'Een overval lijkt zoiets
als een zak patat halen'
Niet-roker op
de werkvloer
vaak vogelvrij
Extra
DONDERDAG 15 APRIL 1993
REDACTIE FRANS VISSER
Kinderrechter verontrust over jeugdig geweld
Zijn wat bolle kinderwangen verto
nen een rozig kleurtje. Het zwarte
haar draagt hij in een piekerige, steile
paardestaart. Roerloos zit Bart op
zijn stoel tegenover kinderrechter
Leesér. Eigenlijk een kind nog met
zijn zestien jaar. Maar wel een kind
dat niet terugdeinsde voor een gewa
pende bankoverval. Dat het wapen
achteraf een neppistool bleek, wist
hij op dat moment niet. Evenmin als
zijn getraumatiseerde slachtoffers
dat toen konden weten.
Bart is een van de vele jongeren die te ma
ken krijgen met de kinderrechter. Tasjes-
trekkerij, winkeldiefstal, inbraken, het jatten
van een favoriet merk sportschoenen of een
(brom)fiets, straatroof of overvallen. Zeker
de laatste jaren gaat dat steeds vaker ge
paard met gebruik van geweld. „Dat is vaak
het bloedenge bij deze kinderen. Een bank
overval, het is zoiets als een zakje patat ha
len. Angstaanjagend", zegt de Amsterdamse
kinderrechter mevrouw mr. A. Leeser-Gas-
san.
Volgens cijfers van het Wetenschappelijk
Onderzoek- en Documentatiecentrum
(WODC) kwamen in 1991 ruim 39.000 min
derjarige verdachten in Nederland in aanra
king met de politie. Daarvan werden 1351
jongeren verdacht van diefstal met geweld
of afpersing, waaronder overvallen of
straatroof. Het totaal aantal straatroven dat
ter kennis kwam van de politie bedroeg bij
na 15.800 dat jaar.
Samen met haar vier collega's verwerkt
Leeser jaarlijks tegen de 700 voorgeleidin
gen van jongeren. Zolang het jeugdstraf
recht op hen van toepassing is, en dat is tot
en met het 17de jaar, gebeurt de afhande
ling van hun zaak altijd achter gesloten
deuren. Alleen de direct betrokkenen mo
gen daarbij zijn. Geen toeschouwers dus op
de publieke tribune en in de regel ook geen
journalisten.
Weggestuurd
Rond negen uur deze ochtend sleept kin
derrechter mevrouw mr. B. de Poorter een
hoge stapel dossiers de rechtszaal binnen.
Ze neemt plaats achter de lange tafel, sa
men met haar griffier en een officier van
justitie. Haar eerste 'klant' is de 14-jarige
Roy. Samen met vriendjes was hij verant
woordelijk voor een beroving met geweld,
het gewelddadig afpikken van joggings-
choenen, een inbraak en het stelen van een
jas.
Voor de delicten zat hij bij elkaar al drieën
halve maand vast. Zijn zaak was al eerder
behandeld, maar aangehouden om te be
zien hoe Roy zich heeft ontwikkeld. Bij de
vorige behandeling was zes maanden
tuchtschool tegen hem gevorderd. In de
tussenliggende periode moest Roy elke dag
na schooltijd verplicht aanwezig zijn op het
Boddaertcentrum. Roy staat onder toezicht
van een andere kinderrechter.
Het blijkt niet altijd even goed te zijn gelo
pen. Hoewel hij nu niet meer van school
spijbelt en daar ook vrij goede resultaten
behaalt, is hij regelmatig betrokken bij ru
zietjes. In zijn vrije tijd hangt hij nog steeds
met vriendjes rond op het winkelcentrum.
Zijn moeder kan hem nauwelijks aan en
ook op het Boddaertcentrum is het misge
lopen. Betrapt op diefstal, bedreigingen,
vechtpartijtjes en vernielingen. De zaak es
caleerde zo, dat de leiding besloot de be
handeling te stoppen.
Geen plaats
Zijn door de rechtbank aangestelde gezins
voogd vindt een 24-uursbegeleiding beter.
Hij staat inmiddels bij twee internaten op
de wachtlijst, maar het kan nog wel enkele
maanden duren voor daar plaats is.
