In 1950 leek Elburg ten dode opgeschreven Rijstbouw verdwijnende Japanse idylle Extra ZATERDAG 27 MAART 1993 9 VCT'E FRANS VISSER gemeente heeft in 1988 voor de uitbreiding van de tuin een deel van het randmeer drooggelegd. De raad beseft dat niet langer het water, maar het land rijkdom en voor spoed schenkt. Woordvoerder Ad van 't Hoff is tevreden over de snelle groei van Biohorma. ..We zijn goed gezond." Die vitaliteit heeft alles te maken met de enorme vraag naar produk- ten van Vogel, wiens commercieel uitgebui te doctorstitel overigens niets van doen heeft met geneeskunde. Patiënten willen in plaats van farmaceutische middelen oerou de huis-tuin-en-keukenkruiden of ho- meopatische drankjes die zo sterk verdund zijn dat de genezende stof niet meer aan te tonen is. Volksverlakkerij? Dr. Alfred Vogel zegt van niet. Miljoenen geloven hem. Zijn pleidooi voor natuurlijk genezen vindt een gewillig oor. Van de Nederlandse editie van het boek 'De Kleine Dokter' verschijnt in 1993 de miljoenste druk. Lourdes Elburg ontwikkelt zich door de aantrek kingskracht van Biohorma tot het Lourdes van de natuurgeneeskunde. Het gezond- heidstoerisme is voor het bedrijf van belang om de leer van Vogel te propageren. Inmid dels schommelt het bezoekersaantal rond de vijftigduizend. Op video maken de men sen kennis met Vogel, die minzaam zijn ad viezen aan volgelingen verstrekt. Van 't Hoff bracht een bezoek aan Vogel op diens ne gentigste verjaardag. Een aardige, goedge mutste man aldus Van 't Hoff. Waarom hij zijn boek bescheiden De Kleine Dokter noemde? ,,De Grote dokter zit in de hemel." Vogel is Jehova's getuige net als veel andere leidinggevenden en employees bij Bioforce en Biohorma. Volgens Vogel bestaat er een nauw verband tussen voedingen gezondheid. ..Iemand behandelen vooreen hartkwaal, terwijl hij zich dood eet, is toch water naar de zee dra gen. De geschiedenis geeft Vogel gelijk,", vindt Van 't Hoff. Al is Herr Doktor terugge treden uit het bedrijf, zijn uitgangspunten blijven van kracht. Dus geen aspirines tegen hoofdpijn, maar kruidenthee. Echinaforce is in de Nederlandse huishoudingen inmid dels even gangbaar als keukenzout. Nog zo n succesnummer is het blad Gezond- heidsnieuws dat een oplage van 225.000 heeft. Van 't Hoff: „De grootste van Neder land. Dr. Vogel brengt de geneeskunde bij de mensen." Het legt Biohorma geen wind eieren. Het blad prijst louter eigen produk- ten aan en dat onder het mom van objecti viteit. Pressen De werknemers worden niet geprest de ideeën, inclusief de omstreden sekteleer van de Jehova's, van Dr. Vogel te onder schrijven. Het gaat geleidelijk, zegt Van 't HofT. „Naarmate je langer bij het bedrijf werkt leer je de uitgangspunten waarderen en ga je ze in je eigen leven toepassen." De 24-jarige Gerard Deetman komt uit een Elburgs vissersgeslacht. Ooms voeren, ad deren zaten in de palingrokerij. Hij is far maceutisch vakman en controleert dage lijks duizenden flesjes Echinaforce. „Dit is een milieuvriendelijk bedrijf. Hier heb je ze kerheid en rust. In de visserij vindt je dat niet", zegt hij. Namen de vissers bij ziekte een visje, hij druppelt Echinaforce. „Ik steek m 'n hand voor dit bedrijf in het vuur", zegt hij. Wethouder Henk van Deutekom zal de laatste zijn om de relatie met Biohorma te schaden. „We treden het bedrijf welwillend tegemoet. Kwade tongen beweren dat we hen bevoordelen, maar dat is niet zo." Bio horma en Elburg vormen een gelukkig stel. Beiden versterken elkaar. De kruidentuin aan de boorden van de vroegere Zuiderzee trekt