'Dit beestmensch heeft de kogel verdiend' 995 L.r\ i linLZ/avj £.\J ivirv^rs i Js-> tatrnnat»r\ uaadt iqo^ Leidse commissaris Hoffmann nooit veroordeeld voor ontruiming Joods Weeshuis Naar de rol van liet Leidse politiekorps bij de ontruiming van het Joods Weeshuis op 17 maart 1943 is nog maar weinig onderzoek gedaan. Bekend is wel dat een groot aantal agenten zich heeft ingezet om de 'lieve Brammetjes en Saartjes', zoals een Leidenaarze onlangs noemde, op de trein naar het vernietigingskamp te krijgen. Maar waren er ook goede agenten? En zijn de schuldigen gestraft? Is commissaris Ulrich Koenraad Louis Enrico Hoffmann, het 'beestmensch'dat de order tot de ontruiming gaf, bijvoorbeeld ooit berecht?Nee, Hoffmann heeft weliswaar in voorarrest gezeten maar tot een veroordeling is het nooit gekomen. Vorig jaar is hij na een rustige levensavond gestorven. Alleen de onderknuppels zijn gepakt. Een verhaal overeen verbijsterend geval van onrecht. Functionarissen van het Leidse politiekorps bij de begrafenis van collega J. Huisman. Hij werd op 1 december 1944 bij een ondoordachte actie van het verzet doodgeschoten. De man met snor is commissaris Diekman, de opvolger van U. Hoffmann. »foto van der hoi Leden van de Binnenlandse Strijdkrachten brengen kort na de bevrijding een collaborateur op. De Leidse jeugd kijkt lachend toe. CEES VANHOORE, VALERIE LEENHEER en GERT VISSER Koud was de novembermaand in 1942. Het voedsel was al schaars en de kinderen van Leiden kon den wel een extra warme maaltijd gebruiken. De Leidse politie zette op zaterdag 14 no vember haar beste, gelaarsde, beentje voor en rammelde op elke straathoek met de col lectebus. 'Voor 'Winterhulp Nederland' mev- roi, voor 'Winterhulp Nederland' meheer!' In de Stadsgehoorzaal stond er 's middags een eenpansmaaltijd te dampen voor 500 Leidse schoffies. In een verslag over die gebeurtenis wordt het allemaal zo mooi beschreven. 'Het was een lust de agenten het eten te zien op scheppen. Er vond een soort verbró'edering plaats. Immers: de kinderen dienen in den agent niet hun natuurlijke vijand te zien, doch een vriend en beschermer, die het goe de met hen voor heeft en de jeugd wil wijzen op haar maatschappelijke plichten.' Ulrich K.LE. Hoffmann, die op dat mo ment commissaris was bij de Leidse politie, luisterde deze maaltijd op met zijn aanwezig heid. Hij genoot van de 'glunderende ge zichtjes'. Nog geen drie maanden later, om precies te zijn op 17 maart 1943, geeft dezelfde Hoff mann aan zijn politiekorps de opdracht om het Joodse Weeshuis aan de Roodenburger- straat te ontruimen. Vierenvijftig weeskinde ren worden door de agenten in een lange stoet naar het station gevoerd en op de trein naar Westerbork gezet. Slechts drie van hen zullen de vernietigingskampen overleven. Vierenvijftig kinderen die zich niet konden verweren de dood in sturen - wie Was deze Hoffmann, wie was 'dit beestmensch', zoals hij ooit eens werd gekarakteriseerd? Stuiptrekking Ulrich K.L.E. Hoffmann wordt op 27 juni 1908 als zoon van een kapitein bij de infante rie geboren in de vestingstad Naarden. Hoe de jeugd van Hoffmann is verlopen, is niet bekend. Wegens broederdienst wordt hij, wanneer hij er de leeftijd voor heeft, van de dienstplicht vrijgesteld. Op 1 mei 1940 wordt Hoffmann lid van het Rechtsfront. Later tracht hij zich aan te sluiten bij de Germaan se SS, maar dat feest gaat niet door. De Leid se politie-inspecteur Musscher wordt door de SS om een oordeel gevraagd over Hoffmann en hij kraakt zijn superieur tot op de grond toe af. Hoffmann begint zijn politiecarrière op 1 januari 1932 als adjunct-klerk bij de politie in Bussum. Erg veel vaart zit er vooralsnog niet in zijn loopbaan. Hij doet er acht jaar over om eerste klerk bij de