Een ezeltj e dat paard wilde zijn 7 AF 1959 Rampzalige Humor ZATERDAG 6 FEBRUAR11993 Kegels Diverse vindingen van Hub van Doorne vielen ook in het buitenland op. Zoals twee iri elkaar passende kegels voor de bevestiging, die het slingeren" van de aanhanger konden voorko men. Een fabrikant in Parijs was bereid 10.000 te betalen om enkele Eindhovense vindingen in licentie te gaan ver vaardigen. Dat kwam mooi uit, m want het jonge bedrijf was in fi nanciële problemen gekomen. Het kastekort bedroeg op dat mo ment precies 10.000. In de tweede helft van de jaren dertig werd de Landmacht de be langrijkste klant bij DAF. Samen met luitenant Van der Trappen ontwierp Hub van Doorne in 1934 de 'Trado ombouwset'. Hiermee kon in vijf uur tijd een gewone, vierwielige vrachtwagen worden omgebouwd tot een zeswielige terreinwagen met vier- wiel-aandrijving. Als basis werden trucks van Ford en Chevrolet ge bruikt. Bij het uitbreken van de oorlog had het leger 1.200 van de ze Trado's in gebruik. De eerste, échte, DAF was in feite een pant serwagen (met Ford-motor), die werd ge toond tijdens een legertentoonstelling in Den Haag in 1939. Het Ministerie van Oorlog be stelde er twaalf, terwijl ook de Bataafsche Pe troleum Maatschappij en oliemaatschappij Aramco belangstelling toonden. Maar het uit breken van de oorlog verhinderde het uitvoe ren van deze orders. De oorlog was, zoals voor zoveel bedrijven, een zware periode. Door de nauwe betrok kenheid van DAF bij de Nederlandse defensie kwam het bedrijf onder bevel van een Riistnngsinspèktor. Hub van Doome wilde ab soluut niet samenwerken met de Duitsers en meldde zich na enige tijd ziek. Na de oorlog werd het bedrijf'zuiver' verklaard. Helemaal onomstreden was dat niet. Streekgenoot en schrijver Anton Coolen zou meteen na de oorlog de familie Van Doorne een 'meelopersmentaliteit' verwijten. Het Jcwam tot een rechtzaak in Den Bosch, waar de rechter in januari 1949 Coolen veroordeelde tot het betalen van duizend gulden schadevergoe ding. Dat was een fractie van de 100.000 die door de fabrikant was geëist. Ook van een publica tieverbod voor Coolen, zoals Van Doorne had geëist, kwam het niet. Komt een Dafje voor het eerst in Spanje. Vraagt daar een ezeltje: Wat ben jij voor ding? Zegt het Dafje: Ik ben een autootje. En jij? Zegt het ezel tje: Ik ben een paard. Op 30 juni is het 65 jaar geleden dat de 'Machi nefabriek en Reparatie-inrichting Hub van Doorne' bij de Kamer van Koophandel in Eind hoven werd ingeschreven. Maar veel reden tot feesten zal er niet zijn. De personenwagendivi sie is onder de naam Netherlands Car in bui tenlandse handen en DAF Trucks verkeert in surséance van betaling. Alleen VDT (Van Doorne's Transmissie) in Tilburg, maker van de 'continu variabele transmissie', is re delijk overeind gebleven. W: de jaren vijftig opnieuw het Nederlandse le ger, dat in 1955 zorgde voor bijna de helft van de omzet van de vrachtwagenfabriek. Nu is daar als restantje nog de divisie DAF Special Products van over is, goed voor twee procent van de huidige omzet. De drietons-truck (YA 314) zou jarenlang de standaardtruck voor het Nederlandse leger blijven. Ook de eerste contacten met British Ley- land dateren uit die tijd. Op zoek naar krachti ger motoren tekende DAF in 1955 het eerste contract met Leyland, voor de levering van een zuinige en krachtige dieselmotor. DAF verwierf ook het recht de motoren zelf, in li centie, te gaan maken, zodra een nieuwe mo torenhal in Eindhoven in gebruik kon worden gënomen. Hier werd de kiem gelegd van de huidige expertise op het gebied van dieselmo toren bij DAF. De Dafodil, het beroemdste ontwerp van Hub van Doorne. Er zijn vele grappen over ge maakt. FOTO'S cPD De Eindhovense bierbrouwerij De