En nu is er nog maar één nog maar één ïïLïiiH-W iif.siiï! jjirïV- - «J srs,jtajM-r T-" i f1 -r T ZATERDAG 14 NOVEMBER 1992 Bij het afscheid van de Leidse Courant Aan het begin van de jaren zestig bezat Leiden vijf dagbladen die zich bezighielden met lokaal en regionaal nieuws. Met de opheffing van de Leidse Courant, vandaag, is dat er nu nog maar één. Bruisen deed de journalistiek destijds met al die kranten overigens allerminst. Elk dagblad bediende nauwgezet de eigen maatschappelijke, politieke of religieuze zuil waaruit het voortkwam en waaraan het bestaansrecht ontleende. Hoofdredacteuren zagen er op toe dat niemand zijn boekje en zuiltje te buiten ging. De sfeer was vaak benauwend, al had het ook, hoe vreemd het misschien klinkt, een zekere charme: er was de veiligheid van het eigen warme nest... Een fragmentarische terugblik op vijf dagbladen en op het sterfbed van vier ervan door RUUD PAAUW, tot voor kort A.W. Sljthoff richtte in 1860 het Leidsch Dagblad op. Meer dan een halve eeuw werd de krant vervaardigd in het pand van A.W. Sijthoffs Uitgeversmaatschappij aan de Doezastraat (links). De Leidse Courant maakte de laatste jaren nogal wat verhuizingen mee: van de Papengracht via het Kort Rapenburg naar de huidige plek, de Apothekersdijk (rechts). foto s archief leidsch dagblad en henk 'st*^Sé »r* Het Leidsch Dagblad, sinds 1917 gevestigd op de kop van de Witte Singel, foto journalistiek destijds met al die kranten overigens allerminst. Elk dagblad bediende nauwgezet de eigen maatschappelijke, politieke of religieuze zuil waaruit het voortkwam en waaraan het bestaansrecht ontleende. Hoofdredacteuren zagen er op toe dat niemand zijn boekje en zuiltje te buiten ging. De sfeer was vaak benauwend, al had het ook, hoe vreemd het misschien klinkt, een zekere charme: er was de veiligheid van het eigen warme nest... Een fragmentarische terugblik op vijf dagbladen en op het sterfbed van vier ervan door RUUD PAAUW, tot voor kort adjunct-hoofdredacteur van liet Leidsch Dagblad. ZATERDAGS BIJVOEGSEL RUUD PAAUW» I oen ik, in september 1961, de eer- I ste wankele schrede zette op het .^L journalistieke pad. telde Leiden nog vijf dagbladen die zich met het lokale en regionale nieuws bezighielden. Ze waren keurig verdeeld over de zuilen waarop Ne derland in die tijd rustte. Voor ongebonde- nen en niet al te zwaar op de hand zijnde christenen was er het Leidsch Dagblad, voor orthodoxe protestanten de Nieuwe Leidse Courant (gevestigd in de Steenstraat, waar nu een deel van het Lido-theater zich bevindt), voor de rooms-kathoiieken de Leidse Courant (toen nog heel passend gehuisvest aan de Pa pengracht). voor de linkse gelovigen was er de Leidse editie van Het Vrije Volk (ook aan de Steenstraat, in het pand zit nu een naai machinewinkel) en voor behoudende libera len en vooral kunstzinnig ingestelden be stond er een Leidse editie van het Haagse Va derland. Wat een weelde was het. Persconfe renties stelden nog echt iets voor: er kwamen maar even vijf journalisten voor opdraven, allemaal getooid met de bril van de eigen zuil. Gezapigheid Spetteren en bruisen deed de journalistiek in die dagen niet. Men ging naar iets toe en re gistreerde. Selectie-criteria waren er nauwe lijks. Alles kreeg zijn plaatsje in de krant: de aquariumhouders, de kanariefokkers, de reis jes van de plattelandsvrouwen, de nooit ein digende reeks jubilea enz. Het leidde tot ge zapigheid. tot een tamelijk steriele volgzaam heid. De krant was een soort doorgeefluik. Iets kritisch begeleiden deed men zelden. Journalisten waren ook geen onafhankelijke waarnemers, zij waren er in de eerste plaats om hun zuil te stutten. Het moet een heerlijke tijd zijn geweest voor wethouders en andere autoriteiten. Ze konden rustig hun gang gaan, wat