Kunsthandel
is als een
tennispartij
U
DONDERDAG 24 DECEMBER 1992
Een karakteristieke opname van
Tom Okker. De foto dateert uit
1975. foto archief
Tom Okker: van Fibak tot Corneille
Tom Okker als winnaar van de open Neder
landse kampioenschappen 1970 in Hilversum,
waar prinses Beatrix de beker uitreikte. Okker
deed wat terug: hij gaf de prinses het boekje
'Tennis met Tom'. foto archief
Een foto uit de oude doos. Tom Okker als 17-jarige voor
zijn prijzenkast. foto archief
Hp|H ij kijkt de bezoeker een beetje
H g« vreemd aan. Vooral als die ook nog
Bi zijn naam weet te produceren.
Staand te midden van her en der verspreide
schilderijen die zijn 'Jaski An Gallery* een
chaotische aanblik geven, doet de voormalige
tennistopper Tom Okker moeite zich de af
spraak voor de geest te halen. Het lukt hem
niet echt. „Hmmm.... vooruit maar. Maar ik
moet eerst even wat Comeilles naar de over
kant brengen." Nee, het gaat hier niet om de
familie Corneille die door Okker geholpen
wordt met oversteken. Het is de bedoeling
dat enkele zeefdrukken van de begenadigde
kunstenaar verhuizen van magazijn naar ex
positieruimte.
Met een 'Corneille' in je hand een drukke
Amsterdamse winkelstraat oversteken. Je
moet het maar durven. Tom Okker houdt wel
van uitdagingen. Niet voor niets luidde zijn
bijnaam Flying Dutchman. Zijn snelheid op
de tennisbaan komt hem nu ook goed van
pas. Behendig manoeuvreert de galerie-eige
naar de kunstwerken langs de auto's die deze
middag de Nieuwe Spiegelstraat in Amster
dam doorkruisen.
Bedenkingen
Eenmaal terug kijkt Okker wat schuw om
zich heen. Het liefst zou hij de rest van de
dag bezig blijven met het bedienen van de
'Comeille-veerpont'. ,,Ik heb in het verleden
wat nare ervaringen met journalisten gehad,
ik zag m'n woorden altijd verdraaid terug in
de kranten. Dus ben ik voorzichtiger gewor
den. De Nederlandse journalisten wisten heel
weinig van tennis. Ze volgden het ook bijna
niet. Alleen op Wimbledon kwam je ze tegen.
Nukkig en hooghartig, zo omschreven ze me.
Maar ik was nu eenmaal geen ratel. Dat ging
Willem Duys veel beter af. Maar ik tenniste
dan weer iets beter."
Goed, afspraak is afspraak. Met enige te
genzin neemt hij plaats op het enige meubel
stuk dat niet door Corneille blijkt te zijn ont
worpen: een Jan des Bouvrie-bankstel. De
racket-kunstenaar van toen zit nu echt in de
kunst. „Mijn jarenlange dubbelspelpartner
Wojtek Fibak heeft me warm gemaakt voor
kunst. We reisden de hele wereld af en overal
waar we kwamen, keken we goed rond en
kochten we wat. In het begin verzamelde ik
het alleen, sinds vijf jaar handel ik er ook in.
Het is net een tennispartij. Als je wint verdien
je meer. Zo'n voldoening bestaat er ook in de
kunsthandel. Een kunststuk met winst verko
pen geeft hetzelfde effect."
Tom Okker, galariehouder te Amsterdam.
Stoïcijns
Het gesprek valt stil. Okker laat zijn blik rus
ten op de maagdelijk witte muur achter de
bezoeker. Hij telt in gedachten hoeveel Com
eilles daar zouden kunnen hangen. Dan
komt hij terug in de werkelijkheid. „Sorry
hoor, maar praten is nooit m'n hobby ge
weest", excuseert hij zich. „Ik heb weinig trek
om m'n diepste zieleroerselen bloot te geven.
Spraakmakend in die zin ben ik nooit ge
weest."
