kwaadaardige liefdesroman' 'Nu maar eens een m 4' Verantwoord Reizen ZATERDAG 23 JANUAR11993 Hartstocht. Hartstocht tot de dood er op volgt. Dat is het thema van 'Het strand van Oostende', de nieuwe roman van de Belgische schrijfster Jacqueline Harpman. Een liefdesroman is het, een boek over een meisje van elf dat een veel oudere kunstschilder ontmoet en vanaf dat moment weet dat ze hèm, en hem alleen, maar wilEen meisje dat in dat streven over lijken gaat. Vernietigende passie in Jacqueline Harpmans 'Het strand van Oostende' 'Toen ik nog een meisje was, verlangde ik naar de volwassenheid. Dat gevoel heeft 10.000 jaar geduurd' ting met Léopold wordt de elfjarige Efnil- ienne hevig getroffen door zijn verschijning. Pas vier jaar later, als ze voelt dat ze de schil der als vrouw kan bekoren, geeft ze haar ge voelens voor hem prijs. En vanaf dat moment begint er tussen hen een liefde te woekeren die met niets en niemand meer rekening houdt. De vrouw van Léopold wordt ziek van verdriet, een minnares wordt gek, en Charles, de man van Efhilienne, wordt op een zijspoor gerangeerd en sterft aan een gebroken hart. Alle obstakels die haar liefde onmogelijk ma ken ruimt Emilienne uit defweg. De schrijfster Jacqueline Harpman is een lange, wat breekbaar ogende, vrouw, in Brus- sel heeft ze een praktijk als psycho-anaiytica. In de jaren vijftig en zestig publiceerde ze twee romans die door de kritiek enthousiast werden onthaald. Omstreeks 1967 schroefde ze de dop op de vulpen en besloot ze zich volledig te vrijden aan de psycho-analyse. Twintig jaar zweeg ze. Tot in 1987, toen de roman 'La Fille démantelée' verscheen. En nu is er dan 'Het strand van Oostende', dat in de Nederlandse vertaling is uitgebracht bij uitgeverij Toth. Wanneer wij de schrijfster vragen of een hartstocht als die tussen Efnilienne en Léo pold nog wel van deze tijd is, antwoordt zij gedecideerd: „Ik wil geen realist zijn. Ik laat dit gebeuren. En als het goed is, héb ik die hartstocht waargemaakt. De hartstocht vind ik een intrigerend gegeven. Ze kan ons slo pen, ons in korte tijd oud maken, ons achter laten als een wrak. Maar Efnilienne is zeker geen slaafse, onderdanige vrouw: zij is een vrouw van deze tijd, met dat verschil, dat zij haar verlangen tot in het extreme volgt." Verliefdheid „Ik geloof in verliefdheid op het eerste ge zicht. in dat plotselinge herkennen van een gezicht dat je nog nooit ergens hebt gezien. Wij hadden in Brussel een vriend: hij was Na zo'n tien Belga-filtersigaretten en een geanimeerd gesprek in de weelderig ingerichte lounge van hotel Ambassade in Amsterdam, zegt schrijfster Jacqueline Harpman: „Voor ik aan het boek begon, stond ik eens in een boek handel. Daar hoorde ik een dame zeggen: „Mijn nichtje is geslaagd voor haar examen. Mag ik van u een aardige liefdesroman?" Toen was het ineens van: flash!!! Ik dacht bij mezelf: laat ïk nu eens een kwaadaardige lief desroman gaan schrijven." Het strand van Oostende is een roman over een hartstocht a Ia Tristan en Isolde. Over een passie waarin de ziel verteert als plastic in een haardvuur. Tijdens de eerste ontmoe- '7' ■v' 7 L i schilder, net als Léopold dus. Ik kwam een keer op zijn atelier en daar zag ik een portret staan van een vrouw. Ik zei tegen hem: „Dat is zeker je vrouw, Anna?" „Nee", zei hij, „ik heb dat portret geschilderd toen ik haar nog niet kende. Maar het is Anna, ja. Daarin heb je gelijk." Dat bedoel ik met die herkenning." „Ergens in mijn boek laat ik Léopold zeg gen: 'Elle est moi' 'Zij is mij'. Efnilienne en Léopold zijn eikaars complement. Beiden zoeken zij naar de volmaaktheid en ze kun nen aileen maar volmaakt worden door de ander. Het is maar zelden dat mensen zo'n gevoel van eenwording ervaren. Ja, voor een paar seconden misschien, tijdens