Gymnastiekonderwijs in de hoek gezet 'Voor hoger onderwijs moetje in Leiden zijn' Onderwijs Vragen voor open dag DINSDAG 26 JANUAR11993 23 Dik Houthoff: 'Deetman was het dikkertje van de klas, werd als laatste gekozen bij het partijen maken. Dat heeft geleid tot bezuinigingen op het vak gymnastiek'. Vak doorstaat alle financiële stormen Proefwerken maken voor het vak gymnastiek, wie had dat ooit kunnen denken. Het vak, door sommige docenten tegenwoor dig bewegingsonderwijs ge noemd, bestaat niet meer uit het alleen maar hollen van rondjes door de zaal en het maken van vogelnestjes in de ringen. De Leidse docent Dik Houthoff over de ontwikkelingen van het gymnastiekonderwijs dat in de bezuinigingsdrift van oud-minis ter Deetman ten onder dreigde te gaan. LEIDEN MEINDERT VAN DER KAAU Deetman was in zijn jonge jaren het 'dikkertje van de klas', die bij partijen maken altijd als laatste werd gekozen. Houthoff is ervan overtuigd dat deze negatieve ervaring direct leidde tot het besluit om te bezuinigen op het vak gymnastiek. 'Ondanks Deetman' heeft dit vak de financiële stormen door staan en verschillende ontwikkelingen doorgemaakt. Sinds het begin van de jaren '80 gymmen de leerlingen van het Vliet- land College, waar Houthoff les geeft, gemengd. „We zijn begonnen met de laagste, klassen. Maar al snel kwamen ook de leerlingen van de hogere klas sen naai" ons toe met de vraag of zij dat ook mochten. Doordat wij een sporthal hebben met ophaalbare wanden, was dat geen probleem. De sfeer in een les verandert daarmee op slag. Het wordt minder prestatief, het accent komt meer te liggen op de gezamenlijkheid. De jongens vinden het gezelliger. Na tuurlijk, anderen balen misschien om dat het niveau omlaag gaat. Aan de an dere kant zijn er meisje die beter spor ten dan het gros van de jongens." Uit een onderzoek van een paar jaar geleden bleek dat 80 procent van de leerlingen gemengd wil gymmen, ter wijl docenten dat juist niet wilden. „Het probleem ligt dus niet bij de kin deren. Het is jammer dat niet alle'do centen dit oppakken, want er zitten veel positieve kanten aan. Kinderen le ren niet alleen in sociaal opzicht met elkaar om te gaan, maar ook op gebied van bewegen. Een meisje kan vaak be ter een handstand maken dan een jon gen. Op die manier kan zij respect en waardering winnen op een terrein dat altijd voor de jongens bestemd was." Het valt Houthoff overigens nog steeds op dat jongens meer bewegingserva ring hebben. Het blijkt dat jongens nog steeds meer buiten spelen en daarom balvaardigerzijn. Zelf noemt Houthoff zijn lessen altijd bewegingsonderwijs, een visie op het vak die afkomstig is van de Arnhemse academie voor lichamelijk opvoeding. „Bij een les denk ik niet aan een stel li chamen die de zaal inkomen, maar aan kinderen die ik moet leren bewe gen. De lesmethodiek is als volgt. Er hangen touwen in de zaal en ik vraag om vanuit de loop tot zwaai te komen. Wij zeggen dan in vaktaal dat het kind een 'bewegingsprobleem' moet zien op te lossen. De meesten slagen daar intu- itief in en zwaaien. Anderen zetten met twee benen af en hangen stil. Door vra gen te stellen, aanwijzingen te geven en ze naar medeleerlingen te laten kij ken, wordt het probleem opgelost en komen ze de volgende keer wel in zwaai", aldus Houthoff die nog maar tien uur per week les geeft en verder verbonden is aan de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) en het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum (APS). Dezelfde principes van het 'oplossen van een