ze ook uit vraten. Niemand waagde het hen eens stevig op zwavelzuur te zetten en me dunkt dat daar vaak redenen genoeg voor waren. Het zat hem waarschijnlijk ook in de aard van de tijd. Het was alom rustig bij ons in Holland. Er was werk in overvloed, stakingen deden zich nauwelijks voor, van milieurampen had den we nog geen weet, autofiles waren totaal onbekend en het leger sociologen, zieleknij- pers en therapeuten dat terwille van de eigen portemonnee ons later zo bekwaam allerlei problemen aanpraatte, bestond nog niet. Iedereen kende zijn plaats en dat gold ze ker ook voor de journalist. Hoffelijk De redactie van het Leidsch Dagblad bestond bij mijn komst uit twaalf redacteuren. Ze werd geleid (hoewel dat een groot woord was) door J. Brouwer, een aimabel, hoffelijk man, maar geen journalist met inkt in zijn aderen. Hij had voor zichzelf ook een heel andere carrière op het oog gehad. Door de crisisjaren was hij in de journalistiek beland en daarin blijven hangen. Van controversiële stukken in de krant hield hij niet. We moes ten letten op wat mensen bond. niet wat hen scheidde. Primeurs bereikten soms maar moeizaam de krant. Als een*redacteur be paald nieuws had vergaard en hij, Brouwer, had dat ook bij de Rotary Club gehoord dan zei hij niet zelden: 'Zet dat nou maar niet in de krant, want dan denken de Rotarians mis schien dat ik uit de school heb geklapt.' On der de jongere redacteuren ontketende hij eens een ware opstand door een artikel over de Beatles te weigeren, want dat waren maar 'vieze jongens'. Het kwam er na veel heisa en herschrijven toch in. Zijn wereld stortte ineen op de dag van het huwelijk van Beatrix en Claus (1966). De stoet was herhaaldelijk vergeven van de rook bommen en de tv registreerde dat haar scherp. Brouwer, zeer oranje-gezind, wenste daar geen foto van in zijn krant te zien. We dromden furieus om hem heen: 'Maar me neer Brouwer, heel Nederland ziet het. dan kunt u het toch niet uit de krant houden?' Hij werd rood in zijn gezicht en zei tenslotte ge heel ontdaan: 'Dan moet het maar'. Van dat moment af kreeg hij te maken met een maat schappij die absoluut de zijne niet meer was. Luiken weg De bedompte manier waarop in het Leidsch Dagblad regionale journalistiek werd bedre ven. veranderde radicaal toen aan het eind van de jaren zestig Rob Soetenhorst Brouwer als hoofdredacteur afloste. Hij haalde de lui ken van de ramen weg en liet het redactielo kaal met zuurstof vullen. Ontzag voor autori teiten was hem vreemd en de Rotary Club zei hem niks. Vooruit, er moest worden geschré ven. Soetenhorst (tegenwoordig hoofdredac teur van de Haagsche Courant) was gewoon allergisch voor gezapigheid. De cultuurbreuk had niet groter kunnen zijn. Zelfstandig bleef het LD tot 1980. Door een wijziging in de eigendomsverhoudingen werd in dat jaar een fusie aangegaan met het Haarlems Dagblad onder de holdingmaat schappij 'Damiate'. In 1990 kwam er ook een nauwe redactionele samenwerking met het Haarlems Dagblad tot stand, omdat de druk pers in Leiden niet meer kon voldoen aan de moderne eisen en geld voor een nieuwe ont brak. Sinds 16 april 1991 wordt het LD in Haarlem gedrukt. Moeilijke taak De Leidse editie van het Vrije Volk werd in de beginjaren zestig gevuld door Henk Lichten- veldt. een uitstekend journalist die het later nog zou brengen tot hoofdredacteur-direc teur van het ANP. Hij stond voor een uiter mate moeilijke taak. want hij moest alles vrij wel in zijn eentje doen. Maar hij had een goed gevoel waar nieuws te halen was en troefde de andere kranten nog wel eens af. Lichtenveldt had ook zijn typische barrières. Het Vrije Volk zat vastgeschroefd aan de PvdA. Over die partij dus geen kwaad woord in de krant. Om gedonder te voorkomen zag hij zich gedwongen sommige