Van 'pottekijker' tot modern bestuurder Historisch eten in Archeon rv ZATERDAG 3 OKTOBER 1992 ZATERDAGS BIJ VOEGSFL Gerard Toon 'De kok mag zijn eigen fantasie gebruiken'. foto ben de bruyn 'Pureye van herwetencloetkens van rundvleijsch en een croesken medicijne' Het kookboek van Apisius is de bijbel van Gerard Toor. De geboren en getogen Alphenaar, 31 jaar oud, liefkoost de moderne vertaling van het boek dat deze Romein in de vierde eeuw na Christus schreef. Uitgebreid verhaalt Apisius over de gerechten die in de lusthoven werden genuttigd door keizers, kooplui en hoge legerofficieren. Toor weet precies hoe de Romeinen hun recepten maakten, alleen niet hoe ze smaakten.Apisius geeft geen hoeveelheden aan van de ingrediënten. De kok mag dus zijn eigen fantasie gebruiken. Na wat omzwervingen door Euro pa, hij studeerde voor hotel manager in Zwitserland en Duitsland, is Gerard Toor terug op geboorte bodem. Niet om hier vakantie te vieren of om zijn familie in het beroemde hotel Toor te helpen, nee, hij heeft vaste voet gezet in het archeologische themapark Archeon. Toor is benoemd tot directeur van Archeon Horeca, een besloten vennootschap die na de ope ning van het park in 1994 vier restaurants zal beheren met veertig koks en kelners in dienst. „Ik heb weliswaar de hotelschool gedaan, maar daar leer je niets over recepten uit de oudheid. Het is mijn grote persoonlijke inte resse die ligt in de experimentele archeologie, in het bijzonder de reconstructie van histori sche gerechten." Daarmee verklaart Gerard Toor zijn komst naar Archeon. „Ik maak hier van mijn hobby mijn beroep." Een keuken heeft hij nog niet in het nood- kantoortje aan De Oude Wereld in Kerk en Zanen, maar die heeft hij naar eigen zeggen ook nog niet nodig. „Deze zomer hebben we nog prehistorisch gekookt op een perso neelsuitje. Een kuil graven, daar wat gloeien de stenen in, vervolgens een in bladeren ge wikkelde vis erop en dat pakketje lekker laten stoven. Precies zoals mensen uit de oertijd dat deden. Heerlijk was het." Eland En zo zal straks ook het eten worden bereid in de steentijdgrot, de prehistorische attractie van Archeon. Hier kunnen bezoekers kennis maken met de gerechten die de zogeheten Cro Magnon mens at. Zongedroogde reepjes rendiervlees bij voorbeeld, of schraapsel van eland, of een rib van zwijn. Toon „Ik heb mijn kennis van deze gerechten natuurlijk niet uit boeken. We praten over 35.000 jaar geleden. Wel zijn er vondsten gedaan waaruit je veel kunt afleiden: botten van vogels die op een speciale manier bijeen liggen, hakresten ofbrandsporen." Ook heeft Toor veldonderzoek verricht in Lapland. „De manier van leven van de Lap pen is te vergelijken met die van de oermens uit de ijstijd. Daar heb ik gezien dat jagers rendieren schieten en vervolgens het dode dier in de kou laten liggen. Het lijk bevriest en blijft zo lange tijd houdbaar. Telkens als ze een stuk vlees willen, schrapen ze dat van die keiharde klomp af." Schraapsel van rendier misstaat daarom niet op het menu. Maar volgens Toor aten de oermensen ook wel hele bouten van het spit. „En heel veel bosvruchten, wortels en krui den. Daar kunnen wij nog wat van leren. Die mensen wisten precies wat de natuur voor eetbaars bood. Dat is iets wat wij nu absoluut Rijk Over Apisius, de schrijver van zijn lijfboek, raakt Toor moeilijk uitgepraat. „Dat was een excentrieke figuur. Hij was verschrikkelijk rijk, spendeerde al zijn geld aan weelderige maaltijden. Totdat hij bijna bankroet was, toen heeft hij maar zelfmoord gepleegd." Apisius geeft in zijn kookboek