bewegingsprobleem' komen terug in de spelvormen. Essentieel bij het samenspelen is het vrijlopen. „Maar wat is vrijlopen? Daar hebben de meesten geen idee van. Dus in plaats van het intensief oefenen van techniek brengen wij leerlingen zo snel mogelijk in een spelsituatie waarbij zij leren wat een afspeellijn is. En of het nu om voetbal, handbal, basketbal, korfbal, hockey of trefbal gaat, de basis is het vrijlopen. Niet de balbezitter is belangrijk, maar zijn medespelers. Ik probeer de leerling te laten zien dat het gooien van de bal naar een tegenstan der een verkeerd antwoord is, net zo goed als Parijs niet de hoofdstad van België is." „Natuurlijk komt techniek bij ons ook wel aan bod. In basketbal is het stuiteren met een bal niet hetzelfde als dribbelen. Maar dat zie ik als een truc die maar past in één situatie. Dat is slechts een middel. Het vrijlopen heeft een praktische toepasbaarheid in bijna aile balsporten", zegt Houthoff die voor de SLO het boekje Handig Ballen schreef. Houthoff en zijn collega's willen de gymlessen wat minder vrijblijvend la ten zijn door ook leerstof mee te geven. Leerlingen van de tweede klas moeten alles weten van een warming-up. „Zij krijgen een stencil mee met daarin pa gina's uit het biologieboek over de werking van spieren en het nut van rekken en strekken. Aan het eind van het jaar moeten zij hun medeleerlin gen in de les ook een warming-up la ten doen." In de derde klassen zit een 'conditie- blok' waarbij wordt uitgelegd wat dat precies is en hoe je er aan kan komen. De scholieren leren hun eigen hartslag opmeten en wie dat wil kan in een log boek zijn of haar vorderingen bijhou den. Ook komt de juiste keuze van het schoeisel aan bod. Als klap op de vuurpijl krijgen leer lingen ook twee proefwerken en een aantal overhoringen. Dat gaat over spelregels, maar ook over zaken die tij dens de les worden verteld. „Het is een misvatting dat bij sport niet moet wor den nagedacht. Natuurlijk heb je auto matismen zoals aanvalspatronen bij het volleybal. Maar echte toppers kun nen van daaruit variaties bedenken. In topsport wordt niet voor niets veel naar video's gekeken en geanalyseerd wat er precies fout ging." Direkteur Leidse Hogeschool positief over concentratie LEIDEN «JEROEN KOSTER Een kolossaal gebouw dichtbij het station en naast Rijksuniver siteit en Academisch Zieken huis. Een concentratie van drie duizend ploeterende studenten. Een mamoetinstituut: het toe komstbeeld van de Leidse Ho geschool. Volgens de directeur van die school A. Ouwerkerk 'een unieke situatie op een unieke locatie'. De verwachting is dat de school er in 1996 staat. De kosten van het project zijn nog niet bekend. Op 1 januari 1994 gaat de wet Omkering Kapitaaldienst Finan ciering (OKF) van kracht. Een voudig gezegd betekent dit dat scholen zelf eigenaar worden van hun gebouwen. De Leidse Hogeschool kan door de nieuwe wet enkele van haar gebouwen verkopen en met het geld van de verkoop haar opleidingen bouw. Het plan: de school voor Hoger Sociaal-Agogisch Onder wijs (HSAO) in Den Haag, het Hoger Laboratorium Onderwijs (HLO) in Leiderdorp en het Leidse Hoger Gezondheidszorg Onderwijs (HGO) in de toe komst samen onder brengen in een nieuw gebouwencomplex in de Leidse Leeuwenhoek. Drie architectenbureau's zijn al bezig met een ontwerp voor het gebouw. Ook is een com missie ingesteld die uiteindelijk de beste van de drie schetsen kiest. A. Ouwerkerk, directeur van de Leidse Hogeschool, die naast de drie genoemde scholen ook nog drie Pabo's (in