het orgas me. Maar Efnilienne en Léopold zijn echt el- kaars equivalent. Ze horen bij elkaar als tweelingen. Wanneer je op die manier je vol maakte 'wederhelft' hebt gevonden, betekent dat dood, stilstand. Je hebt dan namelijk geen wensen, geen verlangens, meer." „U kent toch de fabel over die ezel die al leen maar blijft doorlopen omdat ze hem een wortel voorhouden waar hij niet bij kan. Als hij die wortel zou kunnen opvreten, deed hij geen stap meer. Zo'n soort stilstand hebben Efnilienne en Léopold bereikt. Begrijpt u wat ik bedoel?" Killer —Vindt u de manier waarop Efhilienne haar zin doorzet niet immoreel? „Efhilienne is amoreel. Ze wil maar 'één ding: de man van wie ze houdt, en voor hem offert ze alles op. Ze kan niet anders meer. Léopold is een 'onschuldige vernietiger'. Hij is zo aardig, hij doet niemand kwaad, maar door zijn aantrekkingskracht, door zijn sym pathieke uitstraling, voert hij een aantal mensen naar de ondergang. Hij is in wezen een 'killer', 'a man never to meet'." U heeft iets met het grote gebaar, met de grote gevoelens. In uw motto verwijst u naar Wagner, naar Tristan en Isolde. Die naam Harpman... bent u van Duitse komaf? „Nee, zeker niet. Mijn vader en grootvader hebben in Nederland gewoond, in Amster dam. Misschien dat ik hier zelfs nog wel verre neven of nichten heb. Later is mijn vader, die handelsagent was, naar België gegaan en heb ik de Belgische nationaliteit gekregen. Ik heb daar ook op school gezeten, ik was een slech te leerling, maar dat is, zoals u ziet, wel goed gekomen. Ik ben Joods en in de oorlog moes ten wij ons huis in Brussel achterlaten en zijn we naar Marokko vertrokken met alleen maar wat geld bij ons. Het was wonderlijk daar, je had als kind niet in de gaten dat het oorlog was. Naderhand ben ik nog teruggegaan naar Marokko, maar toen werd er al nergens meer Frans gesproken. Ik had het gevoel alsof ik een vaderland had verloren." „Ik schrijf het toe aan het toeval, maar ik was elf jaar toen ik naar Marokko ging. Net zo oud dus als Efnilienne wanneer zij verliefd wordt op Léopold. Mijn man heeft me daar op gewezen. Die leeftijd is een soort schar nierpunt in mijn leven geworden, ik weet niet waarom. O, ik weet nog hoe ik destijds, toen ik nog een meisje was, verlangde naar de vol wassenheid. Voor mijn gevoel heeft dat 10.000 jaar geduurd." Hoe bent u op het idee geko men om een roman als deze te schrijven? „Dat idee is in één week tijd gerijpt. Op een dag sprak ik een aardige, oude vrouw uit mijn kennissenkring en die vertelde me dat ze als meisje van elf al wist welke man ze wilde hebben. Daarna sprak ik een vriendin die het had over de vernietigende kracht van de hartstocht. En toen ik eens ergens iemand hoorde vragen naar een 'aardige' liefdesroman, vielen de puzzel stukjes op hun plaats. Ik dacht: nu maar eens een onaardige liefdesroman. Ik heb tw'ee jaar aan het boek gewerkt. En het heeft me net zoveel pijn gegeven als het baren van een kind." U heeft na de publikatie van twee boeken in de jaren vijftigen zestig zo'n twintig jaar niet meer gepubliceerd. Waarom niet? „Mijn werk als psycho-analytica eiste me te veel op. Ik dacht dat ik niet twee dingen te gelijk goed kon doen. Maar op een dag waren we ergens met vakantie en zag ik dat mijn hand ineens wat zinnen begon neer te schrij ven. En de volgende dag weer, en de volgen de dag weer. Ik zei tegen mijn man: 'Zeg dan toch dat ik moet stoppen! Ik móet stoppen.' Hij heeft dat niet gedaan. Hij heeft me aange moedigd. En nu blijkt dat ik het schrijven en mijn werk als psycho-analytica best goed kan combineren. Daar komt bij dat ik het beste werk onder druk. Maar ik beschouw het schrijverschap toch als secundair. Het is een luxe die ik me permitteer. Hoewel... Nee, als ik eerlijk ben vind ik mijn