H
Beugelflessen en 'export op maat'
ILJöJ
'Allez Johan,
gij zijt
toch geen
Ollander
meer
ZATERDAG 30 JANUAR11993
doof CE ES VELLEKOOP
De beroemde Grolschflessen-met-beugel staan als bloemenvaasjes in een pizzeria
in Tampa (VS). En op een terrasje in Sierra Leone vind je een beetje schaduw on
der een parasol van Heineken. Voor een Nederlander is dat zo gewoon, datje het
bijna over het hoofd ziet. De vaderlandse brouwers laten hun sporen wereldwijd
achter.
In Nederland wint alcoholvrij bier snel aan populariteit en laven de kenners zich
steeds vaker aan de exclusieve troebelheid van een trappist, liefst met een stoute
naam. Wie wat minder noten op z'n zang heeft, vraagt de kastelein om een 'ge
woon pilsje'. Maar in veel buitenlanden staat de goudblonde 'brewed in Holland'
in veel hoger aanzien.
Die status wordt vertaald in klinkende verkoopcijfers. Nederland heeft zich opge
werkt tot de grootste exporteur ter wereld van het gerstenat. Hoewel sommige gro
tere fabrikanten inmiddels dochterondernemingen in het buitenland hebben,
wordt het grootste deel van die bierzee nogsteeds in eigen land gebrouwen.
de praktijk het enige merk te
zijn dat echt wereldwijd te koop
is. Sommige van de concurrenten zijn welis
waar ook in veel landen verkrijgbaar, maar
spreiding over alle continenten bereiken ze
geen van alle zegt directeur export L. van
dei; Minne in Amsterdam niet zonder trots.
I Sirijds kort is zijn bedrijf zelfs actief in China.
J „H^t zal nog lang duren voor we daar iets
I veildienen, maar het is een investering die
jooit de moeite waard zal blijken", is zijn
overtuiging.
j Vreemd genoeg geldt bijna hetzelfde voor
Duitsland, waar de Nederlandse brouwers tot
voor kort buiten de deur werden gehouden
met speciale eisen, in de wandeling aange
duid met 'reinheidsgebot'. Maar hoewel de
Duitsers in eigen land jarenlang allèen hun
eigen vaak regionale merken konden
krijgen, bleek Heineken toch al een naams-
I bekendheid van 30 procent te hebben bij de
oosterburen. „Dat is het voordeel van een
echt internationaal merk", stelt Van der Min-
neiyast.
Voor zo'n status moet de kleinere concur
rent Grolsch nog vechten. Naast de kwaliteit
van zijn produkt gooit de oostelijke brouwer
daarbij de unieke beugelfles in de strijd. Vak
manschap is meesterschap' was jaren achter
een de slogan waarmee Grolsch in eigen land
aan de man werd gebracht. Hoewel de recla
mecampagne is veranderd, hecht het bedrijf
nog sterk aan het beeld van ambachtelijk
heid.
Wie met 'opperbrouwer' D. Meijer door de
brouwerij loopt, krijgt een keur aan hyper
moderne installaties en computers te zien.
Maar Meijer benadrukt ook dat hij eigenlijk
precies hetzelfde doet als zijn verre voorgan
ger Peter Cuyper, die in 1676 gildemeester
werd in Grol, het latere Groenlo. Door de lan
ge rijping is zelfs de uitvinding van het pas
teuriseren voor het Grolsche bier overbodig
geweest, herhaalt hij keer op keer.
Hoewel de reclamecampagnes op elke ex
portmarkt anders zijn, speelt de beugelfles
overal een belangrijke rol bij het benadruk
ken van de traditie. Die dikbuik met zijn por
seleinen hoed blijkt nog steeds een geweldige
binnenkomer op elke nieuwe exportmarkt,
erkent directeur J. Cramer van Grolsch Ex
port. „Die fles maakt ons niet alleen herken
baar, maar roept ook de ambachtelijke sfeer
op die wij graag rond ons produkt zien."