De Poorter is duidelijk geïrriteerd over het
wegsturen bij het centrum. „Nu laat je hem
zwemmen". Tegen Roy, die alles timide
aanhoort: „En nu zit je hier zo rustig. Kun je
echt zo uit je bol gaan?", waarop hij met
een bedeesd „ja" antwoordt.
Probleem is dat niemand weet wat met de
jongen te doen: weggestuurd bij het
Boddaert, nog geen plaats op een internaat
en een voorwaardelijke straf vindt de offi
cier een te lichte maatregel. De Poorter be
sluit de zaak over twee weken opnieuw af te
handelen. In die tijd moet er een gesprek
komen met de toezicht houdende rechter,
gevolgd door een vonnis met voorwaarden.
De Poorter later: „Wat vindt je daér nou
van. Zomaar wegsturen. Ais we zes maan
den tuchtschool zouden opleggen, zou dat
een intemaatsbehandeling doorkruisen. De
vraag is hoe je deze tussenliggende periode
moet overbruggen. Misschien kan hij nog
terecht in een ander Boddaertcentrum."
Half jaartje
De maximale straf kan volgens het huidige
jeugdrecht zes maanden tuchtschool be
dragen. Veel te weinig vinden critici. De
meeste jongeren die zich bezighouden met
straatroof en overvallen weten dat ze niet
langer dan een halfjaar hoeven te zitten. Ze
nemen dat risico graag. De kans te worden
gepakt is in Amsterdam één op drie.
Rechter Leeser nuanceert die gedachten-
gang. „Bij kinderen tussen de 16 en 18 jaar
kun je ook het meerderjarigenstrafrecht
toepassen als het gaat om zeer ernstige fei
ten. Als je steviger moet ingrijpen, kun je
ook een jeugdmaatregel opleggen. Een bij
zondere behandeling bijvoorbeeld, waarbij
een gedragskundige behandeling tot het
21ste jaar opgelegd kan worden. Of jeugd-
tbr, een opvoedingsmaatregel tot het 18de
jaar. En verder kennen we nog de strafrech
telijke ondertoezichtstelling met een ge
zinsvoogd, die onder meer een uithuis
plaatsing in een internaat kan betekenen.
Overigens is er een wetswijziging in de
maak waarbij de strafmaat van een half tot
maximaal een jaar tuchtschool verhoogd
wordt."
Het is echter niet uitgesloten, dat crimine
len dankbaar gebruik maken van het jeugd
strafrecht. Immers, een jongere die nog valt
onder het jeugdstrafrecht, is goed bruikbaar
voor het opknappen van allerlei akkefietjes
waarvoor een volwassene vele jaren komt
vast te zitten.
Neem nu de eerder aangehaalde Bart. Hij
hoort vijf maanden tuchtschool voor zijn
bankoverval eisen. Degene die hem voor
zijn karretje spande, de 21-jarige R.G., hoort
de officier vijf jaar cel tegen zich eisen.
Weliswaar was hij samen met anderen be
trokken bij in totaal drie overvallen, maar
twee keer daarvan stond hij 'slechts' op de
uitkijk.
De zaak speelt zich af voor de meervoudige
kamer, waar beiden terecht staan. G. in het
openbaar, Bart vanwege zijn leeftijd achter
gesloten deuren. Gezien de ernst van de fei
ten moeten nu drie rechters over zijn lot
een oordeel vellen.
Bart kende G. van de coffeeshop, die hij re
gelmatig bezocht. Thuis ging het al jaren
niet goed. Blowt sinds zijn dertiende, ge
bruikte cocaïne en een stevige borrel sloeg
hij ook niet af. Bart wilde er graag bijhoren.
Als hij door G. en zijn maat dan ook wordt
gevraagd of hij het lef heeft vooreen overval
en hij stoer met ja antwoordt, is de zaak
snel beklonken.
De drie rijden naar een bankfiliaal. Bart
krijgt een pistool in de handen gedrukt, een
tas voor de buit en een panty om over zijn
hoofd te trekken. Als het sein komt dat er
een klant binnen is die onder schot kan
worden genomen, stapt hij naar binnen.
Zijn pistool richt hij op een bankbewaker,
die later vertelt: „In een flits zag ik al de her
sens uit m'n hoofd spatten". Enkele minu
ten later kan Bart met ruim 7.000 gulden als
buit, naar buiten vluchten. Zijn eerste over
val, die zal uitlopen op een achtervolging
door omstanders. Ook die krijgen het wa
pen op hen gericht, maar ze weten hem
toch te overmeesteren.