Valk bezat een opmerkelijke au tomobiel, merk Steams-Knight, die het regelmatig liet afweten. De jonge gara gebedrijven in Zuidoost-Brabant wisten geen raad met het afwijkende motortype. Totdat ene Hub van Doome, de ondernemende zoon van een smid en ijzerhandelaar uit het Peel- dorp Horst-America, het zaakje in een paar uur zou klaren. We schrijven 1928. De brouwer beloonde de handige jonge man met een startkapitaal van 10.000 gulden en een schuurtje van vier bij vier meter in Eindhoven. Het piepkleine bedrijfje dat zo werd opgezet, zou uitgroeien tot de enige Ne derlandse automobielindustrie. De befaamde racewagens van Spijker waren al in 1926 van de markt verdwenen, ene Citroën uit Amster dam zocht zijn heil in Parijs. Alleen de pro- dukten van Hub en zijn broer Wim van Door ne overleefden de stichtersgeneratie in Neder land. Net als bij die veel grotere multinational uit Eindhoven, Philips, stonden twee onderne mende broers aan de basis van een groot con cern. De één met een meer dan middelmatige technische knobbel, de ander als koopman en financieel verantwoordelijke. Opmerkelijk is wel dat zowel Philips als DAF alom worden geroemd om het technisch vermogen, maar er in financieel opzicht nogal eens een potje van maken. In het begin namen de broers allerhande werk en klusjes aan: smeedwerk, las- en con structiewerk, maar ook reparaties aan auto mobielen en motoren. Philips en de gemeente Eindhoven waren van begin af aan de belang rijkste opdrachtgevers. Al snel werd de fabri cage van opleggers en aanhangwagens een specialisatie. Binnen een half jaar waren er al 20 man bij de Van Doorne's in dienst, na een jaar waren dat er 48. Ret gemotoriseerde ver voer was booming business in die jaren. In 1932 werd de naam van de onderneming gewijzigd in 'Van Doorne's Aanhangwagenfa- briek', afgekort D.A.F. Maar de droom van de broers was en bleef een echte automobielfa briek. Het was ook de reden dat de naam DAF werd gekozen: de 'A' in het midden kon im mers gemakkelijk worden veranderd in 'auto mobielfabriek'. De eerste proefritten met een zelf in elkaar geknutselde automobiel waren echter geen succes. Kolderiek In de oorlogsjaren rijpte bij Hub van Doome het idee voor een massavervoermiddel. Het zou het meest kolderieke produkt worden uit de toch al rijke DAF-geschie- denis: een eenpersoons-autootje van 75 centimer breed, desge wenst te stallen in de gang of in een schuurtje. Het prototype was voorzien van; een één-cylinder, Daf-maf De trots van de gebroeders Van Doorne Het meest kolderieke produkt uit de rijke DAF-geschiedenis: een eenpersoons-autootje van 75 cen timer breed, desgewenst te stallen in de gang of in een schuurtje. Maar Hub van Doome koesterde nog altijd de wens een eigen personenauto op de markt te brengen, liefst voor zijn zestigste verjaardag op 1 januari 1960. Nederland bleek toen al 'DAF-mafzoals veel later, in 1989, tot uiting kwam bij de intekening op aandelen DAF Trucks. Bij de presentatie van de eerste DAF- personenwagen op de RAI, in februari 1958, kon men al 4.000 bestellingen noteren. Terwijl nog niet eens bekend was wanneer de autootjes konden worden geleverd. Dat zou 23 maart 1959 worden. En vanaf dat moment was het Dafje meteen een van de meest besproken (en bespotte) automobielen op de Nederlandse (en Europese) wegen. Er moeten honderden grappen over in omloop zijn geweest. De Technische Hogeschool in Delft beloon de DAF-oprichter Van Doome begin jaren zestig met een ere-doctoraat, maar voor het personeel bleef hij 'Meneer Hub'. In 1965 leg de hij de voorzittershamer van het DAF-be- stuur neer, in 1971 trad hij ook terug als presi dent van de raad van commissarissen. Zijn zonen Martien en Piet en neef Martin (zoon van Wim Van