Linke trip met
ongewisse
afloop
T
ZATERDAGS
BIJVOEGSEL
ROY KLOPPER
I erug moet in dit kader eigenlijk
I met een hoofdletter T worden ge-
«flL schreven, zo meent een van de
deelnemers aan de reis. „Dat geeft de beteke
nis van de onderneming pas goed weer."
Want belangrijk is de hernieuwde kennisma
king met Indonesië, waaraan het reisgezel
schap zoete herinneringen bewaart.
Die worden evenwel overschaduwd door
de bittere nasmaak van de jaren vlak voor het
afscheid. De interneringskampen, waarin de
Jappen circa honderdduizend Nederlanders
vanaf 1942 onderbrachten, hebben hun spo
ren nagelaten. Alle deelnemers hebben op de
een of andere manier een klap gekregen van
hun kampverleden. Sommigen meteen, an
deren pas na jaren. De meesten hebben al
een heel verleden achter de rug van psychia
ters, inrichtingen en gezinsproblemen. Ande
ren zijn nog altijd aan het verwerken. Een
therapeutische reis dus.
De deelnemers kunnen ongeveer vijftig
kampen, of wat ervan over is, bezoeken op
Java en Bali. Geen hele bussen vol naar het
zelfde kamp, maar individuele trips vanuit
één van de zeven verzamelplaatsen waar het
gezelschap neerstrijkt. Zo kan ieder zijn 'ei
gen' kamp bezoeken. Wie wil kan een bege
leider mee krijgen, medische apparatuur is
voorhanden in een meereizend busje. Tot de
reisbegeleiders behoren maatschappelijk
werkers, verplegend personeel en een arts.
De deelnemers verblijven in hotels, het ver
voer geschiedt via luxe bussen en vliegtuigen.
De groep is op 2 oktober vertrokken, de 31ste
keert ze terug. Beter of slechter?
Malaria
Een van de deelnemers Is de Hagenaar A.
Auer, die in de periode van '42-'46 zat opge
sloten in de afgesloten 'vrouwenwijk' van
Soerabaya en twee kampen in Semerang.
Honger, hard werken en veel slaag, zo herin
nert hij zich die periode. Auer overleefde de
oorlog 'dank zij' een zware malaria. Hij kon-
hierdoor geen zware arbeid meer verrichten,
en kreeg werk in de keuken. „Daar kon je zo
nu en dan eens een komkommer achterover
drukken." Dagelijks stierven drie mede-ge-
vangenen door ondervoeding en uitputtting.
Voor een 'normale' gevangene bestond het
rantsoen uit een stukje klef brood en wat
rijst. Echt gemarteld is Auer niet, wel kreeg
hij de dagelijkse mep op het hoofd bij het tel
len op appèl. „Maar dat viel je niet eens meer
op."
Na de capitulatie van de Japanners, was de
ellende nog niet voorbij. Jonge nationalisti
sche Javanen namen de macht over en voer
den een waar schrikbewind. De situatie werd
zo bedreigend dat de 'Jappen' het kamp her
overden, gek genoeg om de eigen oud-gevan
genen te beschermen. Ze droegen later het
bewind over aan de Engelsen. Auer werd in
Bandung herenigd met zijn ouders, die bei
den de kampen overleefden. De familie ging
per boot naar Nederland.
Na de oorlog ging Auer varen, vooral op
Indonesië. „Mijn hart lag daar. Ik ben er op
gegroeid, Nederland kende ik amper." Na de
politionele acties eind jaren '40 mocht hij als
Nederlander niet meer buiten het havenge
bied komen. „Dat was vreselijk, niet meer
welkom zijn in wat ik beschouwde als mijn
moederland." Hij is nooit meer terug ge
weest.
Er volgden jaren van betrekkelijke rust.
„De oorlog was voorbij, je moest verder. Niet
terugkijken, handen uit de mouwen." Maar
in 1959, op zijn 32ste, ging het plotseling mis.
Auer was inmiddels getrouwd en gestopt met
varen omdat zijn vrouw in verwachting was.
Hij aanvaardde een baan als leraar op de zee
vaartschool in Delfzijl. Van het ene moment
op het andere werd hij zeer achterdochtig en
had hij het idee dat zijn collega's hem min
achtten omdat het lesgeven slecht ging. De
angst sloeg hem om het hart. Hij vreesde zijn
vrouw en kinderen te verliezen. „Wat had ik
voor hen te betekenen? Ik vond mezelf een
waardeloos figuur. Achteraf bezien was er ei
genlijk geen aanleiding voor." Na een jaar
nam hij ontslag. Tot stomme verbazing van
zijn collega's die vonden dat hij zijn werk
heel goed deed.