Bagger
Achteraf blijkt het wapen een luchtgaspi-
stool, maar dat had hij niet geweten. Leeser
tot Bart: „Zo'n wapen in handen, dat zijn
toch bloedenge dingen? Je stopt het maar in
je zak en weet niet eens of het is geladen. Jij
had het lef wel?" „Ja, maar als je in zo'n
bank staat schijt je wel bagger", bekent hij.
Ruim drie maanden zit hij nu al vast. De of
ficier heeft bij de kinderrechter al een on
dertoezichtstelling gevorderd en vindt hier
het minderjarigenstrafrecht toch op zijn
plaats. Ze wijst nog eens op de angst die alle
betrokkenen hebben moeten doorstaan en
waarvan zij nog lang niet af zijn. „Je hebt je
ontzettend stom voor het karretje laten
spannen".
Ook zijn advocaat vindt dat hij gewoonweg
is gebruikt en pleit voor toepassing van het
strafrecht voor minderjarigen. Omdat ook
de jeugdgevangenis waar hij verblijft nog
wel behandelingsmogelijkheden ziet zitten,
is de eis uiteindelijk vijf maanden tucht
school.
Schone lei
Bij kinderrechter De Poorter wisselt de ene
zaak de andere af. Een 14-jarige jongen
voor tasjesroven en diefstalletjes. In totaal
heeft hij al twaalf weken uitgezeten voor
zijn delicten. De laatste keer dat hij in aan
raking kwam met de politie is al weer ruim
een jaar geleden. Sindsdien lijkt het hem
goed te gaan. Nieuwe school, andere vrien
den. De Poorter vindt dat hij met de tijd die
Dat rokers roken, moeten ze zelf weten.
Maar wat zijn je rechten, wanneer je passief
meerookt? Óp de werkvloer, bij voorbeeld?
Jaarlijks overlijden in Nederland ongeveer
2000 mensen aan de gevolgen van passief
meeroken, dat zijn er zo'n vijf per dag.
Maar wat doet het bedrijfsleven daar aan?
Te weinig, vindt minister De Vries van soci
ale zaken. Als het aan hem ligt, moeten
werkgevers meer doen om de niet-rokers
op de werkplek te beschermen. In de prak
tijk gebeurt dat nog maar mondjesmaat.
Lees: in een op de vier bedrijven wordt er
daadwerkelijk iets aan het probleem ge
daan. Een ondernemingsraad zou zich er
mee moeten bemoeien, maar niet ieder be
drijf vooral de kleintjes niet heeft een
ondernemingsraad. En wat, als een werkge
ver domweg op de verdraagzaamheid van
de niet-roker speculeert? Of als de meeste
OR-leden zélf roken?
„Dan heb je pech", beseft H. Staal, FNV-be-
leidsmedewerker. „Als je als werknemer
over maatregelen tegen passief meeroken
begint, word je er persoonlijk op aangeke
ken. En het punt is, dat men het een astma
patiënt niet kwalijk zal nemen. Maar zo
duidelijk ligt het vaak niet. Werknemers
hebben er 'gewoon' last van. En dat wordt
ze dan kwalijk genomen."
De stichting van de Arbeid deed minister
De Vries afgelopen zomer desgevraagd een
aanbeveling over het inperken van roken op
de werkvloer. Nog geen twee kantjes tekst,
die erop neer komen dat bedrijven zulks
zelf maar met het personeel moeten rege
len. Volgens Staal is.die hint een lachertje.
Naar verluidt is zelfs de oorspronkelijke
aanbeveling nog afgezwakt.
Staal: „Men had het lef moeten hebben om
te zeggen: er wordt op de werkvloer niet ge
rookt, behalve als het in samenspraak
kan en mag. Maar aan een aanbeveling als
deze storen bedrijven zich niet, er gaat geen
wervende kracht van uit. Geen OR die op
basis hiervan naar zijn werkgever stapt. En
geen individu dat zich ooit op zo'n aanbe
veling kan beroepen."
Staal heeft zelf meegemaakt hoe bij voor
beeld bij vergaderingen van de Sociaal Eco
nomische Raad (SER) in Den Haag de ro
kers slinkse wegen vinden om rookafspra-
ken te schenden. Eerst mag er alleen in
aparte 'rookhokken' worden gepaft, maar
allengs worden ook de wandelgangen voor
het opsteken van een peuk benut. „Er
wordt een ontzettende morele druk op de
niet-rokers uitgeoefend.
