'Je zou als man een tweelingzuster moeten hebben' ZATERD BIJVOEGSEL EINDREDACTIE: WILLEM SCHRAMA ZATERDAG 19 DECEMBER 1992 VORMGEVING: FRED VAN GELDEREN MARCO KROES RUUD VPGELESANG Wat een rustig en beschaafd mens, die Mémien Holboog. Hoe ze lichtelijk verwonderd de camera inkijkt en 'Dahag!' zegt, met die mooie, gevoileerde stem. Ja, dan waait er toch wel even een warm briesje langs het mannenhart. Meer heren zijn gecharmeerd geraakt van Mémien. Wat heet gecharmeerd! Wim de Bie, uit wiens brein de ethica Mémien Holboog is voortgekomen, is wanhopig verliefd geworden op zijn eigen creatie. In zijn roman 'De liefste van de buis', die onlangs bij uitgeverij De Harmonie is verschenen, doet hij verslag van een vurige liefdesaffaire, die helaas, helaas, slecht afloopt. Cees van Hoore sprak met De Bie over zijn 'amour fou', over travestie in het algemeen, over 'Keek op de Week' en over het 'aftapen' van illegalen. Wim de Bie verklaart in roman liefde aan Mémien Holboog Wim de Bie als Mémien Holboog. „Zou Ik er ook zo hebben uitgezien als vrouw?" foto roel b Wim de Bie: „Ik ben een acteur die zijn werk doet. Ik vind het niks bijzonders om me in vrouwenkleren te hullen." foto monique baan CEES VAN HOORE Wim de Bie ziet er patent uit. "Hij draagt een mooi, wijn rood jasje en daaronder een met smaak uitgezocht overhemd. De kleur van zijn broek, nee, de broek in het geheel, staat ons niet meer zo bij. Hij droeg toch wel een broek? Of was het een rok? Ach natuurlijk niet! Maar misschien is onze twijfel in dezen wel tekenend voor ons gespreksonderwerp, dat nogal tweeslachtig is. We gaan het hebben over de ethica Mé mien Holboog, over wie De Bie in zijn roman 'De liefste van de buis' in adorerende be woordingen schrijft. De Bie, de geestelijke va der van Mémien, koopt op een zeker mo ment zelfs een liefdesnestje voor de geliefde afsplitsing van zichzelf. En terwijl zij in dat peperdure appartement nipt aan de witte wijn, vliegen de koosnaampjes haar om de oren. De ethica mag zelfs gebruik maken van De Bies eigen werkhut in de tuin. En vanuit die tuin wordt zij door een videocamera naast de pereboom geobserveerd. Wim de Bie poseert gewillig voor onze fo tografe. Hij verontschuldigt zich. Hij moet nog 'een beetje warm lopen'. Waarom speciaal Mémien Holboog? „Van de honderden typetjes die je speelt, zijn er maar een paar waarvan je zelf schrikt. Waarvan je even denkt: ben ik dat? Een voor beeld is Dirk, die zwerver. Toen ik die voor het eerst op het scherm zag, schrok ik. Om dat er in hem iets van mijn eigen persoonlijk heid opflitste, even maar, zoals een straaltje zon eventjes opflitst in een scherf. Met Mé mien Holboog had ik dat ook. Ik vroeg me af: zou ik er zo hebben uitgezien als vrouw? Ik dacht: ik bèn het, maar ik ben het niet. Als je zo veel rolletjes speelt, ga je je afvra gen: hoe zou ik er uitzien als vrouw? Dat heb ben wel meer mensen. Het is natuurlijk ide aal als je als man een tweelingzuster zou hebben. Dan weet je het meteen. De kunstenaar die verliefd wordt op zijn ei gen schepping, de beeldhouwer die verliefd wordt op zijn beeld het is een oeroud the ma. Het Pygmalion-idee. Maar er zit ook iets narcistisch in. Alleen ziet de ikfiguur in mijn boek zichzelf niet weerspiegeld in een vijver maar op het beeldscherm. En dan ook nog eens in de persoon van een vrouw. Maar ik zeg met nadruk: ik ben een acteur die zijn werk doet. Ik vind het niks bijzonders om me in vrouwenkleren