politie in Leeuwarden te worden. Maar dan, na de aanmelding bij het Rechtsfront en de NSB, schiet hij als een komeet omhoog. Op 1 maart 1941 is hij werkzaam als adjunct-inspecteur bij de poli tie in Leeuwarden. In september van datzelf de jaar wordt hij benoemd tot inspecteur in Leiden. Een jaar later is hij hoofdinspecteur. En nauwelijks vier maanden later kapitein. Hij zal zijn carrière besluiten in Nijmegen. In die stad "wordt hij op 26 juni 1944 benoemd tot kapitein van de Staatspolitie in het Direc toraat Generaal Nijmegen. Als de geallieerde legers daar oprukken, neemt hij de benen. Maar Nederland is klein en ze pakken hem bij zijn kladden. Na de bevrijding wordt hij geïnterneerd in de Doelenkazeme in Leiden. Al snel brengen ze hem over naar het Huis van Bewaring in Rotterdam. Hoffmann wordt er behandeld zoals hij ooit anderen behan delde. Als een ondergeschikte eer^ een dienst van hem vroeg, antwoordde hij stee vast met: 'Je denkt zeker dat ik gekke Gerrit ben'. De bewakers herhalen die zin, telkens wanneer Hoffmann om iets vraagt. Na zijn detentie in Rotterdam wordt de ex-commis- saris overgebracht naar de strafgevangenis in Scheveningen. Hoffmanh wordt art. 102 van het Wetboek van Strafrecht ten laste gelegd: hulpverlening aan de vijand. Daarop staat een straf van maximaal twintig jaar. Maar hij komt eraf met vijf jaar voorarrest. Op 20 september 1949 wordt dat arrest nog met dertig dagen verlengd. Een laatste stuiptrekking van het recht. Want op 5 april wordt het gerechtelijk vooronderzoek afgesloten en komt Hoff mann op vrije voeten. Een vonnis is nooit te gen hem uitgesproken. Ontsnapping In de dag- en nachtrapporten van de Leidse politie is er niets, maar dan ook niets, over de ontruiming van het Joods Weeshuis te vin den. En ook in de justitiële archiefstukken over Hoffmann wordt daarover nauwelijks iets gezegd. In een verhoor op 16 december 1949 verklaart Hoffmann uit Den Haag een bevel tot aanhouding van alle joden in Lei den te hebben gekregen. In een door hem af gegeven verklaring zegt hij geen voorstander te zijn geweest van de ontruiming van het Joods Weeshuis. 'Er vindt daar immers geen verstoring van de orde plaats'. Aan de Sicher- heitsdienst heeft hij naar eigen zeggen laten weten dat hij eigenlijk alleen agenten be schikbaar wil stellen om tijdens de ontrui ming de orde op straat te handhaven en het verkeer te regelen. Dat wordt door Den Haag niet gepikt, ledereen moet meehelpen. En dan gaat Hoffmann overstag. Aan Musscher,- een politieman die lid was van de SS, geeft hij de leiding van de ontruiming in handen. En die kwijt zich met volle overgave van die taak. Er zijn heel wat verhalen over deze ontrui ming in omloop, maar telkens weer komt het gegeven terug dat alle politie agenten, behal ve agent Rozemeijer en inspecteur Van der Wal, aan deze ontruiming hebben meege werkt. Volgens J. Ph. N. Bodrij, de zoon van de man die destijds sportinstructeur was bij de Leidse Politie, wordt het korps daarmee ten onrechté in een kwaad daglicht gesteld. Bodrij: „Toen de wezen door de politie wer den weggevoerd, gingen zij over de Apothe- kersdijk. Bij het Volkshuis aldaar stonden po litiemensen en mensen van de ondergrondse klaar en die haalden een aantal wezen naar binnen. Door het Volkshuis kon je ongemerkt in de Haarlemmerstraat komen, waar een aantal goede Nederlanders klaar stond om de wezen op te vangen en ze onder te brengen bij Leidse gezinnen." Een sympathiek verhaal. Maar een verhaal dat wordt tegengesproken door Daniël de Vries, een van de drie wezen die het concen tratiekamp overleefden. Enkele jaren geleden verklaarde hij in deze krant dat hij, in Wester bork aangekomen, zag dat er niemand, maar dan ook niemand, van het weeshuis ontbrak. Ook