Den Haag, Heemstede en Rotter dam) omvat, is voorzitter van de commissie. Volgens Ouwer kerk moeten er echter nog veel gebeuren voor ook de studen ten uit Leiderdorp en Den Haag naar de Endegeestwatering ko men. „Het gaat allemaal niet zo snel als het lijkt", zegt Ouwer kerk, ook voorzitter van de pas ingestelde commissie.' „Zo moeten we bijvoorbeeld met de RUL nog besprekingen voeren over de grond, want daar staan barakken van de faculteit ge neeskunde." Toch is Ouwerkerk louter positief als de concentra tie van de drie opleidingen ter sprake komt. „Het is natuurlijk uniek. We komen naast ons an dere gebouw, vlakbij het sta tion. Bovendien hebben we een goede buurman, want ik denk dat de opleidingen van de RUL en de hogeschool elkaar perfect aanvullen. Voor de toekomst geldt: Voor hoger onderwijs moetje in Leiden zijn." Ouwerkerk vindt niet dat de drie opleidingen, die straks on der één dak komen, zich met el kaar moeten bemoeien. „Ik denk dat het juist een streven moet zijn de opleidingen afzon derlijk herkenbaar te houden en dat ze zeker niet door elkaar moeten lopen. Ten slotte zijn het toch opleidingen met een eigen cultuur. Je moet geen alpha's en beta's verplicht bij el kaar zetten." Over de grote opeenhoping van studenten maakt Ouwer kerk zich geen zorgen. „Bij de HGO aan de Endegeesterwate- ring zitten er nu ook al 1500. Ik denk dat het wel mee zal vallen. Veel studenten lopen tegen woordig stage of zijn thuis aan het leren. Vergeet immers niet dat een kwart van de studietijd bestaat uit zelfstudie." Om dezelfde redenen ver wacht Ouwerkerk geen proble men met bibliotheek, kantine en computerlokalen. „Integen deel, ik denk zelfs dat die voor zieningen door het samengaan kunnen worden verbeterd. We vullen in de toekomst bij elkaar de gaten." En lachend: „Leiden is natuurlijk al uniek wat onder wijs betreft, omdat het van oudsher een studentenstad is. Ik denk dat concentratie van hoger onderwijs daar goed bij past." Het huidige gebouw van de HGO aan de Oudegeestwate- ring blijft bestaan en wordt mo gelijk in het nieuwe projekt op genomen. De twee gebouwen in Leiderdorp en Den Haag wor den zeer waarschijnlijk ver kocht. Het gebouw van de HSAO aan de Haagse Dr. Kuy- perstraat is voor projektontwik- kelaars verreweg het meest aan trekkelijk. Het staat op een pri ma locatie en het heeft geen specifieke onderwijsbestem- ming meer. Er kunnen apparte menten komen. In het HLO-ge- bouw aan de Leidsedreef in Lei derdorp moet weer een onder wijsinstelling komen. Wat is een goede school? Die vraag stellen veel ouders en achtstegroepers nu de keuze voor het voortgezet onderwijs voor de deur staat. In de eerste plaats zijn er simpele vragen waarop ouders tijdens de open dag antwoord moeten krijgen. Een paar op een rijtje: Welke schooltypes heeft de school in huis? Wat doet de school met de ba sisvorming? Wat kost de school? Is er een boekenfonds of een boekenmarkt waar leerlingen tweedehands boeken kunnen kopen? Is de gymnastiekkleding ver plicht? Zijn er kluisjes voor spullen van leerlingen? Maar de kernvraag is of de school goed is en voor wie. Het ene kind zal gedijen op een schoolse school, terwijl het andere kind een zekere vrijheid nodig heeft om lekker te kunnen werken. Belangrijk is dus vooral dat ouders en leerlingen zelf goed rondkijken op de nieuwe school. Of de le raren een beetje aardig praten over de leerlingen, of er een aardige sfeer hangt. Een recept kan niemand ge ven, maar dat betekent niet dat er geen aanwijzingen zijn om te beoordelen of een school goed is. Via het stellen van gerichte vragen kunnen ouders en kinderen inzicht krijgen in de school. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat scholen waar goede resultaten worden ge boekt bepaalde kenmerken hebben. Die scholen heten 'ef fectieve' scholen. Een school is niet vanzelf goed als de leraar het in de klas goed doet, daar is meer voor nodig, zo blijkt uit onderzoek. Een paar dingen staan voor op. De goede school heeft een stevige organisatie. Er is be leid, er zijn duidelijke regels. Dat geldt voor de manier waarop wordt omgegaan met spijbelaars, maar evengoed voor de wijze waarop leraren de vorderingen van leerlingen bijhouden. Daaraan kunnen nog een paar vragen worden ontleend. Is er een goede spijbelregistra- tie? Wat gebeurt er als leerlingen spijbelen? Welke maatregelen worden er genomen als er vrije uren zijn doordat een leraar ziek is? Worden de leerlingen dan naar huis gestuurd of is er opvang Een effectieve school is geen nare leerfabriek is waar alleen de cijfers tellen. Want uit on derzoek blijkt dat effectieve scholen bijvoorbeeld ook meer buitenschoolse activiteiten, zoals sportdagen, organiseren. De leraren hebben er hoge verwachtingen van de leerlin gen, op basis van wat de indi- vuele leerling aankan. En er is ook zorg vor de minder goede presteerders. Er is orde op de effectieve school, geen kada verdiscipline, maar zelfdisci pline. Ook deze vragen moe ten worden beantwoord: Welke buitenschoolse activi- teeiten organiseert de school? Wat doet de school met leerlin gen die niet kunnen meeko men? Het is belangrijk dat de school zorgt dat er zoveel mo gelijk tijd effectief aan het on derwijs wordt besteed. De ef fectieve leertijd wordt uitge breid door leerlingen huiswerk te geven. De goede school heeft een huiswerkbeleid, weet hoeveel tijd leerlingen aan huiswerk kwijt zijn en contro leert of het huiswerk is ge daan. Ook is van be&ng dat ouders bij de school worden betrokken. Dus: Zijn er afspraken over het huis werk? Zijn er huiswerkklassen? Scholen met veel jonge lera ren doen het minder goed doen dan scholen met ervaren mensen. Maar dat hangt ook af van de manier waarop jonge leraren worden geholpen door hun ervaren collega's. Gebeurt dat goed, 'dan voelen de lera ren zich prettiger en dat heeft effect op het welbevinden van de leerlingen. Hoe is de verhouding tussen jongere en oudere leraren? Hoe worden jonge leraren be geleid? Belangrijk is of de school goed in de gaten heeft of de leerlingen vorderingen maken. Leraren moeten dat op dezelf de manier doen, want anders worden appels met peren ver geleken. Veel scholen hebben daar inmiddels een speciaal systeem voor ontwikkeld. Bij dat systeem hoort ook dat er een vaste gang van zaken is als het met een leerling niet goed Hoe wordt de voortgang van leerlingen bijgehouden? Bestaat daarvoor een leerling volgsysteem? Wat gebeurt er als het niet goed gaat met een leerling? Is daar een vaste procedure voor? Is er een studieles Hoe wordt bepaald of een leer lingextra begeleiding krijgt? Ouders moeten niet blindva ren op goede examenresulta ten waar scholen prat op gaan. Het komt immers voor dat veel leerlingen voor het exa men slagen omdat er in het voorlaatste jaar veel leerlingen blijven zitten of omdat 'twijfel gevallen' worden verwezen naar een eenvoudiger school type. Vraag dus ook: Hoeveel leerlingen hebben de school afgemaakt? Wat is er met de andere leerlin gen gebeurd? IRoiK JE VERSTAND

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 23