Die fles mag een mooi hulpmiddel zijn bij
de marketing, het is ook een dure verpakking
en bovendien lastig in de produktie. Voor de
brouwerijen in Groenlo en Enschede zijn
het groene glas. Terwijl het pilsje in eigen
land in bruin gekleed gaat, reist ons bier in
groene flessen over de grens. Vooral in de En
gelssprekende landen wordt groen vereenzel
vigd met fris. Ook Heineken en de Verenigde
Bierbrouwerijen houden rekening met die
voorkeur. De Limburgse Heineken-dochter
Brand daarentegen probeert in het buiten
land op te vallen met een speciale witte ex-
portfles.
Verder vraagt elke markt zijn eigen maat,
etiket en verpakking. „Onze export is maat
werk", vindt Van der Minne van Heineken.
Afgezien van de afwijkende flessen en blikken
uit de buitenlandse vestigingen, telt hij bij de
produktie in Nederland al vijf maten fles en
twee verschillende blikken. Daaroverheen
Het hart van de brouwerij, altijd een glansrijk gezicht.
FOTO GPD ROLAND DE BRUIN
speciale machines ontwikkeld voor het.con
troleren, schoonmaken, sluiten en etiketteren
van de flessen. Hoewel er hard wordt gestu
deerd op verdere automatisering, is de beu
gelfles voorlopig nog een bron van werkgele
genheid. Het bottelen kost ruwweg vier maai
zo veel mensen als dezelfde hoeveelheid
'pijpjes'.
Die standaard flesjes, de blikjes en de fus
ten omvatten samen trouwens al veel meer
dan de helft van de produktie. Want als de
beugelfles eenmaal de weg heeft gebaand,
blijkt de liefhebber een andere verpakking
ook wel te kopen. Hoewel, de beugélfles is
met name in de Verenigde Staten een geliefd
verzamelobject. Menigmaal kun je daar op
vlooienmarkten lege exemplaren aantreffen
voor prijzen, die hier te lande nog niet voor
twee volle worden betaald.
Zo worden de flessen toch hergebruikt, al
is statiegeld aan de andere kant van de oce
aan vrijwel onbekend. En ook in Europa ko
men er eigenlijk alleen flessen retour uit de
Duitstalige landen. De gemiddelde levens
duur van de Nederlandse fles, die in zes jaar
maar liefst 35 keer opnieuw wordt gevuld,
halen de exportflessen zelden.
Opvallend aan de Nederlandse bierexport is
komen dan nog de verschillende etiketten.
„In de VS verschillen de voorschriften zelfs
per staat. In sommige staten moet je melden
dat te veel alcohol slecht is voor zwangere
vrouwen en in andere staten dat het niet ver
kocht mag worden aan jongeren of nog een
andere tekst. Je zou best een aantal van die
voorschriften kunnen combineren en dat
doen veel van onze concurrenten, maar wij
hebben er de moeite van een enorm logistiek
apparaat voor over om iedere afnemer pre
cies te leveren wat hij nodig heeft."
Bij de Verenigde Bierbrouwerijen in Breda
en Rotterdam gaat dat nog veel verder. Net
als op de Nederlandse markt levert deze
dochter van de Britse Allied Lyons veel bier
aan supermarktketens onder hun eigen
merk. Daarnaast maakt het merk Oranje
boom in Groot-Brittannië een wederopstan
ding door. Alleen niet op de kanaaleilanden,
want daar is Breda bier al sinds jaar en dag
het meest verkocht. Wij waren het merk al
bijna vergeten, maar ook in Argentinië is Bre
da nog een regelrechte topper, vertelt de
woordvoerder van de Verenigde.
Wereldrecept
De Oranjeboompjes zijn een tijdje ook in een
Britse brouwerij geplant, maar inmiddels is
de hele produktie terug in Nederland. Want
de Engelsen bleken onder zo'n buitenlandse
naam alleen echt importbier te willen kopen.
Die problemen heeft Heineken niet met de
produkten van hun brouwerijen in andere
Europese landen. Maar in Amsterdam pein
zen ze er weer niet over om een brouwerij in
Amerika te beginnen. „Het zou enorme af
breuk doen aan onze status als we 'brewed in
Milwaukee' op een etiket moesten zetten",
meent Van der Minne.