A4'tje
De ARBO-raad, die zich bekommert om on
ze arbeidsomstandigheden, had aan het
toch al magere advies van de Stichting van
de Arbeid weinig toe te voegen. Om precies
te zijn paste het advies van de raad op één
A4'tje. „In de Stichting van de Arbeid zijn
dezelfde partijen vertegenwoordigd als in
de ARBO-raad", vertelt algemeen secretaris
A. C. van Zoest. „Er was dus geen enkele
aanleiding tot het leveren van commen
taar."
En dus komt het er in de praktijk op nêer
dat artikel 3 van de Arbeidsomstandighe
denwet de werknemer nog het meeste hou
vast moet bieden. Volgens dat artikel heb
ben bedrijven de 'algemene verplichting'
hun werknemers te beschermen. En dat
kan volstaan, volgens de ARBO-raad. Dat de
vakbeweging er anders over denkt, kan Van
Zoest zich wel voorstellen. „Die wil het al
tijd wat steviger hebben. Liefst hadden ze
waarschijnlijk een wettelijke bepaling in de
hand."
Vooralsnog heeft minister De Vries, die de
ARBO-raad en de stichting van de Arbeid al
in januari '92 om advies vroeg, nog niet op
de rookraadgevingen van een half jaar gele
den gereageerd. Van Zoest: „Die reactie zal
nog wel komen."
Dat getalm kennen ze intussen wel bij de
Astma Patiënten Vereniging. Mevrouw A.
Kleine, een van de grootste voorvechters
van de vereniging, heeft 'een halve dagtaak'
aan de strijd tegen de rook. Hoewel ze zelf
niet meer op een werkvloer vertoeft, ont
breekt het haar niet aan voorbeelden van
mensen die in de loop der tijd als gevolg
van meeroken buiten het arbeidsproces te
recht kwamen. De medisch secretaresse,
die zich letterlijk een breuk hoestte door het
inhaleren van andermans rook. De zieken
fondsmedewerkster, die na een hoornvlies-
transplantatie niet meer in de rook mocht
werken. „Zij verdween, en de rook niet."
Kleine: „De rechten van de niet-roker zijn
slecht geregeld. Dat blijkt ook wel uit de cij
fers, want waar er vroeger in Nederland on
geveer 1500 mensen overleden aan de ge
volgen van passief meeroken, zijn dat er te
genwoordig al 2000. En dan praat je toch
over vier, vijf mensen per dag."
Dwingen
De arbeidsinspectie kan werkgevers zelfs
dwingen maatregelen te nemen, wanneer
de gezondheid van de werknemer in het ge
ding is. Dat geldt dus ook de gezondheid
van de niet-roker die andermans tabaks
rook inhaleert, maar feitelijk wordt er pas
opgetreden wanneer overleg tussen werk
gever en werknemers op niets uitdraait. In
de praktijk komt dat eigenlijk niet voor, vol
gens J. Blok, hoofdinspecteur Gezondheid
bij de arbeidsinspectie in Nieuwegein.
Voor de werkgever van goede wil heeft de
arbeidsinspectie stickers en folders beschik
baar, meldt Blok. En waar een wil is, schijnt
nog steeds een weg te zijn. Het enige rook-
conflict dat op de spits werd gedreven, loste
zich uiteindelijk ook zonder dwangmaatre
gelen op. Het ging om een werknemer van
een bedrijf dat geldtransporten verzorgt. De
man bleef op een goed moment van de
weeromstuit thuis omdat de twee collega's,
met wie hij op een geldwagen reed, ook on
derweg hun rookverslaving niet konden be
dwingen en niet aan 's mans klachten
wensten toe te geven. En de raampjes van
zo'n geldauto mogen nu eenmaal niet
open.
Volgens Blok is die zaak ten slotte in der
minne geschikt. Of de collega's solidair hun
peuken hebben gedoofd, dan wel de werk
gever de 'dwarsligger' op een andere geld
transportwagen heeft gezet, kon hij niet
zeggen.
Het jatten van een favoriet merk
sportschoen of bromfiets gaat
steeds vaker gepaard met ge
weld. FOTO UNITED PHOTOS DE
hij heeft gezeten, voldoende is gestraft. „Je
kunt nu met een schone lei beginnen, maar
ik wil je hier niet meer terugzien".