Doome) vulden de opengeval len plaatsen in. Het was ook de periode dat schaalvergro ting dringend noodzakelijk werd. In 1971 ad viseerde een ingeschakeld organisatiebureau jtwee ingrijpende wijzigingen: splitsing van het bedrijf in een divisie voor trucks en één voor personenwagen en samenwerking met een sterke partner om de internationale positie verder uit te kunnen bouwen. Die samenwer king kwam er nog datzelfde jaar, met Magi- rus-Deutz, Saviem en Volvo, samen de 'Euro pean Truck Design', ook wel de 'Club van vier' genoemd. De sterke buitenlandse partner vond DAF in het Amerikaanse vrachtwagen- concern International Harvester Company in Chicago, qua grootte destijds de derde ter we reld op het gebied van bedrijfswagens. In de nieuw op te richten DAF Trucks BV namen de Amerikanen 33 procent van het aandelenka pitaal voor hun rekening. Maar het was ook de tijd van de eerste olie crisis, veroorzaakt door een boycot van de Arabische olieproducerende landen. Het nieu we DAF Trucks leed prompt in 1974 een ver lies van ruim twaalf miljoen gulden. In februa ri 1975 werd de divisie voor personenwagens DAF Car overgedaan aan Volvo en vijf maan den later werd de DAF Financieringsmaat schappij (het huidige DAF Finance) opgericht om de verkoop van DAF-produkten in bin nen- en buitenland te ondersteunen. Ook na zijn pensionering als commissaris zat uitvinder Hub van Doorne niet stil. Thuis aan zijn tekentafel vormden zich de eerste contouren van de 'continu variabele transmis sie' en in 1972 werd, als volle dochter van DAF Holding, de 'Van Doorne's Transmissie BV opgericht. Na vele jaren van aanloopverliezen, technische problemen, komst en vertrek van aandeelhouders en overheidsbemoeienis, werd pas eind jaren tachtig de levensvatbaar heid van het projekt bewezen. 'Meneer Hub' heeft het niet meer mogen meemaken, hij overleed in mei 1979, ruim 79 jaar oud. De geschiedenis van de diverse geesteskin deren van de Van Doorne's is daarmee niet ten einde. Ook het laatste decen nium heeft vopr DAF, Volvo Car (later NedCar, nu Netherlands Car) en VDT glorieuze momenten en diepe teleurstellingen gegeven. De financiering is tot op de dag van vandaag niet het sterkste punt geweest van de onderne ming. Toch zullen veel Nederlan ders een licht gevoel van trots niet kunnen onderdrukken, wanneer in een ver buitenland weer zo'n krachtige truck van Nederlands fabrikaat hun weg kruist. tweetaktmotor van 125 CC, maar ook met een hydraulische koppeling, de verre voorloper van de variabele transmissie. Topsnelheid: 65 kilometer per uur. In de volksmond werd het model later 'de rijdende regenjas' gedoopt. Van serieproduktie is het na de oorlog nooit gekomen. Van Doome schonk het prototype, het 'Dafke', later aan de clown van het circus 't Hoefke, die er nog jaren stunts mee uithaal de. De droom van een eigen personenauto verdween voorjaren in de ijskast. De wederopbouw vroeg in die eerste na oorlogse jaren vooral om bedrijfswagens. In 1948 werd uiteindelijk "Van Doorne's Auto mobielfabriek DAF NV' opgericht en een jaar later verschenen de eerste DAF-trucks c?p de Nederlandse wegen. Motoren, versnellings bakken en stuurinrichtingen werden in die eerste fase nog uit Engeland en de Verenigde Staten geïmporteerd. In 1950 kon DAF al een breed pakket pro- dukten leveren, variërend van bestelbusjes tot zware vrachtwagen, van aanhangers en opleg gers tot chassis voor autobussen en complete vuilniswagens. De fabriekshallen, inmiddels uit het centrum verhuisd naar Eindhoven- Oost, werden steeds omvangrijker en de ex port nam ook een behoorlijke vlucht. Vooral naar België, waar al voor de oorlog een markt positie was opgebouwd, maar ook in Brazilië, Portugal, Denemarken, Uruguay, Finland en Turkije