Zo zijn er meer verschillen. Terwijl de VBB
de export-brouwsels aanpast aan de lokale
smaak, bezweren Heineken en Grolsch dat
hun pilsje wereldwijd hetzelfde is. Grolsch
brouwt het eigen merk niet over de grens. De
aangekochte brouwerijen in Duitsland en
Engeland maken nog hun eigen produkten
en worden hooguit ingeschakeld bij de ver
koop van het Nederlandse bier. Voor Heine
ken geldt dat er kleine smaakverschillen kun
nen optreden door het gebruikte water. De
grondstoffen en het brouwproces zijn overal
gelijk.
Dat er dan toch wel eens een verschil van
smaak kan zijn, ligt eerder aan de behande
ling van het edele gerstenat. Hoewel alle
Ons pilsje gaat
vreemd in groen glas
agenten en distributeurs regelmatig 'les' krij
gen van een speciale inspecteur, die de we
reld rondreist, moet toch gevreesd worden
dat er wel eens een paar kratten in een ver
oord een maandje in de brandende zon
Koosjer
Sommige landen kennen speciale voorschrif
ten, die om een aangepast recept vragen. In
Nieuw-Zeeland bij voorbeeld moet het alco
holpercentage onder de vijf blijven. Nog be
kender is het voorbeeld van de streng-islami-
tische landen zoals Saudi-Arabië, waar ver
scheidene Nederlandse merken intussen een
flinke voet tussen de deur hebben gekregen
met hun alcoholvrije brouwsels.
Maar succes komt niet vanzelf. Om
Grolsch te kunnen exporteren naar Israël
werd er een rabbijn bijgehaald, die het hele
brouwproces tot in details bekeek alvorens
hij het eindresultaat koosjer noemde. Cra
mer, met een stalen gezicht: „Hij komt nog
regelmatig controleren.
door MARCEL VAN DER KRAAN
Johan Boskamp, door voetbal
groot en gelukkig geworden, is
het resultaat van eeuwen regen
en klei. Ook in zijn hondsdagen
blijft deze Rotterdammer
'uitpakken meteen rampzalig
soort koppigheid. Altijd tegen
de wind in. De boel afbluffen is
zijn specialiteit. En als alles
goed gaat, is er een vette lach.
Nooit zou er, nadat Aad de Mos
buiten de deur was gezet, bij de
Royal Sporting Club Anderlecht
nog een 'Ollander' binnenkomen. Althans,
niet als trainer. Het was het eerste wat Jan
Boskamp wilde weten van zijn nieuwe baas.
Want zo hadden de heren bij 's lands groot
ste en meest gerespecteerde voetbalinstituut
het toch verkondigd? Het antwoord van Con
stant Vandenstock, de puissant rijke, bier-
brouwende voorzitter van de paars-witte
kampioen had hem een vette glimlach op het
gelaat bezorgd. 'Allez Johan, gij zijt toch geen
Ollander meer, gij zijt toch een Belg?'
Jan Boskamp, uit de Woelwijkstraat 79 in
Rotterdam-Noord, technisch directeur van
Anderlecht. Hij heeft het nooit durven dro
men. Zoon uit een eenvoudig gezin, zonder
schoolopleiding of vakdiploma's. Maar door
het voetbal groot en gelukkig geworden.
Dank zij Feyenoord en RWDM zelfs een ver
mogend man, die zijn miljoenen franken al
lang geleden belegde in fraaie Brusselse ap
partementen. Als coach nimmer toegetreden
tot welke cursus dan ook, maar alom gewaar
deerd vanwege zijn vakmanschap. Zo groot
als zijn mond is, zo fijnzinnig is zijn voetbal-
Die Jan Boskamp, bekend met elk jong ta
lent in de wijde omtrek van Vlaanderen en
Wallonië, wilden ze graag hebben 'op' An
derlecht.
