'Ik ben blij dat er nu een eind aan komt' Goed dat er moeilijke collega's zijn Beperking is geen verbetering Cultuur Kunst Helrood en vloeibaar DONDERDAG 31 DECEMBER 1992 .21 Columns en herinneringen Rubinstein net uit n vrienden, f. 39,50 Meulenhoff. 'Perscensuur in Israël is kwestie van stilzwijgende afspraken'. Deze kop in de Volkskrant trok mijn aandacht, omdat ik net de postume bundel Wat vliegt de tijd van Renate Rubinstein had gelezen. Jn haar laatste Tamar- column van 10 november 1990 (veertien dagen voor haar dood) komt de journalistieke censuur over Israël ter sprake. In Antise mitisme, de titel van dit laatste stukje dat ook deze bundel af sluit, komt zij op voor J AA. van Doorn, die naar aanleiding van zijn Israël-kritische stuk in de NRC bij die krant was opge stapt, omdat de hoofdredactie hem 'onbetamelijkheid' had Titel en inhoud van deze co lumn zeggen niet alleen veel over Renate Rubinstein ze laten tevens zien hoe actueel haar co lumns nog altijd zijn en hoe jammer het is dat wij nu in al lerlei kwesties, bij voorbeeld die van de Propia Cures-grap over Leon de Winter, haar mening niet meer kunnen lezen. Als oud-PC-'er zou zij het blad ver dedigd hebben. Of juist De Winter. Want voorspelbaar was zij allerminst en dat maakte haar tot een van de weinige echte columnisten van Neder land. Haar definitie van een goed columnist luidde: „Hij hoort iets te schrijven dat waar is en dat je toch niet op alle voorpagina's gelezen hebt." Rubinstein schreef Renate Rubinstein: voorspelbaar was zij allerminst en dat maakte haar tot een nige echte columnisten van Nederland. FOTO KIPPA de joden, Weinreb, literatuur, echtscheiding. Zij was het die in staatsideologieën, maar ook de jaren zeventig al wees op de over zichzelf; over haar ziekte terreur van Mao in China, wat Israël, v (multiple sclerose) en over haar toen onder linkse intellectuelen absoluut 'ongehoord' was. Het tekent haar eigenzinnigheid. Het pas verschenen Wilde zwa nen van Jung Chang bewijst het gelijk van Rubinstein: „Maar wat ik niet begrijp en wat mij immer zal blijven verbijsteren, die achter dochtig staan tegenover dicta turen, in Nederland gebrand merkt worden als 'rechts'." In dit laatste lijkt zij op Karei van het Reve die al vanaf eind jaren veertig over de slechte kanten van het communisme schreef en pas tijdens de glas nost zijn gelijk kreeg. Al ging het ook hem om de waarheid. Ru binstein was een bewonderaar van Karei van het Reve, die in Herinneringen van vrienden een voorbeeld geeft van haar schrijf kunst dat in algemenere zin als volgt samengevat kan worden: zii is in staat om over de meest afgetrapte clichés een stukje te schrijven dat zo helder en scherpzinnig is, dat het lezing van vele boeken, essays en arti kelen over datzelfde onderwerp overbodig maakt. Er zijn ontroerende (Gerhard Durlacher en Maria Gouds- blom-Oestreicher, Dries van Dantzig, Abram de Swaan) en komisch-realistische (Maarten 't Hart, Aad Nuis, Joop van Tijn) bijdragen in de Herinneringen van vrienden te lezen. Opmer kelijk is het begin van de herin nering van haar zus, de beeld houwster Gerda Rubinstein, die haar stukje begint met 'Sinds 14 oktober 1990 is er geen dag meer zonder dat ik aan Renate denk.' Zus Renate overleed op 24 november! Juist de combinatie van deze twee boeken toont aan hoe authentiek de columns van Ta- mar zijn. Het in memoriam van Joop Goudsblom eindigt met een citaat uit de laatste brief die hij van Renate, de ochtend na haar dood, ontving: „Wat vliegt de tijd! Wat ben ik blij dat daar nu een eind aan komt!" RECENSIE. S AJ. Bernstein en S.C. Rozen, Het brein van de dino