s
'Ik ben geen
pessimist,
het is 'n spel
dat ik speel'
TE
R
DA
G
A
Z
Harry Mulisch: „De
geschiedenis herhaalt
zich nooit."
FOTO LEO VOGELZANG
Is hij een charlatan of
een geniaal schrijver?
De meningen zijn
verdeeld. Harry Mu
lisch zelf kan het wei
nig schelen hoe er
over hem wordt ge
dacht. Maar: „Als ik
sommige mensen ir
riteer, kan ik daar
wel inkomen. "Een
interview met een
man die dit jaar niet
alleen 65 werd, maar
ook nog zijn 'mag
num opus' het licht
deed zien: 'De ont
dekking van de he
mel'. Een pil van vijf
pond zwaar en 905
pagina's dik. „Als ze
me zouden vragen er
tien pagina's uit te
halen, zou ik niet we
ten welke.
ZATERDAG 17 OKTOBER 1992
'De ontdekking van de hemel': het magnum opus van 65-jarige Harry Mulisch
Nico de Boer
Harry Mulisch speelt in zijn nieu
we roman 'De ontdekking van
de hemel' hoog spel. Wie het
boek1250 gram zwaar, 905 pagina's dik
leest, waart rond in een fantastisch labyrint.
Wilde Mulisch in 'De ontdekking van de he
mel' alles nog eens vertellen zoals hij dat nog
niet eerder had gedaan? „Ik wilde niks", rea
geert hij nurks en tegelijk geamuseerd. „Het
gebeurde zo. En ik ben gehoorzaam."
'De ontdekking van de hemel', een even
intrigerende als groteske titel, is een bewon
derenswaardig geschreven, verbazend knap
geconstrueerde roman. Mulisch, dit jaar uit
bundig geëerd vanwege zijn 65ste verjaardag
en veertig jaar schrijverschap, noemt deze
proeve van bekwaamheid zonder omhaal
dan ook zijn 'magnum opus', de kroon op
zijn oeuvre dat meer dan zestig publicaties
omvat: romans, verhalen, essays, poëzie.
In zijn 'totaalroman' verweeft Harry Mu
lisch alle thema's, motieven en obsessies uit
vroeger werk techniek en wetenschap,
magie en het occulte, de mythologie, de lite
ratuur, muziek, kunstgeschiedenis, de rebel
se jaren zestig, holocaust, religie en theolo
gie, filosofie, politiek, Cuba tot een mee
slepend verhaal vol ironie, zelfspot en over
drijving, zoals dat alleen door hem kan wor
den verteld.
De roman is in de eerste plaats de neerslag
van een uitzonderlijke vriendschap. In deze
twee figuren, Max Delius en Onno Quist, zijn
Harry Mulisch en de overleden schaakgroot
meester-publicist Hein Donner te herken
nen. Donner was een 'aartsvriend' van Mu
lisch aan wie de schrijver eerder 'Het beeld
en de klok' (1989) heeft opgedragen, een
wandeling door Mulisch' geboortestad Haar
lem aan de hand van de van zijn sokkel ge
stapte boekdrukkunstenaar Laurens Jans-
zoon Coster.
Standbeeld
Harry Mulisch: „Het is een standbeeld, een
literair standbeeld dat ik voor Hein Donner
in de roman heb opgericht. De essentie van
onze vriendschap wordt in het boek beschre
ven, we waren inderdaad zo'n geagiteerd stel,
twee vrienden die elkaar aantrokken en af
stootten. Maar zo'n driehoeksverhouding
(zoals die in het boek wordt beschreven tus
sen de vrienden Onno Quist, Max Delius en
Ada Brons NdB) heeft zich natuurlijk in
werkelijkheid nooit afgespeeld."
Quist en Delius, beiden geleerden (een ta
lenwonder en lanterfanter versus een ster
renkundige en vrouwenjager), vormen el-
kaars tegenpolen maar hebben tegelijk iets
met elkaar gemeen: beiden werden door va
ders die niet deugden verwekt op de dag van
de Rijksdagbrand, 27 februari 1933.
Het 'hoog spel' moet in deze roman, zoals
de titel al verraadt, letterlijk worden geno
men. In de roman wordt de 'strijd' beschre
ven tussen mensen en hemelbewoners. Om
dat de mensheid met behulp van die duivelse
techniek en wetenschap op het punt staat
goddelijke geheimen te ontraadselen en de
wereld naar de ondergang te leiden, grijpt
men vanuit het hemelrijk irt.