werden DAF-trucks aan de man ge bracht. De Amerikaanse luchtmacht bestelde speciaal ontworpen tankauto's voor het snel bijtanken van de vliegtuigen bij het concern in Eindhoven. Grootste klant werd in die eerste helft van Denkwijzer Ongeveer zeven jaar geleden, om precies te zijn op 28 januari 1986, ontplofte NASA's ruimteveer Challenger luttele seconden nadat het gelan ceerd was. Aan boord waren zeven astronauten, van wiezes echte 'beroeps'en een, de lerares Christa McAuliffe, een voor de gelegenheid uit verkoren gewone burgeres. Bij het ongeluk, dat zich voor de ogen van tientallen miljoenen tele visiekijkers ook de klas van Christa McAuliffe voltrok, kwamen alle zeven om. Binnen een maand circuleerde er door het Engelssprekende deel van de wereld een uitgebreide serie moppen over de ramp. Een aantal daarvan waren zo 'sick', dat kranten als de New York Times er ih hoofdredactionele commentaren de banvloek over uitspraken. onder enig effect, ove- m rigens. Wat moet dat soort moppen eigen lijk? En waarom zijn ze er niet over de watersnoodramp van '53 en wel over de Tenerife-, Bijlmer- én de Faroramp? In een artikel in de Los Angeles Times van februari 1986 schrijft de journalist Roger Simon: „Een collega van mij hier op de krant heeft een hele lijst van die mop pen onder ogen gekregen en hij is er behoorlijk overstuur van, en dat terwijl je krantenmensen nou niet bepaald gauw overstuur krijgt. Maar deze moppen slaan dan ook alles." Simon voegt er aan toe dat hij zijn lezers beslist geen voorbeelden van Challen- germoppen gaat geven, en dat ze zichzelf gelukkig moeten prijzen als ze er nog nooit een gehoord hebben. Dan hoeven ze zich ook niet druk te maken over hoe wreed, slecht of schandelijk de ene mens zich over het ongeluk van de andere kan uitlaten. Maar is dat nou waar? Is ram penhumor niets anders dan een uiting van menselijke slechtheid of ongevoeligheid? Of spelen er ook andere factoren een rol? Zoals het emotioneel afstand ne men van een realiteit die te gru welijk is voor gewone woorden. Zijn moppen een uitdaging, een overschrijding of een oprekken van de gespreksgrenzen, van de taboes die mensen elkaar opleg gen als het gaat over menselijk ongeluk, falen, ziekte en dood? Zijn ze een soort van protest te gen een wereld die ons van het ene op het andere moment gru welijk te grazen kan nemen? Waarom zou het anders zo zijn, zoals ook Freud zich in zijn fraaie geschrift 'De Mop en zijn relatie tot het Onbewuste' uit 1905 af vraagt, dat waar lijden is ook al tijd moppen te vinden zijn? Laten we eens (dat is nu ook wat gemakkelijker dan zeven jaar geleden) een paarChallenger- moppen onder de loep nemen. Een gaat er als volgt: Waarom drinken ze alleen Coca Cola bij NASA? Antwoord: Omdat ze geen 7 up kunnen krijgen. Een andere luidt: Wat betekent de afkorting NASA? Antwoord: Not a soul alive (geen levende ziel te bekennen). Beide moppen leggen een associatie tussen NA SA, falen en dood. Op een be paalde manier drukken ze uit dat het ruimtevaartprogramma be paald niet ongevaarlijk is, dat er grote risico's aan verbonden zijn en dat we bepaald niet de aan matiging moeten hebben met de beschikbare techniek de zaak even vlekkeloos te kunnen run- Maar veel concreter en schok kender zijn de beelden van dood en destructie die worden opge roepen door een mop als: Waar brengen de astronauten hun vol gende vakantie door? Antwoord: All over Florida. Het antwoord roept bij de toehoorder een in nerlijke voorstelling op van uit- gereten lichamen die door de lucht vallen en vervolgens over het land uitgestrooid worden. De mop roept een beeld op, dat als het ware antwoord geeft op een van de vragen waar veel toe schouwers mee moeten hebben geworsteld, namelijk: wat ge