toeristen, die zich vervolgens in het oude stadscentrum kunnen verpozen. „De ene hand wast de andere", aldus verklaart Van 't HofT de gelukkige symbiose. Van Deutekom: „ln steden kijkt men sceptischer aan tegen natuurgeneeswijzen. Onze boe ren en vissers staan van oudsher dichter bij de natuur. Daarbij zijn ze loyaal aan hun baas en gezagsgetrouw." Het zegenrijke huwelijk wordt van beide kanten met cadeautjes bestendigd. De ge meente legt het bedrijf geen strobreed in de weg. Van zijn kant maakte Biohorma goede sier door een oude botter op te laten knap pen. Leuk VQor toeristen en plaatselijke be volking. De vissers van weleer ritsen nu blaadjes van kruiden. Hun verleden is een monument dat bekeken kan worden, een opgetuigd schip voor pleziervaarten. Zo snel gaat dat. Er is maar een generatie voor nodig. TOKYO TERRY MCCARTHY THE INDEPENDENT Wandel in de vroege herfst eens over het Japanse platteland. Met de geur van rijpende dadel- pruimen in de lucht en de klei ne door bamboestruiken afge grensde rijstvelden die zich koesteren in de zon, geeft het de aanblik van een idyllisch boe renleven waar de Romantische schilders zo van hielden. Ver weg van het lawaai en de spanning van de grote steden werken boeren vredig in het eeuwenoude ritme van het planten, verzorgen en oogsten van rijst, het hoofdvoedsel van de Japanners. De kleine velden behoeven een i n ge wi kkel d i r r i ga ti esy steem waar de samenwerking van alle boeren uit ieder gebiecj voor nodig is. Boerenfamilies helpen elkaar ook tijdens het drukke plant- en oogstseizoen. Volgens veel Japanners is.dit wederzijds vertrouwen geworteld in de cul tuur van groepsactiviteiten en consensus die is overgeplant naar het industriële en politieke leven van het land. Maar deze mooie idylle dreigt te worden vernietigd door verdor ven onderhandelaars uit het westen, die willen dat Japan stopt met de subsidie aan de rijstboeren en rijstimport uit het buitenland gaat toestaan. Nu de EG en de VS blijkbaar hun con flict over de landbouwsubsidies hebben opgelost, wordt de schijnwerper van de GATT-be sprekingen over voortgaande li beralisatie van de handel ver schoven naar lapan, en met na me de gesloten rijstmarkt van dat land. Politici, onder wie pre mier Kiichi Miyazawa, hebben laten doorschemeren dat de re gering uiteindelijk zal moeten toegeven in de rijstkwestie maarzij zullen iedere beslissing, tot het laatste moment uitstel len. Volgens de meer conservatieve verdedigers van Japans verbod op rijstimport brengt een beslis sing de culturele tradities van, eeuwen in gevaar en wordt het land op een riskante manier af hankelijk van buitenlandse boe- Oude boeren .Kijk nu eens wat nauwkeuriger naar de plattelandsidylle. Het eerste wat opvalt is dat de meeste boeren die in de rijstvel den werken erg oud zijn. Vol - gens regeringscijfers van vorig jaar is vijftig procent van de boeren boven de 60 jaar. Zelfs dat cijfer is nog misleidend. Meer dan driekwart van de boe ren werkt in deeltijd en verdient het hoofdinkomen met een baan in de fabriek. Op slechts 16 procent van alle boerderijen besteedt een mannelijke werk nemer van onder de 60 meer dan 150 dagen per jaar aan de rijstbouw. Niet alleen verouderen de boe ren de volgende generatie toont weinig interesse voor het slopende werk op de rijstvelden: 70 procent van de boerenbedrij ven heeft geen opvolger met be langstelling voor het werk. En was het niet vanwege de enor me regeringssubsidies die de rijst ongeveer zeven keer zo duur maken als Amerikaanse of Thaise rijst, dan zou niemand