,Wij verkopen sfeer' LD Tennisspecial '93 Coen Dekker: zakenman met een sociale functie Coen Dekker is van oorsprong houthandelaar. In 1981 liet hij in Warmond een tennishal neerzet ten. „Omdat ik zelf graag wilde •pelen en door de drukte overal van de baan werd gegooid." Van het een kwam het ander. Dekker groeide in de Veerpolder uit tot een gigantisch complex met een sport- annex partycentrum waar allang niat meer louter tennissers op af komen. Twee jaar geleden zette hij voor 20 miljoen gulden een soortgelijk centrum in Zoeter- mder neer. Een uit de hand gelo pen hobby, noemt Dekker dat. Een derde complex zit in de ko ker. Want de succesformule vatl Coen Dekker is nog niet uitge werkt. „Mensen willen mensen zien. Dat is het geheim." WARMOND ROB VAN DER ZANDEN Coen Dekker heeft behalve een gezonde koopmansgeest een goed inzicht in de menselijke behoefte. Net als amuse mentsfabrikant Joop van den Ende weet hij donders goed wat het volk aan spreekt. Tennissen, squashen, badmin ton. snookeren, golf en alle andere disci plines die men in Warmond en Zoeter- meer kan beoefenen zijn een middel ge worden om contact te maken. Zowel de geslaagde zakenman als Jan Modaal ge bruiken zijn complex als decor voor een afspraak. En dat is het succes van Coen Dekker. „Mijn complexen zijn een ontmoe tingsplaats geworden. Een alternatief voor de disco en de dancing en andere gelegenheden waar je pleegt uit te gaan. Bij mij kun je ook je toekomstige ver loofde ontmoeten, zeg ik wel eens. Als vrijgezel kun je bij ons prima terecht. Ik zorg dat er sfeer en gezelligheid is. Ja, wij verkopen sfeer, dat kun je zo zeggen. Verder moet het horeca-gedeelte in orde zijn. al is de sport de eerste aanleiding om te komen." Coen Dekker als de sportieve variant op de Van der Valk-ke ten? Hij lacht minzaam: „Maar dan met beter^t^" Volgens OekkéF T5 van tennisbanen (hij heeft er in totaal 55 tn beheer) financieel gezien helemaal niet zo aantrekkelijk. „De complexen drijven wat inkomsten betreft vooral op de ho reca. Mijn derde complex zal trouwens veel minder tennisbanen tellen. Daar gaat het vooral om squashen, snooke ren, fitness. In Duitsland hebben ze eens onderzocht wat het meest winstge vend is, mits goed bezet uiteraard. Op de lijst kwam tennis als slecht uit de bus. Zonnebanken verhuren en een fit nessruimte scoorden erg hoog." „Wij vinden tennissen in Nederland zo duur. Maar een jaar fitnessen kost duizend gulden. Ik was pas in Amerika, moest ik veertig dollar betalen voor een buitenbaantje. En dan vinden wij drie honderd gulden contributie veel. Déar kun je honderd keer voor spelen." Sociale functie De 61-jarige Wassenaarder bekent vol mondig dat hij de sociale functie van zijn projecten nog niet voor ogen had toen hij in '81 een hal bouwde voor vijf miljoen. „Toen was het vooral hobbyis me. Ik wilde zelf een baan ter beschik king hebben. Nu is gebleken dat de complexen een enorme aantrekkings kracht hebben. Halletjes met vier banen en een beperkte bar, dat werkt in mijn ogen niet. En ik krijg gelijk." Dekker mag graag groot groeien, maar bemoeit zich aan de andere kant voortdurend met de details. Als geen ander waakt hij over de kwaliteit van zijn produkt. Het personeel moet klant vriendelijk zijn. „Ik wil graag dat mijn personeel bij binnenkomst van een klant al weet wat er moet worden ge schonken. Dat schept een band. Als Koos binnenkomt, roept mijn barperso- neel 'Koos, bakkie?'