stukken eerst te laten lezen door Kees Piena, de toenmalige fractie-voorzitter van de PvdA. Van Lichtenveldt herinner ik me twee boei ende momenten. De eerste keer was dat bij de diefstal van enkele tonnen aan salarissen in het Academisch Ziekenhuis. (In die tijd kreeg je aan het eind van de maand je salaris nog in de hand gedrukt). Op het z.g. politie rapport deelde de politie (goden waren dat in die tijd) doodleuk mee dat in verband met het onderzoek absoluut niets kon worden meegedeeld. Zelden zal iemand zo rood, groen, blauw, pimpelpaars zijn aangelopen als Lichtenveldt toen. Nog weken daarna schuimbekte hij als je hem er over aansprak. 'Een dorp is het hier, niks anders.' En dan was er die grote brand in sociëteit Minerva. Het telefoon-alarm had Lichten veldt kennelijk niet bereikt en daarom arri veerde hij veel te laat ter plekke om er nog een stuk over te kunnen maken. Ik zie hem nog staan, de kop diep tussen de schouder bladen. 'Henk, je kan het toch bij óns lezen', zéi ik plagerig. Hij keek me aan of hij een gat in me wilde schroeien. Het was niet leuk. Veertig edities De linkse zuil in Leiden sneuvelde als eerste, in 1970. Het Vrije Volk. gevestigd in Amster dam. hield er in Nederland zo n veertig edi ties op na (een geldverslindende bezigheid) en al die edities konden wat plaatselijk nieuws betreft niet langer op tegen de zich steeds verder ontwikkelende, ter plaatse ge vestigde regionale pers. Bovendien ont-ideo- logiseerde Nederland danig na het jaar van de culturele revolutie (1966). Een krant die gebonden was aan een politieke partij en op die partij geen enkele kritiek uitoefende, kreeg de wind tegen. Er was steeds minder behoefte aan. Men wenste, mede door de in vloed van de tv. breder te worden geïnfor meerd. Het abonnee-aantal van de gehele krant (ook de Leidse editie) zakte in korte tijd zo dramatisch dat er wel gekapt moest wor den. Niet lang daarna begaf ook de Leidse editie van het Vaderland het. Al te veel in de melk te brokkelen had die editie niet gehad. Haar abonnee-aantal was altijd al beperkt geweest. Zij bevatte ook niet het 'kleinere' Leidse nieuws. Maar de kwaliteit van wat wèl werd gebracht, was goed. dank zij de bijdragen van 'Beer' van Mourik, een all-round journalist op wiens artikelen over de Leidse universiteit wij bij het Leidsch Dagblad wel eens jaloers waren. Het noodlijdende Vaderland ging in 1972 op in het Algemeen Dagblad. Toen waren er nog maar drie regionale kranten over. De Nieuwe Leidse Courant (opgericht in 1920) behoorde tot de z.g. Kwartet-bladen (De Rotterdammer. De Nieuwe Haagsche Courant, het Dordts Dagblad en de Nieuwe Leidse Courant) en zij bediende de ortho doxe protestants-christelijken, de mensen rechts van het midden. De Nieuwe Leidse werd gedrukt op de persen van het Vaderland in Den Haag. Hoofdredacteur van de Kwar tet-bladen was dr. E. Diemer. In Leiden was chef-redacteur S.j. de Groot (hij was er op te gen dat zijn voornaam Simon in de krant werd genoemd) verantwoordelijk voor de gang van zaken. Hoewel bij hem stellig nim mer de revolutie zou beginnen, was hij toch wel vooruitstrevender dan zijn hoofdredac teur. Hij had ook het vermogen over de rand van de christelijke hoed te kijken en waar schijnlijk daardoor ook maakten hij en zijn kleine club getrouwen in de jaren zestig naar mijn idee de beste stadsrubriek van alle Leid se bladen. Ook zij hadden veel frutsefberich- ten. ook zij registreerden voornamelijk. Maar uit hun handen kwam tenminste af en toe een behoorlijk commentaar op plaatselijke gebeurtenissen. De Nieuwe Leidse had weer andere achter haalde stokpaarden dan de rest. Aan zon- dagsport wenste men geen lettergreep aan dacht te besteden en zoiets als de Tour de France werd gezien als een rechtstreekse uit