De eeuwige f*
roem van -
Kees Verkerk
ZATERDAG 23 JANUAR11993
Roem teert doorgaans op de waan
van de dag. Maar er zijn van die
bijzondere figuren die van nature
dat ondefinieerbare in huis hebben om niet
van toepassing te laten zijn wat "voor de
meesten wel opgaat. Kees Verkerk is er zo
een. Het is toch al weer een kleine dertig jaar
geleden dat hij de erepodia op ijspistes be
klom. Maar regelmatig nog wordt hij, bezitter
van Olympisch goud en voormalig wereld- en
Europees kampioen, verzocht zijn gezicht te
laten zien. En dan draaft Kees op, als het
even kan. Tenzij hij al met iemand anders
heeft afgesproken. Want afspraak is bij hem
afspraak, ook al zou hij ergens anders meer
geld kunnen verdienen.
„Nog steeds word ik in een jaar tijd voor
wel 15 dingen gevraagd. Het gebeurt dat ik ja
zeg en vervolgens ga nadenken. Zo ben ik nu
eenmaal. Ik heb nooit een privéleven gehad.
Mijn vrouw kent me niet. Wat zeg ik: ik ken
mezelf niet eens. Ik sta geregeld van mezelf
versteld. Bij mij is de klant- koning. Zo ben ik
ook opgegroeid."
Aanpakken
De ontmoetingplaats heet Tinajo, op het Ca-
narische Eiland Lanzarote waar hij door de
Avro is gevraagd om als hoofdscheidsrechter
het tv-programma Superster binnen het ga
reel van de reglementen te houden.
Een typische autodidact, eentje die alles uit
de praktijk heeft gehaald. Behalve zijn moe
dertaal spreekt hij rad Noors („Ard doet dat
mooier, met getuite mond, daar heb ik geen
tijd voor") en op zijn manier verstaanbaar
Engels en Duits. „Het enige diploma dat ik
bezit is het fietsdiploma, dat verkeersspeldje
dat je op de lagere school kon halen. Maar ik
run in Noorwegen wel met mijn vrouw het
hotel van mijn schoonouwelui. Ik heb nooit
zwemlessen gehad, ik kan het niet eens,
maar ik heb al twee kinderen uit het water
gehaald bij mij voor de deur. Als er wat is, sta
ik vooraan. Zo zit ik nu eenmaal in elkaar.
Dat aanpakken zit er bij mij van kinds af aan
gewoon in. En als alles goed is afgelopen
steek ik een, twee of desnoods drie sigaretten
op, want die spanning of zo'n kind het wel of
niet zal halen gaat je niet in je kouwe kleren
zitten. En na een kwartier of zo gaat mijn
show dan weer gewoon door, want er moet
geld verdiend worden."
De tijd heeft natuurlijk niet stilgestaan. De
ouderdom maakt op z'n vijftigste zichtbaar
aanstalten om de jeugd af te lossen. Zijn
haardos is vergrijsd en lichtelijk onderhevig
aan kaalslag. Maar de pretlichtjes flonkeren
onveranderd uit die slimme oogjes. Hij kletst
nog altijd vijf kwartier in een uur en gooit er
de ene na de andere Witz uit.
Kees houdt er van de lachers op zijn hand
te hebben. Hij is niet anders gewend. Klanten
vermaken, dat heeft hij van huis meegekre
gen. Kees zat al vroeg in de horeca. Als hulp
van zijn vader, kroegbaas van het 'Veerhuis'
in Puttershoek. „Ik kom uit een gezin met vijf
kinderen. Elke vrijdag gingen we de teil in.