. Dat wil ik graag. Daarom heb ik bij de start van mijn per soneel in Zoetermeer al veel mensen vervangen. Het moet goed zijn, net als in Warmond, maar dat duurt even." Hij heeft een hekel aan slordigheid en rondwaaiend afval. („Kijk eens naar de tennisparken in Leiden, dat is toch alle maal vies.") Hij besteedt per jaar een half miljoen aan onderhoud. („We zijn altijd dingen aan het opknappen.") Ooit zette Dekker iemand die zijn spullen liet slingeren eigenhandig buiten de deur. Van der Kwast Volgens directeur Philip van der Kwast ontgaat de grote baas helemaal niets. „Als Coen Dekker hier binnenkomt, bukt hij net zo vaak als een knecht. Hij loopt nooit met lege handen. Een prop je, leeg glas, asbak, maakt niet uit. Ik noem hem altijd de duurste corveëer van Europa. Hij irriteert zich gewoon aan slordigheid. Hij liet eens het gras van zijn buurman maaien, omdat hij het er niet uit vond zien. Zo is-ie." Van der Kwast noemt het waarge beurde verhaal van het zwembad illu stratief voor Dekker. „Dat bad lag aan vankelijk buiten en werd kosteloos ver warmd door de houthandel waar de krullen werden verbrand. Dat was lekker voor spelende kinderen uit De Meren- wijk. Toen Coen Dekker een keer in de zomer op .blote voeten langs zijn bad liep. haalde hij zijn voet open aan een cola-blikje dat nooit bij hem kon zijn gekocht. Hij was razend en droeg mij op het bad onmiddellijk te overkappen. De kosten maakten niet uit. Zo kregen wij een binnenbad." Het zwembad is overigens inmiddels verdwenen en als alternatief is een schitterende nieuwe vergader- annex feestzaal ingericht. Want Dekker ver nieuwt. Jaar in jaar uit. „Ik bouw elk jaar, dat is mijn principe. Zoetermeer is nog nieuw, maar daar ga ik nu al de squashbanen en de fitnessruimte uit breiden. Die tent wordt snel winstge vend, sneller dan Warmond." In Zoeter meer is al iets meer de nadruk gelegd op de zakenman en de bedrijfsfeestjes. „Er is een duidelijke scheiding bij binnen- o CIRCUIT komst al. De lange broeken linksaf, de korte broeken rechtsaf." Het klinkt gek, maar de tennis- annex partycentra van Dekker vormen maar een fractie van zijn zakenleven. „Ik ben maar één middag in de week in een van mijn tennishallen." In totaal is hij eige naar van zeven bedrijven, waarvan twee tenniscomplexen. Coen Dekker - hij volgde een managementsopleiding op Nijenrode - nam in 1953 de houthandel van zijn vader over. Tennis was toen nog niet in beeld. Inmiddels heeft hij drie houtbedrijven (hij is de derde houthandelaar van Ne derland), een vastgoedmaatschappij, en een kledingbedrijf naast het tennisge- beuren. In totaal heeft hij 500 mensen in dienst en draait een omzet van 200 miljoen per jaar. „Van mijntotale omzet vormt het tennis maar vijf of zes pro cent. Het is gewoon leuk om te doen, mijn kinderen vinden het bovendien al lemaal prachtig. En: het is een veilige belegging." Het is de bedoeling dat zijn zoon Robbert Jan en zijn dochter Ca- rolien straks alles overnemen. „Maar voorlopig ga ik zelf door", zegt Dekker vastberaden, „als het kan tot mijn tach tigste." Kampioen Ooit wilde Dekker met de tennisoplei- ding in Warmond achter de hand nog eens nationaal kampioen worden met een eigen Dekker-team. Dat idee heeft hij inmiddels laten varen. Trainer Carel de Bruyn heeft de tennisschool overge nomen. Dekker: „Ik zou met gemak hier een tennisbolwerk neer kunnen zetten. Voor een ton koop je in Nederland te genwoordig een kampioensteam. Maar wat heb ik eraan. Het zou pure ijdelheid zijn." Sportieve eer is allang niet meer de drijfveer van Dekker. „Ik wil het mijn klanten naar de zin maken, dat is alles. Er is in het verleden altijd wat afgunstig naar Dekker in Warmond gekeken. Het was allemaal poenerig en chique, maar dat is niet terecht. Het is hier gewoon opgeruimd en netjes. Wij hebben geen drempels, iedereen is welkom. Men maakt een denkfout: men moet ons niet vergelijken met een gemiddelde tennis club in Leiden. Dat i's Dekker niet. Ik ben een bedrijf dat in sfeer doet." Coen Dekker „Mensen willen mensen zien. Dat is het geheim." FOTO LO£K ZUYDERDUIN Tennisspecial '93 DE GELIJKENIS Het zoeken naar overeenkomsten en verschillen. Dat is het uitgangspunt van een serie verhalen getiteld: de gelijkenis. Daarin komen telkens twee leden uit een sportieve familie aan bod. Dat kunnen broer en zus zijn, vader en dochter of bijvoorbeeld twee neven. In deze aflevering aandacht voor vader en zoon, Gerard Bakker en Gerard Bakker junior, zeg maar 'Pietje'. Beiden afkomstig uit de tafeltenniswereld. Gerard is coach bij het Leidse Scylla en