vinding van de duivel. Met de alom sterk groeiende aandacht voor de sport kon dat natuurlijk niét goed gaan. Maar wat de Nieu we Leidse vooral parten ging spelen was de sterk toenemende ontkerkelijking. De oudere lezers werden nog wel vastgehouden, het probleem zat hem bij het gebrek aan nieuwe. Fusie In 1966 gingen het landelijk dagblad Trouw (gematigd-progressief christelijk) en de Kwartetbladen een fusie aan. Ze vielen nu beide onder de NV De Christelijke Pers. De bedoeling was het draagvlak van de christelij ke pers te versterken. In werkelijkkheid pakte het dramatisch anders uit. In 1972 kwam er ook redactionele samenwerking tot stand. Het leidde er in de praktijk toe dat de Kwar tetbladen (avondkranten) in het ochtendblad Trouw werden geschoven: ze verzorgden daarin voornamelijk de regionale pagina's. Een slechtere keuze had men niet kunnen doen. De behoudende Kwartet-lezers moes ten niets hebben van de geëngageerde jour nalistiek van Trouw, men herkende de eigen als 'gezellig' ervaren krant niet meer. Het omgekeerde was trouwens ook waar. Trouw- lezers zagen niets in de Kwartet-opvattingen. In de woorden van De Groot: 'Er werden twee mentaliteiten samengebracht die bei den wel een christelijke grondslag hadden, maar die veel meer verschilden dan overeen kwamen.' Bij honderden tegelijk liepen de abonnees weg bij de Nieuwe Leidse. Het was een deprimerende ervaring voor de betrokke nen. Begin februari 1975 viel het doek voor de krant. De Groot stapte over naar het Leidsch Dagblad om daar de rubriek geeste- lijlk leven te leiden. Hij had het daar wel even heel moeilijk mee ('Ik heb jullie 28 jaar be concurreerd!'). maar spijt heeft hij er. denk ik, nooit van gehad. Het LD zeker niet. Toen waren er nog maar twee Leidse bla den over. rk gemeenschap De Leidse Courant spreidde in het begin van de jaren zestig haar beschermende vleugels uit over de rooms-katholieke gemeenschap. En in hoofdredacteur LC.J. Roozen had zij- wat dat betreft een ware grootzegel bewaar der van al wat er rooms groeide en bloeide. Een woord van kritiek jegens de geestelijke hoogwaardigheidsbekleders was volstrekt uit den boze. Men behoorde hen slechts te die nen. Zodra een van hen het redactielokaal betrad, gebeurde er. aldus een der LC-jour- nalisten. het volgende: 'De hoofdredacteur stoof achter zijn bureau vandaan, vanwaar hij de hele redactie kon overzien en kwam de herder tegemoet Bij een kapelaan slechts en kele stappen, bij een pastoor halverwege en bij elke godsgezant boven de rang van bouw pastoor tot handbereik. Nadat hij zo mogelijk een ring had gekust, trok hij zich met zijn buit terug in zijn lokaal en sloot de deuren om de eredienst ongestoord door onze mee warige blikken te kunnen voortzetten.' Ob jectiviteit jegens r.k. sport-, toneel- en zang verenigingen bestond niet of nauwelijks. Ze werden, wat ze ook deden, geprezen. Men moest de zuil tenslotte ov ereind houden. Roozen demonstreerde zowel een grote belezenheid als wereldvreemde trekjes. Een journalist behoorde niet voor zijn dertigste te trouwen. En een echte journalist trouwt hele maal niet. zo hield hij zijn redacteur Ton Pie- ters (later een der beste verslaggevers van de krant) voor. Een journalist met een baard dan wel geblokt overhemd was ook uit den boze. Journalisten waren heren in colberts. Heren ja. over dames werd zeer lang niet gesproken. Maar de eerste vrouw moest er eens ko men. In de zomer van 1965 was het zo ver. onder Roozen nog wel. De jonge Lenie van Brussel (ze werd later onder de naam Heieen Crul een gevierd journaliste en columniste bij Margriet en Elsevier en ontpopte zich als een vrouwelijke dr. Spock met haar boek "Wij wil len kinderen') heeft over die ervaring jaren later heel geestig geschreven, al zal ze er op het moment zelf aanmerkelijk minder plezie rig over hebben gedacht. Ze had eerst geprobeerd bij het Leidsch Dagblad te komen. Maar daar stuitte ze op de heer Brouwer, die zijn hoofd schudde over zoveel vermetelheid. Vrouwen in de jouma listiek deugden niet. Het waren haaibaaien of iets nog bedenkelijkers. Erger: vrouwen deugden ook niet voor de journalistiek. Geplaagd door nijpende onderbezetting op zijn kram nam Roozen haar aan. volgens Le nie van Brussel 'een van de grootste wan hoopsdaden in zijn leven.' 