door een verzetstrijdster als mevrouw Stoffels, die destijds met haar man naast het Joods Weeshuis woonde en veel voor de joodse kinderen heeft gedaan, wordt het ont- snappingsverhaal tegengesproken. „Iedereen deed mee aan die ontruiming. Alle agenten hadden boter op hun hoofd." Overwerk Uit de gegevens die er over Hoffmann be schikbaar zijn, wordt duidelijk dat hij zijn rol in deze ontruiming toch wat al te onschuldig heeft voorgesteld. Onder zijn leiding heeft een van zijn agenten in twee jaar tijd 800 jo den kunnen arresteren. En zelf spiedde hij als een adelaar om zich heen naar niet-arische stadgenoten. Door personen die hem goed hebben ge kend wordt Hoffmann afgeschilderd als een 'beestmensch'. 'Hoffmann is een gevaarlijk individu; hij sloeg iedereen tegen de grond. Deze persoon heeft de kogel verdiend', zo luidt een van de passages uit een onthullen de brief. In de omgang met anderen stond Hoffmann bekend als iemand die 'veel schold en bedreigde en verdachten regelma- tig sloeg'. In het voor- en najaar heeft Hoffmann last van woede-aanvallen, volgens een getuigen verklaring van zijn collega Musscher. Hij noemt hem verminderd toerekeningsvatbaar en gek genoeg 'een man die elke sym pathie dooft voor het nationaal-socialisme'. Hoffmann ging er vanuit dat iedereen bang voor hem moest zijn als ze hem zagen aan komen. Hij handelde alleen uit eigenbelang, deelde volkomen willekeurig strenge straffen uit aan het politiepersoneel. De heer Dubbel- deman, een verzetsstrijder die dertien weken gevangen heeft gezeten bij Hoffmann, vertelt dat de commissaris hem hardhandig aanpak te en meerdere malen tegen hem heeft ge zegd: 'Als je niet praat zetten we je vader en moeder tegen de muur. Geregeld bezocht Hoffmann Hotel Cen traal in de Leidse Breestraat, een horecagele genheid die werd gefrequenteerd door Duitse soldaten en officieren. Hij kwam er binnen als een veldheer, zijn overjas losjes over de schouders. Een kelner van dat café heeft ver klaard dat Hoffmann het ene moment de vriendelijkheid zelve was en het andere mo ment in woede kon onsteken, Bijvoorbeeld omdat hij niet snel genoeg een muntje voor de telefoon kreeg. Voor dit onbetekenende feit dreigde de 'Edelweisspiraat', zoals Hoff mann in de volksmond werd genoemd, de bewuste kelner zelfs met arrestatie. Hoffmann had een intieme relatie met een meisje dat werkte op de administratie van het politiebureau. Op de avond voor de ont ruiming van het Joods weeshuis en de depor tatie van de rest van de joden uit Leiden, hebben ze samen overgewerkt om strookjes met namen van joodse ingezetenen uit te ty pen. Later zou Hoffmanns liefje haar min naar beschuldigen van verkrachting. Herman van der Horst was tijdens de oor log bakker in Leiden. Op zijn jas droeg hij de beeltenis van koningin Wilhelmina, een beel tenis die hij uit een kwartje had gezaagd. In een van de processen-verbaal vertelt hij hoe Hoffmann daarop reageerde. Hoffmann ruk te hem het speldje van zijn jas en beet hem toe: 'Dat rotwijf komt hier toch nooit meer terug!'. Daarna kreeg Van der Horst een pak slaag van Hoffmann en werd hij overgebracht naar een concentratiekamp in Amersfoort. Kwispedoor Hoe gehaat Hoffmann was in Leiden, blijkt uit een dreigbrief die is ondertekend met P. de Keizer. Het schrijven is gericht aan 'Stin- kert Hoffmann NSB' en luidt als volgt: 'Daar verscheidene studenten als gijzelaars gepakt zijn en zij op het ogenblik machteloos staan tegenover je. Maar als mijn kans gekomen is dan schiet ik je neer....' Volgens ooggetuigen leidde Hoffmann een best leventje in oorlogstijd. Hij at geweldige porties vlees en dat in de dagen dat de mees te Leidenaars geen kaantje meer op hun bord hadden. Naar eigen zeggen deed hij dat om dat hij last had van scheurbuik. 