Peptalk als handelswaar Gebarentaal n Een paar zachte tikjes, midden op het voorhoofd: kiedewiet. Het is een eenvoudig gebaar maar het kan hard aankomen. Dezelfde tikjes tegen de zijkant van het hoofd: koppie koppie, slimme jongen! Gebaren maken we allemaal en ze zeggen vaak meer dan een heleboel woor den. Als we heerlijk hebben ge geten, bewegen we de vlakke hand naast ons hoofd heen en weer: mmm, dat was lekker. En wie speciaal de kwaliteit van het diner bedoelt, maakt met duim en wijsvinger een rondje: om door een ringetje te halen, pico bello! AToch kunnen zulke gebaren niet de woorden vervangen. Er zijn ge woon te weinig van zulke gebaren om uit te leggen dat u uw biefstukje graag medium doorbakken wilt hebben, of dat u een avondretourtje Gouda-Driebergen/Zeist wilt. Tegenover dove mensen zouden we al gauw gebaren te kort komen. Nu bestaat er wel een hand-alfabet, om met vingers de letters te kunnen spellen van bij voorbeeld a-v-o-n-d-r-e-t-o-u-r-t-j-e. maar dat is erg omslachtig. Vandaar dat in kringen mensen die doof zijn geboren, zo doof :e niet de gewone taal hebben geleerd, er allerlei gebarentalen ontstaan zijn. Zulke ge barentalen zijn absoluut niet vergelijkbaar ons kiedewiet- of mmmm-gebaar. In een echte gebarentaal kan alles gezegd worden. i net zo'n rap tempo als in gesproken taal. Eens per jaar krijgt heel Nederland er /an te zien. bij de rechtstreekse uitzen ding van de Troonrede. Alles wat de koningin zegt. wordt dan door een tolk van de televisie in gebarentaal omgezet. In zo'n echte geba rentaal kan men net zo makkelijk spreken over bestedingsbeperking, begrotingstekort of bilateraal overleg als in het Nederlands. Helaas bestaat er in Nederland tot op heden weinig belangstelling voor gebarentaal. Doof- geboren mensen, die het Nederlands uiter aard maar gebrekkig leren, zogenaamde doofstommen, hebben vaak niks aan de let- /an het journaal 'voor doven en slecht horenden'. Om dat te kunnen lezen en be grijpen, moet je namelijk al Nederlands ken en dat is nu juist vaak het probleem. Vorige week is er een schitterend boek uitge komen over 'Gebarentaal. De taal van doven Nederland' (uitg. Nijgh&Van Ditmar Am sterdam; 49,90), geschreven door Uesbeth Koenen. Tony Bloem en Ruud Janssen. Voor het eerst! Daarin wordt helder en met veel voorbeelden uitgelegd dat in gebarentalen net zo veel. en even makkelijk en snel, te municeren is als in het Nederlands, En gels of Frans. Dat er over de hele wereld dui zenden verschillende gebarentalen bestaan, dat er ook 'dialecten' in zijn en dat je er even goed grapjes in kunt maken en gedichten voordragen. Het spreekt vanzelf dat dit boek heel veel foto's en tekeningen bevat. Hoe langer je de foto's kijkt, hoe dieper je onder de in druk raakt van de mogelijkheden van geba rentaal. die beslist niet onderdoen voor het Nederlands. En je begint te begrijpen hoe het moet zijn om. doof geboren, gebarentaal als moedertaal te hebben, en dus ook te denken in gebarentaal. Helaas is gebarentaal aan de Nederlandse doveninstituten lange tijd taboe geweest. Do ve kinderen werd koste wat het kost toch ge leerd min of meer Nederlands te spreken en te liplezen. Wie toch gebaren maakte, moest voor straf op zijn handen gaan zitten. Maar door hun handicap bleven dove kinderen toch altijd brekebenen op