im. Toch een keer terug naar Ambon Gewoon en Ongewoon Tuig FÜÜTI ZATERDAC W\ART 1993 Ingenieur Manusama gaat volgende week in Assen 'met pensioen'als president in ballingschap van de Vrije Republiek der Zuid Molukken (RMS). Sinds 1966 was hij de vaandeldrager van een ideaal dat vergeten lijkt te worden. Joop Manusama wil, als laatste daad voor de RMS-zaak, naar de Molukken om te praten met zijn volk. „Jaik loop al een tijdje met die gekke gedachte rond Denkwijzer „Ik heb over mensen in het algemeen weinig ontdekt dat 'goed' is. In mijn ervaring zijn de meesten van hen tuig, ongeacht of ze in het openbaar deze of gene of helemaal geen ethische leer onderschrijvenAls we het over ethiek gaan hebben, onderschrijf ik een hooggesteld ideaal waarvan de meeste mensen die ik tegen ben gekomen hoogst jammerlijk afwijken. Het pikante aan deze uitspraak is dat hij qiet zoals je zou vermoeden, afkomstig is van een modern minister, fractieleider, bisschop of een kort voor zijn pensionering staande bankier of rechter. Hij is ruim vijftig jaar ge leden opgetekend uit de mond van de misschien wel grootste psycholoog, die ooit geleefd heeft: Sigmund Freud. Als de meeste mensen tuig zijn. zoals Freud uit zijn ervaring 'wist', dan impliceert dat natuur lijk ook dat sommige mensen dat niet zijn. We kunnen wel raden wie volgens hem een van de wei nige uitzonderingen is. Net zo goed als we kunnen raden wie er niet werd bedoeld toen onze mi nister-president, en in zijn voetspoor de minister van justi tie, enige tijd geleden zeiden dat Nederland ziek is. Moeten fie aannemen {jat ZU|ke bril jante heren werkelijk denken in de trant van: 'de mensheid kan worden opgedeeld in twee cate gorieën te weten, tuig en een be tere rest waartoe wijzelf beho ren'? Het antwoord luidt: naar al le waarschijnlijkheid 'ja'! Als een politicus of een psycho loog het heeft over probleem groepen of over 'ziek' Nederland, dan heeft hij niet op de eerste plaats zichzelf op het oog. Als een politicus of een psycholoog het heeft over de noodizaak om meer te doen aan normen-en- waarden opvoeding, dan denkt hij niet op de eerste plaats aan zichzelf als een in dit opzicht bij te spijkeren leerling. Politici, psy chologen en veel andere Neder landers geven er over het alge meen de voorkeur aan het kwaad in deze wereld buiten zichzelf te lokaliseren in bepaalde pro bleemgroepen en zich op te werpen als profeten die de lood zware taak op zich genomen hebben voor eens en voor altijd een uitweg aan te wijzen. Er is alleen een probleem met dezeprobleemgroep-waartoe-ik- zelf-niet-behoor benadering: hij zet niet erg veel zoden aan de dijk. De verklaring daarvoor is betrekkelijk simpel maar onder politici en andere beleidsmakers vreselijk impopulair: als we de problemen in onze samenleving willen verminderen, dan is het veel effectiever dat we met zijn allen een klein beetje verande ren, dan dat een kleine groep mensen (de 'zware' probleem groep) veel verandert. In de pre ventieve psychologie en de pre ventieve geneeskunde wordt dit gegeven als volgt verwoord: de omvang van afwijkend (crimi neel, 'gestoord', ziekelijk of pro blematisch) gedrag in de samen leving, is een functie of een ge volg van hoe de doorsnee burger zich gedraagt. pn ffoorbrrid; we kunnen het aan tal mensen in Nederland dat al coholist is voorspellen of afleiden uit hoeveel glazen alcohol de ge middelde Nederlander iedere week consumeert. Brengen we het gemiddelde alcoholgebruik in ons land omlaag, drinken we dus allemaal wat minder, dan daalt het aantal 