te hullen." Voorin je boek gebruik je als motto dit citaat van Robert Musil: '...en de grote, meedogenlo ze liefdespassies houden er allemaal verband mee dat een mens zich verbeeldt dat zijn ge heimste Ik hem vanachter de gordijnen van andermans ogen begluurt'. Waarom juist dit citaat? „Dat is moeilijk uit te leggen, maar ik zal het proberen. Stel: jij bent verliefd op ie mand, maar die persoon is niet verliefd op jou. Hoe komt het dan dat je toch zo veel in die vrouw ziet? Dat komt doordat ze iets heeft te maken met je persoonlijkheid. Ze is jou een beetje en om die reden wil je haar hebben. Uit héér ogen kijkt iets van jezelf jou aan. Tijdens het schrijven sloeg ik bij toeval 'Een liefde aan de andere kant van de streep' op. Musil beschrijft daarin de liefde tussen een broer en een zuster. Een incestueuze ver houding die heel ver gaat. Zo ver ga ik niet. Maar mezelf begluren als vrouw, dat vond ik een mooi en aantrekkelijk beeld. De ikfiguur wordt verliefd op zijn ei gen creatie. Een onmogelijke liefde. En daar om misschien juist zo hevig. Maar het uit gangspunt voor dit boek is geweest: kan er een liefde bestaan tussen een man en een vrouw die alleen maar op het scherm bestaat. Een vrouw die bovendien ook nog eens uit die man is ontstaan. Om het wat algemener te maken: ik denk dat het op iedereen nog steeds een merk waardig effect heeft als hij zichzelf terugziet op het scherm of op de videorecorder. Dat ef fect speelde al bij de eerste bandrecorders in de jaren vijftig. Iedereen vraagt zich af: ben ik dat? Na vijfentwintig jaar ben ik heel erg ge wend aan mezelf op de televisie. Maar het blijft merkwaardig. Het lijkt alsof je altijd een rol speelt, ook al ben je dan geen type maar jezelf. Ik weet hoe ik beweeg, maar ik kijk daar nog steeds met verbazing naar. ledereen gaat toch op de punt van zijn stoel zitten als hij zichzelf op de video ziet. Of ze schrikken zich dood en slaan hun handen voor hun mond. Ah, zie ik er zo uit!? Wat zit mijn haar raar! Je moet eens kijken naar winkels die buiten van die beeldschermen hebben waar op de mensen zichzelf kunnen zien lopen. Vijf van de tien mensen gaan terug om zich zelf nog eens voorbij te zien komen." De hoofdpersoon in het boek gaat erg ver in zijn verliefdheid. Hij koopt een appartement voor Mémien, hij schrijft haar de ene liefdes brief na de andere. De komisch-satirische toon ligt er niet erg dik bovenop? „Vooral het einde van het boek is ironisch. Als Mémien van de ikfiguur eist dat hij een geslachtsverandering ondergaat, zodat ze he lemaal op zichzelf zal kunnen staan. Een boek dat bij voorbaat komisch en satirisch is, vind ik irritant, dus de toon in die liefdesbrie ven is aan de serieuze kant, ja. Een beetje tra gische man wel, die ikfiguur, als je het mij vraagt. Maar het is al met al toch ook een parodie. Ik wist dat dat boek over Maarten 't Hart er aan kwam. Travestie is aan de orde van de dag, op elke straathoek, in elke discotheek, kom je travestieten tegen. Het is heel gewoon geworden. Ik vind 't Hart er trouwens niet goed uit zien als vrouw. Hij maakt zich slecht op. Ik heb het hem zien doen in een documentaire. Hij nam de lippenstift en drukte die tegen zijn lippen, niet elegant, heel knullig. Een vrouw penseelt haar lippen, 't Hart liet zien dat hij nog nooit in het echt een vrouw haar lippen heeft zien stiften. En als je naar de ogen van 't Hart kijkt, o, die zijn zo slordig opgemaakt. Maar misschien wil