'Wat nou een luxe leventje!', schamperde Hoffmann toen hem dit bij de verhoren voor de voeten werd geworpen. „Ik reed in een oude arrestanten- Ford die op persgas liep, ik woonde op een zolderkamertje tweehoog en uitgaan durfde ik niet omdat ik me met mijn zwakke geeste lijke gesteldheid niet in het verkeer durfde te begeven." Nee, de Leidse politie had juist erg veel aan hem te danken gehad. Toen hij er kwam, zo verklaarde hij, stond er een kwispedoor waar in iedereen spuwde en rochelde. De agenten droegen het dienstpistool gewoon tussen de* broeksband. Corruptie vierde hoogtij. De wit te handschoenen die de agenten plachten te dragen waren verdwenen naar de begrafenis onderneming. Het barstte op het politiebu reau van de buitenechtelijke verhoudingen. Toen de penningmeester van het Leidse Mu ziekkorps een kascontrole kreeg, verzon hij een inbraak. Men stal eikaars boterhammen tijdens de diensttijd. Hoffmann: 'Ik heb toen schoon schip gemaakt'. In een van de processen verbaal verklaart Hoffmann: „Ik ben uitgesproken ,anti-Duits. Ik was dat en ik blijf dat." Als hij op 18 no vember 1947 ten overstaan van het Leids Tri bunaal moet getuigen in een zaak tegen een onderwijsinspecteur die wordt verdacht van collaboratie, weigert hij elke medewerking. Wanneer de voorzitter hem ervoor waar schuwt dat hem dit 4 of 6 maanden extra ge vangenisstrafkan kosten en dat dit zijn eigen zaak zeker geen goed zal doen, antwoordt Hoffmann: ..Ik moet u zeggen dat dit niets met mijn zaak te maken heeft. Ik zal mij hier over wenden tot de minister van justitie. Ik heb uw waarschuwing niet nodig." Het is de ze gedecideerde manier van spreken die Hof fmanns karakter kenmerkt. Wellicht heeft hij daaraan te danken dat er nooit een vonnis te gen hem is uitgesproken. Maar - er kan ook nog iets anders meespe len. 'Als de een ging, ging de ander ook', zegt een van de politie agenten in de archiefstuk ken. Daarmee karakteriseert hij wel zo n beetje de werksfeer bij de zuiveringscommis sies en Tribunalen na de oorlog. In deze or ganen zaten actieve politie ambtenaren en mensen uit de illegaliteit. Over die politie mensen sprak de Leidse Post vlak na de oor log haar bezorgdheid uit. De Leidse Post schrijft: 'Bedenkelijker wordt het, wanneer voor een zuiveringscommissie een persoon verschijnen moet die een vooraanstaande positie inneemt en door zijn minderen be schuldigd wordt. Zoiets valt niet mee. De aanklager zal dan misschien van het stand punt uitgaan: stel voor dat mijn chef, on danks alle fouten die hij gemaakt heeft, toch vrijuit gaat, wat zal er dan met mij gebeuren? Kans op promotie is verkeken en ik ben ge doemd om altijd in de kleine steentjes te blij ven lopen. Ook kan het voorkomen dat de aanklager niet helemaal brandschoon is en vreest dat bij een verhoor andere papieren uit de bus komen, waarvan ook hij het slacht offer wordt, ook al heeft zijn chef honderd maal ergere dingen gedaan." De schrijver van het artikel krijgt de indruk dat veel Tribu nalen en zuiveringscommissies 'Oranje dek sels' zijn 'waarmee de beerput moet worden gedekt'. Buchenwald De zaak van de agent Rozemeijer zou hiervan wel eens een pregnant voorbeeld kunnen zijn. Rozemeijer weigert op 17 maart 1943 mee ie doen aan de ontruiming van het Joods Weeshuis. Uiteindelijk zal hij omko men in het concentratiekamp Buchenwald. Zijn zoon. Paulus Rozemeijer. haalde deze week. tijdens de herdenking van de razzia, bittert herinneringen op aan die tijd. „Door die weigering kwam mijn vader bekend te staan als anti-Duits. Toen er weer eens iets aan de hand was, is hij opgehaald op bevel van Hoffmann, evenals Poortman en Sepers. Ze hebben hem naar het Oranjehotel in Scheveningen overgebracht. Daar is hij ver hoord. Vanuit