taalgebied. Tegenwoordig denkt men er gelukkig anders over, en krijgen de dove kinderen juist les in gebarentaal. Daardoor kunnen ze in principe volwaardig leren communiceren en denken. In de Verenigde Staten bestaat zelfs een spe ciale doven-universiteit: Gallaudet. Liesbeth Koenen is daar gaan kijken en een van de dingen die diepe indruk op haar hebben ge maakt, was dat je in de kantine met veel ge barende bezoekers soms niks hoorde, behal ve als er hier en daar ineens een klaterend gelach opklonk.... Barry Hughes. Britse Nederlan der. Ooit lolbroek, vertolker van oppervlakkige meezingliedjes en trainer-coach in de voetbal lerij. Nu is hij gastspreker van professie. Hij treedt op voor het bedrijfsleven. Klant, produkt, kwaliteiten teamwork zijn de steeds terugkerende items van zijn peptalks. Zijn zinnen zijn soms krom en vaak doorspekt met Engelse woorden. Hij ver gist zich geregeld in het juiste lidwoord. Maar zijn boodschap komt over. „Ik legde relatie tussen het bedrijfsleven en het produkt voetbal. Ik geef mijn mening, mijn visie. "En zijn publiek is razend enthousiast. Gastspreker Barry Hughes: „Ik heb ver stand van het produkt voetbal." foto»hiel co kuipers „Jaren geleden hield ik eens een praatje voor scheidsrechters. Ik gaf mijn visie waarom ik soms met die mensen in de clinch lag. Mijn voordracht sloeg aan. Toen vroeg een scheidsrechter tijdens een bijeenkomst in Lisse: „Doe je dat ook voor het bedrijfsleven? Zo is het balletje gaan rollen. Ik adverteer nooit, maar ik zit tot en met oktober volge boekt. Vaak ook twee lezingen op een dag." „Terug in de voetballerij als trainer-coach? Nee. Die tijd is voorbij. Het zou ongeloof waardig zijn. Ik heb er ook niet zoveel zin meer in, ik heb het lang genoeg gedaan. Ik ben nu 55. Maar al die voetbalervaringen ko men me van pas in deze job." Hughes. Britse Nederlander. „Ik hou ziels veel van dit land, maar ik blijf een Welsh man." Geregeld gaat hij even terug naar zijn vaderland. Aanbiedingen om er te werken sloeg hij af. „Ik heb nooit zonder werk geze ten. De noodzaak om definitief terug te gaan was er niet. En ik heb natuurlijk te maken met mijn gezin, Elles en mijn drie dochters. Dan verkas je niet zomaar." „Ik kon jaren geleden bij Aston Villa in Bir mingham aan de slag. Toen een midden- mootclub. Eerst had ik zoiets van: Yeah. Later dacht ik: „Barry gebruik je verstand. Je gaat van een Nederlandse naar een Engelse mid denmoter. Als je vier keer verliest, schoppen ze je op straat. Wat heb je dan? Als Inter Mi laan of Real Madrid had gebeld, dat ligt an ders. Maar die belden niet." In zijn voetballoopbaan heeft hij het geld nooit over de balk gegooid. „Ik ben redelijk onafhankelijk. Ik verdiende nooit slecht. Maar wat ik nu doe betaalt wel even beter." Er verschijnt een ondeugende lach op zijn gezicht. „Ik ben een ondernemend mens. En er moet brood op de plank komen." Gastspreker Hij werkte onder meer bij West Bromwich Al bion in Engeland, Blauw-Wit en Alkmaar '54 (als voetballer), Haarlem, Go Ahead Eagles, Sparta, het Belgische Beerschot, FC Utrecht en Volendam (als trai ner). „Op een redelijk niveau voetballen, trai ner-coach zijn en een plaat maken. Dat wa ren de drie dingen die ik altijd heb gewild. Ze zijn uitgekomen." Nu is hij gastspreker van professie. „Die blikken van de mensen als