nauwkeurig weer wat de Romeinse elite at. „Dat was niet zo maar een etentje. Het waren vaak banale orgieën. De meest exotische gerechten kwa men op tafel. Flamingo, pauw. zwaan of struisvogel en dat alles extra gekleurd en ge parfumeerd met bijzondere kruiden. Ze dronken liters wijn en aten groenten als as perges, wortels en bieten. Nee, tomaten, aardappels en paprika's kenden ze nog niet. Suiker overigens ook niet. Alles werd met ho ning zoet gemaakt." In de Romeinse herberg van Archeon wordt het straks mogelijk om zich evenals de decadente Apisius over te geven aan een ab surde maaltijd. „Het leuke van zo'n exclusief menu is dat we er ook amusement bij bren gen, met toneelspelers en dansers en zo. Maar men kan ook kiezen voor een eenvou diger menu. Gerstesoep met een wijnbroodje bijvoorbeeld, of schnitzel in witte saus, of ge kookte ham in vijgensaus." Sober In schril contrast met het rijke Romeinse le ven staat het sobere leven in de Middeleeu wen. „Eigenlijk zijn de kloosters uit die tijd op kookgebied het enige lichtpunt. Die zijn ook mijn bron van kennis. Ik gebruik onder meer de vertalingen van lohanna van Winter, een freule uit Utrecht die receptenboeken uit de vToege Middeleeuwen heeft bewerkt. Van de late Middeleeuwen en met name het kloosterleven is meer bekend door de ge schriften van monniken." De gerechten uit deze periode komen al meer in de buurt van wat de huidige mens gewend is. „Zuivelprodukten als boter en kaas werden 'in'. De monniken waren ook de eersten die boomgaarden en tuinen aanleg den en met veeteelt begonnen. Ze maakten ook brood en vlaaien. En zij introduceerden het bier. Dat komt van oorsprong uit Mes- opotamië nog voor de Romeinse tijd. maar de Romeinen dronken geen bier. Zij zijn juist weer degenen die de wijngaarden in Frank rijk hebben aangelegd", legt Toor uit. Het platteland heeft duidelijk een plaats veroverd op de menukaart van het Middel eeuwse klooster in Archeon. „We blijven in dit geval in stijl. De naam van de gerechten is gespeld zoals in de oude boeken. Zo dienen we vooraf een pureye van herweten op. dat is erwtensoep. En wat dacht je van cloetkens van rundvleijsch als hoofdgerecht, oftewel gehaktballetjes. Als drankje schenken we een croesken medicijne leghen vercautheit, thee dus. We vertellen bij elk gerecht waar het vandaan komt en wie wil, kan het recept meekrijgen." Maar voor het zo ver is. moet Gerard Toor nog heel wat experimenteren. Want Apisius gaf geen hoeveelheden aan van de ingrediën ten: „Ik probeer alles eerst uit. En als het lek ker is, gaat het op het menu." Futuristisch Het vierde restaurant van Toor krijgt, hoe kan het anders, een futuristisch karakter. Het wordt ondergebracht in het entreegebouw van het park. dat is het glazen paviljoen dat nu nog in Sevilla op de wereldexpo Neder land vertegenwoordigt. „Ie kunt daar modern eten. Zelfbediening en betaalbaar. Het gros van de bezoekers bestaat toch uit gezinnen met kinderen, die moet je niet wegjagen met dure menu's. Overigens doen we wel meer culinaire concessies. In het park komen ook nog eens aparte snacktenten voor de frieten en kroketten." Commissaris Koningin 'geen politieke kneus' Een deerniswekkend figuur, met totaal oninteressant werk, dat eigenlijk parttime zou kunnen worden gedaan. Drie kwalificaties van vroegere commissarissen van de Koningin (VanAgten Geertsema) over zichzelf en hun functie. Is commissaris van de Koningin echt zo'n nare baan De Leidse politicoloog J. W. Janssens probeert antwoord te geven op die vraag in zijn proefschrift over 'hisforie en functioneren' van