Achteraf kwam Auer er via therapiën ach
ter dat de angst werd ingegeven door zijn er
varingen in de kampen. Daar was hij immers
gekleineerd, daar had hij alles verloren. Hij
had geen contact met ouders, geen eigen
spullen. Vandaar zijn angst om opnieuw alles
kwijt te raken.
Angst
De inzinking in '59 luidde een periode in van
ruim twintig jaar psychiatrie. Auer was met
tussenpozen manisch-depressief, paranoïde
en psychotisch. De hele periode overheerste
een gevoel van angst. „Ik had steeds het ge
voel dat ik faalde." Dit resulteerde in thera
piën, veelvuldig gebruik van medicijnen en
opnames in psychiatrische klinieken. Het
was vallen en opstaan; dan weef in de ziekte
wet, dan weer werken.
Nadat hij had opgezegd in Delfzijl was
Auer in dienst gekomen bij Rijkswaterstaat,
eerst bij de Deltawerken later in Den Haag.
Die baan heeft hij nooit opgegeven, telkens
keerde hij na behandeling terug op kantoor.
„In het kamp leerde ik om altijd te werken,
ziek of niet. Als ik me maar een beetje beter
voelde, was het dus hup, weer aan de slag."
Omdat Auer nooit echt genas, moest hij
voortdurend sufmakende anti-depressiva
slikken. Hij wilde zijn werk niet onder zijn si
tuatie laten lijden, daarom nam hij de pillen
pas na de lunch. Tegen de tijd dat ze gingen
werken, was hij uitgewerkt. Gevolg was dat
hij in de avonduren totaal versuft bij zijn
vrouw en kinderen kwam.' „Hij liep als een
zombie door huis", herinnert zijn echtgenote
zich. Dat leidde weer tot schuldgevoelens, en
zo kwakkelde Auer verder.
In 1980 bracht een nieuw medicijn uit-
Oud-gevangenen
terug naar
de kampen
in Indonesië
Tien oud-gevangenen van de
Jappenkampen in het
voormalige Nederlands-Indië
zijn deze maand terug. Terug
in het land dat nu Indonesië
heet, waar velen van hen zijn
geboren en waaruit ze hals over
kop zijn weggegaan, de
meesten kort na de Tweede
Wereldoorlog. Reisdoel: de
kampen waarin ze gevangen
zaten. Niet dat de Indonesië-
gangers er nooit meer zijn
geweest. In gedachten,
nachtmerries, depressies en
therapiën hebben ze de
gevangenschap al duizenden
malen opnieuw beleefd. Nu,
voor de eerste keer, nemen ze
ook hun lichaam mee op reis
naar het verleden.
komst. „De psychiater was er nogal sceptisch
over. Zei dat het bij één op de duizend werk
te. Ik was dus die ene." Zo lang Auer de me
dicijnen slikt, heeft hij amper last van depres
sies. En als ze al voorkomen zijn ze minder
hevig dan voorheen. Waarom dan zo'n reis?
Dat lijkt de goden verzoeken als het net weer
goed gaat. Auer kijkt er anders tegenaan. „Ik
hoop dat ik ook verlost word van die laatste
depressies als ik als vrij mens afscheid kan
nemen van dat land. Ten slotte heb ik me
daar de laatste jaren ongewenst gevoeld. Nu
sta ik daar straks in dat kamp als vrij mens,
en heb ïkdus toch gewonnen."
De Hagenaar besprak het idee met zijn psy
chiater. Die vond het prima. Zijn huisarts
ontraadde 'm de reis, b^ng als hij is voor een
terugslag. Auer neemt het risico bewust. „Ik
sluit niet uit dat ik een terugval krijg. Maar ik
reken er niet op, ik verwacht dat ik er beter
van word. Ik wil als vrij mens afscheid nemen
van dat land waar ik nog altijd van hou, maar
waar ik als ongewenst persoon ben uitge
schopt."
Het idee vooreen 'herbelevingsreis' ontstond
enige jaren geleden bij Marry Buiks uit Bode
graven (41) en Nico van Rijn (41) uit Mon
ster. Beiden kwamen beroepsmatig veel in
aanraking met oorlogsslachtoffers. Buiks
aanvankelijk als medewerker van het Oegst-
geester Centrum '45, later bij het maatschap
pelijk werk in Leiden. Van Rijn werkt hier
ook, na jaren bij de afdeling maatschappelijk
werk in dezelfde stad te hebben gediend.