hij wel een derderangstravestiet spelen. Misschien is dat zijn kick. Misschien wil hij zichzelf door die vrouw heen blijven zien. Ik denk altijd: éls je het doet, doe het dan zo mooi mogelijk." Zou u ooit als Mémien Holboog over straat gaan lopen? „Nee. Van boven klopt het allemaal wel, maar mijn schouders zijn te fors en ik ben ook veel te lang. Belachelijk zou dat zijn. Bij Jet Veenendaal kan dat allemaal wel. Maar ze moet wel een hele wijde mantel dragen. En pumps natuurlijk. Als ik als Mémien Holboog over straat zou gaan, zou ik dat moeten doen in een ongelooflijk geraffineerd ensemble." Mémien breekt op het eind van het boek met de ik-figuur en gaat er vandoor met een an der. Betekent dat ook het definitieve einde van haar televisieoptreden „Op papier is dit het einde van Mémien Holboog. En ook wel op de buis, als we con sequent zijn. Dat zou ik jammer vinden. Maar ja, ik had dit einde nodig voor mijn boek." We laten Mémien nu even rusten en gaan over op 'Keek op de Week'. Ik heb het idee.dat het programma over de gehele linie genomen niet echt hard is. Dat het jullie vooral gaat om het amusement. Moet het niet wat harder, wat heftiger? De tijd is, lijkt mij, toch wel rijp voor keiharde satire. „Onze satire is altijd een welvaartssatire geweest. Een satire op het teveel en het mo dieuze. Je hebt gelijk dat er het afgelopen jaar veel aan het veranderen is in de wereld. Het wordt steeds heftiger. Alsof Nederland open gaat en we inderdaad bij Europa gaan horen. We krijgen vreselijk grote problemen op ons bord. Ja, ja, het dorp Nederland gaat echt open. Ook door zo n illegalenkwestie is het allemaal veel ernstiger geworden. Daar spe len wij, vind ik zelf, nog niet goed genoeg op in. We zijn misschien iets te 'soft', al zit er nog wel een flinke dosis ironie in ons pro gramma. Maar ik geloof dat de functie van de ironie aan het veranderen is. Dat er hardere taal wordt verlangd. Maar dan vraag ik me af of wij dat in ons programma moeten doen." Heb je het idee dat jullie programma enig maatschappelijk effect heeft? „Heel toevallig stond er vandaag een stukje in de parlementaire rubriek van De Volks krant. Daarin schreven ze dat de PvdA in alle gelederen wakker is geworden doordat ik in 'Keek op de Week' het imago van Pronk aan gruzelementen heb geslagen. En Kok moet dat nu recht gaan breien in het kabinet. Daar staat dus letterlijk dat ons programma effect heeft gehad. Daar staan wij nooit bij stil. Daar is het ons ook niet om begonnen. Met onze satire willen we alleen maar opluchting verschaffen. Je denkt: ik heb het tegen gelijk gezinden. We werken niet met het idee dat we de boel overhoop zullen krijgen. Ik denk dat televisie ook niet zo werkt. Telkens weer blijkt dat elk onderdeel van het programma op duizend verschillende manieren wordt uitgelegd. We hebben besloten niet na te denken over het effect van ons programma. Als ik zoiets in De Volkskrant lees, krab ik me achter mijn oren en zeg ik: daar heb ik nooit aan gedacht. We nemen niets en niemand serieus. Dus ook onszelf niet." Ik mis de Joegoslavische vluchteling als type in 'Keek op de Week'. „We hebben destijds die Turk gedaan. Je weet wel: die Turk die zo'n deftig Nederlands sprak. 