'alcoholisten' na venant. Uit een vorig jaar ver schenen boek van de Britse we tenschapper Geoffrey Rose blijkt dat dit principe op allerlei gebie den opgaat. We kunnen het aan tal mensen dat aan hoge bloed druk lijdt, afleiden uit de gemid delde bloeddruk in Nederland. Brengen we die laatste omlaag, doordat we bijvoorbeeld met z'n allen gezonder gaan eten of beter met stress omgaan, dan daalt ook het aantal patiënten met ho ge bloeddruk. Rose suggereert dat het principe ook opgaat op terreinen als agressie en crimina liteit. Het aantal mensen dat zich aan gewelddadigheden vergrijpt is een gevolg van de mate van aggressie die de gemiddelde Ne derlander ten toon spreidt en be reid is te tolereren in het leven van alledag. Het is het gewone en ogenschijnlijk onschuldige ge drag van de gemiddelde burger dat de omvang van ongewoon, extreem of gevaarljk gedrag be paalt. De hoeveelheid 'tuig' die we aan de richel van onze sa menleving hebben is dus voor een belangrijk deel gevolg van de mate waarin we allemaal midden in deze samenleving een beetje 'tuig' zijn. D" ,nffllc 1 11 op een weerga loze manier uitgedrukt in het verhaal van een koning uit het oude India, Yath genaamd, die besloot voor zichzelf en zijn jon ge bruid een nieuw paleis te bou wen. In de tuin voor het paleis werd een reusachtige vijver in melkwitte steen aangelegd. Op de ochténd van de dag voordat het paleis feestelijk in gebruik zou worden genomen, wandel den koning en bruid door de tuin en kwamen voorbij de vijver die werklieden bezig waren met wa ter te vullen. Terwijl ze daar naar stonden te kijken, riep de bruid op een gegeven moment uit: „Oh, wat zou het mooi zijn als de vijver niet met water maar met melk gevuld zouden worden, dan zou het een prachtig wit opper vlakzijn.'' De koning noteerde in zijn hoofd de wens van zijn bruid en besloot haar te verrassen. Te gen de avond riep hij het hoofd van zijn paleiswacht bij zich en beval hem met zijn manschap pen naar de stad en omliggende dorpen te rijden en de bewoners op te dragen in de loop van de nacht ieder een emmer met melk naar de paleistuin te brengen en in de vijver, waar inmiddels het water weer uit was gepompt, te gieten. Gedurende de nacht, die maan loos en zwartdonker was. was het een aan en aflopen van onderda nen met emmers. De volgende morgen, kort na zonsopgang, stond de koning op en zich ver heugend over de verrassing, die hij zijn bruid had bereid, liep hij de tuin in om te kijken hoe de vijver er nu bij lag. Tot zijn ver bijstering bleek deze helemaal niet gevuld met melk maar met gewoon water. Razend riep hij de wachtcommandant bij zich en eiste opheldering. Deze was even verbijsterd als de koning en snel de halsoverkop met enkele van zijn manschappen terug naar de stad. Bij het eerste het beste huis aangekomen, trapten ze de deur in, sleepten de eigenaar naar buiten, ondervroegen hem en kregen van de man de volgende verklaring te horen: „Ik dacht, als iedereen een emmer melk brengt, zoveel duizenden em mers melk, dan maakt het niks uit als ik in plaats van een em mer melk een emmer water in de vijver doe. Bovendien het was nacht en ik dacht: dat ziet toch niemand." Bij elk van de volgen de huizen waar de soldaten in braken. kregen ze van de bewo ners precies hetzelfde verhaal te horen. Allemaal hadden ze ge dacht dat hun eigen ene emmer tje water echt niets uit zou ma ken. RENE DIEKSTRA hoogleraar klinische en gezondheidspsychologie Het blijft even stil. Hij kijkt me aan, klaar voor al die voor de hand liggende vragen die op hem zullen