Op mijn veertiende liep ik weg van school
Van zijn vader moest Kees bier tappen. In
een weekend stond hij dan al gauw een uur
tje of vijfendertig achter de tap. „Ik heb jaren
passief gerookt. AJs die kerels elkaar moppen
gingen vertellen, als het gezellig werd, staken
ze de ene na de andere op. Eigenlijk ben ik
bij toeval schaatser geworden. Ik kon als jon
gen aardig biljarten, ik fietste veel en ik kon
ook heel leuk voetballen- Ik heb nog in Put
tershoek 1 gespeeld. Je moet bewegen, veel
bewegen. En nou komt het: mijn vader kreeg
hernia. De man heeft veertien maanden op
een plank moeten liggen. Ik kreeg op zekere
dag ook rugpijn van al dat staan, nou man, ik
was als de dood dat ik ook op een plankie
moest gaan liggen. Dus ik ben gaan schaat-
Verkerk meldde zich in 1963 aan de start
van de Zuidhollandse schaatskampioen
schappen bij hem ,om de hoek in 's Graven-
zelden dicht omdat het water wordt verhit
door de Warme Golfstroom. En de dichtstbij
liggende kunstijsbaan ligt op vier uur rijden,
en dan moet je ook nog terug. Hele dag on
derweg, onverantwoord voor een paar rond
jes pootje over. En temporonden maken:
geen haar op z'n hoofd die daar nog aan
denkt. Verkerk heeft een waarschuwing ge
had en die ter harte genomen. In Thialf in
Heerenveen tijdens een sterrengala. „Het
weerzien met de Noren verliep nogal uitbun
dig en daarna gingen we het ijs op om zeven
rondjes te rijden. Ik lag eerst voor, maar na
een paar ronden was iedereen me voorbij. Ik
voelde me niet goed, ik had een vreselijke
pijn in mijn nek. Ik vroeg zelf om een onder
zoek. Wat bleek? Jarenlang had ik mijn kop
bij het schaatsen in een bepaalde houding
gehouden. Daardoor was er te weinig bloed-
voorziening. Ik heb Ieren inzien dat je moet
oppassen dingen te doen die je niet regelma
tig doet."
Moeilijk
Coachen is er trouwens ook niet meer bij.
Ook geen tijd meer voor. Een jaar of zes be
geleidde Verkerk de Zweedse kernploeg, zon
der overigens maar een moment vat te kun
nen krijgen op Tommy Gustafsson. „Ik had
'm eigenlijk niet. Hij is altijd een eenling ge
weest. Het was trouwens moeilijk werken. Er
was geen geld voor een dokter, er was onvol
doende geld voor de groep. Kijk, als je
100.000 piek hebt te verdelen en de helft
daarvan gaat naar één persoon, dan zit er het
een en ander scheef. Ik zou nu alleen nog
met kinderen aan de slag willen. Geef mij ze
vijf jaar en ik maak er wat van."
Schaatsen is in de loop der jaren meer en
meer een sport voor krachtpatsers geworden,
vindt Verkerk. Menige coach doet naar zijn
mening aan kortebaanrijderij als het gaat óm
het verwerven van succes. De techniek wordt
vandaag de dag ondergeschikt gemaakt. Niet
zozeer door de Nederlanders, wel door de
Noren. Neem zo'n Söndraal. En maar stam
pen. Een paar jaar en dan is het voorbij. De
houding "aannemen, zoals hij het deed: Ver
kerk ziet het nog maar zelden. „Het was de
kunst om zo te gaan staan dat de ogen een
lijn zagen tussen het puntje van de neus, de
knie en de teen. Doorglijden en daarna die
rust in de slag inbrengen, dat is het. Zo kun je
het tien jaar volhouden. Wat die Oostduitse
meiden doen, en dan vooral die Kleemann,
heeft niets met schaatsen te maken. Doet me
pijn aan de ogen. Dat is het ijs verkrachten.
Als het aan mij lag, kregen ze strafpunten."
Puttershoekse Kees heeft in Noorwegen
nooit last van heimwee gehad in al die jaren.
