Auschwitz rot weg en er is geen geld ?=sp| Buitenland TT ZATERDAG 6 FEBRUARI 1993 Geschokt was Nederland. Duizenden bloemen bedekken al bijna een week langde verbrokkelde glasplaten van het Auschwitzmonument in het Amsterdamse Wertheimpark. Bloemen die de schande van moedwillige vernielzucht verdoezelen. Maar hoe staat het eigenlijk met het kamp zelf? Runa Hellinga, correspondent in Oost- Europa, ging kijken in Oswiecim, zoals Auschwitz heet in het Polen van nu. RUNA HELLINGA et gekras van een groep kraaien in de hoge populieren bij de in gang is het enige dat de stilte van het vroegere concentratiekamp Auschwitz verstoort. Er zijn nauwelijks be zoekers op deze heldere winterdag. Een en kele Poolse familie haast zich door de koude kazemegebouwen, waar vroeger de gevange nen werden ondergebracht en nu tentoon stellingen over hun leven, lijden en hun ster ven zijn ingericht. Het is ongemakkelijk koud in de gebou wen, maar Auschwitz is niet echt de plek om daarover te klagen. Hier hebben zoveel men sen kou geleden en honger, dat een paar koude voeten daarbij in het niet vallen. We hebben bovendien nog geluk: een week eer der lag de buitentemperatuur rond de min twintig graden, vandaag is het haast lente achtig warm en iets van die warmte dringt ook de tentoonstellingsruimtes binnen. Toch is de temperatuur een groot pro bleem. Niet zozeer vanwege de bezoekers, al blijven die weg als het buiten hard vriest, maar vanwege de exposities. De grote kracht van Auschwitz ligt in al die duizenden en nog eens duizenden voorwerpen die de slachtof fers hebben nagelaten. Ze zijn het enige tast bare bewijs dat al die mensen ooit echt heb ben bestaan en ze helpen hun ongrijpbare lot grijpbaar te maken. Er wordt zo weinig mogelijk gereconstrueerd. „En als dat al gebeurt, zoals bij een aantal wacht torens, dan wordt dat duidelijk aangegeven." foto Af De binnenplaats van Auschwitz I, een 'bedrogkamp' volgens de Poolse schrijver en Auschwitz-gevangene Tadeusz Borowski. foto gpd Er is een vitrine van een meter of vijftien lang, met achter het glas de haren van men sen. Van tienduizenden, honderdduizenden? Het kippevel dat ons hier bevangt, heeft niets te maken met de kou buiten. Zwijgend lopen we langs een enorme stapel koffers, stevige vooroorlogse leren koffers, met de namen van hun eigenaars in witte letters op de dek sel geschreven: Polak, Kafka, Halm, Blument- hal. We kijken naar duizenden brillen, waarvan de eigenaren hun dood bijziende tegemoet zijn gelopen. En naar een stapel schoenen, die veel vertelt over het lot van degenen die erop hebben gelopen. Op een enkele rode, hooggehakte pump na zijn ze allemaal on eindig verzoold en gelapt en met spijkertjes en touwtjes samengehouden. Ze hebben ga ten in de zolen en scheefgelopen hakken. In het getto en in het kamp waren nieuwe schoenen zeldzaam. Op de vitrines zitten kleine metertjes. Bin nen is het vier graden en de vochtigheids graad bedraagt meer dan 80 procent. En dat is fataal voor de voorwerpen, vertelt directri ce Oleksy. „De aanleg van centrale verwar ming is een van onze eerste zorgen, voor on ze bezoekers, maar vooral voor de tentoon stelling zelf. De voorwerpen worden nu blootgesteld aan temperatuurswisselingen van meer dan 25 graden in de zomer tot ver onder nul in de winter. Dat kan niet." Kostbaar Het grote probleem van Auschwitz is geld. En dat niet, omdat de Poolse regering onwillig is iets aan het herdenkingsmuseum te doen, zegt Oleksy nadrukkelijk. „Wij krijgen meer dan welk ander Pools museum dan ook." Maar het behoud van de twee voormalige concentratiekampen Auschwitz I en Birken- eu is zeer. zee kostbaar. Meer dan het lopen de onderhoud kan Polen zich financieel permitteren. „We hebben hier 200 hectare terrein, 155 gebouwen en 300 ruïnes, die worden geconserveerd. We hebben haast honderdduizend voorwerpen, van brillen en koffers tot protheses, "keukengerei en baby flesjes. We hebben twee ton haar. Verder zijn er zesduizend kunstwerken die in het kamp zelf of kort na de bevrijding zijn gemaakt. Er zijn kilometers straten en omheiningen die moeten worden onderhouden. Dat kost zeer veel geld. We krijgen wel wat giften, maar het overgrote deel moet Polen zelf betalen. Volgens