worden afgevuurd. Heeft hij niet zijn leven lang gezegd dat hij nooit een voet op Molukse bodem zou zetten zolang de Indonesiërs de eilanden 'bezet houden'? En heeft hij zich twee jaar geleden, bij een vorige ontmoeting, niet met alle macht tegen de suggestie verweerd dat hij diep in zijn hart ei genlijk niets liever wilde dan nog een keer de baai van Ambon te zien? Nu geeft hij min of meer toe dat verzet tegen emoties zinloos is en hij hoopt dat daar be grip voor zal zijn. „Omdat ik er niet in de eer ste plaats voor mezèlf heen zou willen. Ook ik verander. Ook ik moet me blijven openstellen voor bepaalde mogelijkheden. Ik wil me niet blijven blindstaren op een en hetzelfde standpunt." Maar stél dat uit Jakarta ook nog eens de on waarschijnlijke toestemming komt voor een dergelijk bezoekAch nee, ze zullen me niet toelaten. En als ze me wel toelaten, zul len ze me geen garanties kunnen geven voor mijn veiligheid. Misschien pakken ze me ge lijk op. Maar dat kan me dan niet zoveel meer schelen. Waar ik wèl bang voor ben is dat ze me om zeep laten helpen door een paar Molukkers. Zodat ze kunnen zeggen: 'Kijk nou toch eens. De man die altijd be weerde dat de Molukkers graag onafhankelijk willen zijn, wordt door die Molukkers zelf vermoord'. Dat zou een volkomen verkeerd effect hebben."* Wat er over is Er nog van afgezien dat zijn reis naar de Mo lukken een zeer grote domper zou kunnen betekenen voor 'de zaak'. „Ja, voor de Moluk kers hier. Ik weet dat. Daarom zal ik er ook nooit meer op terugkomen als er te veel weerstand komt. Ze zullen het niet begrijpen, tenzij ik zeer goed duidelijk kan maken dat ik er niet voor mezelf naar toe ga, maar voor hen. Dan nog zullen velen die altijd achter me hebben gestaan zeggen: 'Is hij dan tóch zo?' Dat is de grote moeilijkheid en daar moet ik rekening mee houden. Ik zal er ook niet heen gaan om de mensen daar op te sto ken zich te verzetten tegen Indonesië. Dat zou je reinste onzin zijn en het gaat ook te gen mijn principes in. Maar ik zal de mensen daar wel vragen: 'Als jullie nog steeds vrij wil len zijn, moet je dat ook zeggen nu'. Ik wil gaan, eenvoudig om te praten, te zien wat er over is van het ideaal." Wie kan dat beter doen dan Manusama, als hij eenmaal uit functie is. „Dat zou dan mijn laatste daad zijn voor 'de zaak'. De zwakte van onze strijd, in vergelijking tot de onaf hankelijkheidsstrijd die bij voorbeeld in Atjeh en Oost-Timor wordt gevoerd, is immers dat wij het van de Molukken nauwelijks horen." Bent u voorbereid op een heel zware tocht, mocht het er van komen, en houdt u dan re kening met een verschrikkelijke teleurstelling? „Het wordt alleen een teleurstelling als de mensen daar niet vrij mogen spreken en als mij het spreken onmogelijk wordt gemaakt. Maar u bedoelt dat zo'n reis voor mezelf ge vaarlijk kan zijn, omdat ik het ideaal van vrij heid en zelfbeschikking niet meer zal aantref fen. En dan zou ik onder ogen moeten zien dat ik mijn leven lang heb gestreden voor iets dat niet meer bestaat en nooit zal komen. Of ik me er dan bij zal neerleggen We heb ben het over iets dat niet zal gebeuren, dus ik kan daarop geen antwoord geven. Er zullen er daar vast zijn die mij niet mogen, maar die heb je hier in Holland ook. Dat doet me niet zoveel. Cynisme, hoon en spot over de RMS- gedachte hebben me in al die jaren hier ook niet kunnen raken." Het is u wel kwalijk genomen dat u de sociale problemen van Molukkers heeft verwaar loosd. „Ja, maar ik zit hier niet voor de sociale posi tie van de Molukkers in Nederland. Ik