Grijnzend: „Ik ben nog altijd die Rotter
damse jongen, die al 44 jaar dezelfde streken
erop nahoudt, dezelfde taal spreekt en op de-
met mensen omgaat. Ach, dat
FOTO GPD JOHN DE PA TER
Belgen- of Nederlandergevoel, daar sta ik niet
te veel bij stil. Dat ken ik ook niet. Misschien
ben ik voor de helft Belg en voor de helft Hol
lander. Als ik in Nederland kom, bij m'n ou
ders in Rotterdam, en mensen zien de Belgi
sche nummerplaat op m'n auto, dan word ik
helemaal verrot gescholden. In België word
ik, zolang als ik hier nu al woon, uitgemaakt
voor kaaskop."
Boskamp bracht zijn jeugdjaren door in het
Oude Noorden van Rotterdam. Hij groeide
op in de straten van andere Feyenoord-hel-
den, zoals Coen Moulijn en Wim Jansen. „Ik
heb werkelijk een prachtige jeugd gehad."
Wim Jansen woonde vier straten verderop.
„Dat was m'n gabber. Samen gingen we op
de brommer naar Feyenoord, hij achterop
natuurlijk, 's Morgens vroeg op het Noord
plein eerst vis eten. Heerlijke jaren, we flikten
alles samen.
Nog voordat hij veertien jaar was had hij
een contract op zak. „Dat was heel wat in die
tijd. Feyenoord was zo ongeveer heilig en
werd door heel Nederland bewonderd. M'n
ouders waren apetrots, ik kreeg zelfs een hor
loge van die mensen."
Bij het grote Feyenoord van die dagen ont
wikkelde het blonde straatschoffie zich tot
een dynamische, oersterke middenvelder.
Spierkracht te over. Ook nooit te beroerd om
zich verbaal te laten gelden. „Zelfs tegen de
Kromme, die na mij werd aangetrokken door
Feyenoord, durfde ik alles te zeggen. Mag je
nu aan hem vragen. Feyenoord had in die ja
ren een klasseploeg, stuk voor stuk grote na
men. Ik speelde op het middenveld naast
Wim Jansen. Dat bleef m'n gabber. We zaten
naast elkaar, we praatten met elkaar, deden
heel veel samen."
Toen het grote geld lokte in België hoefde
Boskamp niet lang na te denken. Bij RWDM
wachtte hem een fantastisch contract. In Bel
gië bleef zijn ster vervolgens stijgen. „Toen
wist ik ook dat ik niet meer zou terugkeren
naar Nederland en dat ik nooit m'n trainers
diploma's meer zou halen. In België heb je ze
niet nodig en in Nederland heb ik het ooit
wel geprobeerd, maar toen werd ik samen
met Wim Jansen weggestuurd omdat we nog
te jong waren."
Via tal van Belgische eerste-, tweede- en
derdeklassers (Ljerse, Denderhoutem, Beve-
ren, Kortrijk) bouwde hij in de jaren tachtig
langzaam maar zeker een naam op als trainer
op in het land van Urban us.
Tocli kregen de theorie jongens, types
Aad de Mos, voorrang bij de grote clubs?
Boskamp: „Overal zie je nu de echte voet
ballers bovendrijven. In Nederland, in Enge
land en in België. Dat is een prima zaak. Het
heeft even geduurd voordat jongens als Van
Jan Boskamp, tegen
alle wetten in aan het
roer van een topclub
Hanegem, Jansen en ik aan roer kwamen te
staan. Er zat inderdaad een andere generatie
trainers tussen. Al zal ik over die groep geen
kwaad woord zeggen. Voor mensen als De
Mos heb ik veel respect.
De Hollanders hebben, zeker in België, iets
moois neergezet. Ze hebben kleur gegeven
aan het voetbal. Je kunt je ook afvragen wat
nu de ideale trainer is. Ben ik dat? Moeilijk te
zeggen. Uitstraling is net zo belangrijk als een
groot voetbalverleden. Als praktijkman heb je
slechts een belangrijk voordeel: de spelers
nemen veel meer van je aan. Ze weten dat je
zelf een aardig balletje hebt getrapt."
Deze job blijft moeilijk te rijmen. Als spe
ler, beweren de Belgen, was je de grootste An -
derlecht-hater die er bestond? En als trainer
schonk je champagne aan je jongens als er
van Anderlecht weid gewonnen?