saurus. Uitgeverij Scnptum, prijs 34,50 Moeilijke mensen op het werk, wie kent ze niet en wie zou ze niet graag kunnen hanteren. De Amerikaanse or ganisatiepsycholoog Bernstein kent ze óók. Op management-éeminars heeft hij er tallozen meegemaakt, schrijft hij in zijn inleiding op 'Het brein van de dinosaurus', met als lokkende onderti tel 'omgaan met moeilijke mensen op het werk'. Bemstein grijpt terug op de tegen woordig zo populaire notie dat het menselijk brein voor een belangrijk deel 'dierlijk' functioneert. Het leeuwe- deel van zijn tijd heeft de mensheid immers doorgebracht als een soort ko ning der dieren. Pas in de afgelopen paar duizend jaar heeft zich zoiets ont wikkeld als een cultuur, waarmee de mens wat afstand kon nemen van zijn dierlijke instincten. Maar de dinosaurus in ons is er nog steeds, is de kern van Bemsteins ver haal. Onze beschaafde omgangsvor men en gedragsregels maskeren slechts dat we net als vroeger maar drie reacties kennen als we bedreigd wor den: vechten, vluchten en blijven zit ten. Met dat laatste komt" een dier en ook een mens als regel niet ver, zodat eigenlijk alleen vechten of vluch ten overblijven. Maar die primitieve reactie (h)erken- nen we niet van onszelf en/of van an deren, vervolgt Bemstein. Aangezien overleving het centrale motto is in de dierenwereld, verminkt ons 'dino saurusbrein' zakelijke discussies vaak tot gevechten op leven en dood om macht, status en andere dingen die we voor ons sociaal overleven nodig heb ben. Er wordt niet zakelijk gepraat, maar emotioneel onder het mom van zakelijk. Het recept van Bemstein ligt voor de hand: hou het zakelijk. Laat je niet meeslepen in een dinosaurusgevecht, ook al dringt je eigen dinosaurusbrein nog zo aan. Als je tegenstander wil vechten, ga dan niet meedoen maar incasseer desnoods een nederlaag on der het motto dat je deze slag verliest om de oorlog te winnen. Als hij vlucht in de meeste gevallen door het af schuiven van zijn fouten op anderen jaag hem dan niet in een hoek om hem vervolgens af te maken. Op langere ter mijn zal die 'overwinning' weinig ople- Op Bemsteins theorie valt op zich zelf weinig af te dingen. Van de tiental len situaties die hij als voorbeeld schetst, zal iedereen er wel een aantal herkennen. Toch overtuigt hij niet. Waardering en respect van de omge ving zijn een fundamentele behoefte, Jeroen Brouwers kort Karakter in RECENSIE HANS WARREN Jeroen Brouwers Kroniek van een karak ter, 49,90, Privé-domein nr. 183 - De Arbeiderspers, Amsterdam; Bzzlletin 200, 15,-, Bzztóh. Den Haag. Door schrappen worden boe ken bijna altijd beter. Als bij voorbeeld Harry Mulisch 'De ontdekking van de wereld' zes honderd bladzijden minder dik had gemaakt, was misschien een echt goede roman ontstaan. Jeroen Brouwers heeft zijn 'Kro niek van een karakter' aanzien lijk ingekort. Maar dat blijkt nu eens geen verbetering te wezen. In 1987 bundelde Brouwers zijn brieven uit de periode 1976- 1986 in twee omvangrijke boe ken. De correspondentie werd zeer geprezen, vanwege de openhartigheid, de anekdotes, de pikante onthullingen. On danks de lof werd de uitgave van het Vlaamse bedrijf Hade- wijch geen succes, beide delen eindigden in de ramsj. De Arbeiderspers heeft in de reeks 'Privé-domein' 'Kroniek van een karakter' een tweede kans gegeven. In plaats van bij na 850 bladzijden van groot for maat zijn echter nog geen 400 bladzijden van geringere afme tingen overgebleven. Daar kan het alleen maar mooier door worden, zou men denken. Wat dus deze keer niet opgaat. We moeten al te veel missen. Tal van brieven zijn volledig ge schrapt, waardoor de meeste