voer mijn taak uit voor de mensen daar. Ik begrijp die kritiek wel en ik meen te hebben begre pen dat mijn opvolger Tutuhatunewa er wel veel meer aandacht aan zal schenken. Dat moet hij helemaal zelf uitmaken, ik wil me daar niet in mengen. Maar mag ik toch ho pen dat hij altijd het RMS-ideaal voorop stelt? Ach misschien moet u dat maar niet op schrijven. Ik moet me er niet meer mee be- „Om terug te komen op de sociale proble men van de Molukkers hierdaar heb ik in derdaad weinig oog voor kunnen hebben. De Molukkers hier hebben het goed. Die hebben de volle vrijheid zich te ontwikkelen zoals zij willen. Goed, ze zitten in een land, dat in fei te niet het hunne is. Maar als ze aan drugs verslaafd raken, zoals zovelen van de tweede generatie is overkomen, dan is dat hun fout, hun keus. De indruk naar buiten toe wordt gewekt dat we ons daar alleen nog druk om maken en niet meer om de politiek. Mij daar in mengen vind ik niet mijn werk. Er zijn so ciale organisaties die zich met sociale proble men bezighouden." Manusama klinkt bijna bits als hij het zegt. „déar hebben ze het moeilijk, daér ontbreekt de vrijheid en hebben ze geen keus, künnen ze niet zichzelf zijn. Ik voel me echt helemaal één met de mensen daar. In Nederland wordt de indruk gewekt dat het RMS-ideaal niet meer leeft. Maar ik denk niet dat dit zo is. Het is, geef ik toe, de laatste jaren wel erg rustig, mede omdat de Molukse organisaties met de Nederlandse regering de dialoog zijn aangegaan. Een Nederlandse regering die de RMS als een afgesloten hoofdstuk be schouwt. Maar de politiek vergist zich als zij denkt dat dit ook onder alle Molukkers zo is. Het Moluks bewustzijn is nooit verdwenen, en daarin leeft ook het verlangen naar een ei gen onafhankelijke staat voort. Het is opval lend dat ik dat verlangen vooral weer onder jongeren bespeur." Biografie Om hen heen vallen de oude strijdmakkers weg. Molukkers die nog met hem op Ambon de Vrije Zuid-Molukse Republiek uitriepen, die met hem vluchtten naar het eiland Sap- arua, naar Ceram en die in 1951 als oud KNiL-militairen 'tijdelijk' naar Nederland werden overgebracht. Volgens de dokters is Manusama zelf nog kerngezond. „Ach, ik word wat doof. En ver geetachtig en meer van die ouderdoms- kwaaltjes. 's Middags voel ik tegenwoordig vaak mijn ogen dichtvallen. Het werd tijd er mee op te houden. Ik kan in vergaderingen toch niet telkens vragen om een herhaling van wat gezegd wordt?" „Ik kan mezelf ook niet meer jaren de tijd gunnen om mijn boek, mijn biografie, af te maken. Veronderstel dat mijn tijd komt om te gaan en het boek is niet af, dat zou ik ver schrikkelijk vinden. Maar ja, ik heb het niet in de hand. Ik hoop dat die Almachtige, waar ik een onvoorstelbaar groot geloof in heb. mij de gelegenheid geeft het af te maken. En hulp bij het schrijven en zoeken naar de feiten, dat kan toch niet? Die weet ik alleen toch? Het was mijn leven, mijn strijd en ik schrijf waar om fk het zo gedaan heb. in grote lijnen." Manusama zal het schrijven zoals het is ge weest. „Mensen die een autobiografie schrij ven, zullen zichzelf niet als mislukkeling affi cheren. Maar het moet ook niet zo zijn dat je alleen maar schrijft hoe geweldig jezelf bent. Ja, zoals de autobiografie van Suharto dus. Die is goed waardeloos." Doorlopen Terug in zijn flat. acht hoog in Capelle aan de IJssel. Een sober ingerichte woning. Niet veel doet er aan de Molukken denken. Prachtig uitzicht over Rotterdam, dat wel. Met zijn verrekijker kan hij op de klok van de Coolsin- gel zien hoe laat