Mulisch: „De hemelbewoners sturen een
afgezant naar de aarde. De engelen doen ei
genlijk hetzelfde als de schrijver. Ze doen al
het mogelijke om hun doel te bereiken: in dat
opzicht gaan ze te werk zoals de schrijver zijn
boek schrijft."
Beschaving
In de roman valt Mulisch' bekommernis op
om de teloorgang van de menselijke bescha
ving. Is de auteur zo pessimistisch gestemd?
„Het is het spel dat ik speel. Als ik me echt zo
zou voelen, zou ik geen roman schrijven
maar een sombere beschouwing. Dit is de
mening van de hemel. Ik ben niet zo'n pessi
mist. De mensheid heeft al zo veel rampen
overleefd. Zeker deze eeuw."
De 65-jarige Harry Mulisch is een rijzige,
schrale gestalte die statig voortschrijdt, als
een aristocratische heer. Daarbij sluit zijn
ruime werkkamer in een Amsterdams grach
tenpand wonderwél aan. De wanden staan
vol boeken, veel naslagwerken, er staat een
luie stoel om in te lezen, twee schrijftafels,
een om er 'de wat kleine dingetjes' te regelen,
de ander om aan het oeuvre te werken. In het
oog springen de pijpenrekjes de pijp, Mu
lisch' onafscheidelijke gezelschap: „Het is
een sjabloon, die pijp", zegt Mulisch niet
zonder zelfspot.
De omschrijving van de werkkamer van
Max Delius dringt zich op, zoals Onno Quist
die ziet (pagina 56/57 van 'De ontdekking
van de hemel'):er waren moderne dingen,
antieke, halfantieke, maar alles paste bij el
kaar en nergens stootte het oog op een bele
diging, zoals iets van gekleurd plastic, of een
reclamefolder. Ook de schrijftafel lag vol
boeken en paperassen, maar alles zorgvuldig
gerangschikt, evenwijdig, haaks, zonder dat
het een manische indruk maakte. Wat Onno
'krankzinnigheid' noemde, was bewondering
voor iets dat hij zelf totaal miste in zijn dage
lijks leven."
De roman bestaat uit vier delen, 65 hoofd
stukjes, een proloog, epiloog, drie intermezzi
en een opdracht. Voor elk levensjaar van de
auteur één hoofdstuk. Mulisch schreef 'De
ontdekking van de hemel' in tweeënhalf jaar.
„In januari 1990 ben ik begonnen. En op
mijn verjaardag, 29 juli, heb ik de laatste
stukken bij mijn uitgever ingeleverd. Uiter
aard was ik daarvoor ook al bezig geweest. Ik
denk dat ik de eerste ideeën er voor zo in de
tweede helft van de jaren zeventig kreeg."
'De ontdekking van de hemel' is licht van
toon en wordt ontspannen verteld: ook de
talloze (soms taaie) uitweidingen, de vele be
spiegelingen, waarin Mulisch zijn encyclope
dische kennis ongegeneerd etaleert, remmen
het verhaal nauwelijks. Mulisch: „Ik heb zelf
niet de indruk dat de toon nu anders is dan
in vroeger werk. Het lijkt misschien maar zo.
Bovendien, wat er in staat, moest er allemaal
in. Je hebt natuurlijk altijd mensen die het
niet snappen of voor wie het te ver gaat.
Maar ik snap ook niets van de sportpagina in
de krant, of van de beurspagina. Te dik?
Wijdlopig? Nee, er zouden geen honderd
bladzijden uitkunnen. Sterker nog, als ze me
zouden vragen er tien pagina's uit te halen,
zou ik niet weten welke."
Evenals in 'Het stenen bruidsbed' (1959),
'De zaak 40/61' (1962), en 'De aanslag'
(1982), getuigt 'De ontdekking van de hemel'
van een fascinatie voor de Tweede Wereld
oorlog. Vreemdelingenhaat en nationalisme
steken ook nu weer de kop op. Hoe kijkt Mu
lisch, die zich voorheen geregeld in publieke
discussies over belangrijke politieke kwesties
mengde, daar tegen aan?