het ambt. e promovendus schetst de rol W van de ambtsdrager die in 1814 in het leven werd geroepen als 'pottekijker van de koning in de provincie' en die zich in deze tijd heeft ontwikkeld tot een belangrijke schakel tussen verschillende be stuurslagen. Janssens stelde zichzelf de vraag of commissaris van de Koningin 'een deer niswekkend ambt, een part-time job en een anachronisme' is geworden. Voor het ant woord had hij drie jaar onderzoek en een proefschrift van ruim 400 pagina's nodig. De ze week promoveerde hij aan de Leidse uni versiteit op 'een dik maar leesbaar boek.' „Ik zal er wel op worden aangevallen dat het veel te anekdotisch is. Maar dat is voor de krant juist leuk natuurlijk." Pikant Janssens lepelde veel pikante politieke feitjes uit de archieven. Zo schakelde in de jaren vijftig de Noordbrabantse commissaris De Quay zijn vrouw in bij de selectie van burge meesterskandidaten. Een andere commissa ris gebruikte daar zelfs zijn chauffeur voor. Ook uit andere bronnen dan alleen archief stukken hoorde de politicoloog sappige ver halen over het ambt. Voor zijn onderzoek sprak Janssens met tientallen (voormalige) commissarissen, gedeputeerden, ministers van binnenlandse zaken, griffiers, kabinets chefs en andere functionarissen. Een opsomming van de taken van de com missaris doet de huidige functionaris geen recht, meent de promovendus. Het unieke van het ambt zit 'm in de tweeslachtigheid: de commissaris is noch een rijksambtenaar noch een provinciaal bestuurder. Janssens: „Zijn belangrijkste taak is het behartigen van de provinciale belangen. Maar dat staat ner gens in de wet." Volgens de promovendus is wel duidelijk dat het zwaartepunt van de functie steeds meer naar de provincie verschuift. „In de prille eenheidsstaat die Nederland in 1814 was, moest de commissaris als de man van de koning voorkomen dat de provincies hun eigen weg gingen. Nu is de commissaris vooral belangenbehartiger voor zijn provin- Burgemeester Een belangrijke taak voor de commissaris is weggelegd bij burgemeestersbenoemingen, ook al is op dit gebied volgens Janssens zijn invloed tanende. Dat is te wijten aan de ver trouwenscommissie uit de gemeenteraad, die tegenwoordig in bijna elke plaats een dui delijk profiel maakt van de gewenste burge meester. „Toch kan de commissaris nog wel degelijk een rol spelen," meent de promovendus. „In kleinere gemeenten zijn er soms wel tachtig kandidaten voor een burgemeesterspost. De commissaris maakt daar een eerste selectie uit. Vaak belt hij dan met collega-commissa rissen om wat te weten te komen over be paalde kandidaten. Met een aantal mensen voert hij gesprekken." Een andere duidelijk omschreven taak van de commissaris is zijn positie als voorzitter van het college van gedeputeerde staten, het dagelijks bestuur van de provincie. Daarnaast is hij tot nu toe werd slechts één keer in de geschiedenis een vrouw benoemd voorzit ter van provinciale staten. De wijze waarop een commissaris zijn voorzitterschap vervult kan sterk worden be paald door persoonlijke interesses. Janssens levert een aantal aardige voorbeelden. „De Friese commissaris Wiegel is bijvoorbeeld meer geïnteresseerd in economische zaken dan in cultuur. Van Agt spitste de oren als er iets over de gemeente Sint Willibrord werd gezegd, want die plaats schijnt belangrijk te zijn voor het wielrennen." Een slecht betaalde baan is het commissa risschap nooit geweest, maar toch hebben kandidaten de functie geweigerd omdat zij onvoldoende vermogend waren. De repre sentatieve verplichtingen, zoals uitgebreide