een rapport van de Amerikaans- joodse Ronald S. Lauderstichting is erop kor te termijn 42 miljoen dollar nodig voor het behoud van het herdenkingsmuseum. De stichting heeft de regeringen van die landen waarvandaan de slachtoffers destijds kwa men, om steun gevraagd. Slechts een enkel land heeft tot riu toe ge reageerd: „Duitsland heeft tien miljoen mark toegezegd." Bovendien hebben kijkers van de Noordduitse NDR naar aanleiding van een actie van deze omroep 400.000 mark bij een gebracht. Maar geld is niet het enige probleem waar Auschwitz mee worstelt. Een van de steeds weer terugkerende knellende vragen is aan welke eisen het onderhoud van de terreinen moet voldoen. Boze reacties Iedere verandering leidt onmiddellijk tot bo ze reacties van voormalige kampbewoners. Oleksy: „Vorig jaar hebben we bijvoorbeeld de dakpannen van de houten barakken in Birkenau vernieuwd. Dat kon niet anders, want de daken lekten en dat bedreigt de hele constructie. Maar we hebben daar veel boze es op gehad." „Inmiddels zitten we met een veel groter probleem. De barakken in Birkenau zijn alle maal in hele slechte staat. Een deel is van hout en dat vergaat op den duur. Maar ook de stenen barakken zijn nooit gebouwd om eeuwig te blijven staan. Er zitten bijvoorbeeld geen fundamenten onder. De houten barak ken hebben we laten conserveren, maar een deel van de planken is na zoveel jaar aan ver vanging toe. Hoe we dat oplossen zonder mensen te kwetsen, is een van de grote vraagstukken waar onze deskundigen zich nu over buigen." Toen de kampen in januari 1945 door het Rode Leger werden bevrijd, hebben de Russi sche soldaten in Birkenau de gaskamers, cre matoria en een groot deel van de barakken opgeblazen. Het reusachtige terrein is nog steeds bezaaid met ruïnes. Een belangrijk principe is, dat er zo weinig mogelijk wordt gereconstrueerd. „En als dat al gebeurt, zoals bij een aantal wachttorens, dan wordt dat duidelijk aangegeven. Instortingsgevaar „Niet betreden, instortingsgevaar", waar schuwt een bordje naast de ruïne van een van de crematoria. Van het bouwwerk rest niet veel meer dan een massa verwrongen staal en betonnen platen. „Dat blijft zoals het is", zegt Oleksy. En dat heeft niets met verval te maken, maar alles met piëteit en respect voor de geschiedenis. In Auschwitz I, het eigenlijke museum, spelen dat soort problemen minder. Het kamp is veel en veel kleiner dan Birkenau en werd destijds ingericht in een bestaande Poolse kazerne. De gebouwen zijn onbe- schadigd door de Op korte termijn 42 oorlog gekomen en J ze zijn veel steviger miljoen dollar tlOCllg geconstrueerd dan voor bet bellOlld Vatl de barakken in Bir kenau. heraenkingsjmiseum In het winterse zonnetje oogt het complex haast vriendelijk en begrijp je waar om de Poolse schrijver en Auschwitz-gevan gene tadeusz Borowski Auschwitz I ooit een 'bedrogkamp' noemde. Met zijn hoge bo men, zijn grasveldjes, zijn destijds witgesaus- de gebouwen, zijn centrale plein en het bord je dat naar het bad verwees, maakte het zelfs toen een naar verhouding leefbare indruk. Borowski beschrijft in zijn verhalen de waanzin van de concertuitvoeringen, de bokswedstrijden en het bordeel waar niet- joodse gevangenen naar toe konden. Het is dat het crematorium aan het ene einde en de executiemuur en de barak voor de ter dood veroordeelden aan de andere een ander ver haal vertellen... Helaas, en met die kritiek is directrice Oleksy het van harte eens. schiet het verhaal voor echt begrip toch tekort. Hoe indrukwek kend de vitrine met haar en de stapels met koffers ook zijn. de rest van de tentoonstel ling roept een onwezenlijk gevoel van leegte op. Grote, vergeelde foto's met nauwelijks zichtbare gezichten, in veel gevallen niets an ders dan Poolse of Duitse teksten. „De huidige tentoonstelling is ingericht in de jaren vijftig, door mensen die zelf in het kamp hadden gezeten voor mensen die er ook hadden gezeten of ten minste de oorlog hadden meegemaakt. Voor die mensen was een enkel beeld al genoeg om een stroom aan herinneringen op te roepen. Tegenwoor dig moet je veel meer uitleggen, ook over de achtergrond van de nazi-ideologie en over de mensen die hier terechtkwamen." „Auschwitz zegt nauwelijks