'Zoals het Vaticaanskoor bij gebrek aan be ter meisjesstemmen In zijn gelederen ging opnemen, omdat jongens liever voetballen, zo kwam ik bij de Leidse Courant'. De komst van een marsmannetje had niet met groter zorgen kunnen worden omringd. Roozen gaf haar de sleutel van zijn eigen toilet bij de LC en daags voor haar komst nam hij zijn redac teuren stuk voor stuk onder handen 'hen op het hart drukkend dat mijn tere zenuwen en mijn ongeschonden reputatie niet bestand waren tegen hun bloemrijke verhalen en ver derfelijke grappen.' Zelf mocht ze nimmer bij duisternis in het telexhok gaan staan noch met een zekere redacteur een strandwande ling ondernemen 'en verder restte mij de droeve plicht keurig met dichte kraagjes naar het werk te gaan. De deur van zijn kamer zette Roozen op een kier. 'Zo kon hij voort durend de interactie van mij en de zondaars om mij heen in de gaten houden.' Hoewel bepaald een aardige verschijning, maakte ze toch zo'n immens onberispelijke, kuis-katho lieke indruk dat niemand van het journalis tieke wereldje ooit een \inger naar haar heeft durven uitsteken. Niet geheel en al tot haar genoegen, zo lees je in het stuk dat ze er eens over schreef tussen de regels door. Voordelen Evenals het Leidsch Dagblad beschikte de Leidse Courant over een eigen zetterij en drukkerij, wat grote voordelen bood. want je kon dan tot een veel later tijdstip kopij door geven dan bijv. de Nieuwe Leidse en Het Vrije Volk. Toen de drukpers bij de Leidse Courant op zijn laatste benen liep. was het ook gedaan met de zelfstandigheid. De krant werd een kopblad van het Haagse Binnenhof. Uiterlijk deed het Roozen niet zo veel. Hij sprak tenminste de historische woorden: 'Waarom zouden wij treuren, laten wij liever koekjes eten', en scheurde met zijn brede handen een verpakking pindakoekjes open. Maar het kan ook een verhulling van zijn ge voelens zijn geweest. In 1971 kwamen Bin nenhof en Lëidse Courant, samen vormend de Stichting Prioriteit Westerpers. onder de Sljthoff Pers te ressorteren Met de pensionering van Roozen werd een tijdperk afgesloten. Het tijdperk waarin de katholieke wereld een keurig gesloten geheel was. van school tot groenteboer, van vakver eniging tot voetbalclub. Het ging sissen, pie pen en knarsen in de r k.-gemeenschap. De prelaten konden de gaten niet meer dichten De Leidse Courant bleef zeker nog wel roomskatholiek. maar liet zich niet meer lei den door wat de r.k geestelijkheid wel of niet oirbaar vond. Trouwens in die kringen be stond ook geen eenstemmigheid meer. Na de oprichting van het CDA koos de krant poli tiek gezien die kant. wat tevens een algeme nere koers inhield. Evenals bij de Nieuwe Leidse had de fors toenemende ontkerkelij king een negatieve uitwerking op het abon neebestand. De redactie van de leidse Courant heeft de laatste jaren buitengewoon hard gewerkt om het hoofd boven water te houden. Maar met een matige advertentie bezetting en een steeds verder slinkend aantal redacteuren (de speelruimte van de Leidse Courant werd ge heel en al in Den Haag bepaald) viel de r.ice niet meer vol te houden. Vandaag verschijnt de krant voor het laatst. Leiden heeft nog maar één dagblad over.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1992 | | pagina 37