ik binnenkom. Ik zie de nieuwsgierigheid op hun gezichten. Ze verwachten dit niet van mij. Ze zien me als trainer, clown, entertainer. En een trainer zingt niet. Een clown traint geen voetbalclub. Die hokjesgeest, typisch Nederlands. Mensen kunnen me niet plaatsen. Ie kunt toch ver schillende kanten hebben?" „Ik was een serieuze trainer. Verstond mijn vak. Lees ik in de krant over mij: „Met die Hughes kon je lachen." Of dat alles was. Vind ik vervelend ja. Ik heb John Met god ontdekt en Ruud Gullit. Ik Danny Blind, bij Sparta een gewone middenvelder, een geschikte rechts back. Bleek Cruyff dus ook te vinden. Bij FC Utrecht zeiden ze een beetje meewarig: „Ach die Jan Wouters." Ze vonden hem geen hoogvlieger. Ik derkende zijn kwaliteiten." „De ellende van het vak van voet- ^||f baltrainer is het weekeinde. Verliezen i of winnen. Maar dat heeft niets te ma- ken met jouw kwaliteiten. Leo Beenhakker moest weg bij Go Ahead. Hij vroeg of hij bij mij stage mocht lopen. Jaren later traint Leo Real Madrid. Is-ie nou een betere trainer?" „Dickie Advocaat, de bonds coach. Prima jongen. Speelde ook bij mij bij Sparta. Had al tijd al interesse in coaching. Dickie gaat zelf trainen, een clubje in Pijnacker. Komt vervolgens het betaalde voetbal in. Ik spreek Rinus Michels, die zocht bij de KNVB een trainer voor de jeugd. Heb je wel eens aan Dick gedacht, opperde ik? Dick komt bij de KNVB en het klikt met Rinus. Het verhaal is bekend." Geluk „Ik bedoel maar. Geluk speelt in de voetbal lerij een dominante rol. Wat ik deed was in vesteren in de mensen van de club. In voet ballers, in de juffrouw van de kantine, i terreinknecht. Saamhorigheid kweken. De club als produkt naar buiten brengen. Wat ik deed, is toch in grote lijnen dezelfde taak die een manager heeft?" „Natuurlijk, ik ben nooit landskampioen geworden. Daar gaat het niet om. Ik praat niet over resultaten of voetbalsystemen. Ik praat over het produkt voetbal en hoe je dat aan de man brengt. Daar heb ik verstand van. Het bedrijfsleven moet ook produkten verkopen. Het produkt Dutch football is over de hele wereld ge roemd. Toch komen er minder toeschouwers in Nederlandse stadions.' Hij kijkt op zijn horloge en schrikt. Opeens zit hij op hete kolen, ,,'t Is al later dan ik dacht. Ik moet over twee uurtjes in Nieuwe- gein zijn voor een lezing. Sorry, ik moet opschieten." Hij staat jjj. op, geeft een vastberaden :;jl hand en is gevlogen. Op naar de volgende pep- talk. ^_ortdroge speeches. Eerst de di- recteur, dan marketing-man en vervolgens is de sales-manager aan de beurt. Vermoeide gezichten luisteren verveeld. Het einde van het symposium is in zicht. Werknemers van het verzekeringsbe drijf verlangen naar het diner. Nog één spre ker. „Dames en heren, ter afsluiting van deze leerzame dag, Barry Hughes." De zaal is verbaasd en grinnikt. Die trainer, zanger, clown, wat komt die hier doen? Hug hes kijkt onverstoorbaar de zaal in. Eerst een afwerend gebaar om het geroezemoes te stoppen. Dan neemt hij het woord. Binnen de kortste keren ligt hij op volle snelheid. „Een director wordt gekozen om zijn kwali teiten. Zo niet in de voetballerij'. Vroeg ik: waarom is die man voorzitter geworden? Zei den ze: Nou, eh, hij heeft veel vrije tijd!" Gelach klinkt op. Het ijs is gebroken. De zaal is gretig, nieuwsgierig