„We merkten dat veel oorlogsslachtoffers
graag terug wilden, maar eigenlijk niet durf
den noch wisten hoe."
Buiks en van Rijn richtten in 1991 het Insti
tuut Toegepaste Methodiek (ITM) op. De
voorgenomen Indonesië-reis was de aanlei
ding, maar het ITM doet bijvoorbeeld ook
aan assertiviteitstraining, personeelswerving
en opleidingen.
Met de geboorte van het ITM begonnen de
voorbereidingen op de reis. Zo legden Van
Rijn en Buiks contacten met de Indonesische
overheid. De medewerking was aanvankelijk
niet bijster goed, maar toen het duo doorzet
te kwamen er zelfs aanbiedingen voormalige
kampen open te stellen die nu als gevangenis
dienen. Verder benaderden ze reisorganisa
ties en trokken ze deskundigen aan voor be
geleiding van de deelnemers. Zo reizen een
huisarts met psycho-therapeutische speciali
satie, een maatschappelijk werkster en enke
le verpleegkundigen mee. Ze kunnen be
schikken over een busje met medische appa
ratuur. Buiks en van Rijn denken alle voorko
mende problemen het hoofd te kunnen bie
den.
Professor dr. AA Fischer, hoogleraar psy
chiatrie aan de Katholieke Universiteit
Nijmegen, zet zo zijn vraagtekens bij de des
kundigheid van de staf. „Met alle respect,
maar ik vraag me af of maatschappelijk wer
kers de meest aangewezen personen zijn
voor de begeleiding. Je zou toch eerder den
ken aan deskundigen op psychiatrisch ge
bied." Fischer vreest dat mensen met geeste
lijke problemen tijdens de reis worden 'plat-
gespoten'. „Dat werkt uitstekend, maar wel
voor korte tijd. Het is een noodverbandje, la
ter moet de wond uitvoeriger worden behan
deld. Natuurlijk bestaat de kans dat oude
wonden worden opengereten, met alle gevol
gen vandien."
Selectie
Toen de 'randvoorwaarden' als medische be
geleiding waren geregeld, belegde het ITM in
februari een voorlichtingsbijeenkomst voor
belangstellenden. Dank zij uitvoerige publici
teit kwamen hier honderden mensen op af.
Uiteindelijk voerden Buiks en Van Rijn per
soonlijke gesprekken met tweehonderd be
langstellenden. Zij werden 'geselecteerd' op
hun geestelijke gesteldheid. „De deelnemers
moeten zo'n reis wel aan kunnen, niet psy
chotisch zijn. Mensen die in therapie zijn,
moesten eerst met hun psychiater gaan pra
ten. Hartpatiënten met groot onverwerkt ver
driet werd de reis bij voorbeeld afgeraden."
Uiteindelijk resteerden een man of vijftig die
zeker mee konden, en circa dertig 'twijfelge
vallen'.
Ook op dit onderdeel van de voorbereidin
gen heeft Fischer kritiek. „Tweehonderd ge
sprekken in een paar weken tijd, die kunnen
nooit erg diepgravend zijn'geweest." Het ar
gument van het ITM dat de reis voor alle
deelnemers onderdeel is van een therapie,
veegt de hoogleraar van tafel. „Als de thera
pie echt goed werkt, zouden ze deze reis niet
nodig hebben. Een shock-effect werkt bijna
nooit. Trauma's moeten stapje voor stapje
worden verwerkt. Wie er helemaal uit is, kan
altijd nog eens teruggaan."
Fischer vreest dat de Indonesië-reis velen
meer kwaad doet dan goed. „Het is een ge
vaarlijke onderneming, die te vroeg kan ko
men. Ex-gevangenen die aan zo'n reis toe
zijn, gaan wel op eigen gelegenheid met
vrouw en kinderen naar Indonesië. Door het
georganiseerde karakter van de reis krijg je
mensen die er nog niet aan toe zijn, maar be
sluiten toch te gaan. Het is immers allemaal
zo mooi geregeld. Ze worden door de hekken
gejaagd, dat geeft achteraf een hoop ellen
de."
Het gegeven dat een hele medische staf
meegaat, sterkt Fischer in zijn mening. „Bij
een betere selectie was zo'n hele bus met ap
paratuur ook niet nodig geweest. Blijkbaar is
de organisatie zelf ook niet zo gerust op de
goede afloop."