enige reden hebben om rijst te verbouwen in Japan. Rijstboer- derijen in Japan hebben een ge middelde oppervlakte van slechts 10.000 vierkante meter, vergeleken met 40.000 in Thai land en 1,5 miljoen in de Vere nigde Staten, waardoor van de voordelen van het op grote schaal verbouwen geen gebruik kan worden gemaakt. Net zoals de boerengemeen schap aan het afsterven is, neemt ook de binnenlandse consumptie van rijst af. De ge zinnen zijn zich wat hun voed sel betreft meer westers gaan gedragen en eten nu meer brood en andere granen. In 1962 was de gemiddelde rijst - consumptie per hoofd van de bevolking 118 kilo nu is dat ongeveer 70 kilo. Het argument van het 'voedsel zekerstellen' is ook verdacht hoewel er geen rijst wordt geïm porteerd (behalve voor het zui delijke eiland Okinawa, waar een andere smaak heerst), komt 90 procent van de granen van het land uit het buitenland en wordt van al het voedsel in to taal 51 procent geïmporteerd. Dus wat jjrobeert de regering nu precies te beschermen met het voortdurende verbod op rijstimport? Op veel andere ge bieden heeft Japan enorme voordelen van vrije internatio nale handel. Het antwoord is net zo eenvoudig als cynisch de regering van de verankerde Liberale Democratische Partij (LDP) beschermt zichzelf. Na tientallen jaren de boeren te hebben verwend met rijstsubsi- dies, vertrouwt de LDP op de stemmen van de boeren om ge kozen te blijven worden, De sleutel naar de macht is de mografisch. De grenzen tussen de kiesdistricten in Japan wer den kort na de oorlog getrok ken, toen dé platgebombardeer de steden nauwelijks bevolkt waren en het platteland vol zat met vluchtelingen. Tijdens de daaropvolgende tientallen jaren van snelle economische groei stroomden de mensen terug naar de steden. Maar het stelsel \an de kiesdistricten werd niet fundamenteel herzien, wat vaak betekent dat een stem op het platteland evenveel waard is als I drie stemmen in stedelijk ge bied. Buitenbeentje Maar de LDP heeft niet veel tijd meer. Het geknoei met de kies districten is regelmatig voor de rechter geweest. En de angst om een buitenbeentje te worden in de GATT-besprekingen zal de regering waarschijnlijk dwingen om toe te geven in de rijstkwes tie ambtenaren denken dat de beslissing in maart volgend jaar zal vallen. Het zal worden gepresenteerd als een schoor voetend gedane concessie aan een overweldigende buiten landse druk. Maar in werkelijkheid is de idyl le van de Japanse rijstboeren, net zo als zoveel traditionele as pecten van Japan zijn afgeschaft in de haast naar economische ontwikkeling, al begonnen te verdwijnen. VERTALING: LUUTJE N1EMANTSVERDRIET Het monumentale centrum van Elburg dat zich ontwikkelt tot het Lourdes van de natuurgeneeskunst. foto peter mastenbroek Wat vroeger de visserij was voor Elburg, dat is nu dr. Vogel. foto peter mastenbroek Na de inpoldering van Oostelijk Flevoland kreeg het voonnalig vissersdotp toch nog het tij mee Een blik op de landkaart verklaart het jarenlange isolement van El burg. Het stadje is ingeklemd ge raakt tussen oud en nieuw land. Met de onvruchtbare Veluwe in de rug konden de inwoners in de der tiende eeuw maar één kant op: de zee. Met succes. Het plaatsje kreeg stadsrechten en maakte in een kortstondige bloeiperiode deel uit van het machtige Hanzeverbond. Tussen 1392 en 1396 gaf Arent thoe Boecop het stadscentrum binnen de wallen zijn huidige vorm. In latere eeuwen werden grachten gegraven en verrezen muren, kantelen, poor ten en kazematten. De zee bleef de voornaamste bron van inkomsten voor de