Zegt hij. Maar toch. „Er komen niet zo veel
Nederlanders onze kant uit, maar als ze ko
men dan is het toch weer gezellig onder el
kaar. En als die Hollanders dan weer vertrek
ken voel ik me zeker een kwartier niet lek
ker."
Verkerk was Nederlander, is Nederlander
en wordt van z'n leven nooit Noor. Zijn kin
deren zijn ook houders van een Nederlands
paspoort.
„Maar het is voor mij beter geweest dat ik
in Noorwegen ben gaan wonen. Als ik de
zaak van mijn vader had overgenomen, zou
ik nu dood zijn geweest. Want hoe ging het
vroeger iedereen wilde praten met de kam
pioen. Daar heb ik op zich helemaal niks te
gen. Maar ik moet ook van iedereen wat te
drinken nemen. Sterke drank tijdens het
werk gebruik ik niet, da s een principe van
me. Dus nam ik koffie. En zo zoop ik elke dag
wel 15 koppen en dat kan niet goed zijn. Ie
weet natuurlijk nooit wanneer Magere Hein
voor je komt te staan, maar als het eenmaal
zo ver is weet ik dat ik kan terugkijken op een
leven waarin ik veel heb beleefd. Ik heb nu
een gezin in Noorwegen. Vrouw, kinderen,
aanhang. Die mensen kan ik natuurlijk niet
negeren. Maar waren ze er niet geweest, dan
zou ik me laten begraven in Puttershoek."
Een kleine dertig jaar geleden brak bet ijs tassen Kees
Verkerk en het Nederlandse supportersvolk. Een caféwon
uit de Hoekse Waard verwierf zich op de gladde ijzers de
status van idool.
Inmiddels vijftig laa t Verkerk zich met genoegen door
zijn verleden achtervolgen. Nog steeds wordt hij regelma
tig gevraagd om z'n
gezicht te laten zien.
„Ik heb alleen het
fietsdiploma, maar ik
weet me aardig in het
leven te redden."
deel. Cees Jan Kroon en Wim de Graaff reden
daar rond in hun nadagen. De routiniers
werden weggereden op de 5000 meter. „Toen
moest ik naar het Nederlandse kampioen
schap. waar ik vierde werd. Ik met de kern
ploeg mee naar Noorwegen. Dat was wat.
Rudie Liebrechts zat daar in, Arie Zee, Ger-
ben Karstens, Chris Meeuwisse en Peter Not-
tet. Uiteindelijk mocht ik toch niet meedoen
aan het EK, dus ik ging met Nottet terug naar
huis. Nou was 1963 een geweldig strenge
winter. Dus ik reed de ene wedstrijd na de
andere. In Graft, in Broekerhaven. Dat ik in
1964 geheel onverwacht op de Olympische
Winterspelen in Innsbruck de zilveren me
daille heb gepakt komt, ik weet het zeker,
door al die wedstrijden die ik in de benen
had."
Nederland raakte allengs gegrepen door de
potsierlijke waanzin van het Ard-en-Keessie-
tijdperk. Voor de generaties die het allemaal
niet hebben meegemaakt: als eerste zweepte
Verkerk het schaatsvolk langs de ijspiste op
tot extase. Hoe warmbloedig Hollanders kun
nen zijn in de kou, mede door het zij toe
gegeven vuurwater! In de jaren vijftig en
begin jaren zestig hadden mensen als Kees
Broekman, Wim van der Voort, Jan Pesman
en Henk van der Grift dan wel hun verdien
sten gehad, het waren Verkerk en Schenk die
het volk massaal op het schaatsen lieten stor
ten. Ten eerste omdat de tv 'onze jongens' op
de voet volgde. Ten tweede omdat in dit land
een paar kunstijsbanen (Amsterdam, Deven
ter, Heerenveen) waren geopend. En niet het
minst omdat Kees en Ard het volk aanspra
ken. 'Heya, heya', een Scandinavische aan-
moedigingskreet, werd gemakshalve geadop
teerd. „Ik reed op het publiek als ik de 10.000
meter reed. Dan zag ik langs de kant die
staan. En die. En die ook. Op de rondeborden
lette ik pas op het laatst. De ene keer viel het
dan nog mee, de andere keer schrok ik me
bijna een ongeluk hoeveel ronden ik nog
moestrijden."