Fischer betwijfelt of de deelnemers die te
ruggaan om afscheid te nemen wel tevreden
terugkomen. „Sommigen hebben nooit af
scheid kunnen nemen, en zullen dat ook
nooit doen. Als ze terugkomen, wordt het
heimwee alleen maar groter en de herinne
ring aan het kampverleden sterker." Fischer
vermoedt dat het ITM is afgereisd met een
groep die niet zo sterk in de schoenen staat.
„Er zijn talloze kamp-gevangenen die na de
oorlog niet in de problemen zijn gekomen."
Hij verwacht dat veel de deelnemers te veel
gebeurtenissen in hun leven hebben opge
hangen aan het kampverleden. „Dat is heel
menselijk, maar niet terecht. Een echtschei
ding kan ook gewoon het gevolg zijn van een
slecht huwelijk, zonder dat het kampverleden
daarmee te maken heeft. Velen in het reisge-
zelshap zullen dan ook merken dat deze on
derneming de problemen geenszins oplost."
Shock-therapie
Voorwaar een link reisje dus, dat het ITM or
ganiseert. Een shock-therapie, kun je bijna
zeggen. De tien komen weer in de omgeving
waar ze zijn geslagen, uitgehongerd en ge
kleineerd. Ze staan 47 jaar na dato op de
plaats waar vrienden en familieleden stierven
van honger en uitputting. Zo'n reis met toch
al niet al te evenwichtige types, dat kan bijna
niet goed gaan.
Zo hebben velen vaak gedacht. En in die
gedachte zit 'm nou net het probleem, meent
de Oegstgeester psycho-therapeut J. Goslin-
ga. Hij kan zich wel vinden in het initiatief
van Buiks en Van Rijn. Zachte heelmeesters
maken stinkende wonden, luidt zijn motto.
„Dit soort reizen kan de emotionele barrière
slechten, de slachtoffers worden heel direct
met het verleden geconfronteerd. Ze kunnen
hun emoties niet meer wegdrukken en moe
ten er nu wel aan."
Volgens Goslinga is de verdringing een lo
gisch gevolg van het gebrek aan begeleiding
na de oorlog. „Na de bevrijding hebben de
kampgevangenen de draad weer opgepakt.
Aan het werk, geen gezeur." Dat gold hele
maal voor de mensen uit Nederlands-Indië.
De Nederlanders hadden zelf genoeg proble
men ondervonden van de Duitsers, die gas
ten van overzee moesten niet zeuren. Vooruit
kijken was het motto. Het trauma werd dus
verdrongen, met als gevolg psychische ont
sporingen, uitputtingsverschijnselen, slape
loosheid en geheugenproblemenen. Tevens
ontstonden emotionele stoornissen waarvan
het gezin slachtoffer werd.
Uiteindelijk kwamen de meesten toch in
de medische molen terecht. Maar dat einde
loze praten bij therapeuten hielp lang niet al
tijd. Goslinga weet het uit eigen ervaring, hij
behandelt mensen met oorlogstrauma's in de
polikliniek van de private instelling Tira Cura
in het Betuwse dorpje Lent. Hij werkt daar
nauw samen met professor Bastiaans, voor
heen verbonden aan Centrum '45, de kliniek
voor verzets- en oorlogsslachtoffers in Oegst-
geest. Ook Bastiaans schuwt de opvallende
behandelingen niet. Hij kwam in opspraak
door een therapie waarbij slachtoffers wer
den behandeld met roesmiddelen als LSD en
pentotal. Dat laatste middel wordt oók in
Lent gebruikt.
Voordeel
Golsinga tilt niet zo zwaar aan het ontbreken
van 'hooggeschoold' psychiatisch personeel
op de Indonesië-reis. „Het is een groot voor
deel dat de mensen reizen met lotgenoten.
Ze kunnen er onderling over praten, dat blijkt
voor velen een betere kuur dan gesprekken
bij een therapeut. Die heeft weliswaar gestu
deerd, maar voor het gevoel van de slachtof
fers kan hij toch niet helemaal meegaan in de
ervaringen. Herkenning van en erkenning
door medc-slechtoffers is belangrijk."
Daarom juicht Goslinga het toe dat de
deelnemers elkaar voor vertrek al eens heb
ben ontmoet, met elkaar vertrouwd zijn ge
raakt. Als minpuntje noemt hij het grote aan
tal afvallers. „Is er net op zo n kennisma
kingsbijeenkomst contact gelegd, wordt dat
abrupt afgebroken omdat degene met wie je
zo fijn kon praten de reis niet kan betalen."