het is, vertelt hij er altijd bij. In een vaasje moet ergens de sleutel liggen van zijn huis op Ambon, maar dat vaasje staat njet meer, zoals vele jaren geleden, pro minent op het wandmeubel. Ontheemd heeft hij zich nooit zo gevoeld in al die ruirn veertig jaren dat hij gedwongen in Nederland verbleef. „Ik zal u vertellen ik zou terug verlangen naar Nederland en Rot terdam als ik daar zou zijn. Ik heb hier ge woond en gewerkt en zou ten minste eens per jaar op vakantie naar Nederland moe- „U vraagt mij hoe ik het heb volgehouden. Dat weet ik niet. Vooral tijdens de treinkapin gen van onze jonge Molukkers, in 1975 en 1977, was het zwaar, erg zwaar. Maar had men mij verteld, toen ik nog jong was. dat ik ooit een tocht zou moeten maken van west- Ceram naar midden-Ceram, op de vlucht voor het Indonesische leger, over hele hoge bergen dan had ik gezegd dat ik het niet had gekund. Maar ik heb het wel gedaan en ben er gekomen. Je moet namelijk nooit kij ken naar de toppen waar je overheen moet, want de volgende morgen zijn er weer nieu we. Je moet gewoon doorlopen." De buurvrouw van de president in ballingschap sjouwt met twee zware tassen onder haar armen de lift in, neemt het gezelschap dat met haar naar boven gaat op en ontwaart tussen de stengels prei en wat multimappen door de Molukse leider. „Dag meneer Manusama. Nog een paar weekjes, hè? Dan zit het er op." Op haar toevoeging dat het dan lekker rustig wordt, reageert Manusama niet. In een lift moeten antwoorden kort zijn en is geen tijd voor uitleg. Dat hij na deze maand minder vergaderingen hoeft bij te wonen, maar dat er nog zoveel te doen is voor de 82-jange Ma nusama. Je kunt op 10 april de leiding wel overdragen, maar ook wat er in het hoofd en in het hart zit moet nog worden doorgege ven. Hoeveel tijd wordt hem daarvoor nog gegund? Op 25 april, de herdenkingsdag van het uit roepen van de Vrije Republiek der Zuid Mo lukken (RMS) in 1951, zal ingenieur Manusa ma in de Haagsche Houtrusthallen voor de laatste keer een toespraak houden. Een korte dit keer. Een laatste oproep 'de zaak' levend te houden, van de president die sinds 1966 de verpersoonlijking is geweest van het RMS- ideaal van de Molukkers in Nederland. Erfstuk ""olukken In een zwarte, kunstleren map op de tafel in zijn huiskamer zit, uitgetikt op twintig a-vier tjes, het eerste hoofdstuk van Manusama's biografie. De titel staat al vast: 'Pusaka Ma luku', Erfstuk Molukken. Hij dwingt zichzelf nu in zijn geschiedenis te duiken. Aan het einde van de lange rit komt daarom ook steeds meer het verlangen boven om nog eens terug te keren naar 'zijn eilanden'. En dat is een gedachte die zijn volk in ballingschap misschien wel zal schokken. „Ja ik loop al een tijdje met de gekke ge dachte rond, om, nadat ik de functie heb neergelegd, naar de Molukken te gaan. Don dert niet wat er dan gebeurt. Neer ik ga abso luut niet als toerist. Maar om met de eiland bewoners daar te praten en me op de hoogte te stellen van de trouw die de mensen daar aan het ideaal hebben gehouden. Om de me ningen te horen die daar heersen over de RMS-gedachte, zelfbestuur, de Indonesische politiek op de eilanden. Misschien is de tijd wel rijp om te praten, nu overal ter wereld volken hun zelfbeschikkingsrecht opeisen en ook krijgen. Maar ik zal daar nooit, maar dan ook nóóit, één woord zeggen dat ook maar riekt naar opruiing." Joop Manusama: 'Maar ik zal daar nooit, maar dan ook nooit een woord zeggen dat zelfs maar riekt naar opruiing.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 37