Drukte
Verkerk was de gebekte, populaire jongen.
Schenk de meer afstandelijke en meer ge
schoolde boerenzoon uit de kop van Noord-
Holland. Verkerk jende en lulde Schenk aan
vankelijk met succes suf. Vriendschap streed
zij aan zij met rivaliteit. Zo tussen 1965 en
1969 regeerde Kees, daarna liet Ard zich niet
langer door verbaal geweld stoppen. „Eigen
lijk was Ard veel sterker dan ik. Toen hij dat
in de gaten kreeg, was er geen houden meer
aan. Tussen Ard en mij is een sportieve
vriendschap ontstaan. We golfen op z'n tijd
met elkaar."
Het is eigenlijk te gek voor woorden, maar
de schaatser Kees Verkerk was een kou
kleum. In het Finse Lahti kwam hem dat met
dertig graden onder nul nog van pas ook.
„De anderen gingen na hun rit in die kouwe
kleedkamer onder een dekentje liggen, ik
sloot me elke keer op in de wc waar het lek
ker warm was. En ik werd wereldkampioen."
Zijn toenmalige coach Anton Huiskes deed
op zijn manier al aan maatschappelijke bege
leiding. „Hij \Toeg: wat ga jij doen als het
straks over is. Ik ga bij mijn vader in het café,
zei ik. Dat was natuurlijk mooi gesproken,
maar er moesten wel diploma's worden ge
haald. Na bemiddeling van de brouwerij
mocht ik versneld examen doen. Kwam ik
daar in Utrecht, vroeg die examinator: zo
meneer Verkerk, hoe gaat het ermee? Ik
dacht: zo Kees, dat zit wel goed, die wil weten
wat een schaatskampioen zoal moet doen.
Dat had ik gedroomd! Wat die kerel wel van
me wilde weten was welk percentage alcohol
in dat en dat drankje zat. Ik keek die kerel
aan alsof ik huppelwater zag branden."
Verkerk meldde zich aan het volgende ta
feltje en daar zat hij oog in oog met de vol
gende examinator.Die vroeg: waar komt de
sherry vandaan? Ja, wist ik veel. Wat interes
seerde mij dat nou?! Het gaat er toch om wat
'Het is voor mij beter geweest dat ik in
Noorwegen ben gaan wonen'
Kees Verkerk op het Canarische eiland Lanzarote: „Ik ben een type van aanpakken, dat zit er nou eenmaal in." foto rienke bosch
er in een fles zit en hoe dat smaakt. Ik vroeg
die vent dus: weet u hoe een schaats er uit
ziet. Hij zette onmiddellijk een groot kruis op
het papier en dat was dat."
In 1969 leerde hij in Noorwegen zijn vrouw
kennen. Zijn tegenwoordige schoonvader,
een sportliefhebber van het zuiverste soort,
nodigde de Nederlandse kernploeg uit voor
een hapje en een drankje. En van het een
kwam het ander. Hij ging uiteindelijk bij zijn
schoonvader in de zaak. Tien uur per etmaal
is Verkerk in touw. Tv-kijken: het komt er zel
den van. Links en rechts verricht hij repara
ties, Verkerk is namelijk nogal handig en dat
komt goed van pas. „Ik ben een type van al
les aanpakken, dat zit er nou eenmaal in. Als
je het moet laten verdienen, kun je net zo
goed meteen je faillissement gaan aanvra
gen."
Er even tussenuit knijpen is er zelden bij.