en vol aandacht. Hughes bezit de suggestieve kracht van het woord. Hij gaat dwars tegen alle diplomatie ke voorzichtigheid in. „Mensen luister. Knoop het in je oren. Het gaat altijd om de klant. Bij jullie, bij de concurrent en ook in de voetballerij, het vak waaruit ik kom. Maar in mijn vak hebben ze niet veel op met die klant." „Ik meldde me vanmorgen bij jullie recep tie. Vriendelijke dames. Opgeruimd kantoor. Plantjes die er verzorgd bij staan. „Goede morgen meneer Hughes. Ik zal de managing- director vertellen dat u er bent." Er wordt aandacht aan je besteed. Je voelt je als klant op je gemak. Zo hoort het. Maar nou kom ik bij een club in het betaalde voetbal Velletje a4 Hughes wrijft zich vergenoegd in de handen. Wacht en voert de spanning op. De zaal luis tert devoot. Hughes houdt een velletje A4 in de lucht. „Zo groot is de opening van een lo ket bij een voetbalclub. je moet altijd buk ken." Hij speelt de toeschouwer, die een kaartje komt kopen. „Eretribune." Opnieuw, maar luider: „Een kaartje eretribune alstu blieft." Hughes komt overeind en zegt tegen de zaal: „Het lijkt wel of er bij profclubs altijd één of andere dove in dat loket zit." De zaal buldert, herkent het voorbeeld. Hughes kijkt verontwaardigd: „Die man in dat loket en de receptioniste verschillen niet van elkaar. Zij zijn beiden de eerste kennis making met het produkt, met het bedrijf. Ik word hier met égards behandeld; Er is per soonlijke aandacht. In dat stadion wijzen ze mijn plaats. Op een onpersoonlijke manier. Een vieze stoel. Ik moet eerst het ijs er af krabben...." „In voetbal interesseren ze zich niet voor de klant. Ze noemen hem ook geen klant, maar toeschouwer, publiek, bezoeker. Die houding. Stel dat jullie je klanten zo behan delen. Dan zeggen ze: Bekijk het, ik neem wel een andere verzekeringsmaatschappij. En geen klant betekent no business en geen business is geen werk!" De zaal knikt. Het publiek is in de ban van de redenaar. Hughes brengt leven in de ge dachten van de mensen. Bijna anderhalf uur lang loopt hij met bruisend elan over het to neel. Een ovationeel applaus valt hem ten deel. Bezieling Drie uur later staat hij in de schouwburg van Ede. Opnieuw steekt hij vol geestdrift zijn verhaal af. Het wijkt op details af van de eer dere versie. Toevallig bestaat zijn publiek weer uit verzekeringsmensen. In dat onver valste Engelse accent: „Ik weet niets van ver zekeren. Is not important. Ik praat over the produkt football in relatie met het bedrijfsle ven. Het gaat om the team. Om de bezieling van the team." „In het team is iedereen is belangrijk. „Ik ben maar chauffeur", zegt een man. Ik zeg: „Kom op, jij rijdt met jouw auto over de snelweg. De naam van jouw bedrijf staat met koeieletters op jouw truck. Smith's Chips. Jij komt bij de klant. Jij bent voor die klant Smith's Chips. Jij bent net zo belangrijk. Zo moet je het De klant kent jou, niet de directeur. Hughes neemt zijn publiek'op. „Jullie klant kan overal een polis afsluiten. Net zulke goe de verzekeringen. Maar hij komt naar jullie. Waarom? Omdat hij van jullie persoonlijke aandacht krijgt. Ik woon in Heemstede. Daar heb je een aantal slagers. Maar mijn vrouw gaat altijd naar Piet de Boer. Heeft Piet beter vlees Elles, vraag ik dan. Zij zegt: ,,'t Is er netjes, schoon en ze staan altijd voor