Elburgers. Maar met de roem was het al snel gedaan. Hol landse steden namen het roer in de vaderlandse geschiedenis over. El burg raakte in de vergeethoek. Aan dit dommelend bestaan kwam in 1956 plotsklaps een eind. Door de inpoldering van Oostelijk-Flevoland werd het water onbereikbaar. El burg dreigde eenderde van z'n in komsten te verliezen. „Tenzij zich nieuwe ontwikkelingen voordoen is het stadje ten dode opgeschreven", schreven deskundigen. Zij konden de explosieve groei van het toerisme niet voorzien, laat staan dat ze ooit van ene Dr. Vogel hadden gehoord. Elburg ligt er fris geboend bij. De 250 goed onderhouden monumenten binnen de rechthoek van 250 bij 350 meter loochenen de onheilsprofetie die ruim dertig jaar geleden werd uit gesproken. De dominante Sint-Nico- laaskerk met afgeplatte toren, mid deleeuwse edelmanswoningen, bol werken, muurhulzen, smederijen en stadsboerderijen tonen nergens teke nen van verval. De voorspelde ver paupering is uitgebleven. Het gaat goed met Elburg. Zo goed, dat het een wonder mag heten. ELBURG FOKKO BOSKER Vijf eeuwen kon Elburg met de haar in 1392 toegemeten geografische ruimte toe. Het bevolkingsaantal groeide niet. Armoede," sLechte en onvoldoende voeding en een ge brek aan hygiëne eisten tot ver in de 19de eeuw hun tol. Pas na dé gevreesde inpolde ring van Oostelijk-Flevoland had Elburg on verwacht het tij mee. Alleen leek dat aan vankelijk niet zo. De drooglegging maakte de 96 vissers, die Elburg in 1951 nog telde, brodeloos. Burgemeester jonkheer W. H. van der Poll voorzag in 1950 de ondergang van zijn stad. Hij vroeg in een brief het economisch tech nisch instituut voor Gelderland om raad. Hij sprak van een noodtoestand. „Voor de talrijke middenstanders in deze gemeente zullen de gevolgen zeker funest zijn." Het bleek nogal mee te vallen. Hun zonen en dochters: de nieuwe generatie winkeliers, zagen in 1992 tussen de vierhonderd- en vijfhonderdduizend toeristen langs hun etalages schuifelen. Elburgers klagen zelfs dat hun stadje een tweede Valkenburg dreigt te worden. Ze willen het autoverkeer weren uit de binnenstad. Niet de patatzak- toerist maar de cultuurzoeker moet in El burg ruim baan krijgen. Directeur J. A. Nillesen van het economisch instituut zette in 1952 zijn apocalyptische visioen in dramatische bewoordingen uit een. „Want naar welke richting men het oog ook wendt, de toekomst van Elburg ziet er somber uit." Nu waren ze ten gemeente huize toch al van de ernst van de situatie doordrongen, dus eindigde de directeur met goede raad. „Het zou toch van weinig verantwoordelijkheidsgevoel tegenover het nageslacht getuigen, wanneer wij de moed in de schoenen lieten zinken en bij de pak ken gingen neerzitten." De sombere prog noses sorteerden effect. Ze maakten de be volking rijp voor de industrialisatie. Gedwee zetten de vissers zich aan hun nieuwe werk. Voor de Elburgse vissers was het gestaag oprukken van de polder bijzonder wrang. Nooit eerder bracht de paling en snoek baars zoveel op als in de jaren na de Twee de Wereldoorlog. In het topjaar 1947 be droeg de omzet op de gemeentelijke visaf- slag 1.010.303. Het leek een opgave de stoere, eigengereide visser aan de lopende band te krijgen. Het Gelders instituut was desondanks optimistisch. De vissers had den immers een „ijverig en degelijk karak ter", een eigenschap.die in de fabriek goed De IJsselmeerpolders sloten de stad af van open water. van pas kwam. „De Noordwestveluwse fa brieksarbeider is wellicht iets trager dan zijn collega in het westen des lands, doch