In het hoogseizoen al helemaal niet. Dan
moet het geld verdiend worden. Zijn vrouw
en hij beheren het bezit van Verkerks
schoonouders, dat een hotel, een restaurant,
hutten, bungalows, een glijbaan, een tennis
baan en een conferentieoord omvat. Vlakbij
ligt 4 kilometer strand, waar de dochter van
Verkerk ijs verkoopt als hét zomert. „De zo
mer begint op 23 juni. op Midderzomernacht
en duurt een week of vijf. Heb je een mooie
zomer, dan pakken we zo een ton of twee.
Maar deze zomer was het niks, in juli was het
al afgelopen."
Niet voor Verkerk. Er is altijd wel wat te
doen. Desnoods zoekt hij het werk op, zo is
hij wel. Klusjesman, ober, entertainer: Ver
kerk is niet voor één gat te vangen. Hij orga
niseert Nederlandse avonden. En dan hijst de
familie Verkerk zich in Markens kostuum en
dan gaat het onvermijdelijk van 'Tulpen uit
Amsterdam'. Of hij laat golfende Japanners 's
avonds laat vanaf een tafel ergens in het hotel
putten. Met deze en gene houdt Verkerk een
praatje, hij tapt bier, moppen en hij kruipt
achter het orgel. Niet dat Verkerk, die ook ac
cordeon en trompet speelt, een noot kan le
zen. Hij gaat op het gehoor af. „Er komen wel
eens van die christelijke Norerj in de zaak. En
dan willen die mensen christelijke liederen
horen. Dan roep ik er een bij me en laat ik
die persoon voorzingen. Ahum, ahum, ahum
of zoiets. En dat speel ik dan na."
Sociale Kwestie
Maar ook Verkerk moet wel klare wijn blijven
schenken. Anders komt hij op de koffie. „Ik
had eens een heel stel gasten aan de tap. En
ik vertelde ze spannende avonturen met ren
dieren, die ik had beleefd in de tijd dat ik in
de kernploeg zat. Ging op een gegeven mo
ment een klant aan de andere kant van de
toog staan en die riep verontwaardigd: hé, je
tapt schuim. Heb ik mijn hele leven onthou
den. To?n was ik even niet die kampioen,
maar gewoon een biertapper die even niet
voldoende aandacht aan het bier besteedde."
Een goeie schaatskampioen wordt geen
miljonair, tot dat inzicht is Verkerk al lang ge
komen. „Ik heb alleen bekers gewonnen,
daar kun je geen brood mee kopen." Maar in
zijn jeugd was kiezen voor sport vooral een
sociale kwestie. Golf en tennis waren voor
een jongen van het platteland, voor een zoon
van een eenvoudige cafébaas niet weggelegd.
„Nu heb je in Puttershoek vier voetbalvelden,
vier tennisbanen en een golfbaan."
Dat mag hij nu graag doen: golfen. Een
kennis vroeg hem z'n sportzaak te openen.
Wat Kees daarvoor wilde hebben, luidde de
vraag. Hij zei: geef me maar een golfsetje.
Handicap 19 heeft hij nu, niet slecht voor een
amateurtje dat tussen de bedrijven door even
een balletje slaat. „Soms doe ik het 's nachts
om vier uur met de koks achter het huis.
Heerlijk. Ook dat sociale contact."
De KNSB deelde indertijd volop in de eufo
rie waaraan zijn prijzenkast hem nog dage
lijks herinnert. Maar denk niet dat Verkerk bij
wijze van dank iets cadeau krijgt. „Ik heb
toch wel het een en ander voor die bond ge
daan, mag ik wel zeggen. Maar toen ik het
EK-schaatsen in Heerenveen wilde bezoeken,
moest ik een half jaar tevoren een kaartje
aanvragen en dat ook nog zelf betalen.
Schaatsen doet hij niet meer, daar is geen
beginnen aan. Het fjord voor zijn deur vriest
Ard en Keessie: een historisch duo
in de Nederlandse staatsge
schiedenis. foto archief