het denken. Inhoudelijk levert het heel weinig op en ik wil niet meer bij die hor de horen die na een aankomst op zo'n renner duikt. Dat is mensonterend. Dat is het abso luut niet waard. Ik wil een fatsoenlijk mens blijven. En dat is juist zo erg." Het kijkersvolk is in twee kampen verdeeld over Mart Smeets. Men pruimt hem niet om zijn arrogantie of men bewondert zijn ironi sche afstandelijkheid. Afstand bewaren is een bewuste keuze van de man die zich gedreven weet door brede ambi ties en hoge beroepsop vattingen. Een kennis making met de mens achter de sportverslag gever en met de rijke stroom aan gedachten die door hem heen gaat. Lees en huiver: Smeets over Smeets. tretteren moet je weken achter hem aanlo pen. Dat is financieel onacceptabel. Niet al leen voor de televisie, maar voor elk ander medium." „Als ik een echt profiel van Krajicek zou willen maken, kost dat drie weken en dertig duizend gulden. Niemand heeft dat er voor over. Ook niet als ik dat maak, nee, zo groot is mijn naam nou ook weer niet. Ik heb vrienden die werken bij Sports Illustrated in Amerika. Die jongens krijgen dat soort kan sen wel, omdat hun bazen het belangrijk vin den dat de achterkant van de sporter naar voren komt. Daar droom ik wel eens van. Een blad dat me vraagt om in een jaar twaalf gro te portretten voor ze te schrijven. Alle onkos ten vergoed. Dat lijkt me, in de herfst van mijn carrière, een buitengewone uitdaging." „Beatrix, die staat bovenaan mijn lijstje. Volgens mij is is dat een leuk mens. Een leef tijdgenoot. En Jackson Browne. Duisenberg, Herman van Veen, Stefan Edberg, Herman van Run. Alhoewel ik me natuurlijk vreselijk zou moeten aanpassen. Nu doe ik drie din gen tegelijk. Televisie, radio en schrijven. Voor mij is dat een goede combinatie, ik hou van die mix. Op televisie kan ik veel kwijt, de rest beschrijf ik en radio is mijn hobby die de stoom van de ketel haalt. Als ik een idee heb, leg ik dat eerst voor aan de NOS en als zij het niet willen doe ik er iets anders mee. Ik ge draag me als freelancer, ja. Maar wel met een grote opdrachtgever die de eerste keus heeft. Er lopen een stuk of vijf Smeetsen rond, die allemaal een ander vak hebben en bij een an dere baas aan de bak komen." Of hun gezichtsveld uitbreiden. Zo is Smeets op het moment bezig zijn eerste ro man te schrijven. Een Big Chili-achtig ver haal over zeven ex-wielrenners die elkaar tien jaar na de wedstrijd waarin zij de kopgroep vormden weer treffen voor een reünie. Een „wat triest boek over wat er halverwege de dertig van je leven terecht gekomen is en welke rol sport daarin kan spelen". Nekharen „Ik voel me in de eerste plaats journalist. Pro beer afstand te houden, sec te vertellen wat er gebeurt, mijn stem op een normaal niveau te laten blijven. Maar soms word je aangesto ken door de mensen om je heen. Ik word wat huiverig van zo'n schaatsmenigte in Heeren veen, maar als ik er tussenin sta krijg ik mijn nekharen niet meer zo makkelijk naar bene den. Je stem wordt toch aangetast door dat kolkende geluid om je heen. En dat is ook niet zo erg. Mensen mogen best zien dat ik emoties heb. Ik ben geen robot. Als ik de pest in heb of droevig ben zie je dat als ik presen teer. De dag nadat mijn moeder overleed zat ik de voetbaluitslagen voor te lezen. Alsof het me op dat moment iets kon schelen dat Ju- ventus met 2-1 gewonnen had. Dat zijn won derlijke momenten." „Ik heb jarenlang last gehad van enorme hoofdpijnen, waar ik echt gek van werd. Maar dan zat ik hier wel, gesponsord door Saridon, mijn rol te spelen. Dat heb ik ge leerd, dat is ervaring. Het heeft ook wel iets aardigs, kijken hoe ver je kunt gaan. Neem het jaaroverzicht van 1988, dat wordt door de kenners nog steeds als een van de leukste be schouwd. Dat heb ik gemaakt, terwijl ik net een paar uur terug was uit Los Angeles, een enorme jet-lag had en geen idee had waar ik „Natuurlijk is werken een vlucht. Voor je zelf, ja. Nee, verder hoor je niks van mij. Mijn droefheid is een privé-aangelegenheid. Maar wat moet je anders dan werken? Ik zou nog verdrietiger worden als ik elke dag alleen maar door het park kon lopen. Maar dat is

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 39