„De geschiedenis herhaalt zich nooit', zegt
hij stellig. „We zien nu al die rassenrellen,
maar ik verwacht pooit meer een fascistisch
Duitsland. Wat in Rusland gebeurt, vind ik
griezeliger. Denk je eens in wat er gebeurt
wanneer die nationalisten oorlog gaan voe
ren ze hebben daar atoombommen!"
Mulisch koesterde als politiek (links) geën
gageerd schrijver in de jaren zestig warme
sympathieën voor Castro's revolutie. Cuba fi
gureert ook in 'De ontdekking van de hemel'.
Het communisme is nagenoeg ter ziele, op
enkele stuiptrekkingen na, zoals in Cuba. „In
1969 ben ik voor het laatst in Cuba geweest.
Ik word nog herhaaldelijk uitgenodigd. Maar
ik sla ze allemaal af: ik heb niet zo veel zin in
een herhalingsoefening. En ach, indertijd was
men hier enthousiast over Cuba, vier jaar ge
leden was iedereen enthousiast over de lan
den die het communisme hadden afgezwo
ren. Maar kijk nu naar Oost-Europa, nu snij
den ze elkaar de keel af."
Bekende Nederlanders
Zoals in veel van zijn werk speelt het bijna
surrealistische verhaal in 'De ontdekking van
de hemel' tegen een realistisch en vertrouwd
decor. Wie zich enige moeite getroost her
kent in een aantal figuren 'bekende' Neder
landers: Den Uyl, Terlouw, Van Agt, dr. L de
Jong. „Als ik schrijf heb ik altijd iemand voor
ogen: maar zo iemand wordt pas herkend
wanneer die bij de lezer bekend is. Als ik over
mijn buurman schrijf zal niemand dat opval
len. Als je iemand het Instituut voor Oorlogs
documentatie laat betreden en het speelt in
die jaren dat een bepaalde man daar direc
teur was, dan moet hij ook herkenbaar zijn.
In zekere zin is iedere roman een sleutelro
man: deze roman gaat over sleutels, om din
gen open te maken en dan moet het dus wel
een sleutelroman zijn."
Mulisch treedt in de figuur van 'de Neder
landse schrijver' zelf ook op. in gezelschap
van een schaakgrootmeester (Donner). Max
Delius, een van de hoofdpersonen in de ro
man, ontmoet in het Cuba van 1967, 'de be
kende Nederlandse schrijver', in wie men on
middellijk Mulisch zelf herkent. Max staat op
zijn benen te tollen van de rum en zegt tegen
de schrijver die hij met z'n tweeën voor zich
ziet: 'Hoe is het toch godsmogelijk dat ie
mand een roman bij elkaar kan fantaseren?'
'Ik fantaseer nooit iets,' zeiden de twee mon
den koel. 'Ik herinner het mij. Ik herinner mij
dingen, die nooit gebeurd zijn. Net als jij
wanneer je mijn roman leest.' (pagina 206)
Glamour
Harry Mulisch, al zo dikwijls gelauwerd (Con-
stantijn Huygensprijs, PC Hooftprijs), ont
ving deze week tijdens de presentatie van 'De
ontdekking van de hemel' de zilveren ereme
daille van de gemeente Amsterdam en werd
door minister D'Ancona van WVC bevorderd
tot officier in de orde van Oranje-Nassau
(ridder was hij al). „Ach, het is allemaal bui
tenkant, de glamourrelativeert hij. „Het
hoort er blijkbaar bij, het is de sociale kant.
De volgende dag is het alweer over."
Men bewondert de schrijver Mulisch, of
men verguist hem. D'Ancona refereerde daar
ook al aan: men vindt hem een geniaal
schrijver of een charlatan. Vindt hij dit
amusant, irritant, of laat hem dit koud? „Ik ir
riteer sommige mensen. Dat is altijd al zo ge
weest. Maar wat er voor charlatans aan mij
is? Als ik het mensen vraag, weten ze er geen
antwoord op. Het is meer een kreet. Als ik
sommige mensen irriteer, kan ik daar wel in
komen. Verder is het me om het even."
Marcel van Dam besloot zijn feestrede met
enkele persoonlijke ontboezemingen. Hij was
er indertijd (in 1982) van overtuigd dat Mu
lisch' 'wereldsucces' 'De aanslag' (in tien jaar
een half miljoen exemplaren verkocht) het
'laatste boek van Mulisch zou zijn'. De schrij
ver had hem immers toevertrouwd dat hij
aan maagkanker leed, een ziekte die volgens
een wetenschappelijk onderzoek in 95% van
de gevallen binnen vijf jaar tot de dood leidt.