Boskamp: „Ik was supergemotiveerd als ik
tegen Anderlecht moest spelen. Klopt hele
maal. Ik was geen lieve jongen in de wedstrij
den die ik hier heb gespeeld, verre van dat
zelfs. Maar het was pure jaloezie. Anderlecht
was de mooiste, de grootste en de beste club.
Zo zag niet alleen ik het, zo zag iedereen het.
Nog steeds trouwens, iedereen wil hier win-
Het was voor mij ook frustrerend dat des
tijds allerlei Nederlanders werden aangetrok
ken en ik niet. Ia, ik mocht een keer een test
wedstrijd spelen, ergens in Polen. Daar had ik
geen trek in. Bij RWDM kpn ik zo tekenen.
De rijke baas, l'Écluse bij RWDM, wilde toen
iets moois maken van zijn club. Maar hel was
onmogelijk om een club zo groot als An
derlecht op te bouwen. Niemand kan An
derlecht kopiëren. Cordier heeft het met KV
Mechelen geprobeerd, is ook faliekant mis
lukt. Anderlecht steekt met kop en schouders
boven alle andere in België uit. Dat zal altijd
zo blijven."
Te chique zou deze club voor jou zijn. Jan
Boskamp, een olifant in een porseleinkast?
Boskamp: „Wat nou te chique? Ik weet dat
ik een slecht karakter heb, ik weet dat ik een
grote bek heb en dat ik als voetballer een
stempel heb gekregen waarvan ik waar
schijnlijk nooit meer verlost zal raken. Maar
het doet me wel eens pijn dat alleen de nega
tieve kanten van een mens worden belicht.
Een rauwdauzer, een bulldozer, ik heb het al
lemaal gehoord.
Over mijn werkelijke kwaliteiten hoor ik de
voetbalwereld en de kranten niet. Dat ik me
niet zou kunnen aanpassen is ook de grootse
onzin die er bestaat. Je ziet me hier nou toch
ook mooi in het pak met m'n stropdas om?
Ja, als ik straks thuiskom, gaat die stropdas
als een raket weer af. Trek ik weer lekker m'n
eigen kloffie aan."
Danny Boffin, een van je spelers, heeft ge
zegd: 'Tegenover ons hoeft hij zich niet te be
wijzen, wel tegenover het publiek en de club
Anderlecht'.
Boskamp: „Ik hoef me helemaal niet te be
wijzen. Mijn succes hier hangt af van het feit
of het klikt met de spelersgroep. Daar heb ik
geen vier maanden voor nodig trouwens, dat
weet ik over een week al. Ik word een toptrai-
ner genoemd zonder ervaring bij een top
club. Ik schaam me er niet voor dat ik het
grootste gedeelte van mijn tijd aan jeugd heb
besteed. Met jonge gastjes werken is het
mooiste wat er is.
Wat er ook over mij wordt geschreven, het
zal me niet raken. Mijn beste eigenschap is
m'n nuchterheid. Ik zet alles heel gemakke
lijk van me af, ik schrik er soms zelf van. Ja, ik
heb letterlijk en figuurlijk een heel brede rug.
Ik leef van dag tot dag. Over drie weken kan
het al weer afgelopen zijn, zo gaat dat in de
voetballerij. Ze vragen me elke dag hoe lang
ik hier denk te blijven. Daar geef ik niet eens
antwoord op. Interesseert me geen fluit.
Ik werk zoals ik denk dat ik moet werken
en geniet van het leven. Ik ben dol
op lekker eten. Ja, 110 kilo, ik
weet het. Maar ik voel me er
heerlijk bij, zit lekker in m'n vel.
Volgens de hulptrainer hier vlie
gen bij elke trainer van Anderlecht
na een paar maanden de kilo's eraf
Door de stress van het werken bij et
lub, weet je. Maar ik geloof niet dat dat bij
mij zal gebeuren. Niemand moet tegen mij
zeggen dat ik gezond moet leven. Morgen
kan het allemaal afgelopen zijn."
de echte voetballers boven
FOTO GPD JOHN DE PATER