correspondenties niet meer goed ziin te volgen. In tal van gehandnaafde teksten is fors in gegrepen, en wel in zo'n mate dat je niet meer van brieven doch hooguit van notities kunt spreken. Het ongeregelde dat echte correspondentie ken merkt is vaak weggeredigeerd. Menigmaal is zo ingegrepen dat niet een scala aan onderwer pen, maar slechts één thema aan de orde komt. Wie de eerste editie niet kent, zal echter ook aan deze uitgave plezier beleven. Bijvoorbeeld om de uitgesproken visie- over literatuur: „Die meneer A. Al berts schrijft al jaren veel en véél slechter dan pakweg Peter Andriesse, Eelke de Jong en Hester Albach bij elkaar." De somberheid van Brouwers blijft treffen, steeds spreekt hij er zijn spijt over uit voor de literatuur te hebben gekozen. Hij meent zo 'paranoïed, mensenschuw en halfdaaps' te zijn geworden. Tegenstrijdigheid is misschien de opvallendste trek van dit ka rakter. Want die afkeer van het schrijven gaat met grote gedre venheid gepaard. Zoals zijn op rechte streven naar waarheid het vertellen van leugens aller minst uitsluit. Inkeer kan bij hem met overdrijving samen gaan. Dagboek Het zijn omschrijvingen die vast ook zullen gelden voor Brou wers' dagboekaantekeningen die volgend voorjaar onder de titel 'Het is niets' zullen ver schijnen. In het feestelijke twee honderdste nummer van 'Bzzl letin' publiceert hij er al enige aan Ida Gerhardt gewijde noti ties uit. Dat de dichteres verbit terd was over een recensie op haar werk door Kees Fens kan ik me voorstellen. Brouwers legt haar echter ook in de mond: We moeten al te veel missen van Jeroen Brouwers' brieven en onthullingen. FOTO ARCHIEF CPD „Als ik een man was, zou ik meteen naar Zandvoort zijn ge reden om aldaar aan te bellen bij het huis van die meneer Fens. En dan nu, waarde heer, uw jasje uit. Ik kom u op uw va le smoel slaan." Het is nogal wonderlijk dat de waardige Ida Gerhardt zich in deze dagboek bladen ineens de manieren van Jeroen Brouwers aangemeten heeft. „Liever citroen dan manda rijn, ik", vertelt Brouwers ergens in 'Kroniek van een karakter'. Wat weer niet verhindert dat hij intense contacten met een aan tal mandarijnen onderhoudt. Vooral de briefwisseling met de criticus T. van Deel, zoals die in de oude versie te lezen was, bood diens bestrijders heel wat munitie. Het is al gek dat Brou wers met zijn afkeer voor het li teraire bedrijf welbewust de vriendschap zoekt van literato ren. Maar die betrekkingen zelf liggen ook raar: terwijl zij zijn boeken moeten bejubelen, stoot hij hen voortdurend voor het hoofd. Hoe dan ook, dit is de kroniek van een uitzonderlijk karakter. Misschien ligt daar ook de oorzaak van het zeldza me feit dat bij hem beperking tot verslechtering leidt. In een mooie dikke bundel heeft de Arbeiderspers drie eerder verschenen romans van Jeroen Brouwers op nieuw uitgegeven. De ver zameling heet De Indië-ro- mans en omvat Het verzon- kene, Bezonken rood en De zondvloed Tesamen vor men de drie romans een trilogie. Brouwers wil met zi)n ro mans iets anders dan de meeste schrijvers over In- dië. Voor hem is er geen herinnering, heimwee of verlangen naar het tropi sche, geheimzinnige land met de blauwe luchten, de overweldigende natuur en het exotische Maleis, maar wel naar de gelukzaligheid en de vergetelheid van zijn eigen jeugd. Het 'Indische' is in deze romans iets dat zich steeds met geweld bin nendringt, niet iets dat er als vanzelfsprekend in thuishoort Brouwers is bijzonder sterk in het beeldend be schrijven van het kleine. Zoals hij beschrijft hoe de Chinees de haan op het In dische erf slachtte, dat is de beschrijving van een moord: „Met één haal van zijn mes scheidde de Chi nees de kop van de haan van de rest van de haan. In het gehalveerde strotje zat nog een kreetfragment dat niet meer hoorbaar, maar zichtbaar werd: helrood en vloeibaar." Jeroen Brouwers, De In- dië-romans (Het verzonke- ne, Bezonken rood en De zondvloed). Uitg. De Ar beiderspers, 1992. Prijs WILFRED SIMONS en arbeid is in onze maatschappij daarvoor een van de meestbepalende factoren. Zolang dat zo is, zullen men sen bereid zijn om hun positie op het werk met hand en tand te verdedigen. En zal er van rationeel denken en han delen weinig sprake zijn zodra hun po sitie terecht of niet onder vuur ligt. Is dat los van het feit dat het on vermijdelijk is alleen maar negatief? Nee. Want die gehechtheid aan het werk is óók de reden waarom mensen bereid zijn hard te werken. En het is óók de brandstof waarop bedrijven draaien. Bovendien: zou het niet vrese lijk saai worden als we alleen nog maar rationeel op elkaar zouden reageren? Jos Brink Wie zich tranen lacht om de grollen en grappen makende Jos Brink kan zich moeilijk voorstellen dat deze veelzijdige theater- en televisieartiest een andere kant heeft: die van een heel gevoelig en meelevend pastor. Vanuit deze discipline probeert hij het leven en het evangelie van Jezus Christus ge stalte te geven door zijn lijden de medemens tot steun te zijn. Hierdoor gedreven heeft hij ver scheidene publikaties het licht doen zien; de jongste daarvan draagt als titel 'Sieckentroost', een Oudhollands woord voor een verzameling aanwijzingen voor zieken achterin vroegere bijbels en psalmboeken. Brinks bundeltje bevat een twintigtal mini-preken, waarin hij allerlei aspecten van het ziek zijn beschrijft. Hij doet dat met een groot inlevingsvermogen en een warmte die wel troosten móet. Moeilijke levensvragen gaat hij daarbij niet uit de weg, zoals net farizeïsche verband tussen zonde en ziekte en de aloude en nog steeds actuele waarom-vraag. Deze vraag kop pelt hij aan de ervaring van de vrome en oh zo beproefde Job. Dat lijkt nogal obligaat, maar de mening die Brink vanuit dit ver haal geeft, is bemoedigend: 'Het waaróm van het lijden wordt niet uitgelegd, omdat het niet duidelijk gemaakt kón worden. Ook niet door God zelf. Omdat ons lijden zijn wil niet is.' En even verder 'God zegt nooit: daórom! Hij draagt geen oplos sing aan, maar rust.' Brink is een weldadig troos ter. Maar Brink zou Brink niet zijn als hij zijn teksten niet zou 'verluchtigen' met humorvolle anekdotes, geput uit eigen erva ringen van ziek zijn en zieken huis. Trouwens, heeft de Schot se essayist Thomas Carlyle niet gezegd: 'Het wezen van humor is gevoel; warm, teder medege voel met alle vormen van be staan.' Zo gezien ligt de andere kant van Jos Brink niet zo héél ver af van de manier waarop hij zich als artiest manifesteert. Jos Brink, Sieckentroost Uit geverij J.H. Kok, Kampen. Prijs: 16,90. HANS BOS Losse Nummers Losse Nummers heette Freek de Jonge's laatste theatervoorstel ling en Losse Nummers heet ook zijn boek. Het is echter geen weerslag van die voorstel ling alleen, maar een verzame ling nummers uit zijn meest re cente voorstellingen, De Goeroe en de Dissident, De Pretentie, De Volgende en Losse num mers. Verder zijn het teksten uit incidentele gelegenheden als radioprogramma's en lezingen. In de summiere verantwoor ding spreekt de schrijver de twijfel uit die hij had over de noodzaak van bundeling. Uit eindelijk komt hij tot de conclu sie dat alles wat gebundeld wordt in ieder geval een keer uitgesproken moet zijn. Eén zo'n uitgeproken uitspraak van De Jonge is: „Als mijn vader door de week een