hij werkt stug door en zijn totale arbeidspres tatie is zo veel geringer niet." Oud-visser Jan Jansen vond werk bij blikfa- briek Numan, die in 1956 de poorten open de. Gelokt door de goedkope grondprijzen en de nijvere arbeidskrachten vestigden zich in hetzelfde jaar ook een groentedroge rij en een betonfabriek op het nieuwe indu strieterrein. „Er was volk zat. Allemaal har de werkers. De baas had ons graag. Een uurtje overwerken was nooit een probleem. We waren geen slapjanussen." Zelfs op zijn 82ste hunkert hij nog naar de zee. „Ik maakte een omweg naar het werk om niet langs de haven te hoeven waar mijn botter lag. Dat kon ik niet verkroppen." In 1957 verkocht hij zijn Elburg 60. Nu vaart er een architect uit Amsterdam op. Wonderbare vangst In de blikfabriek verdiende Jansen 56 gul den per week. Een schijntje vergeleken bij de opbrengst uit de visserij. Toch koestert hij geen wrok. Zeker niet wanneer hij terug ziet op zijn leven. „Het heeft me nooit aan iets ontbroken", vindt Jansen. „Ik moest vooruitzien. Misschien heeft een Ander de beslissing wel voor me genomen." Bij te genslag vond hij steun in zijn geloof. Daar door kon hij de ingrijpende veranderingen het hoofd bieden. In de fabriek had hij vooral moeite met de godslastering. Op zijn boot werd niet gevloekt. Hij was daar de baas. Bij Numan bleef het bij vermanende woorden. „Ik moest wel iets zeggen anders vloekte ik mee." De bijbel ligt opengeslagen op tafel. De we reld om hem heen mag veranderd zijn: zelf houdt hij het bij het oude. Een wandbord aan de muur herinnert aan zijn eigen won derbare visvangst. In 1954 ving hij 53 grote snoekbaarzen. Dertienhonderd pond in to taal. De boot helde over. Jansen vertelt alsof het vannacht gebeurde. De jeugd zegt dat niets, die is uit ander hout gesneden. Ze hebben het varen verleerd. „Ik neem het ze niet kwalijk. Wij kregen het met de paplepel naar binnen. Op je twaalfde moest je al aantreden." Stram van het lange zitten staat hij op uit zijn leunstoel bij het raam om een bokking te halen. Een visser laat zijn gast niet vertrekken zonder gebakken visje. Ingrijpend Jansen is een van de laatste vissers die uit de eerste hand verslag kan doen van de me tamorfose die Elburg in dertig jaar onder foto peter mastenbroek ging. Zijn generatie sterft uit en daarmee het gedachtengoed van de visserij. Het is aan publicist Willem van Norel te danken dat er veel bewaard bleef. Hij heeft de meeste vissers geïnterviewd. Het geklepper van de klompen op de keitjes naar de haven als de vissersvloot uitvoer heeft hij ook maar van horen zeggen. „De vissershistorie boeit me, omdat zij niet meer terugkeert." Daarom brengt hij voor het nageslacht de geschiedenis in kaart. „Er is al een hoop veranderd. Toen kende iedereen elkaar, er was solidariteit. Dat oude Elburg bestaat niet meer." Dat de vissers niet tot pauperdom vervielen is te danken aan het toerisme en de ge slaagde industrialisatie. Grootste werkgever is thans Biohorma, een bedrijf met produk- ten van de Zwitserse kruidenspeciaiist Dr. Vogel, dat in 1967 naar Elburg kwam. „Wat de visserij vroeger voor ons was, is Biohor ma nu", stelt wethouder Van Deutekom. „De kurk waar onze economie op drijft." Het bedrijf legt zich toe op kruiden- en ho meopathische geneeskunst. De laatste jaren heeft de natuurgeneeskunde de wind in de zeilen. Bij Biohorma werken 250 mensen De netto omzet bedraagt 70 miljoen gul den. De kruidentuin: de grootste van Euro pa, overtreft het centrum van Elburg. De

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 9