schrijverschap stie kem toch het belangrijkste." Schrijfster Jacqueline Harpman: „Ik wil geen realist zijn." FOTO NIEUW ANEFO 'Wanneer je je volmaakte 'wederhelft' hebt gevonden, betekent dat dood, stilstand' E N K W I I Z E R Vlucht KL 122. Terwijl ik door het raampje van de airbus naar buiten kijk om te zien hoe we landen, denk ik: 'stel dat we nou een microburst krijgenEen seconde of zo later komen we rechts met een keiharde klap op de grond terecht. Ik zie overal om me heen mensen overeindschieten en de man naast mij begint zelfs kruistekens te slaan. Terwijl we uittaxiën komt de stem van de gezagvoerder door de intercom vertellen dat we inderdaad te hard zijn neergekomen, vanwege de harde wind met soms snelheden van meer dan 80 km per uur. Ik zeg tegen mezelf: 'Het had dus nu mijn beurt kunnen zijn' en ik ben even verbaasd dat dat besef mij niet veel doet. Ik kan het niet hel pen dat ik me vaak afvraag, als ik in een vliegtuig naar de mensen om me heen kijk; 'wat gaat er in die hoofden om? Angst? Gedach ten aan de dood die mogelijk on derweg loert? Zijn ze er op voor bereid? Hebben ze er, vóór ze vertrokken, tegen de mensen om hen heen over gesproken dat ze misschien nooit meer terug zou den komen? Dat het daarom goed zou zijn om nu vast bepaal de praktische dingen te bespre ken, maar vooral'om geen emo tionele unfinished business, on opgeloste conflicten achter te la ten en belangrijke positieve din gen ongezegd te laten? Of komt de dood absoluut niet voor op de lijst van dingen die ze afwerken voordat ze op reis gaan?'. Laat ik het concreter stellen. Hoeveel ouders gaan met vakan tie en zeggen tegen hun (volwas sen) kinderen: „Laten we hopen dat het niet zo is, maar voor het geval me (ons) iets overkomt, we elkaar nooit meer zullen zien, wil ik graag dat je het volgende van me weet, wil ik graag uitleggen hoe..." Of, omgekeerd, hoeveel kinderen gaan op reis en zeggen tegen hun ouders: „Voor het ge val mij iets gebeurt, wil ik dat jij in ieder geval weet wat je voor mij hebt betekend... want dit is misschien de laatste gelegenheid dat te doen." Trouwens: ook als het partners betreft, als ik ze elkaar zie uitwui ven, vraag ik me vaak af: 'Zouden ze het gehad hebben over dat waar het bij de pijn van ieder af scheid in wezen om gaat, name lijk dat je elkaar mogelijk voor het laatst gezien hebt? En heb ben ze elkaar tegen die achter grond dingen gezegd, uitgelegd, die zeker als er conflicten zijn eigenlijk geen uitstel en al he lemaal geen afstel verdragen: als dit de laatste keer zou zijn om iets tegen je te zeggen dan wil ik je dit zeggen... Hoeveel volwassen(l) kinderen hebben de guts om een ouder bij een afscheid op Schiphol recht in de ogen te kijken en te zeggen: 'Ik wil in ieder geval dat je weet dat ik je een goede, lieve ouder vind'? Het is niet zo verwonder lijk dat angst voor de dood en angst voor emotionele intimiteit zo dicht tegen elkaar aan liggen. De dood is in feite niets anders dan de schuld die we vroeger of later, maar onontkoombaar, hebben te betalen voor de jaren die we geleefd hebben. Het pro bleem met de dood, in tegenstel ling tot andere schulden, is dat hij altijd direct, zonder vooraan kondiging, opeisbaar is. Daarom worstelen we bewust of onbewust altijd met een afwe gingsprobleem: 'is het leven dat ik tot nu toe geleid heb, het ver schuldigde bedrag (de dood) waard geweest?' Vertaald naar een partnerrelatie bij voorbeeld komt dit neer op de vraag: als een van ons straks sterft, hebben wij dan, afgezien van het onver mijdelijke verdriet, het idee dat wat we (ervoor) gehad hebben, het waard was (hoewel we graag meer gehad hadden)? Zouden we, als we de kans kregen, op nieuw hetzelfde contract met het leven sluiten? Je kunt het ook anders zeggen: we moeten ons leven altijd