jacquet droeg had hij een begrafenis. Zijn vas te grap was dat de begrafenis ondernemer tegen hem zei: 'Dominee, ik heb het van de week zo druk gehad, ik heb twee lijken moeten laten lo pen'." Losse nummers is een goed doordachte weerslag op papier van theatraal gebracht werk. Freek de Jonge Losse Num mers, uitg. De Harmonie f.24,50 JAN PIETERSE Draaiertje In de Spookschrijver schetst Henk van Gelder (cabaret-re censent van NRC) een beeld van de begaafde tekstschrijver Jacques van Tol (1897-1969). Deze leverde teksten aan Louis Davids, Snip en Snap, Lou Ban dy, Wim Sonneveld en heel veel anderen. Van Tol deed voor de oorlog volledig afstand van zijn werk, als hij zijn geld maar kreeg. Ook tijdens de oorlog schreef Jacques van Tol. Eerst anti-se- mitische teksten voor het radio cabaret. Later, in het laatste oorlogsjaar teksten voor een il legaal krantje. Een draaiertje dus die Van Tol, maar minstens zo hypocriet was de amuse mentswereld in die tijd. Die maakt gretig gebruik van zijn teksten zonder dat te vermel den. Na de oorlog werd Van Tol gevangen gezet, maar ook in de gevangenis wisten veel cabare tiers hem te vinden voor tekst materiaal. Henk van Gelder geeft een boeiend beeld van de ze talentvolle, maar moeilijk te doorgronden tekstschrijver. Henk van Gelder De Spook schrijver, over Jacques van Tol Uitg. Amber f27,50. J.P. Olieman Een logisch vervolg op De Spookschrijver, over het leven van Jacques van Tol, is een bun deling van diens liedteksten. In De Olieman en andere liedjes geeft Henk van Gelder een over zicht van het werk van Van Tol. Het noemen van enkels titels zegt voldoende: Als op het Leidscheplein de lichtjes weer branden gaan; Hoe je heette ben ik vergeten; Jans Pommerans uit Nieuwerschans; Naar de Bollen; De voetbalpool i>an Ome Thijs. Van Gelder heeft zich beperkt tot de teksten waarvan hij zeker wist dat ze van de hand van Van Tol waren. Er is zeker meer werk maar om verschillende re denen is het niet mogelijk dat hard te maken. Voor de oorlog liet Van Tol zich voor zijn werk het liefst meteen betalen. Daar bij deed hij afstand van het au teursrecht. Na de oorlog was de naam van de schrijver zo be smet dat hij gedoemd was te schrijven onder verschillende pseudoniemen. Het siert Van Gelder dat hij de anti-semitische teksten van Van Tol niet in deze bundeling heeft opgenomen. Hij had daar al melding van gemaakt in De Spookschrijver. Zwarte bladzij den uit de geschiedenis zijn nu eenmaal moeilijk te lezen. Zeker in de wetenschap dat die ge schiedenis zich herhalen kan. Henk van Gelder De Olieman en andere liedjes, teksten van Jacques van Tol. Uitg. Amber 25. De Afrikaanse cabaretier Pieter- Dirk Uys. ARCHIEFFOTO CPD/LEX VAN ROSSEN Cabaretier Jezus in Johannesburg bevat re cente theaterteksten van de strijdbare Zuid- Afrikaanse ca baretier Pieter-Dirk Uys. Na elf jaar theater maken heeft hij be sloten voorlopig niet meer op te treden. „Ik heb zesduizend uur alleen op het podium gestaan, zo lang is zelfs Mandela niet al leen geweest." Momenteel richt Uys zich op het schrijven van een roman en maakt hij een video, zodat zijn mening toch niet ongehoord blijft. In Jezus in Johannesburg ko men we verschillende creaties van Uys tegen, zoals Evita Be- zuidenhout, Premier Major en de beide Botha's, P.W. en Pik. Het gemis aan visuele uitbeel ding van de personages wordt gecompenseerd door puntige hoofdstukken. De hoogtepun ten zijn verzameld in korte ver halen en schetsen die satires ge noemd worden. Jezus In Johannesburg - Pleter Dirk Uys. Uitg. Amber 22,50. J.P.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1992 | | pagina 21