Die eer was weggelegd voor andere tennis
sers. Wat te denken bij voorbeeld van de
Amerikaan Norris Williams, die in 1912 de
ramp met de Titanic overleefde door zich
meer dan een uur drijvende te houden in het
ijskoude water. Wat voor hem geen beletsel
vormde om in 1920 de titel op Wimbledon te
pakken. Of van Ille Nastase, de clown uit
Roemenië, die zijn magistrale tennis lardeer
de met practical jokes. „Het publiek kon het
meestal wel waarderen, ik had het er wel
eens moeilijk mee. Vooral ook omdat de um
pires nooit tegen hem optraden. Omdat hij
de lieveling van het publiek was, bescherm
den ze hem. Nu zou hij boete na boete krij
gen."
Okker kreeg nooit een boete. Okker liet zijn
racket spreken en liet zich door niets of nie
mand afleiden op de baan. Zelfs toen een
partij tegen Tony Roche in Australië werd
stilgelegd om het publiek de gelegenheid te
geven te luisteren naar het live-radioverslag
van de paardenrace
om de Melbourne
Cup, een paarden
race waar bijna
soon van Richard Krajicek eindelijk een
troonpretendent. De eerste sinds..., ja sinds
wie eigenlijk? Okker pijnigt zich de hersenen
maar weet het ook niet. „ik denk dat ik de
enige was die de mentaliteit voor de top be
zat. De Nederlandse 'vedetten' rommelden
wat, waren tevreden met een autootje, maar
hadden verder geen ambities. Logisch dus
dat er niemand doorbrak. Ik stelde mezelf
wel steeds een doel voor ogen.
Waardig
Hoewel Krajiceks enige overeenkomst met
zijn illustere voorganger de spelsoort waarin
hij uitblinkt lijkt te zijn, vindt Okker de jeug
dige Hagenaar een waardige opvolger. „Ik
denk dat hij het ver gaat schoppen. En het is
zelfs niet ondenkbaar dat hij ook de topdrie
binnenrolt." En dan zal Okkers naam echt in
de vergetelheid raken.- „Ach, de jeugd weet
nu al nauwelijks van mijn bestaan af. Veel
veranderen zal er echt niet."
'De gesmeerde bliksem op rubberzolen',
zoals hij in z'n glorietijd in de Engelse pers
werd omschreven, vindt het interview welle
tjes. Te meer daar zich in de galerie een
kunstkennerig duo heeft gemeld. Zijn mond
zegt nog 'tot ziens', zijn ogen staan al weer
op Corneille.
je later de partij in zijn voordeel. „Ik kon me
altijd heel goed afsluiten op het court."
Momenteel volgt hij het tennis van een af
standje. Hij zit nog in de organisatie van het
Daktimo-toernooi in Mook waar de toppers
van toen jaarlijks te bewonderen zijn. „Vol
gend jaar komen Borg, Connors en Nastase
langs", klinkt het vergenoegzaamd. Verder is
Okker altijd te porren voor een tennis-clinic
of een demonstratiepartijtje. Hoewel hij
ogenschijnlijk geen spat veranderd is en nog
altijd door het leven kan als een jeugdig af
treksel van James Caan, gaan de jaren (48)
toch tellen. „Ik ben niet zo fit meer, ik doe ei
genlijk te weinig."
Verdiensten
Dat was in z'n glorietijd wel anders. Omdat
hij geen trainingsbeest was, speelde Okker
aan de lopende band partijen. „Spelen was
voor mij de beste training." En het leverde
hem flink wat op. Hoewel de bedragen van
toen schril afsteken tegen de tonnen van nu.
Waar Okker een jaar over moest doen, kan
een toptennisser tegenwoordig al verdienen
als hij in de eerste ronde uitgeschakeld
wordt. „Die jongens die onlangs in München
na één ronde er uitlagen, kregen 100.000 dol
lar mee voor de moeite. Twintig jaar geleden
moest ik het met 60.000 dollar doen over een
heel jaar."