traint daar Pietje die overigens in Duitsland competitie speelt. Maar in hun vrije tijd zijn de Bakkers verwoede tennissers. LEIDEN ROB VAN DER ZANDEN Tafeltennissers die op een tennisbaan belanden, komen maar moeilijk los van hun eerste liefde. Als ze buiten op het gravel staan en de muffe zaaltjes even zijn ontvlucht, grijpen ze onbewust toch weer terug. Net als het pingpong-balle- tje op de tafel, willen ze die harige ten nisbal ook eerst zien stuiten alvorens er tegenaan te slaan. Ze kunnen niet zon der die tic. „Let maar eens op," zegt ta- feltenniscoach en voormalig nationaal kampioen Gerard Bakker, „een tafelten nisser in het tennis zal traag spelen. Eerst moet die bal een stuit hebben ge maakt, aan het net voelt hij of zij zich daarom niet thuis." Voor de ping-ponger gaat er een nieu we wereld open als het tennisseizoen voor de deur staat. Zo voelt Pietje Bak ker dat ook een beetje. „Je hebt opeens de ruimte. Je bent buiten. Tennis is qua spel ook vrijer dan tafeltennis. Kijk al leen maar naar de puntentelling. Als ik bij het tennis drie fouten op rij maak, is er nog geen man overboord. In tafelten nis vaak wel." Maar al biedt het tennis vele moge lijkheden, de racketsport haalt het vol gens vader (53) en zoon (22) niet bij ta feltennis. Het goochelen met de batjes is toch effe wat anders. Volgens de Baldcers is tafeltennis veel meer een kwestie van concentratie, snelheid en een ijzeren discipline. Daar zouden de meeste ten nissers volgens Gerard en Pietje nog wat van kunnen leren. „Tafeltennis is een van de moeilijkste sporten," zeggen ze in koor. „Die gecamoufleerde slagen, die effectballen, dat maakt het spelletje zo ingewikkeld." De tennissport zou er in Nederland heel wat beter voorstaan als de getalen teerde tennisser de trainingsarbeid van de gemiddelde begenadigde tafeltennis ser zou kopiëren, denken zij. Een ap pels-met-peren-vergelijking? Niet hele maal. denken de Bakkers. Piet: „Ze vin den al snel iets goed bij tennis." Gerard: „Maar laten wij niet al te kritisch doen over tennis, wij zijn toch vooral tafelten nissers." Ondanks de kritische noten hebben ze het tennis sinds jaren in de armen gesloten als prettige vrije-tijdsbesteding. Gerard al van jongs af aan. Pietje sinds twee jaar. De jongste en langste telg uit de tafeltennisfamilie blijkt zelfs een hele snelle leerling. Tennislessen zijn aan hem niet besteed, maar binnen twee seizoen wist hij wel al de vermelding C2 op zijn speelpasje te verwerven. Dat smaakt zeker naar meer? Pietje: „Nou, ik zal op termijn wel een behoorlijke B- speler kunnen worden, maar dat is me niet goed genoeg. Ik wil dan op de A-lijst en dan zou het tafeltennis weer in het gedrang komen, dus ik zie wel." Prestatiedrang dus. Het is de Bakkers eigen. Halfbakken werk, daar houden ze niet van. Als ze iets doen moet het goed en anders maar niet. Gerard en Pietje verschillen in dat opzicht niet van el kaar. Gelukkig ontlopen ze elkaar qua gedrevenheid niet veel, want anders zou Pietje nog wel eens een zware dobber kunnen hebben aan pa, die zoals be kend niet schroomt om zijn fanatisme in woord en gebaar kracht bij te zetten. Hoewel: Gerard heeft geleerd uit het verleden, waarin hij Bettine Vriesekoop begeleidde en soms als een bullebak de publiciteit haalde. Aan die periode wordt men in huize Bakker liever niet aan herinnerd. Pietje zal niet in de voetsporen van zijn vader treden. Hier openbaart zich namelijk een van de weinige verschillen tussen vader en zoon: Pietje is rustiger en geduldiger. Gerard: „Piet ziet in dat het geen zin heeft om bij een wedstrijd stennis te gaan maken, terwijl ik wel- eens op het punt sta te ontploffen. Hij houdt alles binnen, bij mij komt het er nogal snel uit. Ik waardeer dat enorm in Piet. Ik zeg ook steeds: je hebt in het verleden al genoeg uitwassen van je va der gezien." Piet: „Hij is fanatieker, ik gedoseerder. Ik ben ook aangebrand misschien, maar bij mij -kun je irritatie of agressie niet zien." Gerard: „Nee, jij krijgt er dus hoofdpijn