ontvangsten en het onderhoud van een pres tigieuze ambtswoning kosten handenvol geld. Gevolg was dat het ambt in sommige provincies dynastieke trekjes kreeg, waarbij 'oud geld' goed vertegenwoordigd was. Nog in de jaren vijftig van deze eeuw moest W. de Gaaij Fortman de baan weigeren wegens geldgebrek. Later kwam hij nog goed terecht als minister van binnenlandse zaken in het kabinet Den Uyl. De benoeming van een nieuwe commissa ris van de Koningin lijkt formeel een eenvou dige zaak. De functionaris wordt benoemd door de Kroon, de minister van binnenlandse zaken beslist. In de praktijk verloopt niet één benoeming op dezelfde manier, zo bleek Janssens tijdens zijn onderzoek. Pressiegroe pen uit de provincie en uit de Haagse poli tiek, politieke partijen en andere belangheb benden proberen hun invloed te doen gel den. Duidelijk is wel dat overal de rol van de vertrouwenscommissies uit de provinciale staten groter wordt. Opvallend is de positie van de koningin in dit politieke spel. Volgens Janssens heeft zij nog 'een kleine invloed.' „Iemand die voor de koningin niet acceptabel is wordt het niet, maar dat is de laatste twee decennia niet meer voorgekomen. De laatste was oud-mi nister Struyken, in de jaren zestig." De weigering van koningin Juliana om hem te benoemen vond Janssens in verschil lende bronnen. Hij raadpleegde het dagboek van de toenmalige premier De Quay, die schreef dat 'ze het hem niet gunde'. Ook in de notulen van de ministerraad las hij er in bedekte termen iets over. Ten slotte sprak de promovendus met de toenmalige minister van binnenlandse zaken Toxopeus en andere hoofdrolspelers. Zo vernam Janssens dat het kabinet zelfs (de eerste vrouwelijke) minister Marga Klompé vergeefs naar Soestdijk stuur de om Juliana over te halen. Achtergronden Het verschijnsel dat kandidaten uit de Haag se politiek een gooi deden naar de functie dateert van na de Tweede Wereldoorlog. In de jaren vijftig kwamen a-politieke benoe mingen nog veel voor, een commissaris moest tenslotte boven de partijen staan. Be stuurlijke ervaring was de enige harde eis die werd gesteld. Later politiseerde het ambt, commissarissen moesten zelf invloed verwer ven en hun provincie in 'Den Haag' kunnen verkopen. In de jaren zestig werd het ambt een tijd lang gezien als een parkeerfunctie voor uitge rangeerde (Haagse) politici. Een krant noem de het zelfs een 'asiel voor politieke kneus jes', maar daarmee wordt de betrokkenen onrecht gedaan, vindt Janssens. De als minis ter mislukte Van Rooy was dertien jaar lang gouverneur in Limburg en ook commissaris Kranenburg hield het in Noord-Holland 12 jaar vol in zijn 'troostfunctie'. Bij deze benoemingen speelden persoon lijke sentimenten duidelijk een rol bij de toenmalige minister van binnenlandse zaken Toxopeus, zo bleek Janssens tijdens een ge sprek met deze liberaal. „Die mensen zaten te verpieteren in de kamerbankjes en hij had echt het gevoel dat hij iets voor ze moest doen." Tegenwoordig is een in Den Haag mislukte politicus onaanvaardbaar voor de provinciale vertrouwenscommissies. Een recent voor beeld is René van der Linden, die enkele ja ren geleden als staatssecretaris moest aftre den in verband met de paspoortaffaire. Zijn kandidatuur voor 'Limburg' was een publiek geheim. Janssens: „Hij was 'politiek bescha digd' en dus ongeschikt voor de functie." De commissaris van de Koningin mag ten slotte geen deerniswekkend figuur zijn. J.W. Janssens: 'Het ambt biedt geen asiel aan politieke kneusjes.'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1992 | | pagina 31