met de dood bekopen en het voor naamste dat we voor de koop som kunnen krijgen zijn gevoe lens, ervaringen. Zolang we in dit leven nog aan gevoelens 'te kort' komen, zullen we de koopsom te hoog vinden, zullen we angstig zijn. uitstel van betaling willen. Daar is echter een probleem mee. Uitstel van betaling is al leen zinvol als we de extra tijd gebruiken om onze emotionele huishouding weer op orde te krijgen en tegelijkertijd accepte ren dat het nooit helemaal lukt, dat er altijd dingen onaf, incom pleet blijven. Er bestaat een oud verhaal van de Indiase koning Yayati dat dit gegeven op een prachtige wijze uitbeeldt. Zijn dood naderde: hij had alles gedaan wat een mens kan doen landen veroverd, mooie vrouwen bevrucht, hon derd zonen verwekt en rijkdom men verzameld. Maar een mens heeft nooit genoeg. Dus zei hij tegen de dood: „Je komt te vroeg. Ik ben nog niet klaar met alles wat ik op deze aarde wil meema ken. Je moet me er nog minstens honderd jaar bij geven." De dood antwoordde: „Ik geef je er honderd jaar bij op één voor waarde: namelijk dat een van je zoons bereid is in jouw plaats te sterven. Hoe dan ook, ik moet ie mand mee terug nemen, ik kan niet met lege handen terugko men. Bureaucratie is bureaucra tie, niemand daar maakt het veel uit wie ik mee terug neem als het maar een lichaam is en als er maar de naam Yayati bijhoort. Dus als een van je zonen..., je hebt er toch honderd..." Yayati zei: „Dat is geen probleem. Mijn zonen houden genoeg van me." Hij riep zijn zonen bij elkaar...; de meesten waren bepaald geen kinderen meer. Een was 80 jaar oud, een 75. een 70. Ze waren dus zelf al oud, maar geen van hen bleek bereid te sterven. Be halve de jongste zoon, zeventien jaar oud, ongetrouwd en net van school. Hij stapte naar voren en zei: „U kunt mij nemen. Als ik mijn vader er op deze manier honderd jaar bij kan geven, dan maakt me dat gelukkig." Zelfs de dood ervoer een sterk gevoel van medelijden met de jongen en zei: „Maar kijk eens naar je broers niemand is bereid. Veel van hen zijn al zo oud dat ze zelf spoedig zullen sterven. Jij bent te jong, je begrijpt niet wat je weggooit. Denk twee keer voordat je be slist." De jongen antwoordde: 'Ik heb er over nagedacht. Het zijn precies de redenen die u net noemde. Mijn vader heeft hon derd jaar geleefd en is nog altijd niet voldaan: mijn 99 broers heb ben vele jaren geleefd en ook van hen is niemand klaar om te ster ven. Dat is voor mij genoeg be wijs dat bevrediging in dit leven niets met jaren te maken heeft. Ik kan tenminste op deze manier het gevoel van voldoening heb ben dat ik aan een ander, mijn vader, heb gegeven wat hij mij heeft gegeven. Ik geef het leven terug en dat is goed zo'. Hoofd schuddend nam de dood de jon gen mee. Honderd jaar gingen voorbij en opnieuw kwam de dood. Yayati riep uit: „Mijn God, ik ben helemaal vergeten dat je over honderd jaar weer terug zou zijn. Alles is nog niet af." En zo ging het maar door. Toen Yayati 1000 jaar oud was, was de dood tien keer geweest en tien keer had de dan jongste zoon zich op geofferd. Toen de dood voor de elfde keer terugkwam, zei Yayati: „Deze keer... 1 let is allemaal nog' steeds niet af. Maar neem mij nu maar mee, anders blijf ik ande ren die mij dierbaar zijn, aan mij opofferen. Ik schaam me, ik dacht altijd dat hoe meer tijd ik had, hoe bevredigender mijn le ven zou zijn. Maar het heeft blijkbaar weinig met tijd te ma ken." Kortom, als u de volgende keer toch weer veilig thuiskomt, ge bruik het gegeven uitstel dan eens echt om af te maken wat u af kunt maken en om rekening af te leggen van wat u nog niet af heb^ Alleen op die manier kunt u verantwoord weer op reis. RENE DIEKSTRA hoogleraar klinische en gezondheidspsychologie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 37