beurde er precies met de licha men, toen het ruimteveer uiteen spatte? Dat fantaseren over de dode li chamen van de astronauten en wat er mogelijk mee is gebeurd, komt nog veel duidelijk naar vo ren in deze mop: Waarom waren er geen douches aan boord van de Challenger?. Antwoord: Om dat ze wisten dat iedereen aan het strand zou spoelen. Het ant woord roept het beeld op van op het water drijvende lijken. Op dit punt lijkt de mop, zoals Freud stelde, op de droom. Ook in de droom vullen we als het ware in of aan, waar de realiteit gestopt is. In het geval van de Challenger moeten we daar aan toevoegen: waar de media ge stopt zijn. De televisie liet in de dagen na de ramp tientallen ma len beelden van de lancering, de explosie, de rook, de vlammen en de rondspringende delen van het veer zien. Maar wat zich daarachter aan vernietiging, aan verminking van mensen, spieren, beenderen, ingewanden en her senen afspeelde, bleef voorliet oog verborgen. Die gruwelijkheden werden eenvoudigweg als te erg, als let terlijk onbespreekbaar beoor deeld en de kijker of luisteraar werd er door commentatoren, begrijpelijk, ook niet mee gecon fronteerd. Maar de menselijke fantasie stopt niet waar de media de grens trekken tussen wat wel en niet voor publicatie geschikt is. De mop is een van die won derlijke produkten van de men selijke geest, die zulke onbe spreekbaarheden onderonze aandacht brengen. En die ons dwingen om onder ogen te zien, of te bedenken, wat er achter de door de media gecreëerde en voor consumptie geschikt geach te beelden schuil gaat. In die zin rekt de mop de grenzen, die door angst en fatsoen aan ons bewust zijn gesteld worden, op. Net zoals de droom dat ook doet. Mensen die rampenmoppen vertellen, weten vaak maar al te goed dat je niet geacht wordt om op een amusante of spottende manier over menselijke ellende en lijden te praten. De moppen- verteller en de toehoorder delen in het algemeen dezelfde gevoe ligheden op dit punt, maar de moppenverteller tilt als het ware heel even de slagboom van ge voeligheid op, om de fantasie de ruimte te geven zich los van al lerlei morele voorschriften uit te leven. Dat is ook precies de reden waarom rampenmoppen in meer dan een opzicht kwetsend kunnen zijn. Ze kunnen sociale omgangsnormen en menselijke ijdelheid of aanmatiging kwet sen. Ik voor mij kan dat meestal niet erg vinden. Een mop over de Bijlmerramp als: Wat betékent EL AL? Antwoord: Elimln.itic Al lochtonen, drukt ons, ik zbj^eg- gen terecht, min of meer expli ciet op twee dubieuze maat schappelijke ontwikkelingen. De een is, dat we in de Bijlmer ghet to's aan het maken zijn en de an der dat veel Nederlanders graag allochtonen zouden willen lozen. Dat wijst overigens op nog een ander kenmerk van de rampen- mop, namelijk: dat soort mop pen heeft vrijwel uitsluitend be trekking op door de mens of door menselijk falen veroorzaak te rampen. We lachen om onze eigen aanmatiging en hoe groter de aanmatiging, hoe meer er ge lachen wordt als hrt misgaat. En laten we wel wezen: de mop is in dat geval een terechte terechtwij zing. Vandaar overigens dat over natuurrampen, zoals de waters noodramp van 1953, voorzover ik weet weinig of geen moppen de ronde doen. Maar een rampenmop kan ook echt, onnodig kwetsend zijn en dat is meestal het geval als op de persoon gespeeld wordt, zoals in deze: Wat was het laatste dat Christa McAuliffe legen haar echtgenoot zei? Antwoord: you feed the kids. I'll feed the Fish (jij geeft de kinderen te eten, ik de vissen). Tegen zulke moppentap pers ben ik geneigd te zeggen: op een dag ga je te ver, en ik hoop dat je daar blijft. RENE DIEKSTRA hoogleraar klinische en gezondheidspsychologie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 41