je klaar." Tijdens een barbeque hadden we wat weinig vlees. We bellen Piet. Z'n winkel was gesloten, maar hij kwam. Piet doet net even wat meer. Piet heeft aandacht voor zijn klant. Daarom gaat Elles naar Piet. Bloemstukje „Aandacht is belangstelling. Kjoemoenikatie met de klant, that's the point. Ik had een benzine-station in Alkmaar. Dat liep als een trein. Waarom? Omdat ik met mijn klanten communiceerde, ik schreef alles van ze op. „Hai Jan, how are you? Your wife is jarig van daag hè. Hoe ik dat weet? Natuurlijk weet ik dat. Neem dit bloemstukje voor haar mee." De zaal hangt aan zijn lippen. „Wat gebeurt de volgende keer mensen? Jan rijdt op de snelweg, benzine bijna op. Hij zegt tegen zichzelf: „Come on, ik moet het halen, ik moet Barry halen." De zaal is plat. Hij wil pas praten over zijn baan als gast spreker als de verslaggever eerst een paar le zingen bijwoont. „Anders is het zo moeilijk uit te leggen allemaal. Daarna kom je bij me thuis." Het managers-costuum met pochette is die ochtend vervangen door een groene coltrui met beige ribfluwelen broek. Haastig opent hij de deur. Een krachtige handdruk. Zonder af te wachten zegt hij beslist: „Come on boy. We gaan naar een restaurant." Hughes, vooral bekend als trainer-coach. „Ik ben 27 jaar lang trainer-coach geweest. Die tijd is voorbij. Nu ben ikHij pauzeert, zuigt aan een dun sigaartje. „Ik ben spreker. Ik word ingehuurd door bedrijven. Ik verwerk voetbal-ervaringen in mijn lezingen. Er zijn mensen met een doorwrocht verhaal. Dat le zen ze voor, van een papiertje. Maar zeg je stop: waar heeft die man het over? Dan we ten de mensen het niet meer. Ik hou het sim pel. Ik geef mijn mening, mijn visie." Zonder decor De performance van Hughes. Hij doet het in zijn eentje, zonder decor. Een voordracht uit het blote hoofd. „Heeft u uw speech op pa pier meneer Hughes, vragen bedrijven aan me. Ik zeg nee. Snappen ze niet hè." Hij snelt van anecdote naar anecdote, zonder de rode lijn in zijn verhaal te verliezen. Klant, pro dukt, kwaliteit en teamwork, dat zijn de steeds terugkerende items van zijn peptalks voor het bedrijfsleven. En zijn boodschap komt over. Hij praat over motivatie, ,,'t Is ongelooflijk in de voetballerij. Sta ik in de kleedkamer en dan moet ik tegen mijn team zeggen: „Jon gens, we moeten winnen hoor vandaag." En die jongens maar knikken. O ja, ze moeten winnen, dat waren ze glad vergeten. Je moet elke dag gemotiveerd zijn: Dat hoef ik jullie toch niet te vertellen? Motivatie, willen win- nèn. Moet de directeur dat elke dag vertellen? Tuurlijk niet. Als iedereen zegt: Wat kan mij het schelen. Dan valt er over een paar jaar niets meer te winnen. Dan zit je thuis, omdat jouw company niet meer bestaat." Goed beschouwd vertelt hij een oppervlak kig verhaal. Hij trapt open deuren in. En toch, hij zet mensen aan het denken. Hij weet ze op te peppen. Waarin schuilt het ge heim van zijn succesvolle missies? Omdat hij over de gave van het woord beschikt? Hug hes, met gefrontste wenkbrauwen en rimpels op zijn voorhoofd: „Mijn verhaal is duidelijk en herkenbaar. Maar het gaat er om hoe je het brengt. Zonder ijdel te zijn, ik heb er ta lent voor." Scheidsrechters Zijn klant is de zaal. Die moet na een bevredigend gevoel hebben.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 45