Een andere anekdote ontlokt zelfs een
schaterlach bij Okker. Hij herinnert zich een
toernooi in Ahoy' (Okker: „Ik was niet zo
vaak in eigen land te bewonderen. Zelfs bij
een Davis-Cup-wedstrijd viel voor mij weing
eer te behalen. Daarvoor had je namelijk
twéé goede spelers nodig.") waar hij tijdens
reclame
Gerard de Lange. „Ik kreeg van die man tien
duizend gulden om een week lang met zijn
naam op m'n borst te lopen. En z'n naam
stond ook heel groot op m'n handdoek. Dus
je begrijpt dat ik me daar heel uitgebreid mee
ging afdrogen. Nou, dat pikten ze niet bij de
organisatie. Een mannetje daalde zelfs van de
tribunes af om die handdoek uit m'n handen
te trekken, ha, ha. En die kerel ging me toch
een stampij maken... Ten slotte kwamen we
overeen dat ik de handdoek zou gebruiken
alsof het een gewone handdoek betrof. Onge
looflijk, toch."
„De sponsor vond die commotie natuurlijk
schitterend. Want al die ophef die de organi
satie er over maakte kreeg natuurlijk een ave
rechts effect. De kranten stonden er vol mee.
Ik ontving van De Lange zelfs nog een bonus
van 2500 gulden. En dat was in die tijd toch
meegenomen."
Oldcer doet het voorkomen alsof hij elke
gulden moest omdraaien, maar echt medelij
den hoeven we met de vijfvoudig Nederlands
kampioen niet te hebben. De man die in
1944 geboren werd in Amsterdam maar al
vroeg verhuisde naar Haarlem, had zijn
schaapjes snel op het droge. Hij was amper
prof (in '69) of hij tekende al een contract bij
Lamar Hunt, de voorzitter van de WTC, de
World Championship Tennis. Het leverde
Okker in vier jaar tijd 725.000 gulden op, een
zelfs voor deze tijd aardig bedrag. Vijf jaar la
ter zette hij een handtekening onder een
vierjarig miljoenencontract voor een Ameri
kaans stedentoernooi.
Niet voor niets verhuisde het gezin Okker
eind jaren zestig naar het
Zwitserse Engelberg. „Beide
klimaten (weer en belasting
red.) spraken me erg aan.
Zowel 's winters als in de
het daar heerlijk
En nog steeds ei
genlijk. Met kerst zit ik er
En hij kan met een gerust
hart met vakantie want
'tenniskoning' Okker
heeft in de per-
In menig tennisverslag duikt tegenwoordig de zinsnede 'sinds
Tom Okker' op. Om de prestaties van de nieuwe tennisster
Richard Kraiicek meer cachet te geven, wordt steeds meer
teruggegrepen naar de prestaties van zijn illustere voorganger
Tom Okker. Want voor het eerst 'sinds Tom Okker'heeft
Nederland weer een speler in de mondiale toptien.
De oud-Haarlemmer leidt nog op punten. Waar Krajicek tot nu
toe niet verder kwam dan een halve finale van een Grand-Slam-
toernooi (begin dit jaar in Australië), schopte Okker hst tot de
finale van het US Open en de halve finales van Wimbledon en
Roland Garros. De nu 48-jarige kunstverzamelaar-handelaar
schaarde zich zelfs even onder de beste drie racket-specialisten
van de wereld. Achter Rod Laver en Arthur Ashe, de man die
hem de voet dwarszette in de finale van Forest Hills de
voorloper van Flushing Meadownam hij in 1968 de derde
plaats in.
Vijf keer Nederlands kampioen, sportman van het jaar, 7 jaar
lang (van '68-'75) in de toptien van de wereld, 27
toernooizeges, 78 dubbelspelzeges (nog steeds een record),
wereldkampioen dubbelspel met partner Wojtek Fibak, zijn
erelijst lijkt oneindig. Diezelfde Fibak maakte hem 'kunst-
minded'. Vijfjaar geleden begon Okker in hartje Amsterdam een
galerie.