iets over de herkomst van de slachtoffers. Zowel van jo den als van Polen horen we altijd dat er te weinig aandacht is voor hun specifieke erva ringen Dat moet veranderen. We moeten be ter duidelijk maken dat joden verreweg de belangrijkste groep slachtoffers waren. Maar we moeten ook duidelijk maken dat in Auschwitz niet alleen joden zaten en dat dit museum voor anderen, Polen, zigeuners, net zo'n belangrijke betekenis heeft." Onze Taal In de zomer van 1956 hadden wij een vakantiehuisje gehuurd it\ Lage Mierde. Dat ligt onder Tilburg en Hilvarenbeek. De fietsen waren met van Gend Loos vooruitgestuurd en ik was zéven. De bossen in de om geving van Lage Mierde zijn groot en mooi, en met mijn va der vooraan maakten wij er lange fietstochten. Op een van die tochten geraakten wij, waarschijnlijk toevallig, in Poppel. En Poppel, moet u we ten, ligt in België, al is het slechts drie kilometer over de grens. We zagen het meteen: de Poppelse verkeersborden waren anders dan de onze. Poppel ligt in het buitenland. et buitenland! Een rilling ging I door mij heen. Dit was nu het JL aflL buitenland! En ach, er was daar in Poppel eigenlijk niets anders dan in Lage Mierde, op dan die verkeersborden na. Geen gevaarlijke grensovergang, want we kwanien langs een bospaadje, geen strenge douane: de huizen, de mensen, de koeien, ze Waren eigenlijk precies als bij ons. Ik weet niet goed meer wat ik me bij het buitenland had voor gesteld, maar Poppel was beslist geen teleur stelling voor mij, overrompeld als ik was door de sensatie van het buitenland. De hele ver dere vakantie, ik geloof dat we niet nogmaals in Poppel geweest zijn, fantaseerde ik over smokkelen, wat dan ook, in de uitgeholde zo len van mijn gympjes, of in het stuur van mijn fiets, als je d'r eerst het handvat afhaal de. Onzin natuurlijk, want in 1956 viel er tus sen Hilvarenbeek en Poppel al weinig meer te smokkelen. De eenwording van Europa was ook toen al verder voortgeschreden dan ik besefte. Het besef loopt altijd achter de feiten aan en dat is op 't ogenblik ook zo. De eenwor ding van Europa, waar je zo veel over hoort, is al lang een feit, maar 't wordt nog niet erg beseft en de wetten moeten nog een beetje aangepast worden. We eten al lang tomaten uit Italië en sinaasappels uit Spanje, we drin ken Franse wijn en Schotse whisky, terwijl het Nederlandse bier in bijna heel Europa te koop is. Handel, industrie en misdaad zijn internationaal, maar de Nederlandse gulden niet. en als de politie een boef achterna zit, moeten ze bij de grens halthouden, terwijl de boef hard doorrijdt. Ik bedoel maar. er valt veel te zeggen voor een beetje meer Europese eenheid. En laten we niet vergeten dat Nederland zelf ook tot stand gekomen is aJs.een fusie van verschil lende zelfstandige landen. Onze taal is trou wens ook door fusie tot stand gekomen. Ik geef toe: het heeft zo'n vijfhonderd jaar ge duurd voordal Wiegel eindelijk werd ge vraagd de oude provinciegrenzen definitief op te heffen. Zodat je mag verwachten dat er over honderden jaren ook nog wel een be scheiden grensje zal zijn tussen Poppel en Lage Mierde. Grenzen zijn hardnekkige din gen. Vooral als ze in Lage Mierde hun cultu rele identiteit gaan oppoetsen en de verschil len met de Poppelse cultuur breed uitmeten. Maar onze taal dan? Moeten we niet opko men voorde Nederlandse taal in een vere-' nigd Europa? Daar is natuurlijk niets op te gen, zolang het maar niet gebeurt op de Oos- teuropese manier. Maar het zal op den duur wel moeilijk worden om Europees te leven en toch Nederlands te blijven spreken. Toen we terugfietsten van Poppel naar ons vakantiehuisje, moe aan het einde van de dag, en mijn broer een lekke band kreeg ter wijl er een vreselijk onweer boven ons hoofd losbarstte, zodat mijn zuster, die toen nog in een kinderzitje achterop zat, het op een krij sen zette, toen was ineens alles weer heel ge woon. Ik weet niet precies meer wat mijn va der riep, maar er was geen woord Frans of Engels bij. In zulke situaties zullen we nog wel heel lang Nederlands blijven spreken. Joden wachten aan de rand van het spoor tot zij naar Auschwitz worden geleid. archieffoto anefo

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 43