'Zeg groentehandelaar, zoude het U behagen mij een half pondje spruiten te ver kopen?' Die scène is opgenomen met mede werking van Turkse acteurs. Maar het maken van zo'n stereotyp is heel gevaarlijk. Daar moet je mee oppassen. Hetzelfde geldt voor de Joegoslavische vluchteling. Die doe je geen recht met een grappig scènetje. Er klop pen nu echt ernstige problemén aan onze deur. Het is allemaal zo ernstig dat sommige gruwelijke zaken niet eens meer de krant ha len. Heb je onlangs op het Journaal gezien hoe die twee Israëlische soldaten die Pales tijn een forse serie karateschoppen tegen zijn hoofd verkochten? En die beelden zijn dan nog ingekort, want anders zouden de kijkers kunnen gaan denken dat ze met een herha ling te maken hebben. Vroeger zou Neder land daarvan op zijn kop hebben gestaan. Maar nu: niets." Je brak laatst een lans voor Lubbers, die zei dat er moest worden opgetreden in Joegosla- „Ja, ik hoorde hem van die ferme taal bezi gen en ik dacht: zo. zo, we gaan de goede kant op. Hij zei dat hij zich de gruwelen daar kon voorstellen. 'Ik ben van '39', zei hij. Ik ben ook van '39. Ik kan me nog wel dingen uit de oorlog herinneren, ja. Duitsers die je vanuit het dakraam op mensen zag schieten. Tuinders die met hun handen omhoog uit de kassen kwamen. Dus dat schept een beetje sympathie voor zo n opmerking. Maar de volgende dag in Edingburgh zei Lubbers al weer wat anders. Waar ik me buitengewoon kwaad om maak is zo'n beleid bij de vreemdelingenpo litie op Schiphol. Dat ze zo'n asielzoeker 'af tapen'. Hem de mond snoeren met tape, zo dat hij in ademnood komt en hersenletsel oploopt. En dat was daar de normale gang van zaken. Want ze willen natuurlijk geen schreeuwende vent in een vliegtuig hebben. En Kosto, die daarvoor verantwoordelijk is, blijft maar gewoon zitten. Daar maak ik me kwaad over. Kwaadheid is een emotie die je niet zo vaak ziet op het scherm. Als ik het doe, is dat niet gerepeteerd. Ik vind dan dat het er puur op moet. Ik laad me op en zeg: zou iedereen even uit de kamer willen gaan? En dan gaat de camera aan en word ik woedend. Echt met schuim op de bek. Dan kunnen ze me vijf straten verder horen. Het moet op de te levisie worden afgezwakt, anders is het t^ erg." Voor dit interview moesten we telefonisch een afspraak maken. Er was toevallig een Europa- cupwedstrijd op de televisie toen ik aanstalten maakte om je te bellen en ik dacht: niet doen, want je zult wel tv zitten te kijken. Maar nu lees ik in 'De liefste van de buis' dat je hele maal niet van sport houdt. „Sport zegt me niets. Dat gaat geheel aan me voorbij. Ik vind het absurd. In de maan dagkranten lees ik er wel over. Maar ik kom niet uit de sport voort. Ik heb een blauwe maandag aan atletiek gedaan, aan speerwer pen. Dat is een mooie, individuele sport. Maar verder vind ik het hele sportgedoe cén grote absurditeit. Dan lees je over ruzies tuv sen bonden en voorzitters en vraag je je af; waar géét dit over?" Op de maandagochtend zijn 'Keek op de Week'en 'De schreeuw van De Leeuw' het i>as- te onderwerp van gesprek. Wat vindt u van Paul de Leeuw? „Hij is een van de weinigen die nog onver wachte dingen maken. Soms lukt zijn pro gramma, soms niet. Dat heb je nu eenmaal bij zo'n formule. Maar het is altijd onver wacht. En dat vind ik erg goed." Om nog ei>en terug te komen op Mémienwat zei uw vrouw eigenlijk van die vrouwenrol? „Daar vraag je me wat. Ik zou het niet we ten. Ik heb daar geen herinneringen aan. Maar niets is voor ons te dol als het binnen de rol past. Het is gelukkig nog nooit nodig geweest, maar als de broek moet zakken, moet-ie zakken."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1992 | | pagina 33