De financiën zijn een teer punt. Het is een
duur reisje, die Indonesië-trip. Volgens ver
scheidene deelnemers te duur. Ze maken
zich niet zo druk over de medische discussie,
maar zitten meer in hun maag met de kos-;
ten. Een kleine 6000 gulden per persoon, en
dan moet je het avondeten nog zelf bekosti
gen. Dat hakt er in, met name omdat veel
oud-gevangenen ook hun vrouw of man^
meenemen die immers jaren mee leed. Een
echtpaar is snel 15 mille kwijt aan de reis. Ve
len hebben dat niet zomaar liggen. „Tijdens
de eerste informatie-bijeenkomsten zat de.
zaal propvol. Als je ziet wie er nu nog over
zijn, is de conclusie dat de kosten voor velen
e hoog zijn geweest. Dat is jammer. In feite
zou ieder die erbij gebaat is deze reis moeten
kunnen ondernemen", aldus de Haagse deel
nemer Auer.
Buiks en Van Rijn stellen dat de reis echt
niet goedkoper kan. Vliegen, een busje met
aparatuur, reiskosten voor de medische staf,
hotels het kon allemaal net van die 5700
gulden per persoon. „De huisarts die mee
gaat moet zelf zijn vervanger betalen raison
van 375 gulden per dag. We kunnen die kos
ten niet eens voor hem vergoeden", aldus
Buiks.
Sommige leden van de Indonesië-groep
hebben aangeklopt bij de Uitkeringsraad
voor Oorlogsslachtoffers, een onderdeel van
het ministerie van WVC. Of die even wilde
schuiven voor de reiskosten. Sommigen had
den succes met hun aanvraag en krijgen de
reis geheel of gedeeltelijk vergoed. Anderen
zagen hun verzoek afgewezen. Er heerst een
soort géne onder degenen die geld krijgen
van de uitkeringsraad. „Zet mijn naam er
maar niet bij, dat is zo rot voor degenen die
geen bijdrage ontvingen." Alsof ze bang zijn
aan hun reisgenoten te moeten verklaren
waarom zij wèl 'zwaar genoeg' waren voor
een uitkering.
Volgens woordvoerder R. Leopold van de
Uitkeringsraad betekent een afwijzing geens
zins dat de oorlogs-ellende van een aanvra
ger niet groot genoeg is geweest. „Het criteri
um is dat zo'n reis iets moet opleveren in het
kader van een therapie." Om dat therapeu
tisch nut te meten, voeren medewerkers van
de raad gesprekken met de aanvragers en om
die reden haken velen bij voorbaat af. „Ik heb
geen zin om al die ellende opnieuw tegen
over een wildvreemde op te rakelenwil één
van de Indonesië-gangers anoniem wel kwijt
Leopold kan zich die houding indenken. „Wij
moeten net als andere uitkeringsinstanties
verzoeken afwijzen, ook al ligt dat hier erg
gevoelig." De uitkeringsraad krijgt steeds va
ker verzoeken voor bijdragen voor 'herbele
vingsreizen', vooral op eigen initiatief. Exacte
cijfers heeft Leopold niet voorhanden, maat
hij spreekt wel van een 'opvallende tendens
die pas enige jaren geleden is ingezet.'
Afhankelijk
Dat de diners niet zijn inbegrepen bij de
prijs, was een bewuste keuze van Van Rijn en
Buiks. „We wilden de mensen het gevoel be
sparen dat ze in Indonesië opnieuw afhankc- -
lijk zijn van anderen bij het verkrijgen van
voedsel. Daarbij kunnen we ons voorstellen
dat je niet zo veel behoefte hebt aan de groep
als je net in je oude kamp bent geweest. Dan
wil je je met je partner terugtrekken in een
klein restaurantje." Buiks en Van Rijn bekij
ken of volgend jaar niet een andere const ntc
tie kan worden gevonden voor het avonde
Dat de reis volgend jaar wordt herhaald,
staat vast. Een aantal malen zelfs en voor ver
schillende groepen. De organisatie denkt aan
oud-strijders, maar ook weer ex-gevangenen.
„Er zitten heel wat instanties over onze
schouders mee te kijken hoe deze eerste reis
uitpakt. AJs alies goed gaat kunnen we in dr
toekomst veel meer mensen helpen. Juist ook
degenen die het dit jaar nog niet aandurfdert
of die nog even wat wilden sparen." Bij suc
ces blijft Indonesië niet het enige reisdoel
„Wie weet gaan we over tien jaar met groe
pen naar Joegoslavië."
De auteur van dit verhaal reist met het
gezelschap mee. Begin november verschijnt
een verslag van de reis In deze krant.