Volgende zaak. Die is snel afgehandeld. De
verdachte is niet komen opdagen en heeft
ook geen vaste woon- of verblijfplaats. Voor
diefstal van een camera zat hij al 51 dagen
in voorlopige hechtenis. Die worden verre
kend met de opgelegde zeven weken.
De volgende twee zaken moeten worden
aangehouden. In het eerste geval, omdat
zowel de advocaat als de verdachte niet ver
schijnen. Bij de tweede zaak komt wel de
advocaat, maar niet de verdachte. Ook die
heeft geen vast adres en zal pas bij nieuwe
delicten weer in het zicht komen. En elke
minderjarige die niet voor de rechter ver
schijnt, mag volgens het jeugdrecht niet bij
verstek worden veroordeeld. De rechter
moet de zaak dan altijd nog een keer aan
houden. Ook hiervoor is een wetswijziging
op komst, om deze verspilling van kostbare
tijd en energie voortaan onmogelijk te ma
ken.
De heler is...
Bij rechter Leeser verschijnen ondertussen
Hamid en Omar, beiden zestien. Temidden
van een groepje jongens wist Hamid een
oude vrouw haar portemonnee afhandig te
maken. Hamid nam de benen en Omar
ging in een sprint achter hem aan. Van de
buit ontvangt Omar zeventig cent om een
blikje fris te kopen.
Leeser: „Je hebt je dus schuldig gemaakt
aan heling". Omar: „Ik wist niet dat het
strafbaar was gestolen geld aan te nemen".
Leeser: „Dan zal ik je een rijmpje leren: de
heler is erger dan de steler. Je hebt het geld
gehouden." Omar: „Nee, ik heb het toch
weer op het politiebureau afge
geven?" Rechter, griffier en offi
cier onderdrukken met moeite
een glimlach.
Leeser tot Hamid: „Waarom
doe je nou zoiets?" Omars ge
zicht vertrekt achter zijn han
den in een grijns. Hamid: „Het
was niet de bedoeling. Voor ik
het wist had ik die portemon
nee in m'n handen. Geef me
maar een alternatieve straf."
Na wat onderhandelen tussen
de officier en Hamids advocaat
wordt dat 55 uur dienstverle
ning. Het gebruik van geweld
was niet helemaal te bewijzen.
„Maar dat was op het kantje",
wijst Leeser hem de les. „want
je hebt die vrouw geweldig aan
het schrikken gemaakt".
Omar krijgt elf uur dienstverle
ning bij de zestig andere die hij
al eerder kreeg opgelegd voor
dit soort akkefietjes. Daarvan
moet hij er nog 21 uur opknap
pen en dat gaat maar tergend
langzaam. Het project waar hij
werkt kent nog legio andere
jongens als hij, dus meer dan
drie uur per week kan hij niet
opknappen.
De namen van de in dit artikel genoem
de jongeren zijn uit overwegingen van
privacy veranderd.
Diefje met verlos
Te weinig mogelijkheden tot
dienstverlening, gebrek aan
cellen, gebrek aan plaatsruimte
op internaten het lijkt een ont
moedigend verhaal. Leeser:
„We werken veel met onder
toezicht gestelde kinderen, die
nog niets hebben uitgehaald,
maar wel een behandeling no
dig hebben. Soms moet je ze
drie maanden thuis laten, ter
wijl je weet dat het fout gaat.
Door plaatsgebrek zakken ze
dan af, omdat degenen die wel
iets hebben gedaan, voorgaan.
In dat soort gevallen gaan we
schuiven. Noemen we 'diefje
met verlos': iemand eerder vrij
laten voor een ander."
Het meest zit zij nog in haar
maag met de groep criminele
kinderen, die worden aangehouden, maar
van wie vrijwel niets bekend is. „Je weet
niet hoe oud ze zijn, waar ze ergens in de
wereld vandaan komen en waar ze leven.
Een zwervende groep jongeren, die twaalf
procent van onze voorgeleidingen vormt.
Het zijn kinderen die totaal geen band heb
ben met Nederland. Een typisch Amster
dams probleem dat je vrijwel niet in deze
vorm in andere steden tegenkomt. Je sluit
ze op zolang ze straf verdienen. Maar ik
wordt er zo triest van. Daarvoor zijn ze toch
niet op de wereld gekomen? Die kinderen
hebben helemaal niemand op de wereld."