Van Dam: „Zijn maag moest er uit en wel zo
snel mogelijk. Hij heeft geen minuut verloren
laten gaan om dat te regelen. En hij heeft
geen minuut verloren laten gaan om zichzelf
er van te overtuigen dat hij zou overleven. Na
zijn operatie heb ik gezien en ervaren wat
een persoonlijkheid Mulisch is. En dat le
vensmoeheid een tegenkant heeft: levensfit
heid. En Harry Mulisch is levensfit."
Wonderlijk milieu
De jonge Harry Kurt Victor Mulisch groeide
op in een wonderlijk milieu; zijn ouders wa
ren geen van beiden Nederlanders, maar van
Duits-Vlaamse komaf. „Iedere immigranten-
zoon is zoekende, iedere allochtoon in Ne
derland. Lang was ik hier een uitzondering,
maar nu al een tijd niet meer. Voor mij is niet
belangrijk waar ik woon. Ik woon in een taal.
het Nederlands. Ik ben Nederlandstalig opge
voed, mijn moeder sprak Nederlands tegen
me: mijn ouders spraken Duits tegen elkaar.
Dat is eigenlijk geen verschil met het zoontje
van een Marrokkaan, die zal thuis Marrok-
kaans spreken maar tegen het zoontje van
een Turkse immigrant zal hij weer Neder
lands spreken."
Het heeft Mulisch aan erkenning en succes
nooit ontbroken in Nederland. Hij is sinds
jaar en dag een van de meest gelezen (literai
re) auteurs in Nederland: dat was hij ook al
ver voor 'De aanslag'. De publiciteit heeft hij,
als 'noodzakelijk kwaad', nooit geschuwd.
„Het hangt er natuurlijk ook vanaf wat voor
soort mens je bent. Of je nu een grijze muis
bent die nooit iets opvallends zegt, of iemand
met een duidelijke mening met een hoofd
dat het doet.
Als Kafka nu op televisie zou verschijnen
zou je vermoedelijk een lege, stuntelige man
zien. die slecht uit zijn woorden komt, terwijl
hij een van de grootste schrijvers van deze
eeuw is."
Verschillende boeken van Mulisch zijn ver
taald, met als uitschieter 'De aanslag' dat in
21 verschillende talen is verschenen. De
Duitse vertaling van 'De ontdekking van de
hemel' wordt in januari gepresenteerd, ver
voor de Frankfurter Buchmesse 1993 waarop
de Nederlandstalige literatuur het centrale
thema vormt. Mulisch: „Mijn roman is na
tuurlijk geen gewoon romannetje waarin
mensen iets tegen elkaar zeggen. Er worden
filosofische, wetenschappelijke dingen ge
zegd. Dat luistert nauw. De Duitse vertaling
kan ik zelf in de gaten houden, omdat ik die
taal redelijk beheers, net als het Engels; maar
met het Frans wordt het al minder en dat
geldt nog sterker voor het Spaans, of om
Mulisch' mond verschijnt een spottend trekje
'voor het Servo-Kroatisch. Wat ik kaïn
doen. is met de vertaler of vertaalster spre
ken. de vertaling doornemen en dat gebeurt
altijd nadat de roman al is vertaald. Maar op
deze manier voorkom ik misschien de ergste
catastrofe. Want catastrofes, ja, die treden al
tijd op."
Nobelprijs
Geen Nederlandstalige schrijver verwierf ooit
de Nobelpijs voor de literatuur. De laatste ja
ren duikt op de kandidatenlijsten telkens de
naam van Hugo Claus op: ook Mulisch' is wel
eens voorgedragen. „Het vervelende is dat
Claus nu steeds meer de schrijver wordt die
de Nobelprijs niet heeft gekregen. Dat gaat
aan je hangen. Vestdijk heeft een halve eeuw
lang de Nobelprijs niet gekregen. Het zou
voor het Nederlandstalige schrijven een goe
de zaak zijn wanneer de Nobelprijs eens naar
een Nederlandstalige schrijver zou gaan.
Want sommige landen weten niet eens dat
Nederland een eigen taal heeft."