Kinderherinneringen aan Kerstmis
- DONDERDAG 24 DECEMBER 1992
Ik heb een kerstboom altijd iets
prachtigs gevonden. Wij tuigden
die niet zelf op, maar mijn moe
der deed dat, in het geheim, ach
ter gesloten deuren. Als ze dan
'ja!' riep en je mocht binnenko
men, zag je meteen de boom in
zijn volle glorie, een schittering
van zilver in een donkere ka
mer... Had u dat ook, dat je die
'versierselen' (ook weer zo'n rit
selend woord) met het begrip
'zilver' verbond? Er zat natuurlijk
ook goud tussen, maar dat nam
niet weg dat zo'n boom toch een
'zilverachtige' indruk maakte.
Niemand van de kinderen zei
wat. We stonden allemaal ver
stomd te kijken, in een heilige
verbijstering.
Wat zie je veel als kind! Je zag bij
voorbeeld het vertederd meele
ven van de volwassenen met die
kinderlijke verrukking aan de
korte betekenisvolle blikken die
ze elkaar toewierpen en om hun
een genoegen te doen zei je dan
nog één zacht 'o!' erbij, hoewel je
dat al niet meer meende en dan
volgde er een kleine inwendige
verlegenheid om dit bedrog, dat
blijkbaar door die alles wetende
grote mensen niet doorzien
werd. Je zag ook dat kerstversie
ringen geen bepaalde voorstel
ling of afbeelding nastreefden,
maar uit zuiver geometrische
vlakken waren opgebouwd zoals
spiralen en konisch gevormde
bollen; en deze eerste aanraking
met wat later abstracte kunst ge
noemd zou worden gaf een ge
voel van ontruktheid aan de ge
wone werkelijkheid, die speciaal
bij Kerstmis hoorde en waarin de
glazen engel in het topje van de
boom een intieme verademing
bracht, want die was gewoon
zichzelf.
Het kerststalletje aan de voet van
de boom liet ook een volledige
herkenning toe. Alles daarin was
veilig en vertrouwd, want dat
hadden we daar zelf allemaal
mogen neerzetten. Je haalde die
beeldjes al een week vóór kerst
avond uit een spanen doos en
trok de bekende figuurtjes een
voor een uit de houtwol, waarin
ze een vol jaar hadden liggen
wachten. Ik werd altijd weer op
nieuw getroffen door de hemelse
glimlach van Maria en Jozef, die
toch een bijzonder saai jaar ach
ter de rug hadden, en de volhar
ding van de herders, die met uit
gestrekte armen naar iets wezen
dat ze al die tijd niet gezien had
den. Het was bij ons niet de ge
woonte dat alle beeldjes tegelijk
werden neergezet. Zo wachtte
men met de drie koningen tot né
Kerstmis; ze bleven tot 3 januari
in de houtwol liggen en dat is
lang, als alle andere deelnemers
reeds een volle week ter plaatse
zijn. Het kind zelf werd pas op
kerstavond in de 'kribbe' gelegd
en ik herinner me de opluchting
die dit gaf, omdat negen dagen
lang de herders elkaar driftig ge
wezen hadden op iets dat er he
lemaal niet was. Ook Maria en
Jozef, die met uitgespreide ar
men zinloos stonden te bewon
deren, kwamen nu pas goed tot
hun recht. De enige die niet van
het uitstel te lijden hadden, wa
ren de os, de ezel en de zeven
schapen, want die beesten wis
ten van niets en deden maar wat.
De beeldjes waren alle zeer
goedkoop uitgevoerd, en in het
bijzonder herinner ik mij dat de
blosjes op hun wangen afwisse
lend te hoog of te laag waren
aangebracht, terwijl ook de ge
verfde pupillen iets naast de
ogen stonden afgedrukt. Ik weet
nog dat juist die slordigheid in
hun afwerking een diepe indnik
op mij maakte, alsof die achte
loosheid te kennen gaf dat het al
lemaal waar gebeurd was en
men dus de moeite niet geno
men had om het ook waar te la
ten lijken.
Boven in het stalletje hing ook
weer een kleine engel, die een
doekje vasthield. Van die engel
heb ik veel gehouden. Ik dacht
elk jaar opnieuw: wat moet het
heerlijk zijn om dit te mogen
doen. Het benijdenswaardige
van zijn positie zat hierin, dat hij
de enige was die iets deed De
anderen stonden allemaal in een
versteende extase te bewonderen
en hoewel ik daar ook gaarne toe
bereid was, leek mij die bezig
heid toch minder aantrekkelijk
dan het praktisch werkzaam zijn
van die engel, die tenminste wat
uitvoerde. Ik verkeerde namelijk
in de mening dat het doekje be
trekking had op het verschonen
van het kind en dat dit vanuit de
hemel behartigd werd, omdat
Maria met zulke zaken niet kon
worden lastig gevallen. Deze zeer
fijne attentie, door een speciale
engel uitgevoerd, vervulde mij
met een diepe voldoening. De
behuizing mocht dan wat primi
tief zijn, niettemin werd toch een
met een Latijnse tekst bedrukte
luier naar beneden gezonden,
telkens als men daarboven zag
dat het weer de hoogste tijd was.
(Uit de bundel 'De laatste knal en
andere feestverhalenuitgeverij
Amber, Amsterdam, 1992).
EINDREDAKTIE: PETER HEERKENS VORMGEVING: MARCO KROES
et kerstfeest werd bij
H ons thuis heel sober,
H maar ook heel innig ge
vierd. Van cadeautjes was eigen
lijk geen sprake. Er hing tussen
de andere versierselen wel eens
een miniem kransje van suiker of
chocolade aan de kerstboom,
maar dit eraf te halen en dan op
te eten was een daad die als hei
ligschennend beschouwd
werd. Pas als de boom be
gon uit te vallen (wat je
kon versnellen door
een sprongetje te ma
ken, waardoor er een
regen dorre naaldjes
naar beneden ritselde)
mocht je zo'n kransje
opeten, maar je deed
dat toch niet. Je be-
waarde het in een
doosje en keek er af en
toe naar. Zo tegen Pasen,
als de geur van Kerstmis he
lemaal verwaaid was, werkte
je het steels en niet zonder
een licht schuldgevoel naar
binnen. Het smaakte ranzig
en dit versterkte het ver
moeden dat je met iets ver
keerds bezig was.