Scheveningen is hij overge bracht naar Vught, en daarna naar Oranien- burg bij Berlijn. Uiteindelijk is hij in Buchen wald gekrepeerd. Na de oorlog hebben we als familie natuurlijk de zaak aanhangig gemaakt en een klacht ingediend tegen de Leidse poli tie. Maar bij de mensen van de Politieke Op sporingdienst (POD) die het onderzoek leid den zaten mensen die boter op het hoofd hadden en we hebben nooit meer iets over onze klacht vernomen. Ook niet nadat we een tweede klacht hadden ingediend. Ach, die hoge heren dekten elkaar destijds alle maal. Na de bevrijding werd er aan het poli tiebureau in de Zonneveldstraat een plaquet te aangebracht ter herdenking van de politie mannen die in oorlogstijd waren omgeko men. We zijn er niet heen geweest. Daar lie pen de lui rond die de dood van mijn vader op hun geweten hadden." Waren alle Leidse politic-agenten nu zo ge wetenloos? Nee. zegt Koos Zwarts, die in Ca nada woont en daar nu 'Jack Zwarts' heet. Zwarts is een van de verzetsmensen van de linkervleugel in Leiden. Hij behoorde tot de harde kern. Pleegde overvallen op distributie- en postkantoren. „Natuurlijk waren er bij de Leidse politie ook rotte appels in de mand, maar over het algemeen waren de agenten net zo anti-Duits als de rest van de bevolking. Maar ja, als je bevelen niet opvolgde, kostte je dat je nek. Ik ben vaak geholpen door de Leidse politie. Ik ben zelfs wel eens mensen in cellen gaan bezoeken terwijl ik een revol ver in mijn zak had." Dat sommige politie-agentcn in het zicht van de bevrijding wel beseften aan wat voor soort wandaden zij zich hadden schuldig ge maakt. bewijst het geval van ene Van der H. Toen de klanken van het Wilhelmus naderbij kwamen, heeft hij zich volgens een verzets man op de zolder van het politiebureau 'voor zijn kokosnoot geschoten'. Schat AJs Hoffmann op 5 april 1950 uit de Strafge vangenis in Scheveningen wordt vrijgelaten, vertrekt hij naar Nijmegen, waar hij intrekt bij zijn vrouw. Tot 1959 ontbreekt elk spoor. Geruchten gaan dat hij in die tijd heeft gestu deerd voor archivaris. En dat hij werkloos is geweest. In het kader van de werkverschaf fing. zo meent een ambtenaar, is hij in 1959 in Bemmel komen werken als archivaris. Hij heeft er tot 1973 de leiding gehad ou r lu i gemeente-archief. Sommige collega's waren wel vaag op de hoogte van zijn oorlogsverle den maar er werd nooit echt over gesproken. Hoffmann beperkte het contact met zijn col lega's tot het zakelijke. Naar feestjes ging hij nooit. „Hij hield zich erg op de vlakte", zegt een ex-collega van hem. Hoffmann woonde in die tijd in Nijmegen Hij was toen al gescheiden van zijn eerste vrouw. De laatste twintig jaar van zijn leven heeft hij samengewoond met een vriendin. Hij schijnt haar wel eens iets te hebben ver teld over zijn tijd in Leiden. Maar aan uit spraken daarover waagt deze vriendin zich niet. want ze ziet „door de bomen het bos niet meer." Wat voor man was Hoffmann eigenlijk? „Hij was écht een schat van een man", vertelt zijn vriendin, „maar wel zeer gedecideerd. En punctueel dat-te was! Als je ergens met hem had afgesproken om een uur en je kwam om kwart over een. zei hij altijd: 'Het is maar één keer per dag een uur'. Ja, hij had humor. Ik herinner me dat we nog eens ergens in een gelegheid in Arnhem zaten...ik moest naar het toilet. Toen ik weg was, kwam er een vtouw naar ons tafeltje toe. Ze vroeg of de plaats naast mijn man vrij was. 'Nee', zei hij, 'hier zit mijn weduwe'. Zulke gekke dingen had hij. Ik ben vijfentwintig jaar met hem sa men geweest. Een lieve man. Ik heb nachten lang bij hem zitten waken. Hij is overleden aan een herseninfarct. In alle stilte is hij ge cremeerd. Dat wilde hij zo."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 39