van." Piet heeft de beheersing over zijn li chaam en geest hard nodig. Overal wordt hij gezien als 'die zoon van Ge rard Bakker'. En als hij eens een foefje of trucje uithaalt in een wedstrijd heet dat een 'onvervalste Bakker-streek'. Piet: „Ik wil niet dat ze zeggen bij een wedstrijd van mij ,kijk, dat heeft-ie zeker van die ouwe geleerd'. Maar het gebeurt toch." Ze ontkomen niet aan de indruk dat de scheidsrechters zich wel eens tegen de Bakker-familie keren, vanwege het verleden. Waar vader graag nog wel eens een scheidsrechter over de tafel zou willen trekken als die ten onrechte Piet benadeelt door een legale service af te keuren, telt Piet op dat moment even tot tien. Gerard: „Ik heb dat in mijn jeugd meegekregen. Laat niet over je lopen, zei mijn vader. Ga nooit op je rug liggen. Vroeger kwam ik een keer thuis voor het avondeten met een blauw oog, opgelo pen tijdens een potje straatvoetbal. Met vuurspuwende ogen vroeg pa waar ik dat oog vandaan had. Half jankend zei ik dat ik een klap had gekregen. Woe dend trok hij het bord onder mijn neus vandaan. .Ga die goser een klap terug verkopen en waag het niet nog eens thuis te komen met een blauw oog. schreeuwde hij." De zelfredzaamheid en vechtlust werd Gerard Bakker met de paplepel ingegoten. „Ik had een harde leerschool," zegt Gerard. „Toen ik als 19-jarige een brief van de bond kreeg voor de centrale trai ning ging een droom in vervulling. Het Nederlandse team lonkte. Aan tafel liet ik trots de brief aan pa zien. Hij las hem door en scheurde hem vervolgens aan stukjes. Ik wist niet wat ik zag. ,Zo gaan wij dat niet doen', zei pa. Jij gaat niet naar die training. Wij komen er op eigen houtje, vanaf nu ga jij gewoon alle con currenten voor Oranje verslaan. En dat deed ik uiteindelijk nog ook. Jongen, ik had een vader uit duizenden." Piet Bakker kreeg een minder harde opvoeding van zijn vader, die hem bij Scylla regelmatig onder handen neemt. Piet: „Het heeft zijn voordelen, je vader als coach. Ook nadelen. Ik ben tijdens een training of wedstrijd weieens te veel met hem bezig." Gerard: „Ja, dan trek ik na een slechte bal een kop als een oor wurm." Piet: „Dan ben ik daar continu mee bezig. Hij is ook zo kritisch, een goede bal is voor hem gewoon." Piet en Gerard zijn vaak met elkaar bezig. Als verzekeringsadviseur krijgt va der in de toekomst wellicht ook nadruk kelijk met zijn zoon te maken, want de jongste volgt momenteel een cursus om straks ook polissen af te kunnen sluiten. Hun hechte relatie (Gerard: „Het kan slechter inderdaad.") uit zich in hetzelf de gevoel voor humor. Piet: „Een oog opslag is voor ons voldoende. Wij la chen om dezelfde dingen. Als we iets fout zien gaan bij anderen, schieten we op hetzelfde moment in de lach. Of als we samen gaan vissen, dan lachen we ook wat af. We zieken graag een beetje tegen elkaar. Snookeren doen we ook wel eens, jammer dat pa daar zo weinig geduld voorheeft." Piet over dat ongeduld van zijn vader: „Dat is ook zo mooi bij karweitjes, dat moet dan bij mijn vader snel af zijn. Zoals die boom in de tuin die weg moest, dan staat-ic als een dwaas te hakken met een bijl, maar het schiet voor geen meter op. Dan sta ik een beetje te lachen op een afstand. Even la ter heb ik dat ding in mijn centje zo lig gen, met behulp van een motorzaag." Gerard: „Dan voel ik me wel effe lullig, maar vind het toch ook wel weer mooi dat-ie met dat geduld en inzicht die boom ineens plat heeft liggen." Pa is trots op zijn zoon. „Piet is een goed mens, zit goed in elkaar. Als je met hem ruzie hebt, heb je ver gezocht." Zelfs als de twee fanaten over enkele weken weer tegenover elkaar op de ten nisbaan staan, botst het niet. Gerard: ,,A1 gaat dan wel het mes op tafel. Elkaar lekker intimideren hè, dat hebben we van het tafeltennis." 'Pietje' (links) en Gerard Bakker. Tafeltennissers op de tennisbaan. „Ook op de tennisbaan moet die bal eerst een keer stuiten." FOTO LOEK ZUYDERDUIN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 49